Genesis wordt veel te snel opgeofferd
Dit artikel werd samen met Jan van Meerten in 2015 geschreven.
Op zaterdag 28 november 2015 publiceerde het Nederlands Dagblad een interview met prof. dr. G. van den Brink. Wij maken graag gebruik van de mogelijkheid om hierop te reageren. Door de beperkte ruimte kunnen we helaas niet alle in het interview aangesneden thema’s van commentaar voorzien.
Volgens prof. Van den Brink spreekt de Bijbelschrijver vanuit het wereldbeeld van zijn tijd. Gewoonlijk beschrijft men dit wereldbeeld zo dat de aarde een op water en zuilen rustende schijf is die overkoepeld wordt door een eveneens op zuilen staande massieve koepel die als hemel fungeert. Deze stelling is discutabel. Zo komt bijvoorbeeld prof. dr. C. Houtman in zijn proefschrift (1974) tot de conclusie dat het Oude Testament geen dergelijk wereldbeeld kent. Ook veel exegeten nemen hier stelling tegen. Op basis van de gegevens die het OT ons aanreikt is het niet mogelijk de conclusie te trekken dat Israël een algemeen aanvaarde, systematisch opgebouwde theorie over het ontstaan, de opbouw en de inrichting van de kosmos heeft gehad. (p.195). Dat is geen 20e eeuwse uitvinding om de Schrift te redden, maar zien we ook bij iemand als William Whiston (1755).
Bij de geïnterviewde is er geen plaats voor een zesdaagse schepping. Het vierde gebod in Exodus 20 legt echter een directe verbinding tussen de werkdagen van de mens en de scheppingsdagen van God. God heeft met Zijn schepping in zes dagen de mens een ritme gegeven van zes dagen werken en één dag rust. Spreekt God Zichzelf dan tegen in Zijn Woord?
Één van de grootste probleem voor een evolutionistische benadering van Genesis is de historiciteit van Adam. Van den Brink oppert dat er zich een plotselinge bewustzijnsverwijding met vermogens van taal, communicatie, nadenken en moreel besef voor heeft gedaan. Hoe hij deze ad-hoc-constructie aan natuurwetenschappers wil gaan uitleggen is ons een raadsel. Daarnaast doet deze visie geen recht aan de Schriftgegevens. Nergens in de Schrift lezen we dat Adam en Eva in een groep hebben geleefd, laat staan dat zij voorouders hebben gehad. De Schrift spreekt van Eva als moeder van ‘alle levenden’ en Paulus spreekt over een mensheid ontstaan uit ‘enen bloede’. Hoe gaat Van den Brink om met de verklaringen van kerkvaders, reformatoren en andere theologen die vastgehouden hebben aan de historiciteit van Adam als zijnde een aparte scheppingsdaad van God? In de Gereformeerde theologie bijvoorbeeld werd ten tijde van de Verlichting het geloof in pre-Adamieten als on-Bijbels afgewezen.
Van den Brink stelt enkele retorische vragen aangaande Kaïn: Voor wie moest hij een stad bouwen? Voor wie was hij bang? Ook eerder is over deze vragen nagedacht en is men tot antwoorden gekomen. In Genesis 5:4 staat dat Adam en Eva meer kinderen hadden. Het ligt voor de hand dat Kaïn bevreesd kon zijn voor de wraak van de familie. Bij een stad in Genesis hoeven we niet meteen te denken aan een grote metropool, het bouwen van een stad behoeft niet meer ingehouden te hebben dan het omringen van één of enkele huizen met een afscheiding. Maar met de maximale leeftijden die voor de eerste mensen beschreven worden, zijn ook flinke aantallen nakomelingen mogelijk. Waarom zouden deze antwoorden niet langer volstaan?
Van den Brink offert Genesis 1-11 op aan de hedendaagse wetenschappen en hij beschouwt die hoofdstukken als onhistorisch, hoewel hiervoor geen aanwijzingen in Genesis staan. Als de prioriteit ligt bij de Bijbeluitleg is het onbegrijpelijk dat de geïnterviewde deze hoofdstukken (en de overeenkomstige passages in het Nieuwe Testament) zo gemakkelijk opoffert. Van den Brink wil in de gereformeerde traditie staan en haalt daarom onder andere Calvijn aan. Calvijn spreekt echter niet in het voordeel van theïstische evolutie. In zijn levenswerken (Institutie en Bijbelcommentaar) schrijft Calvijn dat hij gelooft in een jonge schepping die in zes dagen tot stand is gebracht. Adam en Eva worden daarbij gezien als speciale scheppingsdaad van God.
Het is niet nodig om als gelovige te zwichten voor het feit dat de meerderheid van de natuurwetenschappers toch wel heeft aangenomen dat gemeenschappelijke afstamming juist is. Dit als argument gebruiken is een drogreden. Het aantal personen is niet bepalend voor het waarheidsgehalte van een bepaalde visie. De kerk heeft in het verleden het geocentrisme als natuurfilosofie ingepast in de Schriftlezing, hoewel andere opvattingen ook toegestaan werden. Toen bleek dat dit niet juist was werd het een stok voor atheïsten om mee te slaan. We moeten daarom geen enkele wetenschappelijke theorie (noch naturalistisch noch creationistisch) leidend laten zijn bij onze Schriftuitleg. Daarnaast is de evolutietheorie in de zin van gemeenschappelijke afstamming nog lang niet het einde van alle tegenspraak. Vooral het onderste stukje van het evolutiebouwwerk: de ontwikkeling van de eerste cel, meercellig leven en de Cambrische explosie zijn een raadsel en kunnen het gebouw zomaar laten instorten. Theologie op onzekerheden en speculaties bouwen is te vergelijken met het bouwen van een huis op een zandgrond.
Dit artikel is een licht bewerkte versie van het oorspronkelijke artikel en met toestemming van de auteurs overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Hofman, H.A., Meerten, J.W. van, 2015, Genesis wordt veel te snel opgeofferd, Nederlands Dagblad 72 (19.094): 16-17.
