Home » 2023 » januari (Pagina 5)

Maandelijkse archieven: januari 2023

Twee akkers bouwland van Gerritgen Eerst van Meerten en Nelleken Ernsten van Meerten in ‘Protokollen van bezwaar der Gerichtsbanken van Kesteren en Zoelen’

Onlangs kocht ik via een antiquariaat enkele transcripties van diverse protocollen uit ambt Neder-Betuwe. “Volgens ordonnantie van 23 juli 1651 werd voor het kwartier van Nijmegen vastgesteld dat ten behoeve van de zgn. vrijwillige rechtspraak protokollering [sic] zou moeten plaatsvinden. De invoering daarvan vond zijn beslag bij resolutie van 13 februari 1654.” De transcriptie werd gedaan door drs. W.F.M. Ahoud te Arnhem. Hij heeft daarbij ook een index gemaakt. Er zijn enkelen akten die gaan over telgen uit de geslacht Van Meerten (zij het dat ze zijdelings aan bod komen). Een enkele akte gaat over (geleend) bezit van telgen uit dit geslacht. Zo ook hieronder over Gerritgen Eert (Ernsten (?)) van Meerten en Nelleken Ernsten van Meerten.1

“fol. 51. 303) Maurik, 25.3.1653. Jacob Lenertss en Gerritgen Eerst van Meerten2, el., en Nelleken Ernsten van Meerten cum tutore Christiaen Peter Plessius, prom. Aan jr. Wilhem van Golsteijn 200,-  c.i., uit twee derdeparten van 7 akkers bouwland onder Maurik, tezamen groot 2 morgen 2 hond, boven naast de wetering of tochtgraaf, beneden de vikarie St. Crusis, genaamd de Corte Ackers. N.B. in 1654 hebben jr. Willem van Golsteijn en juffr. Hadewich van den Steenhuijs el., deze obligatie getransporteerd aan Dr. Cornelio de Leuw, predikant te Doorn.”

Voetnoten

Overname van huis, hof en boomgaard door Hendrik van Meerten en Adriaantje van de Peppel in ‘Protocol van Bezwaar kerspel Ingen’

De Osenvorenreeks, te vinden in de studiezaal van Historische Kring Kesteren en omstreken (HKKO), bevat een schat aan informatie voor genealogisch onderzoek. Hieronder wordt protocol 332 (folio 223-223v.) weergegeven uit dit Rechterlijk Archief Nederbetuwe. Het gaat over de al eerder hier aangehaalde Peter van Meerten en Jantje van Lienden, die in 1764 blijkbaar al overleden zijn. Hun hier genoemde kinderen zijn: Bart van Meerten, Jacob van Meerten, Hendrik van Meerten en Adriaantje van Meerten. Hendrik neemt hier het voorouderlijk huis van vader Peter en moeder Jantje over.1

Transport van de erfgenamen van Peter van Meerten en Jantje van Lienden echteluijden, aan Hendrik van Meerten et uxor.”

De gezamentlijke erfgenaamen van wijlen Peter van Meerten en Jantje van Lienden echteluijden, met namen Bart van Meerten en Anna Margrieta Humars echteluijden, Jacob van Meerten en Margrieta van Brink echteluijden, Willem van Merkesteijn en Adriaantje van Meerten meede echteluijden, hebben, de vrouwen cum tutore, gecedeert ende getransporteert aan ende ten erffelijke behoeve van Hendrik van Meerten haaren broeders en Adriaantje van de Peppel echteluijden zeker huijs, hof en het boomgaartje daar annex, zijnde groot in zijn bepaaling ongeveer een half hont, staande ende geleegen in het dorp van Ingen oost en noorden oost en noorden de gemeene straat, west Dirk van Hoeven en zuijden de weduwe van Gerrit van der Horst ofte wie etc., bekennende de transportanten van de koopspenningen ad driehondert guldens voldaan ende betaalt te zijn met belofte van vrijing en whaaring, zijnde het voornoemde goed alleen belast met de onderhouding van het ordinaire zandpad als van ouds, vermoogens transport van den 10e julij 1762 geschreeven op een zegel van 24 stuijvers en door de transportanten en geërfde getuijgen beteekent. Geregistreert den 14e maij 1764.

