Home » 2024 » april

Maandelijkse archieven: april 2024

Feedback & Vragen 2024: Zijn rechtzinnige gelovigen voortdurend op terugtocht als het gaat om natuurwetenschappelijke zaken?

Deze maand publiceerden wij een video van ‘Science4Truth’ waarin dr. ir. Erik van Engelen wordt geïnterviewd.1 Een verwijzing naar de video had ik ook op LinkedIn gedeeld. Een geleerde reageerde via dit platform. Hieronder geef ik de reactie in geheel weer, inclusief spelfouten en ‘caps lock’. Daaronder wil ik reageren op deze bijdrage.2

Criticus: “Rechtzinnigen zijn voortdurend op de terugtocht sinds ze moesten accepteren dat de aarde niet plat is.” Bron: Pixabay.

”Waarom blijft de rechtzinnigen toch achterhoedgevechten leveren? Ze zijn voortdurend op de terugtocht sinds ze moesten accepteren dat de aarde niet plat is. Nou willen ze de geldigheid evolutieTHEORIE, dus geen GELOOF, ter discussie stellen door te beweren dat mutaties niet bij hogere levende wezens werken, want ja dat snel muterende coronavirus vormt wel een probleem. Er is een voorbeeld van een opeens afgesloten meer in Afrika waar de vissen zich al binnen enkele generaties muteerden in soorten die de veranderde levensomstandigheden beter aankonden: survival of the fittest.”

In de video laat dr. ir. Erik van Engelen onder andere weten dat hij Universele Gemeenschappelijke Afstamming afwijst, maar (micro)evolutie wél accepteert. Zelf maakt Van Engelen het onderscheid tussen micro- en macroevolutie. De criticus is het daarmee oneens. Volgens hem blijven rechtzinnigen achterhoedegevechten leveren. Onderzoek doen naar hoe Gods schepping in elkaar zit is echter géén achterhoedegevecht. Het past bij Artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.3 Creationistische wetenschapsbeoefening is in feite het ontvouwen/onderzoeken van Gods schepping. Wanneer je dat doet dan zie je, volgens dr. Van Engelen, sporen van ontwerp/design en niet van Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Zoals hij dit ook uitlegt in de video.

De tweede opmerking gaat over een platte aarde. Rechtzinnigen zouden, voortdurend op de terugtocht zijn ‘sinds ze moesten accepteren dat de aarde niet plat is’. De criticus gaat te veel uit van een conflict tussen geloof en wetenschap. In dit conflict is geloof voortdurend op de terugtocht en wetenschap per definitie vooruitgang. De geschiedenis sinds de Verlichting laat echter een ander beeld zien. Daarnaast toont hedendaags ID-onderzoek ons de fijnafstemming in de biologie (fine-tuning in biology).4 Voor wat betreft de platte aarde slaat de criticus ook de plank mis. De (vroege) kerk geloofde (over het algemeen) niet in een platte aarde.5 De criticus lijkt eerder een 19e eeuws idee te recyclen dan de historische werkelijkheid te beschrijven.6

Het is mij een raadsel waar de criticus het vandaan heeft dat rechtzinnigen de geldigheid van de evolutietheorie ter discussie willen stellen, ‘door te beweren dat mutaties niet bij hogere levende wezens werken’. Geen enkele ingelichte creationist zou dat op deze wijze formuleren. In ieder geval kan het niet tegen de video ingebracht worden. Dr. Van Engelen heeft onlangs nog het boek van dr. John Sanford voor deze website samengevat. Het loont de moeite deze samenvatting te lezen en dan naast deze bewering te leggen.7 Een andere misvatting is dat rechtzinnigen tegen de evolutietheorie zouden zijn en dat zij veranderingen over een bepaalde periode (change over time) zouden afwijzen. Dit is onjuist.8 Van Engelen maakt, zoals al gezegd, onderscheid tussen evolutie en Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Met andere woorden: evolutie is een natuurwetenschappelijk feit en Universele Gemeenschappelijke Afstamming een ideologie of natuurfilosofie. Het laatste volgt namelijk niet onomstotelijk uit het eerste. Het hoofdonderwerp in de discussie tussen naturalisten en creationisten is dus niet óf er evolutie plaatsgevonden heeft, maar hoeveel evolutie er plaatsgevonden heeft.

Tenslotte vormen de ‘problemen’ die deze criticus, helemaal geen probleem voor het scheppingsparadigma en het klassieke scheppingsgeloof. Zowel over het snel muterende coronavirus9, als over de vissen (cichliden) in Afrika10 wordt door creationisten geschreven in (populair)-wetenschappelijke tijdschriften (zie daarvoor de voetnoten). Sterker nog: snelle aanpassing en variatie passen juist zeer goed binnen het klassieke scheppingsgeloof en het daarop voortbordurende scheppingsparadigma. Samenvattend biedt de criticus ons achterhaalde gedachten over het verleden en schuift hij rechtzinnigen problemen in de schoenen die in feite helemaal niet problematisch zijn.

Voetnoten

‘The Paris Basin and the rapid radiation of mammals in the Tertiary’ – Wort und Wissen pakt uit met een geofachtagung over het Bekken van Parijs in Reims (Frankrijk)

De geologie van het Tertiair (onderdeel van het Kenozoïcum) is bij belijders van het klassieke scheppingsgeloof een ondergeschoven kindje. Vaak gaat de aandacht uit naar het Paleozoïcum (als zondvloedafzettingen) of het Mesozoïcum (de aardlagen waarin dinosauriërs gevonden worden). De episodes van het Tertiair (Paleoceen, Eoceen, Oligoceen, Mioceen en Plioceen) zijn toch wel wat onbekender onder creationisten, zeker als het gaat om geologisch onderzoek. Het is daarom verheugend dat er door Wort und Wissen een Engelstalige geofachtagung wordt georganiseerd met aandacht voor de Tertiaire sedimenten van het Bekken van Parijs. Deze studiedag hoopt plaats te vinden in Reims (Noord-Frankrijk), van woensdag 11 september 2024 D.V. tot en met zondag 15 september 2024 D.V. Mogelijk kunnen de scribenten de bijdragen op deze conferentie, na afloop bundelen in een (reviewed) boek over het Bekken van Parijs. In ieder geval wordt deze conferentie van harte aanbevolen!1