Furebergfossen – Indrukwekkende waterval in Noorwegen
De Furebergfossen is een indrukwekkende waterval in Noorwegen. De waterval is makkelijk bereikbaar en te bezichtigen vanaf de weg. Het water stort bij elkaar zo’n 150 meter naar beneden en komt uit in de Maurangsfjorden. Vanaf de brug is de onderste 80 meter zichtbaar. Furebergfossen is ongeveer 70 meter breed. Bekijk de onderstaande twee video’s en verwonder!
Predikant drs. A. Schreuder maakt zich in voorwoord Kerkelijk Jaarboek 2022 zorgen om tanend Schriftgezag en opkomst van theïstisch evolutionisme
Ieder jaar verschijnt er binnen de Gereformeerde Gemeenten een Kerkelijk Jaarboek. Zo ook voor het jaar 2022. In het ‘Jaaroverzicht 2021’, samengesteld door predikant drs. A. Schreuder, wordt de zorg uitgesproken rond de verandering van hermeneutiek, tanend Schriftgezag en de acceptatie van Universele Gemeenschappelijke Afstamming onder christenen.1
Het loslaten van het gezag van Gods Woord is volgens predikant drs. A. Schreuder niet nieuw. “Bij verleidingen moeten we denken aan aanvallen op de leer, anders gezegd: dwalingen. Een kenmerk van dwalingen is dat ze er zomaar zijn en niet direct als dwaling herkend worden. Het machtigste wapen van de vorst der duisternis is om Gods Woord in twijfel te trekken. Al vanaf Genesis 3 zaait hij twijfel, of Gods Woord wel echt de waarheid is. Het ‘Is het ook dat God gezegd heeft…’ wordt in onze tijd allerwegen steeds krachtiger gehoord.”
Theïstische evolutie
De predikant noemt het aangrijpend dat het gezag van Gods onfeilbare Woord steeds meer in twijfel wordt getrokken, ook onder christenen. “We zien dit in de discussie rondom het thema van de schepping. De moderne mens is overtuigd van de evolutiegedachte en kan daarom niet meer uit de voeten met de historiciteit van Genesis 1 tot en met 3. Zelfs onder christenen ontstaat, onder invloed van het moderne wetenschappelijke denken, de neiging om de schepping en de evolutiegedachte met elkaar in overeenstemming te willen brengen.” Schreuder ziet dat dit laatste bij velen voor grote verwarring zorgt. Het gevolg hiervan is dat het Schriftgezag in twijfel wordt getrokken. Maar als dit het geval is, zo betoogt de predikant, ‘dan heeft dat tot gevolg dat alle kernwaarheden van het geloof op losse schroeven komen te staan’. Het leidt tot een soort relativisme van geloofswaarheden. “Als het gezag van Gods Woord niet meer onvoorwaardelijk wordt erkend, is er ook niet meer een buigen voor en onder het Woord.” De opmars van het zogenoemde theïstisch evolutionisme baart ook in de achterban van Fundamentum zorgen.2
Nieuwe hermeneutiek
Niet alleen tanend Schriftgezag vervult de predikant met zorg, ook is er een nieuwe hermeneutiek op komst. Schreuder ziet dit als een grote verleiding. Hij is positief over de klassiek gereformeerde hermeneutiek. “De klassieke gereformeerde hermeneutiek buigt voor het geopenbaarde Woord van God en begeert het Woord na te spreken in wat de Heere over de mens zegt en van hem vraagt.” Schreuder kijkt echter met grote zorg naar de nieuwe hermeneutiek, waarbinnen men nog wel zegt aan de Bijbel te willen vasthouden, maar dit ten diepste eigenlijk niet meer doet. “In de nieuwe hermeneutiek, (…), begint men eerst met de vraag wat de mens ervaart, om vervolgens terecht te komen bij de vraag hoe de Bijbel de mens anno 2021 kan helpen zijn leven te richten op God.” Dergelijke hermeneutiek zet niet de Heere en wat Hij zegt in het middelpunt (theocentrisch), maar de mens met zijn levensvragen (antropocentrisch). “Het ligt voor de hand dat op deze manier niet meer de hele waarheid van Gods Woord leidend wordt voor hoe de mens zijn leven behoort in te richten. In deze hermeneutiek begint, kortweg gezegd, het denken vanuit de mens, in plaats van het denken vanuit God en Zijn wil.” De oproep voor een theocentrische hermeneutiek en leefwijze heb ik ook gedaan in het slotakkoord van het stuk rond de visiebijeenkomst.3 Ik sluit mij dus van harte bij de woorden van drs. A. Schreuder aan.4
Klimaatverandering
De predikant maakt zich over nog meer zaken zorgen. Hij verwijst naar de eindtijd en de uitspraken van de Heere Jezus Christus over ‘allerlei verschrikkingen die op de aarde zullen komen’. De mens denkt dat het leven maakbaar is, maar er gebeuren zaken die laten zien dat de mensen broos zijn en geneigd zijn om bij God vandaan te vluchten. Schreuder memoreert daarbij aan de coronapandemie waarbij duizenden mensen het leven gelaten hebben. Ook de opwarming van de aarde baart hem zorgen. “Steeds meer wordt duidelijk dat de opwarming van de aarde een groot probleem aan het worden is en dat er snel gehandeld moet worden om dit proces te stoppen. Maar dat zal geen resultaat hebben zo lang de (westerse) mens niet geneigd is om zijn consumerende levensstandaard bij te stellen.” De predikant wijst ook op de overstromingen in Limburg en aangrenzende gebieden in België en Duitsland. Maar al deze dingen zijn het beginsel der smarten, zo geeft de Heere Jezus aan.
