Welkom op deze website!

Deze website is de thuisbasis van de organisatie Fundamentum. Fundamentum zet zich in op het gebied van geloof en wetenschap, medische ethiek en apologetiek. Eigenaar van de website is Jan van Meerten. De website is ook de landingswebsite van het jaarlijkse congres ‘Bijbel & Wetenschap‘. Deze website bevat informatie over allerhande onderwerpen zoals seksuele gerichtheid, pro-life, wereldgodsdiensten (zoals Islam, Hindoeïsme etc.) en vooral over scheppingsleer, -geloof en -paradigma. In het laatste geval zijn wij voorstander van het klassieke scheppingsgeloof met een zesdaagse schepping, een historische zondeval en om niet meer te noemen een wereldwijde zondvloed. Verder gebruikt Jan van Meerten deze website om eerder door hem geschreven artikelen te bundelen en het onderwerp waarin hij zichzelf aan het specialiseren is uit te werken. Het gaat dan om paleoecologie, paleoklimatologie en paleontologie, meer specifiek de ecosystemen van de dinosauriërs (het zogenoemde Mesozoïcum), nog meer specifiek de zoogdierachtigen en vogelachtigen in deze ecosystemen. Zijn overige artikelen kunnen gelezen worden als (wetenschap)journalistieke stukken. De website bevat ook gastbijdragen van medechristenen. Als laatste is het ook de landingswebsite van de genealogie van het geslacht Van Meerten en Betuwse streekgeschiedenis. U kunt uzelf hier abonneren op de nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt maandelijks en zal alle onderwerpen behandelen behalve informatie over het geslacht Van Meerten. De nieuwsbrief bevat altijd de mogelijkheid om uzelf af te melden. Van harte welkom op deze website en veel leesplezier! Feedback kan gegeven worden via de pagina ‘hier mag u uw hart luchten‘. Op deze pagina zullen wij zelf niet veel reageren. Op reacties, vragen of stellingen wordt gereageerd in de rubriek ‘Feedback & vragen‘. De feedback kan ook gegeven worden via info@oorsprong.info.

Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura.
Megazostrodon, een uitgestorven zoogdierachtige (Mammaliaformes) uit het Trias/Jura. Deze foto is genomen in het Natural History Museum in Londen en afkomstig van de internetencyclopedie Wikipedia.

Toont finetuning het bestaan van God aan? – Andringa zoekt wanhopig redenen waarom dit niet het geval zou zijn

Het is een veelgebruikt argument onder christenen en moslims: de finetuning van het heelal maakt het Godsbestaan waarschijnlijker. Onder andere de wiskundige Emmanuel Rutten en William Lane Craig verdedigen dit argument. Is dat echt een goed godsargument? Theoretisch natuurkundige Roel Andringa vindt van niet. Wat is finetuning eigenlijk? Dat kan Andringa voor wat betreft de natuurkunde goed uitleggen. Hij heeft daar een blogpost met de naam “Toont finetuning het bestaan van God aan?” aan besteed. Deze post is interessant, want het toont ons de schamelheid van de atheïstische redeneerkunde.1

De eerste vraag die Andringa behandelt is, wat finetuning is. Hij kan dit goed uitleggen m.b.t. de fundamentele natuurkunde. Andringa is ook niet voor niets middelbareschooldocent natuurkunde. Zo’n docent zou ik ook wel gehad willen hebben.

Andringa zegt het volgende:

Finetuning impliceert dat alle deeltjes in het standaardmodel, zoals de quarks, neutrino’s, tauonen, muonen en het Higgsdeeltje parameters hebben die je moet meten, om ze te weten te komen. Maar waarom precies deze waarden? Tot nu toe hebben we (nog?) geen idee. Zou je er in berekeningen iets aan veranderen dan wordt in verreweg de meeste gevallen leven zoals wij dat begrijpen (!) onmogelijk. Materie stort in, kan überhaupt nooit ontstaan, het universum wordt een kille, dooie plek, enzovoort. Dat is een hint voor finetuning.

Finetuning is kortgezegd het fenomeen waarbij je theorie alleen goede voorspellingen doet voor heel nauwkeurig gekozen waarden van je parameters. Ga je ietsiepietsie afwijken van die parameterkeuze, dan geeft je theorie compleet andere voorspellingen. Het lijkt dan alsof Iemand aan de knoppen van de parameters heeft gedraaid en doelbewust leven heeft willen laten ontstaan! Of toch niet?

De eerste poging van Andringa om het finetuning argument te ondermijnen betreft het geven van drie voorbeelden uit het verleden. Daarin werd ook gedacht dat er van finetuning sprake was, maar waarbij later bleek dat dit onterecht was.
Een bekend voorbeeld is dat van Einstein. Einsteins zwaartekrachtstheorie voorspelde een heelal dat instort of uitdijt, en Einstein wou graag een heelal in evenwicht. Dit loste hij op door een extra parameter in zijn theorie voegen met de naam “kosmologische constante”, die als een soort “veerkracht van de ruimte” optreedt. Einstein kon vervolgens deze constante finetunen zodat het heelal inderdaad netjes in evenwicht bleef. Dit bleek later fout te zijn.

Als we deze boodschap op het finetuningsprobleem loslaten, en dat is natuurlijk de bedoeling van Andringa, want waarom noemt hij het anders, dan wil Andringa suggereren: de basale natuurkunde klopt van geen kanten. Die constanten zijn gevolg van een foute gedachtegang. Later zullen we er achter komen, dat deze gedachtegang niet klopte.

Het tweede voorbeeld van Andringa is dat van schutkleuren bij dieren en planten in de natuur.