Inhoudelijk

Voor het congres zijn een achttal sprekers uitgenodigd. Zij spreken over geologische, paleontologische en biologische onderwerpen. Het mooie aan deze conferentie is dat er interdisciplinair wordt gewerkt. Er wordt gekeken naar snelle geologie, snelle radiatie van met name Tertiaire zoogdieren, maar ook naar de genetische mogelijkheden om te komen tot deze snelle radiatie. Donderdag staat er een veldexcursie gepland naar de Regio van Reims. Het programma vat de locaties als volgt samen: “Reims Mountains geological nature trail, Pourcy: fossil beach with palm trees, Witness Mound of Laon, Museum The Cave aux Coquillages with marine fossils.” Vrijdagmorgen wordt het natuurhistorisch museum van Parijs bezocht. In de avond wordt een korte presentatie over Wort und Wissen gegeven en introduceert de Nederlandse bioloog en geoloog drs. Tom Zoutewelle het thema onder de titel ‘Introduction to the sediments and fossils of the Paris Basin, Tertiary’ Zaterdag vormt het hoofdonderdeel van deze conferentie. Na het ontbijt spreekt de Britse geoloog Paul Garner (MSc.) over ‘The continuation of the Paris Basin in Great Britain’. De lezing van de Franse geoloog Guy Gerard heeft als titel ‘Paleo landscapes of the Paris Basin’. Na de Lunch spreekt de Nederlandse geochemicus dr. Renata van der Weijden over ‘Reconstruction of the Tertiary paleoclimate by stable isotopes’ en de Duitse bioloog en theoloog dr. Reinhard Junker over ‘Basic type biology – how created programs enable diversity’ Na de koffiepauze in de middag spreken de Amerikaanse paleontoloog dr. Marcus R. Ross, de Duitse (Nederlandstalige) moleculaire bioloog dr. Peter Borger en de Zwitserse geneticus dr. André Eggen. De laatstgenoemde wetenschappers vormen een duo. Ross spreekt over ‘Rapid radiation of mammals in the Tertiary from a paleontological point of view’.2 De lezing van Borger en Eggen draagt de titel ‘Rapid radiation of mammals in the Tertiary in the light of genomics’. Deze lezing wordt in tweeën gedeeld. Op zondag wordt er een dienst gehouden en daarna is er een ‘geoforum’. Na de lunch vertrekken de mensen en is de geologiefachtagung van 2024 afgelopen.

Praktische informatie

Deze Fachtagung is de 36e conferentie aardwetenschappen van Wort und Wissen. Naast een congres wordt er ook een tweedaagse excursie georganiseerd naar geologische locaties in het Bekken van Parijs. Naast veldexcursies zullen er ook musea bezocht worden. De lezingen zullen in het Engels gegeven worden, met een Duitse vertaling. De conferentie wordt georganiseerd in Reims. Reims is een stad in het noorden van Frankrijk. Deze stad is te vinden op afstand van ongeveer 400 kilometer rijden vanaf Utrecht (5 en een half uur rijden). De organisatie geeft aan dat de conferentie bedoeld is voor geologen, biologen, studenten van deze en aanverwante vakgebieden en geïnteresseerde leken. Het is volgens de organisatoren een wetenschappelijke conferentie vanuit Bijbels perspectief. Maar de conferentie is zeker niet alleen bedoeld voor verstokte creationisten, ook twijfelaars, zoekers en sceptici zijn van harte welkom! De Engelstalige flyer is te vinden op de website, op een speciaal daarvoor ingerichte geofachtagung-pagina op de website van Wort und Wissen. Via deze pagina kunt u uzelf ook aanmelden (zie voetnoot).3

Tenslotte

Het is een goed idee van onze oosterburen om een conferentie te beleggen over het Bekken van Parijs. Jammer zou zijn als het bij deze conferentie blijft, daarom hoop ik dat de lezingen breder uitgewerkt kunnen worden in een boek. Het laatst geschreven geologische boek van Wort und Wissen verscheen al weer even geleden. Juist omdat het Tertiair een ondergeschoven creationistisch kindje is, is het handig als er wat zou verschijnen in deze vorm. Dit onderwerp en de geboden informatie kan ook handig zijn om andere Europese locaties te verklaren, bijvoorbeeld in Hongarije. Het gaat deze keer onder andere ook over snelle radiatie van zoogdieren in het Tertiair. Als het hierover gaat onder creationisten dan zie ik dat deze Tertiaire zoogdieren vaak los worden gezien van de Mesozoïsche zoogdieren. Toen dr. Todd C. Wood, samen met een student, over deze Tertiaire zoogdieren een lezing gaf op de ICC 2018, heb ik hem een vraag gesteld wat de relatie is tussen de Tertiaire en de Mesozoïsche zoogdieren.4 Er kon geen antwoord worden geformuleerd, want deze relatie was niet onderzocht. Om de snelle radiatie van Tertiaire zoogdieren in context te plaatsen, moeten Mesozoïsche zoogdieren worden meegenomen. Een zoogdiertje als Mesodma zorgt bijvoorbeeld voor een uitdaging, tenminste als je het einde van de zondvloed postuleert rond de Krijt/Paleogeen-grens.5 Enfin, prachtig dat dit onderwerp interdisciplinair wordt aangepakt en we hopen dat er veel studenten en academici gehoor geven aan de oproep om te komen luisteren.

Voetnoten

Helaas: (voorlopig) geen congressen en bijeenkomsten met Fundamentum vanwege lichamelijke zwakte organisator – Nieuwsbrief d.d. 30-4-2024

Vandaag is het de laatste dag van april 2024. Het is de eerste nieuwsbrief van ‘Fundamentum‘ van dit jaar. Er is al veel gebeurd dit jaar, maar vanwege lichamelijke zwakte was het helaas niet mogelijk om dit in een nieuwsbrief uit te werken. Meer informatie over de huidige toestand is in deze column te vinden. Vanwege deze zorgen bij Jan van Meerten lukt het ons helaas voorlopig niet om congressen of fysieke bijeenkomsten te organiseren. Hierover is in dit artikel meer te lezen. Gelukkig kan het werk op de website, zover de Heere het geeft, wél doorgang vinden. In deze nieuwsbrief daarover meer.

‘De werken van Zijn handen’

Een belangrijke mijlpaal van dit jaar is het verschijnen van het boek van wetenschapsjournalist ir. Bart van den Dikkenberg. Het boek heeft als titel ‘De werken van Zijn handen‘ en is verkrijgbaar via de webshop van De Banier. Van den Dikkenberg heeft diverse interviews gegeven (zoals in Bijbelvast van Logos Instituut), deze interviews hopen we samen te vatten via de website. Ook de eerste recensies druppelen binnen. Voor De Wachter Sions schreef dr. Wim Verboom een recensie (zie deze link) en voor Weet Magazine werd dit gedaan door ir. Gert-Jan van Heugten (deze verschijnt aanstaande zaterdag D.V. op ‘Oorsprong’). We besteden uitgebreid aandacht aan dit boek om de verspreiding van deze gefundeerde kritiek op het zogenoemde theïstische evolutionisme te bevorderen.

Epistemische status van de evolutietheorie

Kritiek op het theïstische evolutionisme is hard nodig, vanwege het feit dat deze ideologie onder christenen in de Nederlandstalige gebieden in opmars is. Wij menen echter dat de theorie van Universele Gemeenschappelijke Afstamming niet te rijmen is met het klassieke scheppingsgeloof, zoals dit laatste ook onder bevindelijk gereformeerden beleden wordt. Geleerden als dr. Jeroen de Ridder, dr. Gijsbert van den Brink en dr. René van Woudenberg geven echter aan dat de evolutietheorie bijzonder sterk staat. Ze hebben in het wetenschappelijke tijdschrift Theology and Science een artikel gepubliceerd waarin de sterkte van de evolutietheorie verdedigd wordt. Vanuit het klassieke scheppingsgeloof in Nederland is daar niet op gereageerd. Gelukkig hebben twee Amerikaanse creationisten, dr. Hans Madueme en dr. Todd C. Wood, deze handschoen wél opgepakt. In het tijdschrift Scientia et fides is een artikel verschenen waarin gereflecteerd wordt op het artikel van De Ridder et al. Nathan van Ree was zo vriendelijk dit artikel samen te vatten voor ‘Oorsprong’. Hij schreef in een ander artikel ook nog een persoonlijke reflectie op het artikel van Madueme en Wood.  