Losgeslagen ethiek
De autonome mens staat, volgens Schreuder, in de huidige maatschappij centraal. Het is de omgekeerde wereld. “Wie daar commentaar op heeft en verwijst naar een hogere norm, die is intolerant, onverdraagzaam en liefdeloos.” Het ongeboren leven wordt hierdoor geslachtofferd en de sterke lobby van de LHBTIQ+-gemeenschap heeft ‘overal sluipenderwijs ingang (…) gekregen’. “Het denken in genderdiversiteit wordt heel dwingend aan iedereen opgelegd en gaat gelden als de nieuwe norm in onze samenleving. Niet meer het geslacht (man of vrouw), maar gender (de beleving hoe men zich voelt) is de nieuwe norm. Over geen enkele seksuele relatie, buiten het huwelijk van man en vrouw, mag een negatief waardeoordeel uitgesproken worden.” Wie oneens is met deze ideologie van transgenderisme wordt de mond gesnoerd. “Het valt te vrezen dat de onverdraagzaamheid die nu al voelbaar is als iemand Gods Woord ter sprake brengt, een voorbode is van verdrukking.”5
Volharding
Schreuder noemt nog meer zaken waar hij zorgen over heeft. “De (…) genoemde zaken (…) maken dat het leven voor de kerk en voor de kerkmens die begeert te leven bij en uit het Woord er niet gemakkelijker op zal worden.” Daarom roept Christus in Mattheüs 24:13 ook op tot volharding. Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. “Gelukkig als door genade deze oproep weerklank vindt in ons leven.” Deze genade is strikt persoonlijk en we kunnen elkaar deze genade niet geven. Alleen door het wederbarende werk van de Heilige Geest wordt deze genade ons geschonken. Ik zou met de profeet Jeremia willen uitroepen: ‘O land, land, land, hoor des HEEREN woord!’ (Jeremia 22:29, SV).
Voetnoten
Steun de livestream ‘Inzicht’!
De onderstaande doneeractie loopt via deze link. Aanmelden om aanwezig te zijn of via de livestream mee te kijken kan via deze link. Meer informatie over het boek is te lezen via deze link.
Op 30 maart 2023 D.V. wordt de nieuwe bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht‘ gepresenteerd. Deze bundel wordt uitgegeven door Uitgeverij De Banier en staat onder redactie van Mart-Jan Paul, Wim de Vries, Benno Zuiddam en Jan van Meerten. Helaas kan ik (Jan van Meerten) deze presentatieavond vanwege grote zorgen rond mijn gezondheid niet bijwonen. Gelukkig zijn er tegenwoordig wel mogelijkheden om de avond via de livestream uit te zenden, maar hier zijn kosten aan verbonden. Het is niet alleen voor mij fijn dat ik via deze beoogde weg de boekpresentatie alsnog mee kan maken, ook allen die niet kunnen komen omwille van gezondheidsredenen, vanwege de reisafstand of andere verplichtingen kunnen zo alsnog de boekpresentatie bijwonen of later terug kijken. Het verschijnen van deze bundel is te zien als een mijlpaal voor alle academici die wetenschap willen bedrijven voor Gods aangezicht. Het is daarom van belang dat niet alleen deze bundel brede bekendheid krijgt, maar ook alles erom heen. Zou u dit project in uw gebeden willen dragen?
Om de verkoopsprijs van de bundel zo laag mogelijk te houden, in verband met de doelgroep van afgestudeerde VWO-6’ers en studenten, heeft de redactie er voor gekozen om geen royalti’s te ontvangen en krijgen de auteurs ook geen vergoeding. Ook een livestream zou de boekprijs verhogen. In het vertrouwen dat het beoogde bedrag voor de livestream binnenkomt, hebben we de stream aangekondigd. Mocht er meer binnenkomen dan het beoogde bedrag dan zal dit geld worden besteed aan verdere promotie rond de bundel (zoals advertenties in kranten en tijdschriften etc.). Zou u dit project financieel willen ondersteunen?
PS: De livestream zal worden uitgezonden via het YouTube-kanaal van De Banier. Ter zijner tijd hoop ik hieronder een link te plaatsen naar de stream.
Als de aarde stilstaat – Dr. Mart-Jan Paul werd bevraagd door CIP
Mart-Jan Paul vertelt hoe we het bijbelgedeelte over een stilstaande aarde moeten interpreteren als christenen. Prof. dr. Mart-Jan Paul beantwoordt verschillende vragen van Rik Bokelman (CIP). Dit interview is opgenomen en met dank aan CIP hieronder terug te kijken.
Bibliografie van natuur- en materiaalkundige prof. dr. Edgar H. Andrews
Prof. dr. Edgar H. Andrews (1932) is een bekende emeritus hoogleraar die overtuigd is van het klassieke scheppingsgeloof en het daarop voortbordurende scheppingsparadigma. In Nederland is hij bekend geworden door zijn, door Uitgeverij Maatkamp, vertaalde werken ‘Wie heeft God gemaakt?: Op zoek naar een allesverklarende theorie‘ (2009) en ‘Wat is de mens?: Adam, alien of aap?‘ (2018).1 Critici vinden het niet zo prettig als een geleerd man creationist is. Dat hoort bij het karikatuurbeeld dat een creationist eigenlijk geen wetenschapper zou kunnen zijn. Een evident onjuist beeld uiteraard! Een reactie op Andrews is wel eens: hij is geen expert. Bedoeld wordt dan: hij heeft weinig tot geen relevante naturalistische vakliteratuur gepubliceerd. Hieronder een overzicht van alle publicaties van Andrews in naturalistische vaktijdschriften, (bijdragen aan) naturalistisch-wetenschappelijke boeken en abstracts van presentaties op naturalistisch-wetenschappelijke conferenties. Per onderdeel staan de publicaties in chronologische volgorde en wanneer er meerdere publicaties zijn in een jaar dan staan deze op hun beurt weer in alfabetische volgorde.
Prof. dr. Edgar H. Andrews studeerde in 1953 af aan de Universiteit van Londen met een BSc. In de theoretische natuurkunde. De titel van zijn bachelorscriptie luidde: ‘?’. In 1960 promoveerde hij aan de Universiteit van Londen in de toegepaste of technische natuurkunde. De titel van zijn proefschrift was ‘Fracture phenomena in elastomers’. Daarna behaalde bij in 1968 nog een DSc. (hoger doctoraat) aan de Universiteit van Londen in de natuurkunde (specifiek polymeerfysica).
(Bijdragen aan) naturalistisch-wetenschappelijke boeken
Publicaties in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften
- Andrews, E.H., 1957, Extensometer Microscope Stage for Photoelastic Studies in Rubber, Rubber Chemistry and Technology 30 (3): 857-862.