#Solvit den 40e penning met seven gulden tien struijvers op den 5e julij 1762.#

Voetnoten

Anderhalve morgen bouwland van de erfgenamen van Peter van Meerten en Jantje van Lienden in ‘Protocol van Bezwaar kerspel Ingen’

De Osenvorenreeks, te vinden in de studiezaal van Historische Kring Kesteren en omstreken (HKKO), bevat een schat aan informatie voor genealogisch onderzoek. Hieronder wordt protocol 328 (folio 222-222v.) weergegeven uit dit Rechterlijk Archief Nederbetuwe. Het gaat over de al eerder hier aangehaalde Peter van Meerten en Jantje van Lienden, die in 1764 blijkbaar al overleden zijn. Hun hier genoemde kinderen zijn: Bart van Meerten, Jacob van Meerten, Hendrik van Meerten en Adriaantje van Meerten.1

“#Transport van de erfgenamen van Peter van Meerten en Jantje van Lienden echteluijden aan Dirk van de Haar en IJzabel van Wijk echteluijden.#

De gezamentlijke erfgenamen van wijlen Peter van Meerten en Jantje van Lienden in leeven echteluijden, met namen Bart van Meerten en Anna Margrieta Humars echteluijden, Jacob van Meerten en Margrita van Brink echteluijden, Hendrik van Meerten en Adriaantje van de Peppel echteluijden, en laatstelijk Willem van Merkesteijn en Adriaantje van Meerten echteluijden, de vrouwen cum tutore marito, hebben in vrijen eijgendom getransporteert aan ende ten erffelijke behoeve van Dirk van de Haar en IJzabel van Wijk echteluijden, zeekere anderhalve mergen bouwland geleegen onder den kerspel van Ingen op Klinkenberg, oost de gemeene straat, west en zuijden de Kesterse Weetering en noorden Willem Barten van Lienden of wie etc. (zie hieronder, JvM) bekennende de transportanten van de koopspenningen ter somma van hondert vijfentwintig guldens voldaan ende betaalt te zijn met belofte van vrijiing en whaaring, zijnde het voorschreven goed belast met de onderhouding van het zandpad als van ouds, vermoogens transport van den 10e julij 1763 geschreeven op een zegel van agt guldens en door de transportanten echteluijden en geërfde getuijgen beteekent. Geregistreert den 5e maart 1764.

#Solvit den 40e penning met drie guldens 1 stuijver 8 penningen op den 1e jannuarij 1762.#”

Voetnoten

Twee stukken land van Bart van Meerten en Anna Margrita Himmers als erfgenamen van Peter van Meerten en Jantje van Lienden ‘getransporteerd’ in ‘Protocol van Bezwaar kerspel Ingen’

De Osenvorenreeks, te vinden in de studiezaal van Historische Kring Kesteren en omstreken (HKKO), bevat een schat aan informatie voor genealogisch onderzoek. Hieronder wordt protocol 325 (folio 220v.-221) weergegeven uit dit Rechterlijk Archief Nederbetuwe. Het gaat over de al eerder hier aangehaalde Peter van Meerten en Jantje van Lienden, die in 1764 blijkbaar al overleden zijn. Hun hier genoemde kinderen zijn: Bart van Meerten, Jacob van Meerten, Hendrik van Meerten en Adriaantje van Meerten.1

“#Transport van Bart van Meerten aan Garrit Wijkniet en Hendrina van den Weert egteluijden.#

Bart van Meerten en Anna Margrita Himmers egteluijden, Jacob van Meerten en Margrita van Brink egteluijden, Hendrik van Meerten en Adriana van de Peppel egteluijden, Willem van Markesteijn en Adriaantje van Meerten egteluijden, kinderen en erfgenaamen van Peter van Meerten en Jantje van Lienden in leven egteluijden, de vrouwspersoonen gesterkt haec cum tutore marito, hebben getransporteert aan Garrit Wijkniet en Hendrina van de Weert egteluijden, ongeveer ses en een half hont land onder Ingen, oost een gemeene straat, zuijden Dirk van Meerten, west de algemene Weteringh, noorden verkooperen selvs, belast met een jaarlijkse uijtgank ad drie gulden agtien stuijvers aan de Kerk van Ingen en een tijns van vier penningen aan den Huijse Wiel en met het halve santpad aan den beneedenkant; item eene mergen drie houd bouland aldaar, oost een gemeene straat, zuijden de verkooperen, west de gemeene Weteringh, noorden Jan van Dorland, sijnde vrij allodiaal goet en dat voor de zomma van driehondert tien gulden, waarvan transportanten bekennen voldaan te sijn, met belofte van vrijing en waaring en suijvering der ongelden tot 1762 incluijs, vermogens transport geschreeven op een zegel van 24 stuijvers van dato 28e december 1763 door transportanten en geërfde getuijgen beteekent. Geregistreert den 16e jannuarij 1764.