Dierlijk lijden

Een discussiepunt tussen creationisten en theïstische evolutionisten is het vraagstuk van dierlijk lijden. Is dit lijden inherent aan Gods schepping of een gevolg van de zondeval? Er zijn zelfs opinieleiders die menen dat dieren wel pijn kunnen voelen, maar niet lijden. Het is nuttig en nodig om hierover na te denken. Een antwoord op dit vraagstuk heeft gevolgen voor onze visie op de zondeval, Gods karakter en de schepping. Dr. ir. Erik van Engelen heeft er een drietal artikelen aan besteed (deze, deze en deze). Jan van Meerten is bezig geweest met het samenvatten van een artikel over dierlijk lijden en het bestuderen van de kanttekeningen bij de Statenvertaling als het gaat om Romeinen 8:19-22. We hopen de discussie via onze website voort te zetten en vertegenwoordigen hierbij vooral de kant van het klassieke scheppingsgeloof. Mogelijk lukt het om nog meer scribenten, met aanvullende of nieuwe inzichten, te vinden. Mocht u in het verleden of heden artikelen geschreven hebben (of willen schrijven) hierover, die wij óók mogen plaatsen, dan houden wij ons aanbevolen.

Inzicht: Wetenschap voor Gods Aangezicht

Eind vorige maand was het precies een jaar geleden dat de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods Aangezicht’ verschenen is. Op 30 maart 2023 was er een boekpresentatie in Apeldoorn. Deze boekpresentatie is hier terug te kijken. Sindsdien is er al een tweede druk verschenen en zijn er diverse recensies verschenen van de bundel. In dit overzicht zijn alle reacties te vinden op de bundel. De laatste recensie is van dr. Henk A. Hofman en hier te lezen. De bundel wordt nog steeds besteld. Heeft u dit boek nog niet? Dan kunt u deze hier bestellen. Aanbevolen!

Dr. Tim Wells

Wij vinden het erg belangrijk dat er sprekers worden uitgenodigd die expert zijn binnen hun vakgebied. Met die insteek hebben we de afgelopen tijd ook congressen georganiseerd. De lezingen van die congressen hebben wij opgenomen en op ons YouTube-kanaal gezet (2021, 2022 en 2023). Deze maand was neuroendocrinoloog dr. Tim Wells (Cardiff University) aanwezig in de livestream van Creation Ministries International (CMI). Deze presentatie is later ook verschenen op het YouTube-kanaal van deze geleerde. Het heeft als titel ‘Pulsating Hormones: The Drumbeats of Life’. We hebben deze lezing ook aangekondigd en later ook geplaatst op onze website.

Päivi Räsänen te gast in Nederland

De omstreden Finse politica, die vervolgd wordt vanwege haar standpunt over homoseksualiteit, Päivi Räsanen komt een paar keer naar Nederland. Zij is deze week uitgenodigd door Christian Council International en de SGP om te spreken in Gouda en op Urk (uitnodiging). Op 26 juni 2024 D.V. is zij, samen met theoloog dr. Carl Trueman, te gast op het congres van Bijbels Beraad M/V. Op onze website hebben we twee artikelen staan die handelen deze politica en de gerechtelijke gang van zaken (zie hier en hier).

Omstreden transgenderwet ingetrokken?

Deze maand diende NSC, samen met de SGP, een motie in om het omstreden wijzigingsvoorstel van de transgenderwet in te laten trekken. Er werd over deze motie hoofdelijk gestemd en een nipte meerderheid van de Tweede Kamer was het met dit intrekkingsvoorstel eens (73 over 71). De minister, Franc Weerwind, weigert de motie echter uit te voeren. Het kabinet gaf vorige week aan het daarin met hem eens te zijn. De stad Amsterdam wilde op de ‘muziek’ vooruitlopen en heeft alvast wat aanpassingen gedaan (zie daarvoor dit artikel). Over dit wetswijzigingsvoorstel heeft dr. Bart Jan Spruyt een lezenswaardig artikel geschreven. We hebben dit artikel hier geplaatst.

Dr. ir. Kees Roos en Newton

De wiskundige dr. ir. Kees Roos verdiept zich al geruime tijd in Newton. En dan niet alleen in Newtons natuurkundige werk, maar dr. Roos bestudeerde ook zijn theologische inzichten. Afgelopen week werd dr. Roos geïnterviewd door het Reformatorisch Dagblad. Hij was ook te gast in het programma van dr. James Tour. Dit interview hebben we hier online geplaatst. Er volgt nog meer, maar houdt u daarvoor de website ‘Oorsprong’ in de gaten. Dr. ir. Kees Roos was een van de auteurs van de bundel ‘Inzicht‘ (zie hierboven). 

Website 

De website ‘Oorsprong‘ werd deze maand weer iets meer bezocht dan de vorige maand en nog steeds werden er veel artikelen gelezen. Elke dag verschijnen er artikelen over het vraagstuk geloof en wetenschap. Afgelopen maand zijn er, samen met genealogische artikelen, meer dan 180 artikelen verschenen op onze website. Welke artikelen worden veel gelezen of zijn nieuw? Hieronder een greep van vijf artikelen. Veel zegen bij het (her)lezen of het (opnieuw) kijken hiervan.

(1) Adam, wat doet het ertoe? – Bespreking van ‘Adam, waar ben je?’ (geschreven door dr. Gie Vleugels).
(2) Hoe een wetenschapper christen werd – Science4Truth interviewt dr. Peter Borger (video met dr. Peter Borger).
(3) ‘Nieuwe manier van Bijbellezen eist zijn tol’ – Dr. J.M.D. de Heer over de gevolgen van de moderne hermeneutiek in zijn derde ‘Saambinder’-serie (geschreven door Jan van Meerten n.a.v. een artikelenserie van dr. Jaco de Heer).
(4) ‘Over feminisme en evolutietheorie’ – Dr. Henk A. Hofman bespreekt ‘Dames voor Darwin’ van dr. Griet Vandermassen (geschreven door dr. Henk Hofman).
(5) Toon pastorale bewogenheid met mensen met genderdysforie (geschreven door dr. Jan Hoek). 

De volgende nieuwsbrief verschijnt, als de Heere leven en gezondheid geeft, op 31 mei 2024 D.V. (Iemand laten) Aanmelden voor deze nieuwsbrief kan hier.

Zorgen om tanend Schriftgezag – Drs. A. van der Zwan vijf en twintig jaar CGK-predikant

Drs. A. van der Zwan is vijf en twintig jaar predikant binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK). Op 5 april 2024 verscheen er een interview met hem in het Reformatorisch Dagblad. In het interview blikt hij terug en maakt hij zich ook zorgen over de toekomst van zijn kerkverband.1

Interieur van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Dordrecht-Centrum. Bron: Wikipedia.