- Andrews, E.H., 1960, Stress Waves and Fracture Surfaces, Rubber Chemistry and Technology 33 (2): 275-281.
- Andrews, E.H., 1961, Stresses at a Crack in an Elastomer, Proceedings of the Physical Society 77 (2): 483-498.
- Andrews, E.H., 1962, Crack Propagation in a Strain-Crystallizing Elastomer, Rubber Chemistry and Technology 35 (1): 210-223.
- Andrews, E.H., 1962, Spherulite Morphology in Thin Films of Natural Rubber, Proceedings of the Royal Society A: Mathematical, Physical and Engineering Sciences 270 (1341): 232-241.
- Andrews, E.H., 1963, Reinforcement of Rubber by Fillers, Rubber Chemistry and Technology 36 (2): 325-336.
- Andrews, E.H., 1963, Stresses at a Crack in an Elastomer, Rubber Chemistry and Technology 36 (3): 777-793.
- Andrews, E.H., 1965, Crystalline Morphology in Thin Films of Natural Rubber: Crystallization under Strain, Rubber Chemistry and Technology 38 (1): 45-57.
- Andrews, E.H., 1965, Spherulite Morphology in Thin Films of Natural Rubber, Rubber Chemistry and Technology 38 (1): 33-44.
- Andrews, E.H., 1967, Resistance to Ozone Cracking in Elastomer Blends, Rubber Chemistry and Technology 40 (2): 635-649.
- Andrews, E.H., 1969, Hydrogen Evolution from Natural Rubber During Tensile Tests, Rubber Chemistry and Technology 40 (2): 505-508.
- Andrews, E.H., Owen, P.J., Singh, A., 1972, Microkinetics of Lamellar Crystallization in a Long Chain Polymer, Rubber Chemistry and Technology 45 (5): 1315-1333.
Abstracts op conferenties
Is de evolutieleer verenigbaar met het klassiek Christelijk geloof?
In de jaren zestig werd de Evangelische Omroep opgericht en in de jaren zeventig de Evangelische Hogeschool. Een van de redenen was de steeds bredere aanvaarding van de evolutieleer in grote delen van de kerk. De Evangelische Omroep en de Evangelische Hogeschool wilde onder ander op dit terrein een tegengeluid geven en hebben dat ook jaren gedaan. Dat is inmiddels totaal veranderd.
Andries Knevel tekende een aantal jaren geleden voor de camera een documenten waarin hij zich verontschuldigde voor zijn vroegere overtuiging dat het Bijbelse scheppingsgeloof en de evolutieleer niet verenigbaar zijn. Aan de Evangelische Hogeschool werd een aantal jaren geleden een kinderboek gepresenteerd waarin aan kinderen wordt verteld de aap zich tot een mens heeft ontwikkeld.
De organisatie ForumC heeft al meer dan eens laten merken dat zij acceptatie van de evolutieleer geen probleem acht voor het belijden van het christelijke geloof. In hun Christelijke Dogmatiek lieten prof. dr. G. van de brink en prof. dr. C. van der Kooi weten dat zij het Bijbelse getuigenis over de oorsprong van de wereld willen verbinden met de evolutieleer. In deze zaak gaan zij in het spoor van het Christelijk geloof van prof. dr. H. Berkhof.
Van de Brink heeft deze gedachte breder ontvouwd en beargumenteerd in zijn in 2017 verschenen boek En de aarde bracht voort. Op een studiedag naar aanleiding van deze publicatie bleek dat zowel prof. dr. M. Wisse van de PTHU en prof. dr. A. Huygen van de TUA geen moeite hadden met de aanvaarding van de evolutieleer door Van de Brink. Hun kritiek is theologisch van aard maar heeft geen betrekking op de aanvaarding van de evolutieleer als zodanig.
Wisse en Huygen leggen elk hun eigen accenten in hun kanttekeningen bij de zienswijze van Van den Brink, maar wat hen verenigt is dat zij de zondeval niet als een dateerbaar gebeuren willen zien. Terwijl Van den Brink een brug probeert te slaan tussen de evolutieleer en het Bijbelse getuigenis, stelt Huygen dat wij het wetenschappelijke model van de evolutieleer en het Bijbelse getuigenis van de mens als twee perspectieven moeten zien die beiden waar zijn maar die wij niet met elkaar behoeven te verbinden. De vraag is wat dit betekent voor Adam als historisch persoon en de zondeval?
Huygen wil die als theologische maar niet als feitelijke realiteiten handhaven. De zondeval kan niet gezien worden als een dateerbaar gebeuren. Hij volgt Karl Barth als hij stelt dat wij alleen vanuit Christus over de mens, over Adam en over de schepping kunnen spreken. De bijdrage van Wisse is filosofischer dan die van Huygen. Voor hem betekent staat van rechtheid dat je de mens aanspreekt op Gods bedoeling met hem. Zijn kritiek op Van den Brink is dat hij schepping en herschepping teveel uit elkaar trekt en te weinig de goedheid van Gods oorspronkelijke schepping verdisconteert.
Bij Van den Brink, Huygen en Wisse vervalt de drieslag van goede schepping, zondeval en verlossing als een historische en chronologische realiteit. Het zijn niet minder maar ook niet meer dan drie perspectieven om naar de werkelijkheid te kijken. Dat is een ander lijn en theologie dan de klassiek gereformeerde en ook de klassiek christelijke. Daarin is de theologische boodschap van de staat van de rechtheid en de zondeval gebaseerd op de feitelijke realiteit ervan. Wie de lijn schepping, zondeval, verlossing opgeeft, zal ok op andere punten moeite krijgen met de klassieke vertolking van het christelijke geloof.
Bij Van den Brink zie je dat hij in de Christelijke Dogmatiek aarzelt bij de realiteit van de eeuwige straf. En als we de mens en schepping uitsluitend vanuit Christus willen zien, kan niet langer gezegd worden over de vloek van de overtreding van het werkverbond die sinds de zondeval op ieder mens rust. Dan kunnen we geen recht meer doen aan wat wordt beleden in de zondagen 3 en 4 van de Heidelbergse Catechismus. Vragen die een halve eeuw geleden speelden in het midden van de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken spelen nu in Gereformeerde Bond, de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en de Christelijke Gereformeerde Kerken en beperken wij ons niet tot theologen en predikanten dan moeten we de kring nog breder trekken.