#Solvit 40e penning met negen gulden veertien stuijvers twee penningen den 10e jannuarij 1763.#”

Voetnoten

Bouwland van Peter van Meerten en Jantje van Lienden in ‘Protocol van Bezwaar kerspel Ingen’

In het studiecentrum van de Historische Kring Kesteren en omstreken (HKKO) is een schat aan genealogische informatie te vinden. Veel oude data is getranscribeerd. Een bekende reeks met transcripties is de zogenoemde Osenvorenreeks waar onder andere (een deel van) het Rechterlijk Archief Nederbetuwe te vinden is. Hieronder een stukje over een telg van het geslacht van Meerten uit de eerste helft van de 18e eeuw. Protocol 170 (folio 119v.) heeft alles te maken met deze telg en zijn (gehuurde) bezit.1

Peter van Meerten2 en Jantje van Lienden egteluijden, zij vrouwe cum tutore marito3, aan ons te kenne gevende dat desselvs huijsinge tot Ingen daar tans in wonende, ten protocol van beswaar verboden staat voor zeekere somma gelds, schuldigh bekent aan den heer capiteijn Rijns, zijnde meede onder hetzelve verband geleegen en verbonden 2 morgen bouwlandt en 1 ½ hondt en …  boomgaards tot Ingen geleegen welke laast genoemde goederen bij mageschijt van dato den 26e december 1741 aan onse swager Arien van de Weert door ons ende verdere erfgenamen van onze zuster zaliger Jantje van Meertten is aanbedeeld, overzulx verklaarden de comparanten egteluijden voorschreeven tot securiteijt van gemelte Arien van de weert tot een waarborgh aan te stellen, gelijk doende bij deezen eerstelijk 1 ½ mergen bouwland op den Brinck geleegen ompaalt ten oosten en westen de Weteringh zuijden de erven van Wouter Brandse en noorden Gijsbert Dorlandt (zie linksonder, JvM); item nog 1 ½ merge bouwland op Harmoeskamp, daar oost en noord de straat, zuijd de Weteringh en west Willem Barten naast geleegen zijn (zie rechtsonder, JvM), de bijde voorschreeven percelen goederen onder het kerspel Ingen geleege en dat zoolange tot het capitaal aan de heer Ruijs voornoemt afgelegt ofte het aan Arien van de Weert aangedeelt goed vrij gemaekt en van het verband zal weezen ontzlagen. Des ten waarheijds oirconde hebben de comparante egteluijden dese beneffens de ondergeschreeven geërfde getuijgen beteekent den 26e december des jaars 1741 en waaren onderteekent: Peter van Meerten, Jantje van Lienden, G. van Wijck als geërfde getuijgen, C. van Snoekeveldt als geërfde getuijgen. Geregistreerdt den 17e januari 1752.

#Dit verbant op versoeck van Arien van de Weert den 14e januarij 1764 gecasseert en gerojeert actum den 16e januarij 1764.#

Voetnoten

Grafsteen van Elizabeth Gerritsen (1905-1993) en Hendrik van Leeuwen (1894-1979)

Grafsteen van Elizabeth Gerritsen (1905-1993) en Hendrik van Leeuwen (1894-1979). Foto genomen door Jan van Meerten op 18 mei 2021.

Hierboven wordt de grafsteen van Elizabeth Gerritsen (1905-1993) en Hendrik van Leeuwen (1894-1979). Elizabeth Gerritsen werd op 18 juli 1905 geboren1 en is overleden op 30 januari 1993. Voor de vermelding van deze gegevens staat: “En onze lieve zorgzame moeder, pleegmoeder en oma.” Hendrik van Leeuwen werd geboren op 12 januari 18942 en is overleden op 17 juni 1979. Voor de vermelding van deze gegevens staat: “Ter nagedachtenis aan mijn lieve man, onze zorgzame vader en opa.” Het echtpaar ligt begraven op de Algemene Begraafplaats Markstraat te Kesteren, met plaatsaanduiding 0351 en 0352.3 Elizabeth Gerritsen was een dochter van Gerrit Gerritsen (1881-1964) en Meggel van Meerten (1881-1907).4

Extra Foto’s

Foto 1.
Foto 2.
Foto 3.

Voetnoten

Grafsteen van Cornelis Gerritsen (1904-1973) en Gerritje van Blijderveen (1904-1994)

Grafsteen van Cornelis Gerritsen (1904-1973) en Gerritje van Blijderveen (1904-1994). Foto genomen door Jan van Meerten op 18 mei 2021.