Als zevenjarige jongen verlangde hij al naar het predikambt. Op zeventienjarige leeftijd ‘ervoer’ hij ‘de vrijspraak van (…) zonden’ en de roeping om predikant te worden kwam terug “Het is een wonder dat ik ooit in dienst genomen ben, maar een dubbel wonder dat ik door de Heere nooit ontslagen ben.” Hij gaat studeren aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn en in 1999 wordt hij predikant in de gemeente van Tholen en Oud-Vossemeer. Van 2002 tot 2015 was hij predikant te Sliedrecht (Beth-El). Vanaf 2016 is hij verbonden aan de CGK van Dordrecht-Centrum. Hij weet zich verbonden met de zgn. Marrowmen, de Erskines en Spurgeon. Van der Zwan geeft in het interview aan zich zorgen te maken over de toekomst van zijn kerkverband. Hij memoreert en kijkt vooruit: “Toen ik vier jaar was, verlieten mijn ouders samen met duizend andere Urkers de synodaal Gereformeerde Kerken. Lang dacht ik dat het Woord veilig was in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Maar de gedachtegang die leidt tot het toelaten van vrouwen in het ambt en het aanvaarden van homoseksuele relaties in de Gereformeerde Kerken, heeft te maken met tanend Schriftgezag. Ik maak me nu dus zorgen over ons kerkverband. Tegelijkertijd, als wij het niet weten, is het dé tijd voor de Heere om te werken.

Voetnoten

Predikant en theoloog drs. C.J. Meeuse promoveert op 28 juni 2024 D.V. aan de Theologische Universiteit Apeldoorn

In de nieuwsbrief van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) wordt aangegeven dat predikant en theoloog drs. C.J. Meeuse op 28 juni 2024 D.V. hoopt te promoveren. Vanwege een ernstige ziekte was deze promotieplechtigheid uitgesteld. De titel van zijn proefschrift is ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. Het proefschrift zal ook als handelseditie verschijnen bij Labarum Academic1.2

Het historische centrum van Zürich. Bron: Pixabay.

Praktische en persoonlijke informatie

Drs. C.J. Meeuse is emerituspredikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij volgde de opleiding tot onderwijzer aan hogeschool De Driestar te Gouda en studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij was daarna vijf jaar godsdienstdocent op het Voortgezet Onderwijs. Hij volgde een opleiding tot predikant aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeente te Rotterdam en diende de gemeenten van Rotterdam, Vlaardingen, Nunspeet, Apeldoorn en Goes. Van zijn hand verschenen verschillende kerkhistorische publicaties. De promotieplechtigheid hoopt plaats te vinden in de Barnabaskerk te Apeldoorn en start om 15.00 uur. Meeuse promoveert op een voor verdedigers van het klassieke scheppingsgeloof interessant onderwerp.

Samenvatting

Op de website is ook een beknopte samenvatting van het proefschrift te lezen.3 Het proefschrift gaat over de strijd van Jacobus Koelman tegen het cartesianisme. Het cartesianisme kwam in de zeventiende eeuw op, en kan gezien worden als fundamentele aanval op de scholastiek. “Het door Descartes uitgedachte denksysteem wilde afrekenen met de autoriteit van Griekse filosofen, kerkvaders en de Bijbel, en de ratio tot norm voor waarheidsvinden maken.” Hoewel dit niet de oorspronkelijke bedoeling was, kwam ook het Schriftgezag in het geding. Nadere Reformatoren kwamen daarom in het verweer tegen deze stroming. Koelman was, in navolging van Voetius, een van de felste bestrijders. “Koelman wilde aantonen hoe het cartesianisme tot Schriftkritiek leidde en het werk van de Heilige Geest miskende.” Bevindelijk-gereformeerde belijders van de klassieke scheppingsgeloof kunnen veel leren van de zogenoemde Nadere Reformatie en hoe zij omgingen met het (vroege) Verlichtingsdenken. Ook in hedendaagse debatten, tussen verdedigers van het klassieke scheppingsgeloof en andere overtuigingen, gaat het over Schriftgezag en Schriftbeschouwing. De promotiestudie van drs. C.J. Meeuse gaat daarom óók over een uiterst actueel onderwerp.4

Voetnoten

Uitnodiging ‘De Bijbel in de beklaagdenbank?’ – Christian Council International belegt twee bijeenkomsten (in Gouda en op Urk) met Päivi Räsänen

Deze week belegt Christian Council International twee bijeenkomsten (in Gouda en op Urk) rond de Finse politica Päivi Räsänen. Hieronder plaatsen wij een advertentie van deze groep. De Europese SGP-fractie is ook betrokken bij het Goudse initiatief. Later dit jaar, op 26 juni 2024 D.V., is ze ook op een conferentie van Bijbels Beraad M/V.1

Voetnoten

Persoonlijke reflectie naar aanleiding van het artikel tot overbrugging van de verschillen

Noot van de redactie: Het artikel waar op gereflecteerd wordt is hier samengevat door Nathan van Ree

De wetenschappelijke status van de evolutietheorie kan, zo betogen Madueme en Wood, niet onbevangen worden beoordeeld; geloofsovertuiging zal hierbij altijd een rol spelen. Hoe evident dit is, blijkt voor mijzelf uit persoonlijke ervaring. Opgegroeid met ‘de schepping’ als ontstaansgeschiedenis, ‘wist’ ik dat een ander ontstaansidee zoals ik dat al op de basisschool tegenkwam – de evolutietheorie – niet juist was. Pas veel later kwam ik christenen tegen die de evolutietheorie omarmden (of misschien beter gezegd: die deze omarming duidelijk maakten), en dat was wat mij betreft nogal verbazingwekkend. Niet vanwege enige status die ik verleende aan de evolutietheorie op zich (wat wist ik daarvan?), maar simpelweg omdat in de Bijbel zo overduidelijk heel iets anders staat. Van ‘creationisme’ had ik nog nooit gehoord.

Dit neemt evenwel niet weg dat ik mij ook niet voor kon stellen dat alles ‘vanzelf’ ontwikkeld is van eencellige tot mens en wat al niet meer. Niet vanwege wetenschappelijke kennis op dit vlak, maar simpel gezond verstand. Inmiddels, meer ingelezen en ingelicht door bepleiters van deze theorie alsmede tegenstanders ervan, merk ik dat acceptatie van de evolutietheorie bij mij uiteindelijk niet significant is toegenomen (uiteindelijk, want er is wel een periode geweest dat ik – ongehinderd door veel ter zake doende kennis – meende dat de evolutietheorie wel juist moest zijn, simpelweg vanwege de bevestiging ervan via vrijwel alle kanalen, zowel fictie als non-fictie). Hoewel Madueme en Wood aantonen dat het idee van gemeenschappelijke afstamming al stevig stond vóór invulling van de manier waarop deze tot stand zou moeten zijn gekomen, staat voor mij persoonlijk het ontbreken van een adequaat en plausibel mechanisme hiervoor de acceptatie ervan sterk in de weg. Tenzij deze gemeenschappelijke afstamming doelbewust en gestuurd is, maar dan werpt de vraag zich op: door wie of wat? En zo nog meer vragen.