Hulp bij bezinning
Bezinning is noodzakelijk. Is het klassiek christelijke geloof zoals dat beleden wordt in de gereformeerde belijdenisgeschriften nog houdbaar of is aanpassing nodig? De ontwikkelingen in Nederland staan niet op zichzelf. In de Engelssprekende wereld hebben tot voor enige decennia evangelicals de evolutieleer afgewezen. Inmiddels zijn er tal van mensen die zich evangelical blijven noemen en toch geen moeite hebben met de evolutieleer. Zij hebben onder andere een forum in de organisatie Biologos. Nu ontbreekt het in de Engelssprekende wereld ook niet aan tegenstemmen. Ik heb zelfs de indruk dat die de laatste jaren krachtiger gaan klinken.
Bij uitgeverij Crossway verscheen een meer dan duizend pagina’s tellende publicatie waarin natuurwetenschappers van meerdere disciplines, filosofen en theologen de evolutieleer onder fundamentele kritiek stellen en de gedachte van een theïstische (dat wil zeggen door God geleide) evolutie van de hand wijzen. De auteurs van Theistic Evolution. A Scientific, Philosophical, and Theological Critique laten de vraag naar de ouderdom van de aarde en of er vóór de zondeval al vleesetende dieren waren buiten beschouwing.1 Wat hen verbindt is de overtuiging dat de openingshoofdstukken van Genesis een historisch en feitelijke karakter hebben.
De publicatie bestaat, zoals de ondertitel al aangeeft, uit drie delen. In het eerste deel vinden we bijdragen waarin wetenschappelijke kritiek op de evolutieleer naar voren wordt gebracht. Deze bijdragen vooronderstellen vakkennis die de gemiddelde lezer niet zal hebben. Ik moet eerlijk zeggen dat ikzelf de kracht en reikwijdte geboden informatie lang niet altijd kan overzien. Wel wordt duidelijk dat de feiten als zodanig niet dwingend passen in het kader van de evolutieleer. De vraag in welk kader of model je feiten wil passen is niet alleen een wetenschappelijke vraag. De een zal vanuit zijn levensbeschouwing een andere oplossing prefereren dan de ander. Dan blijkt trouwens ook dat de vraag naar wat nu precies wetenschap is nooit geheel eenduidig is beantwoord. Die vraag zelf is een levensbeschouwelijke of filosofische vraag. Onder andere dit laatste komt aan de orde het tweede deel waarin filosofische kritiek op de evolutieleer wordt uitgeoefend.
Het derde deel is het meest toegankelijk. Een aantal theologen onder wie Bijbelwetenschappers laat zien dat men om de evolutieleer in het christelijke geloof te integreren meerdere Bijbelteksten een uitleg moet geven die strijdt met wat kennelijk wordt bedoeld. Zo kan het feit dat de mens pas sterft sinds de historische zondeval niet opgevat worden zoals het er staat.
De dood heeft als de evolutieleer waar is, ook voor de mens altijd bij het leven behoort en kan daarom niet meer als een straf op de zonde worden gezien. Adam en Eva zijn niet de twee historische personen van wie de gehele mensheid afstamt. De schepping is op geen enkele wijze door een historische zondeval ontwricht. Wanneer Adam als het verbondshoofd die heel de mensheid vertegenwoordigt als zijn nakomelingen wordt opgegeven, heeft dat gevolgen voor het zicht op de Heere Jezus Christus als de tweede Adam.
Een helder tegengeluid van dr. M.J. Paul
In ons eigen land schreef dr. M.J. Paul een omvangrijke studie onder de titel Oorspronkelijk waarin hij het opneemt voor de historische betrouwbaarheid van de eerste hoofdstukken van Genesis en de evolutieleer afwijst. Dr. Paul gaat na hoe in de Bijbel zelf over de schepping wordt gesproken. Uitvoerig gaat hij in op de vraag of de Bijbel een bepaald wereldbeeld biedt. Een aantal hoofdstukken zijn aan de (kerk)geschiedenis gewijd. Hoe dachten de kerkvaders over schepping, zondeval en zondvloed? Kan er een lijn getrokken worden van Corpernicus en Galileï naar Darwin?
Paul stelt ook de orde hoe christelijke theologen vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag op de evolutieleer hebben gereageerd. Dan blijkt dat meerderen menen dat de klassieke theologie met de drieslag schepping, zondeval, verlossing onhoudbaar is. Feitelijk betekent dit dat het kader van de bijbelse boodschap als onhoudbaar wordt gezien.
Vaak wordt beweerd dat de Bijbelschrijvers ervan uitgingen dat de er een watermassa onder de aarde was en boven de aarde een soort koepel. Onder ander met een beroep op de oudtestamenticus Houtman schrijft Paul dat wij mogen stellen dat het Oude Testament geen wereldbeeld kent. De Bijbel gebruikt vooral de taal van de dagelijkse waarneming.
Als men aan de Bijbel graag een bepaald wereldbeeld toeschrijft, is het om een onderscheid te maken tussen de kern van de Bijbelse boodschap en een verpakking die cultureel is bepaald. Paul keert zich tegen dit onderscheid. De Bijbel is geen (natuur)wetenschappelijk traktaat, maar vertelt ons in de woorden van de dagelijkse waarneming over de schepping en scheppingsverschijnselen. Dan wordt er echter wel feitelijke informatie gegeven.
Ten onrechte wordt soms een beroep op Calvijn gedaan om af te doen van de feitelijke inhoud van de Bijbel. Wanneer Calvijn sprak van accommodatie bedoelde hij dat God Zich in Zijn openbaring heeft aangepast aan de mens in diens schepselmatige bestaan om hem te openbaren wie Hij is en hoe Hij gekend en gediend wil worden. Het betekent niet wat er sinds de Verlichting mee bedoeld is dat God Zijn openbaring gaf in cultuurgebonden en tijdbepaalde vormen waarvan wij ons mogen ontdoen. Die laatste denkwijze gaat er vanuit dat in de Bijbelschrijvers in Genesis 1-11 gebruikt hebben gemaakt van algemeen bekende voorstelling in de oud-oosterse wereld om een boodschap te geven over de wereld om ons heen en over de mens zonder dat zij historische feiten hebben willen vermelden.