Hierboven wordt de grafsteen van Cornelis Gerritsen (1904-1973) en Gerritje van Blijderveen (1904-1994). Cornelis Gerritsen werd op 10 januari 1904 geboren1 en is overleden op 10 juli 1973. Voor de vermelding van deze gegevens staat: “Hier rust mijn lieve man, onze vader en opa.” Gerritje van Blijderveen werd geboren op 28 april 19042 en is overleden op 30 september 1994. Voor de vermelding van deze gegevens staat: “En onze lieve moeder en oma.” Het echtpaar ligt begraven op de Algemene Begraafplaats Markstraat te Kesteren, met plaatsaanduiding 0022 en 0023.3 Cornelis Gerritsen was een zoon van Gerrit Gerritsen (1881-1964) en Meggel van Meerten (1881-1907).4

Extra Foto’s

Foto 1.
Foto 2.

Voetnoten

Transcriptie boek ‘Genealogie Van Abcoude van Meerten’ – Een overzicht

Het Utrechts Archief is in het bezit van een genealogisch boek van het geslacht Van Abcoude van Meerten. Het boek is geschreven in 1684 en bevat veel informatie over deze nu (bij mijn weten) uitgestorven tak die de naam Van Abcoude voor Van Meerten kreeg. In 2020 was ik in Het Utrechts Archief en heb ik het boek op de foto gezet. Ondertussen zijn de bladzijden door een vrijwilliger ook gescand en online gezet. De komende tijd hopen we, als de Heere leven en de gezondheid geeft het boek te transcriberen. We gaan daarbij kriskras door het boek heen. Om overzicht te houden ziet u hieronder onder elk paginanummer een link staan naar de getranscribeerde pagina. Veel leesplezier!

Inhoud

De tweets van atheïstisch filosoof Boudry en het methodologisch naturalisme

Enige tijd geleden stuurde Maarten Boudry enkele tweets de lucht in, waarin de loftrompet werd opgestoken over een artikel dat verschenen is in 2019 en waarin de houdbaarheid van het methodologische naturalisme wordt besproken. Maarten Boudry is een filosoof en atheïst en af en toe houdt hij zich bezig met de evolutie-schepping-discussie, waarbij hij uiteraard massief op het evolutionistische spoor zit.

Pragmatisch methodologisch naturalisme

Het grote probleem met de evolutietheorie is, dat men meent dat wetenschappelijk onderzoek naturalistisch te werk moet gaan. Men denkt dat er niet mag worden verwezen naar iets bovennatuurlijks. Nu betekent dit niet dat men moet denken dat er geen god is, dat heet ontologische naturalisme, maar alleen dat men met bovennatuurlijk handelen geen rekening mag houden. Dat heet methodologisch naturalisme. Er worden dan twee rechtvaardigingen van methodologisch naturalisme gegeven. De eerste is, dat natuurwetenschappelijk onderzoek vanuit de eigen aard geen rekening mag houden met het bovennatuurlijke, omdat het natuurlijke verschijnselen bestudeert. Dat heet intrinsiek methodologisch naturalisme. Deze rechtvaardiging voldoet niet omdat het onnodig aanneemt dat iets natuurlijks niet door iets bovennatuurlijks kan zijn veroorzaakt. De tweede gezochte rechtvaardiging is dat uit de resultaten van de wetenschap blijkt, dat het naturalisme uiterst succesvol is, en het bovennatuurlijke als verklaring dus overbodig. Dat noemt men pragmatisch methodologisch naturalisme Deze benadering voldoet niet omdat er wel degelijk verschijnselen zijn waarvan de oorsprong niet op een natuurlijke wijze verklaard kan worden. Die gaten in onze kennis zijn met de stand van de wetenschap alleen maar groter geworden. Boudry is aanhanger van het pragmatisch methodologisch naturalisme. Meerdere artikelen over het methodologisch naturalisme zijn te vinden op de website van Logos instituut, onder andere waarin ik enkele wetenschappelijke artikelen bespreek die het methodologisch naturalisme bestrijden.

Onjuist

Het hele concept van methodologisch naturalisme wordt echter door Sandy C. Boucher in International Journal for Philosophy of Religion1 in een artikel met als titel Methodological naturalism in the sciences als onjuist gekwalificeerd. De samenvatting van het artikel van Boucher is als volgt:

Creationisten hebben lang betoogd dat de evolutiewetenschap toegewijd is aan een dogmatische metafysica van naturalisme en materialisme, die gebaseerd is op geloof of ideologie in plaats van bewijs. Het standaard antwoord hierop is geweest dat men erop wijst dat wetenschap niet is toegewijd aan een dergelijke metafysische doctrine, maar alleen aan een methodologische versie van het naturalisme. Volgens deze methodologische versie mag wetenschap alleen een beroep doen op natuurlijke entiteiten en processen. Maar dit hele debat veronderstelt dat er een duidelijk onderscheid is tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke, en dat naturalisme dus een betekenisvolle doctrine is. Ik betoog dat deze veronderstelling onjuist is. De concepten van het natuurlijke en het bovennatuurlijk zijn in feite hopeloos duister, zodat de bewering dat de wetenschap zich committeert aan methodologisch naturalisme niet kan worden waargemaakt. Dit is echter geen overwinning voor anti-naturalisten; expliciet bovennatuurlijke theorieën, zoals het creationisme, kunnen namelijk wel wetenschappelijk worden uitgesloten als a priori onsamenhangend, aangezien ze voor hun begrijpelijkheid veronderstellen dat er een zinvol natuurlijk-bovennatuurlijk onderscheid is. Dit is echter niet het geval voor standaard wetenschappelijke theorieën want dat zijn niet expliciet naturalistische theorieën; ze postuleren geen natuurlijke of fysieke entiteiten of processen als zodanig.

Het bovengenoemde artikel bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt betoogd dat er geen scherpe lijn is te trekken tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. Dit deel is redelijk overtuigend. In het tweede deel wordt gezegd dat het creationisme op voorhand al afvalt maar er wordt geen enkel zinnig argument voor gegeven en de auteur lijkt niet te beseffen dat deel één en deel twee met elkaar in tegenspraak zijn.

Deel één

Het valt de auteur op dat er in artikelen die gaan over het naturalisme vaak geen definitie wordt gegeven van wat natuurlijk en wat bovennatuurlijk is. Een definitie zou kunnen zijn: “to be natrual is to be potentially scentifically investigable/explainable.” Het aparte is dat als iets bovennatuurlijks zou blijken wetenschappelijk legitiem te zijn, het per definitie natuurlijk is geworden. Het idee van een wetenschappelijke theorie over iets bovennatuurlijks zou dan een tegenstelling in termen zijn.

Een andere oplossing die niet werkt is, dat het natuurlijke gaat over wetten. Het probleem hiermee is dat empiristen soms ontkennen dat er zoiets als natuurwetten zijn. Daarnaast kun je prima naturalist zijn zonder in natuurwetten te geloven.

Een ander voorstel is het natuurlijke te vereenzelvigen met het materiële/fysische. Dit ziet de auteur als de meest veelbelovende beschrijving van het natuurlijke. Als dit het niet doet, dan ziet hij geen betere optie. Echter, tegen deze definitie kan een argumentatie worden ingebracht die Hempels dilemma heet, naar de bedenker Hempel (1980). Fysicalisme is grofweg de zienswijze dat de enige dingen en eigenschappen bestaan die of te reduceren zijn tot of superveniëren op fysieke dingen of tot eigenschappen. Nu komen twee vragen naar boven: 1) Wat is het voor een ding of eigenschap, fysisch te zijn?, en 2) Wat is het om tot zo iets te reduceren of op te superveniëren?

Het antwoord op deze vragen kan gebaseerd worden op de huidige wetenschappelijke kennis. In dat geval gaat het fout want de geschiedenis leert ons dat de kennis altijd na enige tijd achterhaald is. Het antwoord kan ook gebaseerd worden op toekomstige of potentiele wetenschappelijke kennis. Dan ontgaan we de eerste fout maar wordt de definitie gelijk nietszeggend.

In het verleden is duidelijk gebleken dat we het natuurlijke soms moesten uitbreiden met entiteiten waarvan vooraf zou kunnen worden gedacht dat die bovennatuurlijk zijn. Bijvoorbeeld de krachten van Newton. Toch leidde de ontdekking van krachten er niet toe, dat fysicalisten stopten fysicalist te zijn. Nu zijn er mensen die stellen dat we de huidige fysica veel breder moeten definiëren.

Vincente heeft de volgende definitie van fysicalisme als de claim dat ‘every-thing that exists comes down to a list of conserved quantities, bodies that possess them, and the forces that mediate their exchange’. Ook deze definitie is niet breed genoeg. Men kan zich een fysica voorstellen die uiteindelijk deze zienswijze vervangt. Hebben kwantum-verschijnselen hier eigenlijk al geen inbreuk op gemaakt?

Daarna gaat de auteur een andere weg: “to be physical and consistent with physicalism, is to be sufficiently similar to the things that we all know intuitively are paradigmatically physical”. Hier wordt voorbij gegaan aan de radicaliteit van de visie van de auteur. Het is namelijk niet alleen zo dat we op dit moment nog niet weten wat het verschil tussen natuur en bovennatuur is, maar we zullen dat in de toekomst ook niet te weten komen. Het verschil kan op geen enkele bevredigende manier worden weergegeven. Onze intuïtie is dus niet geldig. Daar kan dus niet aan worden gerefereerd.