Wat niet is, kan echter nog komen, en wellicht dient een plausibel mechanisme zich vandaag of morgen aan. De acceptatie van de evolutietheorie vanuit wetenschappelijke invalshoek kan wat mij betreft in principe dus nog best aan de orde zijn. Ik ben niet meer dan een redelijk geïnformeerde leek op dit gebied en niet ongevoelig voor wat deskundigen zeggen. Dat gezegd hebbende, is wat die tot dusver (in debatten of op andere wijze) te berde hebben gebracht voor mij, vanuit deze invalshoek bezien, niet heel erg overtuigend geweest. Wat empirisch kan worden hardgemaakt, valt eigenlijk altijd wel te rijmen met evolutie binnen geschapen groepen. De rest komt eigenlijk altijd weer neer op invulling vanuit het uitgangspunt zelf.

Maar wat te zeggen van de andere invalshoek: de theologische? Geldt hier niet hetzelfde: kan ook hier geen nog te ontdekken interpretatie van de Bijbelse ontstaansgeschiedenis leiden tot acceptatie van de evolutietheorie, of wellicht beter gezegd: tot het slechten van theologische bezwaren hiertegen? In principe uiteraard wel. Alleen ook hier: hoe groot is de kans dat die er nog komt? Wat ik tot dusver heb gehoord en gelezen dat ingaat tegen de klassieke interpretatie, bijvoorbeeld de geschriften van door Madueme en Wood genoemde Gijsbert van den Brink, hebben míj niet kunnen overtuigen. In hoeverre dat aan de geschriften zelf ligt of aan mijn bevooroordeeldheid is echter lastig in te schatten, en ongetwijfeld speelt het laatste een rol.

Toch geldt wat mij betreft ook hier: het gaat wat de voorkeur voor de ‘juiste’ ontstaansgeschiedenis betreft uiteindelijk om welke juist is, niet om welke gewenst is. Als ik ervan overtuigd word dat de evolutietheorie juist is vanuit wetenschappelijke invalshoek, zal dat moeten leiden tot herinterpretatie van de Bijbel. Als ik er andersom vanuit Bijbelse (of theologische, laten we voor het gemak hier even geen onderscheid maken) invalshoek van overtuigd word dat er sprake moet zijn van een evolutionaire ontstaansgeschiedenis, zal ik wellicht geneigd zijn ook de wetenschappelijke interpretaties aangaande evolutie voor lief te nemen. Of er ontstaat een derde situatie: ik concludeer dat zowel de wetenschappelijke duiding als de klassieke Bijbelse uitleg juist zijn en verwerp dan de laatste, en daarmee de Bijbel als bron van waarheid. Ik denk dat dit is wat er in de praktijk het vaakst gebeurt (maar kan het mis hebben).

Madueme en Wood stellen dat het beter is de dialoog op te zoeken en de ander te proberen te begrijpen, dan de hakken in het zand te zetten en er een loopgravenoorlog van te maken. Dit is een Bijbelse instelling: heb uw naaste lief als uzelf. Het moeilijke zit hem denk ik, in elk geval gedeeltelijk, in het fenomeen groepsdenken. Wie (zoals ik) uitgaat van de Bijbelse schepping (op welke gronden dan ook), komt al snel in het kamp terecht van de ‘creationisten’, wie er anders instaat in dat van de ‘evolutionisten’. En dan kan het al snel gaan als bij de voetbalsupporter die doordeweeks weldenkend en vriendelijk met iemand van ‘de andere club’ kan omgaan, maar op zondagmiddag in het stadion haast op voet van oorlog met dezelfde persoon lijkt te leven. Het wij-zij-denken wordt versterkt doordat je leest wat jouw kamp schrijft, hun debatten volgt en hun bijeenkomsten bezoekt. Je hoort bij een groep (of voelt dat in elk geval zo) en neemt, bewust of onbewust, steeds meer van het groepsdenken over. Argumenten die je zelf nooit zou hebben bedacht, gebruik je nu alsof het de jouwe zijn en invulling van details omtrent schepping en zondvloed (bariminologie, catastrophic plate tectonics, noem het maar) gaan als je niet oppast een eigen leven leiden als dogma.

Binnen de groep kan hier zoveel onenigheid over ontstaan, dat er sprake is van onderling gebakkelei en zelfs uitsluiting. Ik denk aan bijvoorbeeld Barry Setterfield, die er binnen de creationistische gemeenschap afwijkende ideeën op na houdt en derhalve vrijwel alleen staat, maar ook aan de niet malse kritieken die hier besproken Todd Wood heeft moeten incasseren vanwege zijn ‘te milde’ houding jegens de ‘evolutionisten’. Beiden hebben hun ideeën overigens stevig onderbouwd, maar hiervan wordt wellicht niet voldoende kennis genomen door de gemeenschap. Hoe ik hier zelf in sta wisselt. Wat mij betreft gaat het om wat juist is, niet om wat populair is. Wat dit proces van waarheidsvinding bemoeilijkt, is denk ik het gevoel deel uit te maken van een bepaalde gemeenschap, waarin bepaalde overtuigingen heersen. Hoe moeilijk dat echter ook kan zijn, het behoren tot ‘de groep’ moet niet het belangrijkste doel worden als het gaat om waarheidsvinding.

Concluderend lijkt het mij dat het je hier bewust van zijn misschien de basis kan vormen voor de door Madueme en Wood voorgestane dialoog. Wanneer we het groepsdenken even loslaten en een serieuze poging doen zo onbevangen mogelijk de argumenten van de ander aan te horen en af te wegen, kan hier denk ik meer worden bereikt dan wanneer we overtuigd van het eigen gelijk (hoe zeer we dat misschien ook zijn) het gesprek ingaan. De ander daarbij zien als gesprekspartner in plaats van tegenstander zal wederzijds begrip en wederzijdse toenadering ongetwijfeld ten dienste zijn. Of die behoefte er is, zal per persoon verschillen, maar wellicht hebben Madueme en Wood een punt als zij dit als een Bijbelse plicht zien.

Het overbruggen van ideologische kloven: waarom christenen het onderling nog steeds oneens zijn over evolutie en wat er daaraan moeten doen

Een samenvatting van het artikel:Bridging Ideological Divides: Why Christians Still Disagree About Evolution and What We Should Do About It’ (2024) van Hans Madueme en Todd Charles Wood (Scienta et Fides 12 (1):189-213).

Hans Madueme (Covenant College, Lookout Mountain, Georgia) en Todd Wood (Core Academy of Science, Dayton, Tennessee) hebben onlangs in een artikel in Scientia et Fides, een wetenschappelijk tijdschrift dat publiceert over het raakvlak wetenschap en religie, de onenigheid onder christenen besproken over de wetenschappelijke status van de evolutietheorie: Bridging Ideological Divides: Why Christians Still Disagree About Evolution and What We Should Do About It. Hiermee reageren zij op een analyse van Gijsbert van den Brink, Jeroen de Ridder en René van Woudenberg (alle drie verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam) met de titel The Epistemic Status of Evolutionary Theory, in 2017 verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Theology and Science, dat hetzelfde raakvlak heeft.

