Home » Gastbijdrage » De tweets van atheïstisch filosoof Boudry en het methodologisch naturalisme

De tweets van atheïstisch filosoof Boudry en het methodologisch naturalisme

Enige tijd geleden stuurde Maarten Boudry enkele tweets de lucht in, waarin de loftrompet werd opgestoken over een artikel dat verschenen is in 2019 en waarin de houdbaarheid van het methodologische naturalisme wordt besproken. Maarten Boudry is een filosoof en atheïst en af en toe houdt hij zich bezig met de evolutie-schepping-discussie, waarbij hij uiteraard massief op het evolutionistische spoor zit.

Pragmatisch methodologisch naturalisme

Het grote probleem met de evolutietheorie is, dat men meent dat wetenschappelijk onderzoek naturalistisch te werk moet gaan. Men denkt dat er niet mag worden verwezen naar iets bovennatuurlijks. Nu betekent dit niet dat men moet denken dat er geen god is, dat heet ontologische naturalisme, maar alleen dat men met bovennatuurlijk handelen geen rekening mag houden. Dat heet methodologisch naturalisme. Er worden dan twee rechtvaardigingen van methodologisch naturalisme gegeven. De eerste is, dat natuurwetenschappelijk onderzoek vanuit de eigen aard geen rekening mag houden met het bovennatuurlijke, omdat het natuurlijke verschijnselen bestudeert. Dat heet intrinsiek methodologisch naturalisme. Deze rechtvaardiging voldoet niet omdat het onnodig aanneemt dat iets natuurlijks niet door iets bovennatuurlijks kan zijn veroorzaakt. De tweede gezochte rechtvaardiging is dat uit de resultaten van de wetenschap blijkt, dat het naturalisme uiterst succesvol is, en het bovennatuurlijke als verklaring dus overbodig. Dat noemt men pragmatisch methodologisch naturalisme Deze benadering voldoet niet omdat er wel degelijk verschijnselen zijn waarvan de oorsprong niet op een natuurlijke wijze verklaard kan worden. Die gaten in onze kennis zijn met de stand van de wetenschap alleen maar groter geworden. Boudry is aanhanger van het pragmatisch methodologisch naturalisme. Meerdere artikelen over het methodologisch naturalisme zijn te vinden op de website van Logos instituut, onder andere waarin ik enkele wetenschappelijke artikelen bespreek die het methodologisch naturalisme bestrijden.

Onjuist

Het hele concept van methodologisch naturalisme wordt echter door Sandy C. Boucher in International Journal for Philosophy of Religion1 in een artikel met als titel Methodological naturalism in the sciences als onjuist gekwalificeerd. De samenvatting van het artikel van Boucher is als volgt:

Creationisten hebben lang betoogd dat de evolutiewetenschap toegewijd is aan een dogmatische metafysica van naturalisme en materialisme, die gebaseerd is op geloof of ideologie in plaats van bewijs. Het standaard antwoord hierop is geweest dat men erop wijst dat wetenschap niet is toegewijd aan een dergelijke metafysische doctrine, maar alleen aan een methodologische versie van het naturalisme. Volgens deze methodologische versie mag wetenschap alleen een beroep doen op natuurlijke entiteiten en processen. Maar dit hele debat veronderstelt dat er een duidelijk onderscheid is tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke, en dat naturalisme dus een betekenisvolle doctrine is. Ik betoog dat deze veronderstelling onjuist is. De concepten van het natuurlijke en het bovennatuurlijk zijn in feite hopeloos duister, zodat de bewering dat de wetenschap zich committeert aan methodologisch naturalisme niet kan worden waargemaakt. Dit is echter geen overwinning voor anti-naturalisten; expliciet bovennatuurlijke theorieën, zoals het creationisme, kunnen namelijk wel wetenschappelijk worden uitgesloten als a priori onsamenhangend, aangezien ze voor hun begrijpelijkheid veronderstellen dat er een zinvol natuurlijk-bovennatuurlijk onderscheid is. Dit is echter niet het geval voor standaard wetenschappelijke theorieën want dat zijn niet expliciet naturalistische theorieën; ze postuleren geen natuurlijke of fysieke entiteiten of processen als zodanig.

Het bovengenoemde artikel bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt betoogd dat er geen scherpe lijn is te trekken tussen het natuurlijke en het bovennatuurlijke. Dit deel is redelijk overtuigend. In het tweede deel wordt gezegd dat het creationisme op voorhand al afvalt maar er wordt geen enkel zinnig argument voor gegeven en de auteur lijkt niet te beseffen dat deel één en deel twee met elkaar in tegenspraak zijn.