“Voer jezelf terug naar pre-Darwiniaanse tijden en vraag jezelf af: hoe kan het toch dat de omgeving zich dikwijls zo precies heeft afgesteld op de schutkleuren van bijvoorbeeld de nachtzwaluw, de gehakkelde aurelia (een vlindersoort), de ijsbeer of de wandelende tak? Heeft God die omgeving zo nauwkeurig in elkaar geknutseld en houdt Hij deze omgeving vervolgens minutieus in stand om deze diersoorten te laten overleven? Wel, sinds Darwin weten we dat… De omgeving past zich niet aan op de diersoorten, maar andersom!”

Hier had Andringa wellicht beter even met een collega docent biologie of geschiedenis kunnen praten. Dachten de biologen voor Darwin echt, dat het ergens ging sneeuwen doordat er een ijsbeer rondliep? Integendeel. Biologen geloofden niet dat de omgeving zich aangepast aan de verschillende dieren en planten. Veelal werd juist de catastrofetheorie aangehangen. Er werd gedacht dat de aarde in het verleden diepgaand getroffen was door één of meerdere wereldwijde catastrofes waarbij complete ecosystemen werden uitgeroeid. Geen finetuning, dus ook geen finetuning die later niet waar bleek te zijn.

Het derde voorbeeld van Andringa, is er gelukkig weer een uit de natuurkunde. Ook een bekend voorbeeld. “De Grieken (Ptolemeus, Hipparchus en anderen) hadden bedacht dat planeten cirkelbanen afleggen, en afwijkingen hiervan werden wegverklaard met extra hulpcirkels. Zo werd ons zonnestelsel met de aarde in het midden een enorm nauwkeurig afgesteld uurwerk tsjokvol finegetunede cirkelbanen.

Ook hier is de boodschap, ‘dat we wederom iets fundamenteels over het hoofd zagen: niet de aarde maar de zon is het middelpunt van ons zonnestelsel en (…) dat planeetbanen in het algemeen ellipsen zijn’. De boodschap van dit voorbeeld van Andringa is dezelfde als die van het eerste voorbeeld. Als er sprake is van finetuning, dan zit je fundamenteel fout met je modellen. Tabé, fundamentele natuurkunde.

De volgende ‘oplossing’ van Andringa is te suggereren dat er wel eens sprake zou kunnen zijn van een multiversum. Hoogleraar Klaas Landsman ziet dat niet zitten, maar daar luisteren we nu maar even niet naar.

“Zijn wij gewoon één heelal in een enorme verzameling universa waarvoor de omstandigheden toevallig net goed zijn, en verbazen we ons hierover zoals een loterijwinnaar zich kan verbazen over zijn winst? Stel dat je bij het uitwerpen van je hengel na 5 minuten een vis vangt van precies 78,986 cm. Is dat bijzonder? Niet echt: dat getal is nogal lukraak. Maar stel dat je daarna ontdekt dat je net alleen vissen van deze lengte met een marge van eentienduizendste cm kan vangen. Dan wordt het wel verleidelijk om te geloven dat er heel veel verschillende vissen in de vijver zaten, want wat is anders de kans dat jij binnen 5 minuten een vis vangt? Hoe meer vissen in de vijver, des te waarschijnlijker wordt deze gebeurtenis. Je vangst maakt de hypothese “er zijn heel veel andere vissen in de vijver” dus aannemelijker.”

Het voorbeeld dat Andringa hier stelt geldt wellicht voor hem zelf, maar zeker niet voor ieder ander. Laten we ons het voorbeeld concreet voorstellen: we stellen ons voor dat we een superspecifieke hengel hebben en we vinden daarmee een superspecifieke vis, dan denken we niet: wat zitten er veel verschillende vissen in deze vijver. Dan denken we: hier zit meer achter. Hier zit iemand een spelletje met me te spelen, die ik niet ken of hier is sprake van een oorzaak of patroon dat ik niet begrijp. Dat Andringa nu juist aan een grote hoeveelheid verschillende vissen denkt, wordt waarschijnlijk veroorzaakt door vooringenomen ideeën over de werkelijkheid.

Andringa concludeert met betrekking tot finetuning dat er sprake is van het waarnemerseffect. De waarneming is überhaupt alleen mogelijk als de omstandigheden precies goed zijn om de waarnemers te laten ontstaan. Dit argument is al langer bekend. Het negeert de mogelijkheid dat het ook heel anders had kunnen zijn. We hadden ook kunnen ontdekken dat er helemaal geen fijne afstemming van de constanten was, maar dat het leven toch zo wel zou zijn ontstaan. We hadden kunnen ontdekken dat het heelal ritselt van leven, maar dat vinden we niet. Ten tweede is een multiversum een soort surogaatgod. Je kunt m.b.t. onze werkelijkheid alles geloven wat je wilt, hoe zeer onwaarschijnlijk ook, er zal altijd wel een universum zijn waar het plaatsvindt, en daar leven wij dan toevallig in. Ten derde staat hier vanuit theïstische hoek het voorbeeld van de firing squads tegenover. Stel dat twintig scherpschutters met elk twintig kogels van dichtbij op je schieten terwijl je tegen de muur staat en je overleeft het. Hoe waarschijnlijk is het dan, dat dit volledig toeval was?

Tenslotte eindigt Andringa met een paar vragen aan Christenen. Zijn eerste vraag is: Als een mens bestaat uit ziel en lichaam, en deze mensen krijgen bij hun opstanding een nieuw lichaam, waarom zou God dan zoveel moeite doen om het materiële te finetunen?

Het antwoord hierop is niet zo ingewikkeld: zoiets kost God geen moeite.

De volgende vraag van Andringa is: Wat zegt die finetuning eigenlijk over God? Als ik een huis bouw voor mijn kinderen dat bij hele kleine variaties van de eigenschappen in elkaar ‘dondert’, drukt dat dan mijn liefde uit voor hen?