Ter introductie stellen Madueme en Wood dat, hoewel de wetenschappelijke consensus evolutie als ‘feit’ bestempelt, zowel oude- als jongeaardecreationisten het oneens zijn met de gangbare naturalistische duidingen van de evolutietheorie. Niettemin is de afgelopen decennia een andere trend zichtbaar geworden: de omarming van de evolutietheorie door christenen, zoals gepropageerd door de Amerikaanse organisatie The BioLogos Foundation. Ondanks deze beweging, zo stellen Madueme en Wood, zijn christenen het nog steeds oneens over evolutie. De auteurs betogen dat binnen dit interpretatieconflict filosofische en theologische uitgangspunten een rol spelen in onze evaluatie van wetenschappelijke claims en de wetenschappelijke status van evolutie. Zij constateren een gebrek aan erkenning van de rol van de religieuze dimensie als het gaat om de beoordeling van het wetenschappelijke bewijs voor evolutie.

De epistemische status van evolutie

Aangezien diverse soorten bewijs zo dwingend lijken te pleiten voor evolutie (fossielen, anatomie, embryologie, genetica en de geografische verspreiding van soorten voor gemeenschappelijke afstamming, waarnemingen in de natuur, experimenten in laboratoria en simulaties via computers voor natuurlijke selectie), besteden weinig wetenschappers tijd aan het afwegen van dit bewijs. De afwegingen díé gemaakt worden, houden geen rekening met de epistemische relevantie van de theologie.

Een uitzondering hierop is het genoemde werk van Van den Brink, De Ridder en Van Woudenberg. Zij onderscheiden drie lagen waaruit de evolutietheorie bestaat: historische evolutie, gemeenschappelijke afstamming en natuurlijke selectie. Het eerste duiden zij als sterk boven elke twijfel verheven, het tweede als zwak boven elke twijfel verheven en het laatste als ‘er pleit het een en ander voor’. Zij menen dat wetenschappelijke theorieën weliswaar komen en gaan, maar dat basisprincipes ervan overeind blijven, en dat bovendien niet wordt teruggegrepen op eerdere theorieën. Madueme en Wood plaatsen hier enkele kanttekeningen bij. Het ‘realismeargument’ van Van den Brink et al. is volgens hen kwetsbaar voor het antirealisme zoals P. Kyle Stanford dat voorstelt: de geschiedenis leert dat er een gerede kans bestaat dat er nieuwe theorieën ontdekt worden die eerder onderbelicht zijn gebleven ondanks het bewijs dat ervoor pleit. Bovendien achten zij de bewering dat wetenschappers nooit terugkomen op inmiddels vervangen theorieën om twee redenen twijfelachtig: ten eerste kan een historische observatie nooit een normatieve conclusie opleveren en ten tweede is de historische observatie op zichzelf twijfelachtig. Ze wijzen hierbij op de heracceptatie van de oorzakelijke krachten van Aristoteles door moderne wetenschappers, ondanks de eerder gangbare verwerping hiervan door David Hume.

Belangrijker vinden Madueme en Wood het echter dat het artikel van Van den Brink et al. een oversimplificatie biedt van de epistemische uitdaging. Volgens hen zou er meer ruimte moeten komen voor een expliciete en uitgebreide analyse van de rol van theologische aannames die op de achtergrond spelen.

De structuur van de evolutietheorie

Bestaande theorieën, voorkennis en ook vooroordelen spelen een rol bij de constructie van wetenschappelijke theorieën. Zo was Charles Darwin – ondanks wat hij hier zelf over schreef in Het ontstaan der soorten – al overtuigd van gemeenschappelijke afstamming voor hij met het mechanisme van natuurlijke selectie op de proppen kwam. Gemeenschappelijke afstamming, zo beredeneren Madueme en Wood, is het uitgangspunt voor directere, empirische modellen (zoals natuurlijke selectie). Hoewel deze gedetailleerdere invullingen onderhevig zijn aan veranderende inzichten, zijn de achterliggende uitgangspunten dat in veel mindere mate. Derhalve moeten volgens de auteurs ‘higher-level theories’ als gemeenschappelijke afstamming onderzocht worden op basis van criteria van buiten de theorie zelf.

Evolutie moet dus niet beschouwd worden als drie afzonderlijke componenten (historische evolutie, gemeenschappelijke afstamming en natuurlijke selectie), maar als een uitgangspunt dat de epistemische status beïnvloedt van specifieke theorieën van lagere orde, zoals natuurlijke selectie. Daardoor is het moeilijk om de epistemische status van evolutie te onderzoeken: niet-onderzochte, onwetenschappelijke factoren beïnvloeden onze beoordeling van theorieën van een hogere orde (‘higher-level theories’). Een van die factoren bestaat uit theologische afwegingen. Volgens Madueme en Wood houden Van den Brink et al. hiermee te weinig rekening.

Evolutie zonder theologische vooronderstellingen is onmogelijk

Ongetwijfeld speelt dogmatische betrokkenheid een rol bij het beoordelen van de epistemische status van evolutie. Madueme en Wood noemen ter illustratie jongeaardecreationisten Jonathan Sarfati en Ken Ham, die hun evaluatie van het bewijs voor evolutie laten leiden door hun begrip van wat de Bijbel zegt. Ook beschrijven ze de inzichten van C. John Collins (het benaderen van wetenschappelijke vraagstukken vanuit een hiërarchie van uitgangspunten op basis van de Bijbel), Hugh Ross (de twee-boeken-benadering) en Denis Lamoreux (ontkenning van enige wetenschappelijke relevantie van de Bijbel), alsmede die van uitgesproken atheïsten als Richard Dawkins en Jerry Coyne.

Bij elke poging tot epistemische duiding van evolutie zijn wetenschappelijke beoordelingen en theologische aannames nauw, maar op onoverzichtelijke wijze, verweven. Theologie speelt in elk geval een integrale rol. Soms wordt duidelijkheid vanuit de natuur geplaatst tegenover duidelijkheid vanuit de Schrift, waarbij het eerste de overhand heeft bij theïstische evolutionisten en het laatste bij jongeaardecreationisten. Uiteraard zijn er ook die hier een tussenweg in vinden. Niettemin is in alle gevallen sprake van het aloude metavraagstuk hoe geloof en rede zich tot elkaar verhouden.

Voorbijgaan aan segregatie richting echte dialoog

Gegeven de nauwe verbondenheid tussen de theologische en filosofische betrokkenheid, en hoe men evolutie epistemisch duidt, is het geen wonder dat in het evolutiedebat mensen, ondanks hun oprechte bedoelingen, langs elkaar heen praten. Er is vaak sprake van stromanredeneringen en karikaturen. Madueme en Wood vragen zich af of het, in geval hun analyse hout snijdt, wel mogelijk is het bewijs voor evolutie op een theologisch neutrale wijze te evalueren. Ze zijn het met de wetenschappelijke realisten eens dat elke toetsing van evolutie moet worden ingegeven door de objectieve data, maar stellen tegelijkertijd dat het proces van data-interpretatie ook theologische beoordelingen met zich mee moet brengen.