Deel één

Het valt de auteur op dat er in artikelen die gaan over het naturalisme vaak geen definitie wordt gegeven van wat natuurlijk en wat bovennatuurlijk is. Een definitie zou kunnen zijn: “to be natrual is to be potentially scentifically investigable/explainable.” Het aparte is dat als iets bovennatuurlijks zou blijken wetenschappelijk legitiem te zijn, het per definitie natuurlijk is geworden. Het idee van een wetenschappelijke theorie over iets bovennatuurlijks zou dan een tegenstelling in termen zijn.

Een andere oplossing die niet werkt is, dat het natuurlijke gaat over wetten. Het probleem hiermee is dat empiristen soms ontkennen dat er zoiets als natuurwetten zijn. Daarnaast kun je prima naturalist zijn zonder in natuurwetten te geloven.

Een ander voorstel is het natuurlijke te vereenzelvigen met het materiële/fysische. Dit ziet de auteur als de meest veelbelovende beschrijving van het natuurlijke. Als dit het niet doet, dan ziet hij geen betere optie. Echter, tegen deze definitie kan een argumentatie worden ingebracht die Hempels dilemma heet, naar de bedenker Hempel (1980). Fysicalisme is grofweg de zienswijze dat de enige dingen en eigenschappen bestaan die of te reduceren zijn tot of superveniëren op fysieke dingen of tot eigenschappen. Nu komen twee vragen naar boven: 1) Wat is het voor een ding of eigenschap, fysisch te zijn?, en 2) Wat is het om tot zo iets te reduceren of op te superveniëren?

Het antwoord op deze vragen kan gebaseerd worden op de huidige wetenschappelijke kennis. In dat geval gaat het fout want de geschiedenis leert ons dat de kennis altijd na enige tijd achterhaald is. Het antwoord kan ook gebaseerd worden op toekomstige of potentiele wetenschappelijke kennis. Dan ontgaan we de eerste fout maar wordt de definitie gelijk nietszeggend.

In het verleden is duidelijk gebleken dat we het natuurlijke soms moesten uitbreiden met entiteiten waarvan vooraf zou kunnen worden gedacht dat die bovennatuurlijk zijn. Bijvoorbeeld de krachten van Newton. Toch leidde de ontdekking van krachten er niet toe, dat fysicalisten stopten fysicalist te zijn. Nu zijn er mensen die stellen dat we de huidige fysica veel breder moeten definiëren.

Vincente heeft de volgende definitie van fysicalisme als de claim dat ‘every-thing that exists comes down to a list of conserved quantities, bodies that possess them, and the forces that mediate their exchange’. Ook deze definitie is niet breed genoeg. Men kan zich een fysica voorstellen die uiteindelijk deze zienswijze vervangt. Hebben kwantum-verschijnselen hier eigenlijk al geen inbreuk op gemaakt?

Daarna gaat de auteur een andere weg: “to be physical and consistent with physicalism, is to be sufficiently similar to the things that we all know intuitively are paradigmatically physical”. Hier wordt voorbij gegaan aan de radicaliteit van de visie van de auteur. Het is namelijk niet alleen zo dat we op dit moment nog niet weten wat het verschil tussen natuur en bovennatuur is, maar we zullen dat in de toekomst ook niet te weten komen. Het verschil kan op geen enkele bevredigende manier worden weergegeven. Onze intuïtie is dus niet geldig. Daar kan dus niet aan worden gerefereerd.

Op zich is dit een redelijk betoog. Omdat hier sterk benadrukt wordt dat er geen fundamenteel onderscheid is tussen natuur en bovennatuur. De auteur doet ook geen uitspraak over of de geest en het bewustzijn natuurlijk of bovennatuurlijk is. De geest volgens Descartes en het Elan Vital worden door de auteur om één of andere reden wel als bovennatuurlijk beschouwd. Evenals uiteraard geesten, spoken of God.

Deel twee

We zouden denken dat de auteur dit niet-bestaan van een verschil tussen natuur en bovennatuur gaat uitwerken voor de discussie over het methodologisch naturalisme. Je zou kunnen zeggen: feitelijk zijn er geen naturalistische theorieën en supra-naturalistische theorieën. Alle theorieën zijn er, alleen is de ene theorie waarschijnlijker dan andere. En wat men een bovennatuurlijke theorie noemt is gewoon in potentie een natuurlijke theorie, alleen wellicht wat buitenissig. Die kant gaat de auteur helemaal niet op in het tweede deel. Hier stelt hij dat creationistische theorieën, en daar plakt hij ook Intelligent Design onder, expliciet naar iets bovennatuurlijks verwijzen en daarom op voorhand afgewezen moeten worden. Hoezo? Daar geeft hij geen argumenten voor, terwijl het nogal strijdig is met het eerste deel van het artikel. En is vaak juist niet het verwijt aan creationisten,, dat ze het natuurlijke en het bovennatuurlijke vermengen, en er dus te weinig onderscheid in aanbrengen? En is het inderdaad zo dat de evolutietheorie in principe open staat voor verschijnselen die we bij de huidige stand van de wetenschap zouden beschouwen als bovennatuurlijk?