Op zich is dit een redelijk betoog. Omdat hier sterk benadrukt wordt dat er geen fundamenteel onderscheid is tussen natuur en bovennatuur. De auteur doet ook geen uitspraak over of de geest en het bewustzijn natuurlijk of bovennatuurlijk is. De geest volgens Descartes en het Elan Vital worden door de auteur om één of andere reden wel als bovennatuurlijk beschouwd. Evenals uiteraard geesten, spoken of God.

Deel twee

We zouden denken dat de auteur dit niet-bestaan van een verschil tussen natuur en bovennatuur gaat uitwerken voor de discussie over het methodologisch naturalisme. Je zou kunnen zeggen: feitelijk zijn er geen naturalistische theorieën en supra-naturalistische theorieën. Alle theorieën zijn er, alleen is de ene theorie waarschijnlijker dan andere. En wat men een bovennatuurlijke theorie noemt is gewoon in potentie een natuurlijke theorie, alleen wellicht wat buitenissig. Die kant gaat de auteur helemaal niet op in het tweede deel. Hier stelt hij dat creationistische theorieën, en daar plakt hij ook Intelligent Design onder, expliciet naar iets bovennatuurlijks verwijzen en daarom op voorhand afgewezen moeten worden. Hoezo? Daar geeft hij geen argumenten voor, terwijl het nogal strijdig is met het eerste deel van het artikel. En is vaak juist niet het verwijt aan creationisten,, dat ze het natuurlijke en het bovennatuurlijke vermengen, en er dus te weinig onderscheid in aanbrengen? En is het inderdaad zo dat de evolutietheorie in principe open staat voor verschijnselen die we bij de huidige stand van de wetenschap zouden beschouwen als bovennatuurlijk?

Implicaties voor het debat over methodologisch naturalisme

Als er geen manier is om onderscheid te maken tussen natuurlijk en bovennatuurlijk, dan is elke versie van methodologisch naturalisme inhoudsloos (daar ga je, Boudry). Maar omdat hetzelfde dus ook opgaat voor het verwerpen van het methodologisch naturalisme, is hier geen reden voor blijdschap voor de supranaturalist volgens de auteur. Maar de auteur heeft het hier bij het verkeerde eind. Hij schrijft “since the concept of a non-physical entity of process is incoherent, supernaturalist theories which appeal to such entities and processes, whould be rejected as incoherent”. Wat een onzinnig argument is dit! Het enige wat de auteur kan zeggen is, dat de niet-fysieke entiteit of proces mogelijk wel fysiek is, conform zijn onvermogen om onderscheid te maken. Stel, dat dat het geval is, dan is daarmee de verwijzing naar zo’n entiteit nog niet per definitie onsamenhangend. Argumenten voor deze stelling geeft de auteur niet. Bijvoorbeeld dat de entiteiten waar naar wordt verwezen nooit in de toekomst als natuurlijke of fysieke entiteiten kunnen worden beschouwd of iets dergelijks, of dat niet-fysieke entiteiten niet kunnen bestaan. Dat laatste zal ook lastig zijn want hij gaat wel een tegenargument bespreken namelijk dat getallen bestaan en getallen zijn niet-fysieke entiteiten. En getallen zijn belangrijk in de wetenschap. Maar volgens de auteur werkt het met getallen anders. Getallen zijn causaal inert. Dus fysieke entiteiten kunnen volgens de auteur wel bestaan maar ze kunnen niet causaal zijn. Het zou zinnig zijn geweest als hier een argument voor gegeven werd.

Een ander tegenargument dat hij bespreekt is, dat standaard wetenschappelijke theorieën ook onderscheid maken tussen natuurlijk en bovennatuurlijk. Hij weerspreekt dit. Hij zegt dat supranaturalistische theorieën expliciet zelfbewust supranaturalistisch zijn. Standaard wetenschappelijke theorieën (en dat is alles behalve de supranaturalistische theorieën) zijn niet expliciet zelfbewust naturalistische of fysische theorieën. Ik vraag me stellig af of deze laatste opmerking ook opgaat voor de evolutietheorie. De auteur zegt van wel, zonder onderbouwing. En om een of andere reden zou de aanduiding dat een theorie zich ergens wel van bewust is, veroorzaken dat een theorie om die reden onbegrijpelijk is en dus op voorhand kan worden afgeserveerd.