Het antwoord hierop is: Het maakt niets uit dat het heelal bij een kleine variatie van parameters in elkaar zou storten, want de parameters variëren niet. Er is geen enkele indicatie dat het huis van dit heelal zomaar in elkaar stort.

Andring stelt de vraag: Waarom zou God ‘zo precies tussen de lijntjes scheppen’?

Het antwoord hierop is: God schept niet tussen de lijntjes, maar God schept de lijntjes zelf en alles daartussen.
Zo heeft Andringa vragen, vragen en vragen, waar gelovigen al eeuwen antwoorden, antwoorden en antwoorden op hebben.
De conclusie van Andringa is dat de vermeende finetuning van ons heelal waarschijnlijk een hint is dat we weer iets over het hoofd zien. Misschien wel een multiversum, hoewel dat idee naar zijn smaak nog veel te speculatief is. Maar minder speculatief dan de zoveelste ‘God did it’. En dan fantaseert Andringa nog even over zijn verwachting van buitenaards leven op andere planeten.

Zelf trek ik een iets andere conclusie. Het multiversum is in mijn ogen de (af)god van de atheïsten. De opstelling ‘God did it’ is in de ogen van Andringa speculatief, omdat hij nu eenmaal atheïst is. Door voorbeelden te noemen van finetuning in het verleden, die achteraf een fout in de natuurkundemodellen bleken te zijn ondermijnt Andringa z’n eigen vakgebied. De vragen die Andringa stelt met betrekking tot het karakter van God zijn door de eerste de beste serieuze zondagschoolleraar te beantwoorden. Misschien moet Andringa daar zijn licht opsteken?

Voetnoten

Faillissement Intelligent Ontwerp en Schepping? Echt waar?

Dirk van der Wulp heeft naar aanleiding van het recente debat tussen voor- en tegenstanders van de evolutietheorie een artikel geschreven met de titel ‘Het fundament en het faillissement van het creationisme’.1 Hier geef ik een reactie op zijn artikel. Noch intelligentie, noch teleologie, beide fundamenten voor menselijke creativiteit, zijn stuwende krachten van de evolutietheorie, maar zijn immanent in de persoonlijke almachtige Schepper.

Het is jammer dat de discussie schepping-evolutie steeds harder van toon wordt binnen Christelijk Nederland. Laten we ons realiseren dat Jezus ons de taak gaf de wereld in te gaan en discipelen te maken (Mat. 28:19) en de boodschap van verzoening met God uit te dragen (II Cor. 5:18-21). Dit is het beste bereikt door eenheid onder Christenen (Joh. 17) en respect voor de visie van de ander. Deze missie, waarin we elkaar moeten ondersteunen, delen alle Christenen, of we nu in evolutie of schepping geloven. Laat het duidelijk zijn: onze verzoening met God is niet afhankelijk van ons geloof in schepping of evolutie, of van wat we doen of bereiken, maar van de genade die God schenkt in Jezus Christus (Rom. 6:23). Dit is het gemeenschappelijke fundament dat ons verenigt.

Van der Wulp noemt in zijn betoog vijf kenmerken van creationistische bezwaren tegen de evolutietheorie, welke ik puntsgewijs zal behandelen.2

Bijbelopvatting

Het is correct dat creationisten de Bijbel zien als een onfeilbare openbaringsbron. Dit is, neem ik aan, niet alleen van toepassing op creationisten maar op alle Christenen. Het is de interpretatie van deze onfeilbare openbaringsbron waarin Christenen onderling verschillen. Creationisten zijn er inderdaad van overtuigd dat Genesis 1 literair-historisch gelezen moet worden en een creatio ex nihilo laat zien in plaats van een geleidelijke ontwikkeling van het leven.

De Bijbel beschrijft talloze wonderen die niet wetenschappelijk te verklaren zijn. De wonderen bij uitstek zijn de maagdelijke geboorte van Jezus en zijn fysieke opstanding uit de dood! Zonder deze wonderen wordt Jezus een gewoon mens en zijn Christenen de meest beklagenswaardige mensen op aarde (I Cor 15:12-19). In weerwil van de wetenschap, maar door Goddelijke openbaring (Mat 16:15-17), geloven wij in de maagdelijke geboorte en wederopstanding van Jezus. Kortom, Goddelijke openbaring speelt een cruciale rol in het Christelijk leven. Wellicht heeft openbaring ook een functie in ons begrip over de oorsprong van alle levensvormen en kán een andere lezing van Genesis de deur open zetten voor een niet-letterlijke interpretatie van de opstanding van Jezus met alle gevolgen van dien voor het Christelijk geloof.

Dit gevaar is niet alleen door creationisten gesignaleerd, maar zelfs voorgesteld door atheïsten als een wapen om Christenen van hun geloof af te brengen: ‘Die Christenen die het scheppingsverhaal als een mythe of allegorie zien ondermijnen de rest van de Schrift, want als er geen Adam was, was er geen zondeval; en als er geen zondeval was, dan is er geen hel; en als er geen hel is, dan is er geen enkele reden voor Jezus als tweede Adam en vleesgeworden zaligmaker, gekruisigd en opgestaan…. Evolutie is daarmee het krachtigste wapen om het Christelijk geloof te vernietigen!3