Implicaties voor het debat over methodologisch naturalisme

Als er geen manier is om onderscheid te maken tussen natuurlijk en bovennatuurlijk, dan is elke versie van methodologisch naturalisme inhoudsloos (daar ga je, Boudry). Maar omdat hetzelfde dus ook opgaat voor het verwerpen van het methodologisch naturalisme, is hier geen reden voor blijdschap voor de supranaturalist volgens de auteur. Maar de auteur heeft het hier bij het verkeerde eind. Hij schrijft “since the concept of a non-physical entity of process is incoherent, supernaturalist theories which appeal to such entities and processes, whould be rejected as incoherent”. Wat een onzinnig argument is dit! Het enige wat de auteur kan zeggen is, dat de niet-fysieke entiteit of proces mogelijk wel fysiek is, conform zijn onvermogen om onderscheid te maken. Stel, dat dat het geval is, dan is daarmee de verwijzing naar zo’n entiteit nog niet per definitie onsamenhangend. Argumenten voor deze stelling geeft de auteur niet. Bijvoorbeeld dat de entiteiten waar naar wordt verwezen nooit in de toekomst als natuurlijke of fysieke entiteiten kunnen worden beschouwd of iets dergelijks, of dat niet-fysieke entiteiten niet kunnen bestaan. Dat laatste zal ook lastig zijn want hij gaat wel een tegenargument bespreken namelijk dat getallen bestaan en getallen zijn niet-fysieke entiteiten. En getallen zijn belangrijk in de wetenschap. Maar volgens de auteur werkt het met getallen anders. Getallen zijn causaal inert. Dus fysieke entiteiten kunnen volgens de auteur wel bestaan maar ze kunnen niet causaal zijn. Het zou zinnig zijn geweest als hier een argument voor gegeven werd.

Een ander tegenargument dat hij bespreekt is, dat standaard wetenschappelijke theorieën ook onderscheid maken tussen natuurlijk en bovennatuurlijk. Hij weerspreekt dit. Hij zegt dat supranaturalistische theorieën expliciet zelfbewust supranaturalistisch zijn. Standaard wetenschappelijke theorieën (en dat is alles behalve de supranaturalistische theorieën) zijn niet expliciet zelfbewust naturalistische of fysische theorieën. Ik vraag me stellig af of deze laatste opmerking ook opgaat voor de evolutietheorie. De auteur zegt van wel, zonder onderbouwing. En om een of andere reden zou de aanduiding dat een theorie zich ergens wel van bewust is, veroorzaken dat een theorie om die reden onbegrijpelijk is en dus op voorhand kan worden afgeserveerd.

Er zijn voor de auteur geen bezwaren tegen intelligent design. Het zou zo kunnen zijn dat hyper-intelligente aliens leven op aarde brachten. Echter, er mag niet verwezen worden naar iets bovennatuurlijks; een God die leven heeft gemaakt, want dan is het onbegrijpelijk geworden. Zelfs verwijzen naar God mag dus niet. Maar, is dan een tegenargument, in andere theorieën wordt ook wel verwezen naar compleet onbegrijpelijke concepten zoals ‘dark matter’, ‘verstrengeling’ enzovoort. Dat is toch ook onbegrijpelijk? Jawel, maar op een andere manier onbegrijpelijk, volgens de auteur. Bovennatuurlijk onbegrijpelijk is zo fundamenteel onbegrijpelijk, dat het iets anders is dan ‘dark matter’. En zo schiet de auteur zich elke alinea in de voet doordat er dus kennelijk wel fundamenteel natuurlijk/bovennatuurlijk onderscheid is.

Al met al is dit artikel een eigenaardig samengesteld betoog. In het eerste deel wordt uitgebreid betoogd dat het onderscheid natuurlijk-bovennatuurlijk moeilijk te maken is. Vervolgens schiet de auteur in de stress, durft hij de consequenties van zijn zienswijze niet door te trekken en komt hij met een ad hoc-stelling om toch “bovennatuurlijke theorieën” op voorhand af te kunnen serveren. Maar uiteindelijk is dat natuurlijk onzinnig als je net betoogd hebt dat je het verschil natuurlijk- bovennatuurlijk niet goed kunt maken. Bovennatuurlijke theorieën zijn dan natuurlijke theorieën, als je als atheïst daar de voorkeur aan geeft.

  1. DOI: https://doi.org/10.1007/s11153-019-09728-9.