Er zijn voor de auteur geen bezwaren tegen intelligent design. Het zou zo kunnen zijn dat hyper-intelligente aliens leven op aarde brachten. Echter, er mag niet verwezen worden naar iets bovennatuurlijks; een God die leven heeft gemaakt, want dan is het onbegrijpelijk geworden. Zelfs verwijzen naar God mag dus niet. Maar, is dan een tegenargument, in andere theorieën wordt ook wel verwezen naar compleet onbegrijpelijke concepten zoals ‘dark matter’, ‘verstrengeling’ enzovoort. Dat is toch ook onbegrijpelijk? Jawel, maar op een andere manier onbegrijpelijk, volgens de auteur. Bovennatuurlijk onbegrijpelijk is zo fundamenteel onbegrijpelijk, dat het iets anders is dan ‘dark matter’. En zo schiet de auteur zich elke alinea in de voet doordat er dus kennelijk wel fundamenteel natuurlijk/bovennatuurlijk onderscheid is.

Al met al is dit artikel een eigenaardig samengesteld betoog. In het eerste deel wordt uitgebreid betoogd dat het onderscheid natuurlijk-bovennatuurlijk moeilijk te maken is. Vervolgens schiet de auteur in de stress, durft hij de consequenties van zijn zienswijze niet door te trekken en komt hij met een ad hoc-stelling om toch “bovennatuurlijke theorieën” op voorhand af te kunnen serveren. Maar uiteindelijk is dat natuurlijk onzinnig als je net betoogd hebt dat je het verschil natuurlijk- bovennatuurlijk niet goed kunt maken. Bovennatuurlijke theorieën zijn dan natuurlijke theorieën, als je als atheïst daar de voorkeur aan geeft.

Een ‘volwaardige’ bespreking van Theistic Evolution door prof. G van den Brink – Ofwel, hoe ontkracht je een onwelgevallige boodschap?

Recent schreef prof. Gijsbert van den Brink een artikeltje voor CVandaag waarin hij beweerde dat ‘al talloze malen is geprobeerd de evolutietheorie langs wetenschappelijke weg te ontkrachten – stel je voor hoeveel eer je als wetenschapper zou behalen als dat je zou lukken! – maar wat we zien is telkens weer het omgekeerde: door de tijd heen steeds verdergaande bevestigingen ervan.’ Ik heb daar een reactie op geschreven die inhoudt dat Van den Brink hier niet over kan oordelen en dat hij de vele wetenschappelijke argumenten tegen de evolutietheorie negeert.1

Theistic Evolution

Eén van de grote degelijke werken die zo’n vijf jaar geleden verschenen is, is Theistic Evolution. A Scientific, Philosophical, and Theological Critique2. Een boek van duizend bladzijden degelijke kost waarin duidelijk wordt gemaakt dat de evolutietheorie geen hout snijdt. Ze kan het ontstaan van de verschillende bouwplannen niet verklaren, en dat is nu juist wat ze wel pretendeert te kunnen. Nu heeft Van den Brink dit boek besproken in Theologia Reformata. Hij geeft aan een volwaardige bespreking geschreven te hebben en hij denkt dat een bespreking van 1 pagina een volwaardige repliek is op een wetenschappelijke verhandeling van 1007 pagina’s. Het is interessant om de benadering van Van den Brink eens te bekijken. Immers, Van den Brink denkt wetenschap serieus te nemen en hij is ervan overtuigd dat de evolutietheorie waar is, terwijl dit boek een lange weerlegging van theïstisch evolutionisme is op wetenschappelijke, filosofische en theologische gronden. Dit moet dus wel een conflict geven.

Commentaar

Allereerst zien we Van den Brink in enkele woorden aangeven dat het boek een belangrijke prestatie is en dat er veel in aan te bevelen is. Maar daarna gaat hij al snel tot commentaar over.

Ten eerste betoogt Van den Brink dat niet alle auteurs tegen Theïstische Evolutie zijn. Hij weet er zelfs één van de vijfentwintig te noemen: James Tour. Bijzonder, want Tour heeft toch een heel hoofdstuk in het boek geschreven en hij drijft toch wel nadrukkelijk de spot met evolutionisten als titel van de laatste paragraaf is: Dream on. Tour schrijft: “Would the dream team -please- assemble a living system? Take your time, folks, take a few billion years. Nothing? Well, well, well.

Ten tweede suggereert Van den Brink dat de auteurs de evolutietheorie prima vinden, omdat ze evolutie, in de zin van change over time accepteren. Van den Brink gebruikt de woorden “vast amounts of time”, maar die staan hier in het boek niet vermeld. Hier vermengt hij handig micro-evolutie en macro-evolutie, iets wat de auteurs uitdrukkelijk niet doen. De auteurs bediscussiëren en verwerpen zeer nadrukkelijk het model van gemeenschappelijke afstamming. Het idee dat mutatie en selectie in staat zijn om het ontstaan van de verschillende levensvormen te verklaren wordt grondig weerlegd.