In de optiek van Madueme en Wood biedt de uitdaging die er ligt voor het duiden van de epistemische status van evolutie nieuwe mogelijkheden om in gesprek te gaan met medechristenen met wie we het oneens zijn. Toch zijn velen gekant tegen het idee van een dergelijke dialoog. Beide partijen beschouwen elkaar immers vaak als ‘oneerlijk’, ‘gevaarlijk’, ‘onwetend’ (niet-creationisten over jongeaardecreationisten), ‘in de basis atheïstisch’, ‘irrationeel’ en ‘amoreel’ (jongeaardecreationisten over niet-creationisten).

God heeft hier echter enkele niet-dubbelzinnige zaken over te zeggen, aldus Madueme en Wood. Christenen moeten hun naaste liefhebben als zichzelf (Matthéus 22:36-40); hierop zijn de Wet en de Profeten gebaseerd. Het punt van Madueme en Wood is niet dat verschillen in doctrine onbelangrijk zijn of dat dialoog belangrijker is dan overtuiging, maar veeleer dat we, wanneer we de ander confronteren, dat vanuit de juiste motieven moeten doen. En het gesprek aangaan met medechristenen met wie we het oneens zijn als het gaat om evolutie is niet makkelijk, maar het is onze ethische plicht. Juist de evaluatie van evolutie nodigt uit tot een dergelijke dialoog.

Er zijn genoeg redenen om deze dialoog aan te gaan, waarvan praktische noodzaak een belangrijke is. Christenen die evolutie accepteren voelen zich in hun kerk waar dat niet gangbaar is genegeerd of gemarginaliseerd, creationisten worden genegeerd of er wordt ze het zwijgen opgelegd door docenten en medestudenten wanneer ze gaan studeren. We hebben nu eenmaal de neiging degene met wie we het oneens zijn de wacht aan te zeggen, waarbij conflicten soms hoog oplopen.

Buiten praktische redenen, zijn er ook andere belangen. Interactie met de ander leidt weliswaar, voor zover Madueme en Wood weten, niet tot veranderingen wat betreft persoonlijke overtuiging, maar kan er wel toe leiden dat we afkomen van karikatuurvorming en stereotypering. Onbegrepen maakt onbemind en onbegrip leidt dus tot ideologische segregatie. Het aangaan van de dialoog met ideologische opponenten kan geestelijk en intellectueel verrijkend zijn. Het zet ons ertoe aan ons meer als Jezus Christus op te stellen en de ander te behandelen zoals we zelf behandeld willen worden (Matthéus 7:12).

Conclusie

Gijsbert van den Brink en zijn collega’s hebben een opportune evaluatie van de epistemische status van evolutie geboden. Hoewel Madueme en Wood het met de nodige zaken hiervan oneens zijn, gaat het ze wat deze analyse – en vergelijkbare analyses – betreft niet om wat erin gezegd wordt, maar juist om wat er níet gezegd is. Van den Brink et al. preken voor eigen parochie; de natuurlijke data zijn wat ze zijn en zullen hen die het met de onderzoekers eens zijn in hun overtuiging bestendigen en hen die het niet met ze eens zijn onbewogen laten. En natuurlijk doen de data ertoe, maar ze interpreteren zichzelf niet. Ze worden ingebed in de bredere niet-wetenschappelijke, filosofische en theologische overtuigingen die we met ons meebrengen. Madueme en Wood hebben twee mogelijkheden geopperd: we kunnen de epistemische status van evolutie beoordelen zonder deze factoren en bevestigen wat we al ‘weten’, of we kunnen ideologische verschillen overbruggen en de moeilijkere vraag stellen waarom onze ideologische opponenten evolutie zo radicaal anders beschouwen. Het eerste is op korte termijn makkelijker, maar het laatste biedt op lange termijn meer voordeel, zowel voor de christelijke gemeenschap als voor het algemeen belang.

N.a.v.: Madueme, H., Wood, T.C., 2024, Bridging Ideological Divides: Why Christians Still Disagree About Evolution and What We Should Do About It, Scienta et Fides 12 (1):189-213. Link naar het artikel.

Een bijbelse visie op hermeneutiek en Schriftgezag – Bespreking van ‘Biblical Hermeneutics’

In deze bijdrage wil ik aandacht vragen voor de Engelse versie van een boek dat oorspronkelijk in het Duits verscheen, namelijk Biblical Hermeneutics van Gerhard Maier (1937-heden). De auteur was van 2001 tot 2005 bisschop van de Evangelische Landkerk van Württemberg. Deze studie laat ons onder andere zien dat niet alle Duitse bijbelwetenschappers Schriftkritisch zijn. Maiers boek gaat niet allereerst over de regels van de Schriftuitleg, al komen ook die ter sprake vooral als het gaat om de betekenis van de genres met betrekking tot de Schriftuitleg. Echter, Maier geeft geen brede bespreking van uitleg van genres enz.

Vooral de uitgangspunten die aan de uitleg van de Schrift ten grondslag liggen worden aan de orde gesteld. Maier komt op voor een speciale bijbelse hermeneutiek. Als het geïnspireerde Woord van God is de Schrift volstrekt uniek. Wie de Schrift werkelijk wil verstaan, moet daaraan recht doen. De exegeet als subject dient zich naar de Bijbel als object te richten en niet omgekeerd. Maier wenst in het spoor te gaan van de Reformatie en het Duitse piëtisme. Met Bengel zegt hij dat wie de Schrift wil verstaan, zich helemaal aan de Schrift dient toe te vertrouwen en zich door de gehele Schrift dient te laten stempelen. We leren de Schrift verstaan in de omgang ermee.

Het gebrek aan nadruk op de concrete omgang met de Schrift vindt Maier de zwakte bij meerdere Amerikaanse fundamentalisten. Daarbij wijst hij er overigens terecht op dat het fundamentalisme een veelkleurig verschijnsel is. Wat hem aan de fundamentalisten verbindt, is dat zij het gezag van de Schrift over de gehele linie serieus wensen te nemen.

De historisch-kritische wijze van exegetiseren wijst Maier van de hand. Hij bestrijdt dat het mogelijk is om op een gelovige wijze van de historisch-kritische methode gebruik te maken. Een visie die helaas ook binnen de gereformeerde gezindte ingang vindt. In Utrecht werd ik met deze zienswijze geconfronteerd toen ik daar theologie ging studeren. Vroeger wees men in Kampen (nu TUU) en Apeldoorn deze benadering af, maar dat is inmiddels niet meer het geval bij alle docenten die aan genoemde instellingen zijn verbonden. Ook daar is nu ruimte voor bepaalde vormen van Schriftkritiek. Het Hersteld Hervormd Seminarie kan een klassiek geluid laten horen, maar in het deel van de opleiding dat door de VU wordt verzorgd ligt dat anders tot heel anders. De Nederlandse kerk zou erbij gebaat zijn als er een theologische opleiding op academisch niveau komt waar over de gehele linie onderwijs wordt gegeven vanuit de overtuiging dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God is en studenten gewapend worden tegen de nieuwe hermeneutiek die stelt dat de tekst van toen niet maatgevend behoeven te zijn voor de praktijk in het heden.