Maar er is geen reden om Genesis 1-11 – zo laat Paul zien – een andere karakter toe te kennen dan de tweede helft van Genesis. De geslachtsregisters vormen het kader van het hele boek Genesis. Zij zijn een aanduiding dat gehele boek als geschiedschrijving wil worden verstaan. Paul had wat mij betref een kleine kanttekening kunnen plaatsen bij het optellen van de leeftijden in de geslachtsregisters om de ouderdom van de aarde en bijvoorbeeld de datum van de zondvloed te bepalen. Er zijn meerdere aanwijzingen dat soms geslachten zijn overgeslagen.
Genesis 1-11 vertellen over het karakter, de oorsprong van onze werkelijkheid en de oudste geschiedenis van de mens
Een eigentijds oudtestamenticus die meent dat de evolutieleer probleemloos met het Bijbelse getuigenis kan worden verbonden is John H. Walton. Hij stelt dat Genesis 1 ons laat zien dat de schepping als tempel is bedoeld. Genesis zou geen antwoord geven op de vraag naar het ontstaan van de wereld. Dat is op zich al heel merkwaarding, want in elke cultuur zijn er verhalen over het verleden en overtuigingen over het ontstaan van de wereld. Dan zou Israël een uitzondering zijn.
Volgens Walton waren Adam en Eva niet de eerste mensen. God uit een bestaande populatie van mensen een mensenpaar uitgekozen om de mensheid te vertegenwoordigen. Pas in deze tijd ging God een relatie aan met mens. Het door God uitgekozen mensenpaar ging eigen wegen en zo kwam de zonde in de wereld. Zonde werd in deze tijd overtreding van Gods wil
Het grote probleem bij deze visie is dat de eenheid van het menselijke geslacht wordt opgegeven en dat de dood van de mens geen gevolg is van de zonde. Dood en lijden behoren dan bij Gods goede schepping. Dan geeft Paulus in het Nieuwe Testament een ander geluid. Zoals de dood van de mens door Adam in de wereld kwam, overwon Christus de dood.
Ongetwijfeld heeft de dood in beide gevallen ook een geestelijk aspect, maar dat doet niets af van het lichamelijk aspect. Paul laat zien dat de kerkvaders unaniem de lichamelijke dood van de mens als een gevolg van de zonde van het eerste mensenpaar zagen. Zonder enige reserve gingen zij ook uit van de zondvloed als een universeel gebeuren, terwijl de visie dat het slechts een regionale vloed zou zijn meerdere van hen niet onbekend was.
In het debat over schepping en evolutie komt steeds weer de vraag terug of de wetenschap een zelfstandige kennisbron is, waardoor de uitleg van de Bijbel aangepast moet worden.Op een aantal essentiële punten is het bijbelse getuigenis niet met de evolutie te verenigen. Er is ook als wij kennis nemen van de informatie die vanuit de wetenschap op ons afkomt mogelijk onverkort aan het Bijbelse getuigenis over schepping, zonde en dood vast te houden en hoeven we de Bijbel niet anders te lezen worden dan de eeuwen door is gedaan.
Hier biedt de uitgave van Crossway belangrijke informatie. Terecht stelt Paul dat de Schrift het kader biedt waarbinnen wetenschap moet worden bedreven. Aanpassing van het Bijbelse getuigenis blijft nooit zonder gevolgen. De boodschap van de erfzonde en Gods toorn over het menselijke geslacht kunnen niet onverkort worden vastgehouden als de historiciteit van het paradijs, de staat van de rechtheid en de zondeval wordt prijsgegeven.
Een zeer instructieve samenvatting
Mede door de omvang is Oorspronkelijk niet voor iedereen even toegankelijk. Hij heeft christelijk Nederland dan ook een dienst bewezen door een veel kleiner studie te schrijven. Een studie die de kern van Oorspronkelijk samenvat en hier en daar nog wat nieuwe overwegingen geeft. Dit boekje met de titel Waar komen wij vandaan? is zeer geschikt voor leerlingen uit de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.2 Ik wens dit boekje in veler handen en zeer zeker in de handen van docenten en leerlingen van reformatorisch middelbare scholen. Als die het spoor opgaan dat nu door meerdere theologen in de gereformeerde gezindte wordt aangeprezen, namelijk een verbinden met schepping en evolutie als twee perspectieven, verliezen deze scholen hun bestaansrecht.
Heel informatief en belangrijk is de manier waarop Paul spreekt over vier niveaus: feiten, theorieën over feiten, vooronderstellingen die bij theorievorming van belang zijn en geloof. Van belang is ook zijn constatering dat wij in de levende natuur wel variatie en aanpassing van soorten zien, maar geen ontwikkeling van lager naar hoger. Er is geen toename van genetische informatie.
Zeer te overwegen waard is ook zijn constatering dat er wetenschap is die verschijnselen in het heden observeert en wetenschap die op een of andere wijze het verleden bestudeert. In het laatste geval kunnen we niet via experimenten verschijnselen telkens weer bestuderen, maar moeten we op grond van de ons ter beschikking staande gegevens – van welke aard die ook zijn – het verleden construeren. Dit geldt niet alleen de geschiedeniswetenschap maar ook de evolutiebiologie.
Het feit dat gegevens zo kunnen worden geïnterpreteerd dat de mens en de chimpansee een gemeenschappelijke voorouder wil niet zeggen dat dit een onbetwistbaar feit is. Ik wil in dit verband een constatering van de betrekkelijk jong overleden Amerikaanse nieuwtestamenticus en apologeet J. Gresham Machen doorgeven. Hij wijst op de analogie tussen de maagdelijke geboorte en de staat van rechtheid gevolg door de zondeval.
Wie uitgaat van de wereld zoals wij die nu kennen en waarin wij nu wetmatigheden constateren, zal noch voor het een noch voor het ander ruimte zien. Dat wordt anders als voor ons het Schriftgetuigenis doorslaggevend is en wij geloven dat er werkelijk zaken zijn gebeurd dit buiten ons natuurwetenschappelijk kader vallen.