Creatie als wetenschappelijk alternatief

Er wordt wel gesteld dat het scheppingsmodel geen wetenschappelijk alternatief kan zijn voor de evolutietheorie omdat het zich niet zou houden aan het methodologisch naturalisme. De onuitgesproken aannames hier zijn dat 1) de evolutietheorie dat wel zou doen en 2) methodologisch naturalisme een antwoord op de oorsprongsvraag zou kunnen geven. Dit berust echter op een misvatting want in de kwestie schepping of evolutie hebben we te maken met singuliere gebeurtenissen in het verleden die om een andere, dan de natuurwetenschappelijke, benadering vragen. Een voorbeeld is de archeologie, waar men geen problemen heeft om artefacten een intelligente oorsprong toe te schrijven. Bovendien weten we uit ervaring dat informatie, zoals in boeken en software, niet automatisch ontstaat maar een intelligente oorsprong heeft. Hoewel er talloze boeken geschreven zijn die naar eigen zeggen – volgens hen ogenschijnlijk – intelligent design afdoende kunnen verklaren door middel van natuurlijke selectie, is het opvallend dat in de speurtocht naar de waarheid evolutionisten erkennen een tunnelvise te hebben4:

‘Het is niet dat de methoden en instituties der wetenschap ons op een of andere manier dwingen tot een materialistische uitleg voor de waarneembare wereld, integendeel, wij zijn gedwongen door onze a priori acceptatie van materialistische oorzaken een apparaat van onderzoek en een serie concepten te creeren, die een materialistische uitleg tot gevolg hebben, ongeacht hoe contra-intuitief of raadselachtig het is voor de niet ingewijdde. Inderdaad, dat materialisme is absoluut, want we kunnen geen goddelijke voet binnen de deur laten.’

Onbegrip van de evolutietheorie

Hier moet me van het hart dat geen van de voorbeelden die van der Wulp noemt een indicatie zijn dat aanhangers van het scheppingsmodel geen benul hebben van de evolutietheorie. Uiteraard weet van Heugten ook wel dat de oerknal en de oorsprong van het leven niet hetzelfde zijn als de ontwikkeling van het leven. Sterker nog, in het aangehaalde stukje scheidt van Heugten deze aspecten van de oorsprongsgeschiedenis expliciet! Het is voor de kwestie ook niet van belang of Darwin op zijn sterfbed al dan niet zijn theorie heeft herroepen. Het lijkt wel of van der Wulp hier een ‘stropop’ probeert omver te halen. In de context van het boven aangehaalde citaat van Lewontin is de opmerking van van der Wulp interessant ‘…dat de evolutietheorie een op het eerste gezicht tegen-intuïtieve theorie is, die (anders dan veel wordt gedacht) niet direct eenvoudig te begrijpen is’. Is het misschien zo dat onze intuïtie het bij het rechte eind heeft en we inderdaad geen complexe evolutietheorie nodig hebben?

Bronnen

Interessant is dat van der Wulp veronderstelt dat de specialistische kritiek van creationisten slechts komt van hen zonder wetenschappelijke scholing op de betreffende vakgebieden en dat alle kritiek op de evolutietheorie overtuigend is weerlegd. Er zijn echter talrijke respectabele creationistische wetenschappers. Natuurlijk zullen evolutionisten zeggen dat ze de argumenten van de creationisten hebben weerlegd, maar zeggen creationisten niet hetzelfde over de argumenten van evolutionisten? Een open discussie over de kwestie schepping – evolutie kan alleen dan plaatsvinden wanneer men niet al bij voorbaat de beweringen van de ander als weerlegd beschouwd.

Retoriek

Creationisten wordt verweten retorische zinsneden te gebruiken om de discussie te omzeilen. Ook hier ben ik bang dat van der Wulp een onterecht beeld schetst van creationisten. Waar beweerd wordt dat de creationisten de discussie omzeilen door bv te spreken over ‘christen of evolutionist’ is het interessant dat van der Wulp betoogt dat het scheppingsmodel geen wetenschap is. Hij stelt zelfs: ‘Op deze manier wordt zowel van de Bijbel als van de wetenschap een karikatuur gemaakt’; niet echt een goede basis voor een eerlijke, respectvolle, wetenschappelijke discussie met creationisten.

Evolutietheorie

De evolutietheorie is inderdaad een rationele theorie voor het ontstaan van de huidige levensvormen. De discussie is hier echter, of een scheppingsmodel niet een betere verklaring is. Er zijn vraagtekens te plaatsen bij vele zogenaamde ‘icons of evolution’.5 De geobserveerde voorbeelden van evolutie, zoals de ontwikkeling van bacteriële antibiotica resistentie, sikkel cel anemie in Afrika en de soortvorming in cichliden zijn zonder uitzondering voorbeelden van microevolutie; variatie binnen een soort of taxonomische Familie. Microevolutie past uitstekend in zowel het scheppings- als evolutiemodel. Creationisten zijn zich terdege bewust van de rol die wordt toegeschreven aan natuurlijke selectie in de evolutietheorie, maar laten we ons dit realiseren: natural selection selects for survival but not arrival of favoured races. Interessant is dat dit zelfs doorschemert in de volledige titel van Darwin’s boek (1859): ‘The origin of species by means of natural selection’ or ‘The preservation of favoured races in the struggle for life’.