Ten derde beweert Van den Brink dat jonge-aarde-creationisten daarom (vorig punt) weinig aan het boek zullen hebben. Dit is een onzinnig argument, want we zagen al dat Van den Brink onduidelijkheid creëert rond de term evolutie. Daarnaast is het concept Intelligent Design van nature eigen aan een creationist dus ook al is niet elke auteur van het boek een jongeaardecreationist, daarmee is de kritiek op de evolutietheorie nog wel zeer waardevol.

Ten vierde bagatelliseert Van den Brink de ernst van het falen van de evolutietheorie. Hij beaamt wel dat natuurlijke selectie geen monopolie heeft; dat het niet alles verklaart. Dat er geen kokervisie moet zijn. Maar het grote punt, dat natuurlijke selectie het ontstaan van geen enkele complexe biologische structuur wetenschappelijk kan verklaren. Het grote probleem met gemeenschappelijke afstamming, laat hij weg.

Ten vijfde negeert Van den Brink m.b.t. het filosofische deel volledig het kritiek dat de auteurs hebben op het methodologische naturalisme dat Van den Brink omarmt. Van den Brink doet net voorkomen alsof de kritiek van de auteurs niet verder gaat dan kritiek op sciëntisme. Iets wat hij onderschrijft.

Niet overtuigend

Tenslotte noemt Van den Brink drie argumenten waarom hij het boek niet overtuigend vindt:

Het eerste bezwaar is dat de auteurs met hun kritiek op de evolutietheorie een god-van-de-gaten argument zouden hebben. Het aparte is, dat in het boek het god-of-the-gaps argument uitgebreid wordt weerlegd. Dit argument van Van de Brink leunt sterk op het allereerst bagatelliseren van de kritiek van de auteurs op de evolutietheorie. Die zou slechts gaan over slechts enkele specifieke processen die nog onbegrepen zijn. Wel, die nog onbegrepen processen zullen in de toekomst vast ook nog wel worden opgehelderd. Van den Brink negeert hiermee de centrale boodschap van het boek. Met het vervolgens hanteren van het god-of-the-gaps argument zien we Van de Brink precies zo acteren als ik in mijn vorig artikel schreef. Hij heeft een deïstisch wereldbeeld waarin voor het optreden van God geen plaats is. Fysische verschijnselen hebben per definitie voor hem een fysische en geen metafysische oorzaak. God kan wonderen doen, maar Hij deed het niet.

Het tweede bezwaar is dat de auteurs in de ogen van Van den Brink een te extreme definitie van theïstische evolutie hanteren. Volgens Van den Brink zijn er fijnzinnigere vormen van TE mogelijk. De definitie waar hij naar verwijst, luidt als volgt: “God created matter and after that did not guide or intervene or act directly to cause any empirically detectable change in the natural behavior of matter until all living things had evolved by purely natural processes”. Als van den Brink deze definitie niet zou onderschrijven, dan gelooft hij volgens zijn eigen visie in een god-of-the-gaps. Dit is daarmee de visie van Van den Brink die hij dan beschrijft als extreem.

Het derde bezwaar van Van den Brink is dat het theologische deel diepgang zou missen en de moderne hermeneutiek te weinig volgt. Er wordt te weinig rekening gehouden met moderne inzichten over sporen van het zogenaamde oude-nabije-oosten-wereldbeeld. Hier kan ik persoonlijk weinig over zeggen. Al moet ik zeggen dat ik meer vertrouwen heb in een Bijbelvisie waarmee gedurende duizenden jaren miljoenen mensen zijn zalig geworden dan in een nieuwe Bijbelvisie.

Ten slotte

We zien hoe Van den Brink omgaat met een tekst die contrasteert met zijn eigen visie en die hij voor wat betreft het natuurwetenschappelijke en filosofische deel niet met argumenten kan weerleggen. Hij negeert de kernpunten. Hij haalt er enkele punten uit en masseert die zodanig dat ze geen ernstige belemmering voor de eigen zienswijze meer vormen. Daarnaast blijkt dat zijn grote probleem met het afwijzen van de evolutietheorie, deïstische denkbeelden zijn. Hoe Van den Brink nog durft beweren dat ‘al talloze malen is geprobeerd de evolutietheorie langs wetenschappelijke weg te ontkrachten (…) maar wat we zien is telkens weer het omgekeerde: door de tijd heen steeds verdergaande bevestigingen ervan.’, is me een groot raadsel. Van den Brink heeft “Moreland” in handen gehad. Hij is een intelligent man. Hij moet zich er terdege van bewust zijn, dat hij de waarheid geen recht doet. En dat is verdrietig. Daar komt alleen maar schade van.

Voetnoten