Paul houdt zelf nadrukkelijk vast aan het feit de scheppingsdagen dagen zijn zoals wij die nu kennen. Hij is er ook van overtuigd dat er geen vleesetende dieren waren vóór de zondeval Tegelijkertijd geeft hij aan dat dit toch zaken van een ander gewicht zijn dan die van de historiciteit van de zondeval. Over de eerste zaken kan men van mening verschillen zonder dat dit tot aanpassing van het geloof hoeft te leiden. Dat ligt bij de zondeval anders. Dan komen we bij de relatie tussen het werk van Christus en de zondeval.
Appèl
Laten wij waken en bidden en smeken of God ons en anderen bij Zijn Woord bewaard of terugbrengt. Ik wil deze bijdrage besluiten met woorden van ds. G. Boer, een van de vroegere voorzitters van de Gereformeerde Bond. In 1964 hield hij in de Hervormde gemeente van Huizen Bijbellezingen over Genesis 1. Zij kwamen uit in het boek Ik ben de Alpha (een boek dat ook is opgenomen in de bundel met verzamelde werken van Boer).
Daar schrijft Boer onder andere het volgende: ‘Maar weet ge, de gedachte dat Adam en Eva schimachtige figuren zijn wint hand over hand veld, ook in kringen waar wij dit niet verwacht hadden. Daarom wil ik u wapenen voor een strijd die op de scholen reeds gaande is en van lieverlede de gemeenten binnendringt. Wie Adam laat verdampen in de nevelen van de oergeschiedenis, heeft de heilige Schrift naar haar zelfgetuigenis tegen zich. Ja, die heeft de Heilige Geest die van deze Schriften de auteur is tegen zich, die heeft God tegen zich. En dat heeft zich gewroken en zal zich verder wreken. Want wie Adam verliest die verliest Christus. Wie de eerste mens afschrijft, die schrijft de tweede Mens af. Wie Adam tot een legendarische figuur maakt die verliest de Christus der Schriften.’
N.a.v. J.P. Moreland, Stephen C. Meyer, Christopher Shaw, Ann K. Gauger en Wayne Grudem, Theistic Evolution. A Scientific, Philosophical, and Theological Critique (Wheaton: Crossway Books, 2017) hb. 1007 pp.; dr. M.J. Paul, Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie (Apeldoorn: Labarum Academic, 2017), pb. 525 pp.; dr. M.J. Paul, Waar komen wij vandaan? Op zoek naar antwoorden in het evolutiedebat (Apeldoorn: De Banier, 2018), pb. 184 pp.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.
Een ‘onafhankelijk’ stemadvies van SGP-voorman mr. Kees van der Staaij
Vandaag stemmen we voor Provinciale Staten, Waterschap en (indirect) voor de Eerste Kamer! Belangrijk dat er ook op medisch ethisch terrein een afweging moet worden gemaakt! We zouden zeggen: Stem biddend en weloverwogen.
Genderverwarring al zo oud als Rome
Misschien bent u niet alleen verontrust, maar ook beangst door de seksuele ethiek die de overheid in onze tijd propageert. Die verontrusting is terecht, maar bang zijn hoeft niet. Ook vroeger was het voor christenen mogelijk om trouw te zijn aan de Heere in tijden van grote morele verschuivingen.
„Als je de eerste vierhonderd jaar kent, begrijp je alles”, zo werd ons theologiestudenten voorgehouden in wat toen nog de propedeuse heette, de voorbereidende studie in de Godgeleerdheid. Het bleek een waar woord. Of het nu gaat om Schriftkritiek, onbetrouwbare gebedsgenezers, een dwaalleer, vervolging of epidemie, het kwam alles in essentie al voor in de Vroege Kerk.
Dat geldt ook voor het probleem dat veel christenen nu bezighoudt: een overheid die verkeerde waarden hanteert op het gebied van huwelijk en seksualiteit. Cicero waarschuwde meer dan vijftig jaar voor Christus al tegen het materialisme en de daarmee samenhangende decadentie van de leidende Romeinse families, die een maatschappelijke voortrekkersrol vervullen.
De brieven van Paulus aan de Korinthiërs laten zien dat buitensporig seksueel gedrag ook voorkwam bij de gewone man. De gemeente in Korinthe bestond immers vooral uit arme mensen met een lage sociale status (1 Korinthe 1:26). Zijn brief aan de Romeinen bevat ernstige waarschuwingen tegen homoseksueel gedrag. De hoofdreden voor de christenvervolging in het Romeinse Rijk was dat christenen de goden van de samenleving en hun rituele praktijken niet wilden erkennen. Veel vervolgingen braken dan ook uit tijdens feesten voor de keizercultus.
Keizer Augustus deed zijn best om enigszins paal en perk te stellen aan deze decadentie door wetten te maken die het gezin beschermden, het krijgen van kinderen bevorderden en overspel strafbaar maakten. Die wetten golden niet alleen voor de rijken maar voor alle Romeinse burgers. Echter, tijdens de regering van Augustus kwam het door de grote tegenstand nooit tot volledige uitvoering. Onder daaropvolgende keizers als Tiberius (kruisiging van Christus) en Nero (marteldood van Paulus en Petrus) werd overspel weer ‘normaal’. Sommige gebeurtenissen uit die tijd komen bijna letterlijk overeen met verschijnselen in onze tijd. Keizer Tiberius had een eiland waarop hij op grote schaal de walgelijkste vormen van pedofilie bedreef, waarbij het eiland en de activiteiten van de miljardair Epstein in onze tijd verbleken.1
Nero’s mannelijke vrouw
Keizer Nero was drie keer getrouwd met een vrouw, maar minder bekend is dat hij daarbij ook twee homoseksuele relaties had. Bij zijn verhouding met ene Pythagoras nam Nero een vrouwelijke rol aan. Later werd dat een mannelijke, waarbij zijn partner als vrouw door het leven moest gaan.