Waarin creationisten en evolutionisten van mening verschillen is macro-evolutie; het ontstaan van nieuwe levensvormen zoals bijvoorbeeld de huidige walvissen uit een landbewonende voorouder. Darwin formuleerde zijn theorie onder andere op grond van de enorme variatie die in korte tijd in duiven (zijn hobby) bereikt kan worden door kunstmatige (analoog aan natuurlijke) selectie, en extrapoleerde dat natuurlijke selectie hetzelfde kan bereiken als er maar genoeg tijd is. Planten en dierenfokkers zien echter consistent dat hoewel de snelheid van verandering in een geselecteerde eigenschap in het begin hoog is, deze snel afvlakt en een grens bereikt; in andere woorden, de variatie binnen een taxonomische Familie is beperkt, iets wat door het scheppingsmodel voorspeld wordt en in tegenspraak is met de evolutietheorie! Dit verschijnsel zien we indirect ook in het fossielenbestand waar ‘Het is nog steeds overweldigend waar, net als ten dage van Darwin, dat de eerste vertegenwoordigers van alle grotere klassen van organismen die bekend zijn in de biologie al zeer karaktersitiek zijn voor hun klasse wanneer ze voor het eerst in de fossiele kolom verschijnen’.6 Dit gebrek aan overgangsvormen wordt wel de ‘trade secret of paleontology’ genoemd en was de aanleiding tot de formulering van de theorie van punctuated equilibria.7 Hoewel deze theorie, ook volgens het scheppingsmodel, adequaat soortvorming verklaart, schiet het tekort voor macro-evolutie.8 Bovendien hebben de Jong en ik in een peer reviewed wetenschappelijk artikel argumenten gegeven dat de voorgestelde mechanismen voor evolutie inadequaat zijn voor macroevolutie.9

Uiteraard stimuleert het mensen zoals ik om onze positie te heroverwegen wanneer mensen voor wie ik persoonlijk respect heb, zoals Prof. Cees Dekker, het scheppingsmodel niet onderschrijven of zelfs, zoals Andries Knevel en prof. Willem Ouweneel, het scheppingsmodel de rug toe keren. Maar ook hier geldt dat overtuigingen van mensen geen adequate argumenten in de discussie zijn. Er zijn immers ook respectabele wetenschappers die de evolutietheorie de rug toe hebben gekeerd, zoals Prof. AE Wilder-Smith, Dr. Robert V. Gentry, en Prof Dean H Kenyon; stimuleert dit niet tot kritische heroverweging van de evolutietheorie?

Het is niet echt verbazingwekkend dat weinig creationistische artikelen in seculiere vakbladen verschijnen, gezien de aversie in wetenschappelijke kringen tegen de creatiegedachte. Laat ik als illustratie de Council of Europe Resolutie 1580, artikel 2 (2007)10 aangaande onderwijs in creatie citeren: ‘…de Parlementaire Vergadering is bezorgd over de mogelijk schadelijke effecten van de verspreiding van creationistische ideeën binnen ons onderwijs en over de gevolgen voor onze democratieën. Als we niet oppassen wordt creationisme een bedreiging voor de mensenrechten, welke een belangrijk punt is voor de Council of Europe’. Dit, en wat Lewontin beschrijft, kan nauwelijks gezien worden als een onbevoordeelde benadering van het scheppingsmodel.

Bijbelvisie

Ik deel de visie van van der Wulp dat Genesis 1 een contrast vormt met het heidendom waar zon, maan en sterren vereerd werden. De kracht van het argument van Genesis 1 tegen het heidendom is natuurlijk enorm versterkt als het relaas in Genesis 1 ook nog eens een accurate beschrijving van de schepping is. Hoewel er Bijbelwetenschappers zijn die Genesis 1 niet als een historisch verslag van de schepping zien, zijn er andere Bijbelwetenschappers die dat wel zo zien en was een literair-historische lezing van Genesis 1 gemeengoed voor Bijbelwetenschappers voor de komst van Darwin.11 Sterker nog, Berkhof schrijft ‘Deze hoofdstukken (HD: Genesis 1-2) komen bij de onbevoordeelde lezer zonder twijfel over als een historisch relaas, en een beschrijving van historische gebeurtenissen’.12 Een dergelijk lezing wordt ondersteund door talloze Bijbelverzen.13 Hadden al die Bijbelwetenschappers het fout? Is het echt zo dat een historische lezing van Genesis 1 haaks staat op de wetenschappelijk bevindingen? Ik hoop in het voorgaande op zijn minst stof tot nadenken te heben gegeven.

Tenslotte, de discussie is geholpen als we eerlijk naar elkaar luisteren. Het is daarbij van het grootste belang dat we ons kunnen verplaatsen in het gedachtenpatroon en het gevoels- en geloofsleven van die ander, en elkaar daarin wederzijds respecteren. Dit vereist meer dan een oppervlakkige studie van het scheppingsmodel en de evolutietheorie.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website Geloof en Wetenschap. Het originele artikel is hier te vinden.

Recent heeft dr. ir. Hans Degens, samen met dr. ir. Wim de Jong, een artikel over het verschil tussen micro- en macro-evolutie gepubliceerd in Qeios. Meer informatie daarover is hier en hier te vinden.

Voetnoten

Kort verslag van de rouwdienst en de begrafenis van ds. A (Aart) Moerkerken (1947-2024)

Op 15 oktober 2024 vond de rouwdienst en begrafenis plaats van ds. A (Aart) Moerkerken (1947-2024). De predikant is afgelost van zijn post. Hieronder een relatief kort verslag van datgene wat gesproken is in de rouwdienst en op de begraafplaats. We hopen dat de rouwdienst en de toespraken ook in druk zullen verschijnen zodat het volledige verslag te lezen is, maar bovenal hopen we dat het tot een eeuwige zegen mag zijn. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen!

Het orgel van de Gereformeerde Gemeente te Krimpen aan den IJssel. Screenshot gemaakt door Jan van Meerten op d.d. 15-10-2024.