Maier stelt dat wie met de Schriftkritiek meegaat, kanttekeningen moet plaatsen bij de Bijbel als het Woord van God en dat wie de Bijbel zonder reserve als Woord van God ziet, geen plaats kan inruimen voor Schriftkritiek. Daarmee ontkent Maier overigens niet dat wij kunnen leren van hen die de Bijbel niet als Gods onfeilbaar Woord erkennen, maar hun grondhouding kan nooit de onze zijn. Wie recht doet aan de Bijbel als de openbaring van God, kan daar niet kritisch tegenover staan. Maier wijst in dit verband onder andere op het door Troeltsch geformuleerde principe van analogie waarmee wonderen uitgesloten worden, omdat die analogieloos zijn. Daar stelt Maier tegen over dat wij wat de Bijbel als historie meedeelt, als historie dienen te aanvaarden. De natuurwetenschap mag niet gaan bepalen of gebeurtenissen wel of niet konden plaats vinden. Als de Almachtige staat God boven de door Hem Zelf bepaalde regelmaat.

De openbaring dient over de gebruikte methode te heersen en niet de methode over de openbaring. Maier bestrijdt in dit verband dat de evangeliën slechts verkondiging en geen biografie of geschiedschrijving zouden zijn. Zij zijn het beiden. De verkondiging is onlosmakelijk verbonden met historische feiten. De verkondiging verandert van karakter als men dat ontkent.

Maier brengt onder de aandacht dat in onze tijd de kritiek op de Schrift zich nog meer richt op de ethiek die de Schrift voorstaat dan op de betrouwbaarheid van wat zij als historie meedeelt. Met een beroep op beginselen die boven de Schrift uitgaan en daarmee het concrete gezag van de Schrift ontkrachten, wordt bijvoorbeeld een van de Bijbel afwijkende visie op seksualiteit gepropageerd. Maier bestrijdt dat de Schrift niet anders dan met de attitude van de Verlichting kan worden gelezen. Met nadruk komt hij op voor de betekenis van de zogenaamde pre-kritische exegese. Wie de Schrift werkelijk wil verstaan, moet haar lezen in gemeenschap met de kerk van alle eeuwen. Maier wenst terecht de Schrift op dezelfde wijze te lezen als de kerk tot aan de Verlichting heeft gedaan.

De Verlichting heeft sterk de aandacht gevraagd voor het historische karakter van de Schrift. Daarmee kunnen we onze winst doen, als we ons maar niet mee laten voeren door de visie dat een tekst uit het verleden nooit rechtstreeks relevant voor het heden kan zijn. Sinds de Verlichting is er, meer dan daarvoor, oog voor de diversiteit van het Schriftgetuigenis. Ook dat mag verdisconteerd worden, mits wij de diversiteit maar vanuit de eenheid van het Schriftgetuigenis verstaan. Op deze wijze wil Maier aan de ene kant recht doen aan nieuwere exegetische inzichten en anderzijds laten zien dat de openbaring over de methode dient te heersen.

De wijze van Schriftuitleg die Maier voorstaat, noemt hij de bijbels-historische methode. Men spreekt ook wel van de grammaticaal-historische methode. Het woord historisch wijst erop dat wij om teksten te verstaan moeten kijken naar de context en achtergrond waarbinnen zij voor het eerst hebben geklonken en zijn gesproken. Voorafgaand daaraan dient niet alleen de betekenis van zinswendingen, uitdrukkingen enz. maar ook het literaire genre van een tekst zijn vastgesteld. Een derde fase van de exegese is dat de boodschap van een tekstgedeelte wordt vastgesteld. Van groot belang voor de exegese acht Maier terecht het zicht op het heilshistorische karakter van de bijbelse openbaring. Daarmee houdt verband dat er in de openbaring sprake is van een voortgang vooral van de oude naar de nieuwe bedeling.

Nadrukkelijk pleit Maier ervoor om de toepassing niet los te maken van de uitleg. Bij de werkelijke uitleg behoort een toepassing en een goede toepassing komt uit de uitleg van een Schriftgedeelte voort. Het uiteengaan van uitleg en toepassing is een van de wrange vruchten van de Verlichting. Juist omdat de Schrift een objectief is, kunnen ook niet (ware)-gelovigen de Schrift verstaan en is tussen hen en gelovigen een gesprek mogelijk over de inhoud van de Schrift.
Om de diepste zin van de Schrift te verstaan hebben we echter de verlichting van ons verstand door de Heilige Geest nodig. Dit besef is met de Verlichting uit de officiële theologische wetenschap zo goed als verdwenen. Echte bestudering van de Schriften is er nooit zonder gebed en ook niet zonder beproeving en aanvechting. Dat verbindt de Schriftuitlegger van nu met generaties van Schriftuitleggers voor hen. Het boek van Maier is een uitermate waardevol boek vooral voor predikanten en studenten theologie.

N.a.v.: Gerhard Maier, Biblical Hermeneutics, vertaling Robert Yarbrough (Wheaton: Crossway Books, 1994).

Wie maakt er zo’n lawaai in de Bush? – De Schreeuwpiha (Lipaugus vociferans), een van de meest luidruchtige vogels van het dierenrijk

De Bush is een indrukwekkend aangelegd ecosysteem van Burgers’ Zoo. Vanmiddag was ik er, samen met mijn vrouw, opnieuw (kort). In de Bush is iedere keer een karakteristiek vogelgeroep te horen: ‘Fhieeet-Fhieuuu‘. Welke vogel maakt dit harde geluid (van 116 decibel)? Het is de Schreeuwpiha (Lipaugus Vociferans) die daarmee een vrouwtje probeert te lokken en rivalen op een afstand probeert te houden. De Arnhemse dierentuin is de enige Europese dierentuin waar deze vogel te horen is. De rijk gevarieerde schepping van God wekt iedere keer weer verwondering.

De dierentuin legt het uit op hun website1:

“Alleen de mannetjes laten hun kenmerkende schreeuw horen. Dat doen ze in groepen geclusterd, dus vele mannetjes op enkele meters afstand bij elkaar. Achter elkaar laten ze hun tot 116 decibel harde roep horen, en de vrouwtjes kiezen aan de hand van hun roep-kwaliteit een paringspartner. Deze manier van baltsen wordt een ‘lek’ genoemd. Zo’n ‘lek-vorming’ is van slechts weinig soorten bekend, zoals ook van rotshaantjes, auerhoenders en kemphanen.”

Hieronder met dank aan Burgers’ Zoo een korte uitleg en daaronder met dank aan ‘lukiejan‘ een video van deze bijzondere vogel in de Bush. Tenslotte met dank aan ‘Fauna en Flora‘ hoe dit geluid in het regenwoud klinkt.

Voetnoten