Nero’s verhouding met Sporus laat zich, in termen van onze tijd, het best karakteriseren als een vorm van radicale genderverwarring. Sporus was waarschijnlijk de zoon van Poppaea Sabina, een eerdere vrouw van Nero. De keizer maakte zich in ieder geval schuldig aan homoseksueel kindermisbruik, maar vermoedelijk dus ook aan incest. Bovendien liet hij Sporus castreren, in een poging om hem zoveel mogelijk te laten lijken op een ‘echte’ vrouw. De geschiedschrijver Suetonius spreekt van een „natuurlijke” vrouw. Het uiterlijk van Sporus moest passen bij de genderidentiteit die hem door Nero was aangemeten. Daarop liet Nero de jongen kleden in een bruidsjurk en een sluier. Via een officiële familieceremonie nam de keizer hem daarna aan tot ‘echtgenote’.
Getuigen en bidden
Deze gang van zaken, die uiteindelijk niemand gelukkig maakte, staat angstvallig dicht bij onze tijd. Dat hoeft niet tot angst te leiden. Wel vraagt het moed om niet mee te doen met wat de maatschappij normaal is gaan vinden. Ook in Nero’s tijd was het mogelijk om een trouw getuige van Christus te zijn.
Daarvan mogen wij leren. Evenals Paulus mogen we onbevreesd getuigen van de waarheid en heilzaamheid van Gods regels en bedoelingen. Dat doet de apostel op vele plaatsen in zijn brieven. En uit het boek Handelingen blijkt dat hij ook voor heidense gouverneurs met een slecht zedelijk leven niet zweeg over Gods oordeel. Johannes de Doper werd niet onthoofd omdat hij in Jezus geloofde, maar omdat hij de zondige seksuele relatie van de koning veroordeelde.
Losse zeden zijn een slecht teken voor de toekomst van een samenleving. Dat heeft de Engelse sociaal antropoloog en volkenkundige Joseph Unwin een eeuw geleden reeds aangetoond in zijn boek ”Sex and Culture”, waarin hij het lot van tachtig primitieve culturen en zestien beschavingen op een rijtje zet. Hij laat zien dat een gebrek aan monogame heteroseksuele normen en seksuele vrijheid, met name van vrouwen, de grootste gemene deler zijn voor hun ondergang. Dit onderzoek kwam niet voort uit christelijke overtuigingen. Unwin was zelf een atheïst.
Het zou na Nero nog 250 jaar duren voordat Constantijn ten tonele verscheen en er een keerpunt kwam in de publieke moraliteit. Ondertussen baden christenen voor de overheid (1 Timotheüs 2:1-4). Juist voor een regering die hun de moed ontnam, zoals die van keizer Nero.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Zuiddam, B.A., 2023, Genderverwarring al zo oud als Rome, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 52 (292): 32 (artikel).
Bezwaren tegen de tempelkosmologie van John Walton – Paul Sanders plaatst in Radix twee kritische noten bij boek van Walton
In het tijdschrift Radix, een tijdschrift over geloof, wetenschap en samenleving, verscheen een interessant artikel van dr. Paul Sanders1 met als titel: ‘Kan God op aarde wonen?’ In dit boeiende artikel ging Sanders in op het tempelgebruik van God. De conclusie is dat God, in tegenstelling tot de goden in het Oude Nabije Oosten, eigenlijk geen tempel nodig heeft om op aarde te ‘wonen’. Sanders bespreekt ook kort de theorie van de tempelkosmologie van oudtestamenticus dr. John Walton en is opmerkelijk kritisch.2
Nederlandtalige theïstisch evolutionisten
Als de Heere leven en gezondheid geeft hoop ik op een later tijdstip hier of elders nog terug te komen op interessante archeologische zaken die Sanders voor het voetlicht brengt in zijn artikel. Vandaag een korte reactie op wat hij zegt over de theorie van dr. John Walton. Walton heeft aanhang onder Nederlandstalige theïstisch evolutionisten. Zijn tempelkosmologie zou ruimte bieden voor het incorporeren van Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Dr. Paul Sanders is kritisch op de tempelkosmologie van Walton.3
Walton
Dr. Paul Sanders schrijft in het artikel dat in het bijbelboek Genesis en het begin van Exodus er nog geen sprake is ‘van dat God in een tempel woont’. God heeft daar wel ontmoetingen met mensen, ‘maar kennelijk zijn er geen gewijde plaatsen nodig om zulke ontmoetingen mogelijk te maken’. In een uitgebreide voetnoot bij deze zinnen schrijft Sanders over het boek van oudtestamenticus dr. John Walton. Walton vertelt in het boek ‘The Lost World of Genesis One’4 dat God in zes dagen voor zichzelf een geschikte woonplaats inricht. Die woonplaats van God omvat dan de hele kosmos. “Dat God op de zevende dag ‘ruste’ (Hebreeuws sbt; Genesis 2:2-3) zou betekenen dat God de kosmos ging bewonen als zijn tempel. Voor die opvatting beroept Walton zich op Jesaja 6:1-2 en de term mnuhah (‘rustplaats’) in Psalm 132:7-8; 13-14.” Volgens Sanders doet Walton geen recht aan het scheppingsverhaal in Genesis 1. “Het rusten van God heeft daar betrekking op bijkomen van gedane arbeid (vergelijk Exodus 23:13 en 31:17) en mnuhah en verwanten woorden komen er niet voor.” Het zou interessant zijn wanneer dr. Sanders zijn kritiek op de theorieën van dr. Walton in een volgende Radix verder kan uitwerken.
Ten slotte
Wat mij betreft kan tempelkosmologie gewoon staan naast een historische lezing van Genesis. Uitgaande van de meervoudige Schriftzin is dat geen enkel probleem. Sanders laat echter ook zien dat niet iedereen achter een tempelkosmologische lezing van Genesis staat. Ik zet wel vraagtekens bij de constatering dat God moest ‘bijkomen van gedane arbeid’, alsof Hij moe zou zijn van het scheppen. Dit past niet bij het Godsbeeld van de Schrift en binnen de gereformeerde theologie wordt dit daarom afgewezen. Orthodox-christelijke predikanten zien het ‘rusten van God’ meer als een ‘ophouden met scheppen’ en het ‘verlustigen in Zijn Eigen scheppingswerk’.5 Voetnoten