Ds. Moerkerken was een zoon van wijlen de echtelieden Jan Moerkerken (1911-1966) en Elisabeth Kwakernaat (1923-2018). Hij was zelf het enige kind dat dit echtpaar heeft mogen krijgen. Op latere leeftijd trouwde de predikant met Huberdina Jacoba van der Wulp, die nu door het leven moet gaan als weduwe Moerkerken. Geerten Moerkerken, jongste zoon van ds. A. Moerkerken, wordt als het eerste aan het woord gelaten. ‘Nog even en het is zover’, klonk het tijdens het 50-jarig ambtsjubileum van de nu overleden predikant, ‘nooit meer dwalen, God grootmaken’. Minder dan vier weken later werd de predikant uit het leven weggeroepen. De jongste zoon loopt in zijn toespraak het leven van wijlen zijn vader langs. Hij memoreert persoonlijke zaken uit het (gezins)leven, hoe de Heere hem, ds. Moerkerken, leidde door bezaaide en onbezaaide wegen. Hoe de Heere een droefheid naar God werkte die leidde tot een onberouwelijke bekering, zoals staat in de Heidelbergse Catechismus. De opa van de predikant adviseerde ds. Moerkerken om eerst een universitaire studie theologie te gaan volgen, alvorens zich te melden bij het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten. “De theologische basis die hij in Utrecht kreeg, is later in zijn werk altijd merkbaar gebleven. Op vierentwintig jarige leeftijd meldde hij zich bij het curatorium, maar een afwijzing volgde. Een jaar later ging de deur naar de Boezemsingel, gelukkig, wel open. Slechts twee jaar duurde de studie. Hij werd beroepen en de weg leidde naar de gemeente van Nieuw-Beijerland. Geerten geeft aan dat de jonge ds. Moerkerken daar met veel liefde gediend heeft. Daarna volgden de gemeenten van Gouda en Capelle aan den IJssel-West (naast zijn docentschap aan de Theologische School). Zijn werk stond in het teken van het Koninkrijk van God, zo heeft ook het gezin Moerkerken dát ervaren. Met zijn humor wist hij mensen te verbinden, raak door de buitenkant heen prikkend. Zijn humor was ook een muur om zijn hart en innerlijk, waarmee hij op afstand kon houden. Milde zelfspot was een manier om met zijn eigen gebreken om te gaan. Ds. Moerkerken heeft veel boeken geschreven. Voor hemzelf was ‘Zin en mening – Een bezinning op de uitleg van de Heilige Schrift’ het meest waardevolle boek. “In een zorgvuldige exegese lag voor hem het kloppend hart van de prediking. (…) Tekst voor tekst wandelde hij een Schriftgedeelte door, woord na woord proevend. (…) Heel zorgvuldig en eerbiedig luisterde hij naar het Woord en dat gaf hij door”. Moerkerken wilde preken als ds. Abraham Hellenbroek (1658-1731), in de Hollandse traditie met veel nadruk op Bijbeluitleg. Minder hadden zijn preken van de puriteinse traditie, waarin de bevinding en beleving van het hart meer naar voren komt (de bevindelijke toepassing). Ds. Moerkerken vond het moeilijk om deze puriteinse traditie, met een bevindelijke spits naar het hart, te vertolken in zijn eigen preken. Al las hij werken van deze puriteinen graag. Wie goed luisterde hoorde altijd een bevindelijke toepassing in zijn preek. “Want het Woord werd nagesproken met kracht, en dat brengt altijd toepassing met zich mee”. Bevinding moet opbloeien vanuit de exegese van de Schrift. Daarom schuwde hij in zijn preken déze bevinding ook niet.

Op beslissende momenten moest de predikant leiding geven in het kerkelijke leven. Dan kun je ook tegenspraak verwachten ‘en misschien moet dat ook‘. Het gezin kreeg daardoor echter ook de andere kant te zien. “Het onbarmhartige van de storm die over hem heenkwam”. Ds. Moerkerken was plichtsgetrouw en bewaarde alle reacties in dikke ordners vol met boze brieven. Er werd ervaren welke impact boze reacties op de prediking van ds. Moerkerken hadden op de predikant. “Zo zagen we van nabij de donkere kanten van het kerkelijk leven”. Met nadruk op het kerkelijk leven, niet de donkere kanten van de dienst van de Heere. Dát is een liefdedienst. Ds. Moerkerken had een goede Meester en daar sprak hij dan ook altijd goed van. De stappen naar de doodsjordaan vond hij moeilijk. In leven en sterven is één ding nodig. Dat past op de nagel van de duim: ín Christus. De sterfdag van Gods kinderen wordt genoemd de dag van Jezus Christus: doe Mij open Mijn liefste. De dag waarop Hij u thuis komt halen. Voor ds. Moerkerken was deze dag van Jezus Christus 8 oktober 2024 iets over half twee in de nacht. “Zijn ogen hebben de Koning gezien en geen vreemde, wat zal het hem zijn meegevallen.” Geerten sluit af met een woord wat ds. Moerkerken sprak bij de begrafenis van ds. A. Vergunst: “Wij missen hem, wij missen hem, maar misgunnen hem niet de vreugde zijns Heeren”.

Rouwdienst

Dominee ds. J.M.D. de Heer gaat voor in de rouwdienst. Hij laat voorafgaande aan de rouwdienst Psalm 102:6 zingen. Daarna gaat ds. De Heer voor in gebed. Hij leest het eerste gedeelte van rouwkaart van de familie voor en memoreert enkele zaken uit het leven van ds. Moerkerken. Ds. De Heer geeft een typering van de predikant: Liefde tot het Woord van de Levende God en een buigen als heel klein mens voor de Majesteit van God. Gehoorzaam aan de Heere en Zijn Woord. Het typeerde hem en hij wilde dit ook doorgeven aan zijn leerlingen.

Ds. De Heer heeft Psalm 138 als uitgangspunt genomen voor de rouwdienst. Hij wil deze psalm kort doorlopen. Als eerste wijst hij op: “Ik zal u loven met mijn gehele hart.” Een treffende tekening van beoefende genade. Een hart vervuld met de eer des Heeren daar werkt de Heere op aan. In het midden van de koningen moet Gods Naam verheerlijkt worden. De Heere is het waard om de Hoogste plaats te ontvangen. Het gaat om Uw Naam en Uw Eigenschappen. Daarbij: Uw Woord groot gemaakt, dat is de belofte van de Zaligmaker. Als die belofte geschonken wordt, dan wordt Zijn Woord zó dierbaar. Die opgestane Levensvorst geeft kracht in de ziel. Op dat moment laat de Heere de last, de moeite en kwalen liggen. Waarom al die kwalen? Opdat de zondaar zich niet zou verheffen. “Gij hebt mij gesterkt met kracht in mijn ziel.” Hebt Gij mij levend gemaakt. Dit vloeit voort uit de Middelaar, Die Zichzelf de Opstanding en het Leven noemt. Dan zijn de benauwdheden er nog steeds, maar dan schenkt de Heere te midden van die benauwdheden Leven en een geloofsoog op Die Leidsman en Voleinder des Geloofs. Gij schenkt mij Leven. Daar moet het ons allermeest om te doen zijn: dat Leven dat geschonken wordt.

Dat allereerst, en als toegift de strijd tégen en overwinning óp die vijanden. Houden die vijanden dan nooit op? Blijven ze dan altijd doorstoken? Een bemoediging te mogen zien dat die vijanden aan de ketting liggen. Ze kunnen Gods rechterhand nooit tegenhouden. Uw rechterhand behoudt mij. De vijandschap zit óók van binnen en dan word ik het waardig dat God mij aan de grond brengt. Dan wordt het een eeuwig wonder dat die Rechterhand Gods mij gaat verlossen. De Heere zal het voor mij voleinden. Dus niet… ik zal het volbrengen. “Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus;” (Filippenzen 1:6). Dit is strikt persoonlijk, voor ons allemaal. Ds. Moerkerken kon de zaligheid niet geven, maar de Heere kan dat wel. Ds. De Heer legt aan het hart: er zijn maar twee wegen in deze Psalm. Er is nog genade te verkrijgen in de gerechtigheid door de kracht van de Heilige Geest. Nooit te begrijpen dat God aan een vijandig mensenkind gaat beginnen, als Hij Zijn werk voortzet en als Hij Zijn werk gaat voleindigen. Uw goedertierenheid is in eeuwigheid. Als de Heere daar het hart mee wil vervullen, komen we weer terecht aan het begin van deze Psalm (138). David eindigt in de bedelstand: Laat niet varen de werken Uwer handen. Dat is nu de hoogste stand, de bedelstand. Waarlijk met lege handen, ook op het sterfbed. Maar er is ook meer, zoals het gezongen wordt in Psalm 118. “Ontsluit, ontsluit voor mijne schreden” en “Door deze zal ik binnentreden”. Dit wijst op de tabernakel- en tempeldienst, maar ook op het binnentreden in de hemel. Daar waar die Drie-Enige God voor eeuwig wordt grootgemaakt. “En loven ’s HEEREN majesteit”. Nooit meer een zwaar hart, nooit meer een bestreden en aangevochten hart. Eeuwig God moge grootmaken, omdat Hij het heeft gedaan.

Toespraak van ds. Clements namens de Theologische School

Na de rouwdienst, geleid door ds. De Heer, wordt Psalm 118:9 gezongen. Hierna sprak werd het woord gegeven aan ds. G. Clements, die sprak namens de Theologische School van de Gereformeerde Gemeente te Rotterdam. De school waar ds. Moerkerken jarenlang rector is geweest én gedoceerd heeft. Clements wil daarbij niet zijn ambtsgenoot ds. De Heer verbeteren. Het belangrijkste tijdens deze dienst is dat het Woord opengegaan is en steeds opengaat. Clements overdenkt het leven van ds. Moerkerken aan de Theologische School. Voor Moerkerken moest de bevinding opbloeien vanuit de exegese. De overleden predikant wilde vooral Trinitarisch preken. God de Vader en Zijn eer in de verheerlijking van Zijn deugden, Christus in Zijn Borgwerk en de Heilige Geest in Zijn toepassing. Het motto van de predikant was, zoals te lezen is in Timotheüs, vriendelijk jegens allen en bekwaam om te leren. Dit is eveneens de herinnering die ds. Clements aan Moerkerken heeft. De preken van de overleden predikant moesten voorwerpelijk (dus feitelijk) en onderwerpelijk (dus bevindelijk) zijn. Clements is dankbaar dat Moerkerken tegen de stroom in roeide. Hij leerde echter niet iets nieuws, ook de Reformatoren preekten het Evangelie altijd in samenhang met Gods Heilige Wet. Clements hekelt de woorden in het Nederlands Dagblad dat ds. Moerkerken de geloofsbeleving tot een systeem maakte. De standen in het genadeleven en de oefeningen des geloofs zijn niet anders dan de twee belangrijkste stellingen van Maarten Luther. De eerste stelling gaat over de doorleving van mijn ongerechtigheid. Stelling twee en zestig gaat om de omhelzing van Christus gerechtigheid. Daartussen liggen de oefeningen van het geloof. Meer heeft ds. Moerkerken niet willen zeggen. Om alles beter te lezen en te verstaan verwijst ds. Clements naar de Verklaring van de Galatenbrief door Luther. Clements vond het daarom troostvol en bemoedigend dat ds. Moerkerken na een arbeidzaam en strijdbaar leven mocht ingaan zoals Maarten Luther. Luther heeft veel geschreven, maar het laatste wat hij schreef stond op een klein briefje (in het Duits weliswaar): ‘wij zijn bedelaars’. Na deze woorden gaat ds. Clements voor in gebed. Na het gebed volgt de begrafenisondernemer nog met een praktisch woord voorafgaande aan de begrafenis.

“Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid” (Jesaja 40:8, SV). De vorige foto op deze plaats is verwijderd, omdat er personen op voorkwamen die wellicht liever niet op de foto wilden. Mogelijk was de foto ook ongepast bij dit droevige moment. Bron: Pixabay.

De begrafenisplechtigheid

De begrafenisondernemer leidt de verdere begrafenis en laat de kist met het ontzielde lichaam nederdalen in de aarde, om daar te rusten tot aan de jongste dag. Ds. A. Verschuure sprak aan het geopende graf. Hij noemt het neerlaten van de kist een ingrijpend ogenblik. Het laat zien dat het waar is dat zijn geest uitgaat een hij wederkeert tot de aarde.

Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE, zijn God is;” (Psalm 146:5). Zijn ziel is op die plaats, waarvan Christus sprak in Johannes 12:26, “en waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn”. Velen jaren is zijn lichaam door ziekte afgebroken, toen is de dialyse gestopt en toen werd het sterven. Nu het laatste: aan de schoot der aarde toevertrouwd. Drie dingen wil Verschuure aan het geopende graf overdenken: de Schrift, enkele persoonlijke woorden en twee slotopmerkingen. De reis van Paulus naar Rome. Voorts werd ons alle hoop om behouden te worden, ontnomen. Verloren! Dat is de eerste boodschap aan het open graf. In onze totale doodstaat op weg naar de eeuwige nacht. En dan het wonder: in die donkere nacht verschijnt de Heere door een engel aan Zijn kind Paulus. Het is nodig dat de Heere in ons leven gesproken heeft. “Wiens ik ben, Welken ik ook dien.” Van wie bent u? Buiten Jezus is geen leven. Alleen die in Christus is, die is een nieuw schepsel. De Heere vrezen, liefhebben, teer wandelen, ver van de zonde en dicht bij de Heere. Dwars door de storm gaat het naar Rome, zo heeft al Gods volk storm in het leven. Als je een nieuw hart krijgt dan begint het met strijd en eindigt het met strijd. Dan komen ze door de grote verdrukking Thuis. Wat zegt Paulus in het midden van  deze strijd: we gaan samen een boterham eten. God brengt ons er, maar daar gebruikt Hij de middelen voor. Ds. Moerkerken heeft ons veel (middelen) nagelaten, om zo wijs te maken tot zaligheid. Hoe is het verder gegaan? Alles moeten ze verliezen en toch zijn ze allen behouden aan land gekomen. Van ons schip, van onze bevinding, van alles wat wij gedaan hebben, blijft niets over. Er blijft een arme zondaar over, zoals Luther aangaf, en waar ds. Clements ook naar verwees in de kerk, ‘wij zijn bedelaars’. Zo komt de Kerk behouden thuis, voor eeuwig behouden. Nu is de dienaar bij de Meester, om voor eeuwig God groot te maken. Maar als je dat nu niet kent… dan zijn we verloren!

Aan het einde van de toespraak van ds. Verschuure volgen nog enkele persoonlijke woorden aan de weduwe, de familie, kennissen, kerkenraadsleden en medepredikanten. Verschuure wil niet in de mens eindigen, maar kan toch niet ontkennen dat het net als bij de hemelvaart van Elisa zal moeten klinken: “Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren”. De laatste woorden van ds. Moerkerken waren: “Amen, Amen, het zal waar en zeker zijn”. Verschuure eindigt niet in de knecht, maar in de Knecht met een hoofdletter. Want Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen;” (Jesaja 42:3). Aan het geopende graf wordt nog gezongen uit Psalm 72: 11. Zoon Huibert Moerkerken spreekt tenslotte een dankwoord uit namens de familie. Na dit dankwoord wordt er nog een moment stilte in acht genomen, ter nagedachtenis van wijlen ds. Aart Moerkerken. Na enkele praktische mededelingen is deze begrafenisplechtigheid ten einde. Het lichaam van wijlen dominee Moerkerken ligt in het graf, tot de jongste dag, maar zijn ziel juicht voor eeuwig voor Gods troon.

Uw hoop, Uw kudde woonde daar;
Uit vrije goedheid waart Gij haar,
Een vriendelijk beschermer;
En hebt ellendigen dat land
Bereid door Uwe sterke hand,
O Israëls Ontfermer!
De HEER gaf rijke juichensstof,
Om Zijne wond’ren en Zijn lof,
Met hart en mond, te melden;
Men zag welhaast een grote schaar,
Met klanken van de blijdste maar,
Vervullen berg en velden.

Psalm 68:5, ber. 1773.

Een ‘In Memoriam’ naar aanleiding van het overlijden van ds. Moerkerken is hier te lezen. Op deze pagina ook een overzicht van (christelijke) media over het overlijden en de begrafenis van de predikant. Een aanvullend bericht op het ‘In Memoriam’ wordt hier weergegeven.

Kerk en slavernij? (25) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In de al eerder besproken dissertatie1 gaat B.J. Ipenburg uit van de gedachte dat onze cultuur door tegenstellingen wordt bepaald. Hij meent een fundamentele tegenstelling te zien in de predestinatie, voorbeschikking, die zou leiden tot een tegenstelling in de samenleving van verkorenen en verworpenen. Genoemde tegenstelling zou slavernij en slavenhandel een religieuze grondslag bieden. Ik heb duidelijk gemaakt2, dat in deze wereld de tegenstelling verkorenen en verworpenen niet zichtbaar is voor mensen, slechts God ziet die. Ik heb aan de hand van de Heidelbergse Catechismus ook duidelijk gemaakt dat in de openbare eredienst vanaf de kansel de zaligheid in Christus wordt gepredikt. De kerkdeur staat voor iedereen open. Nu ga ik kijken waar Ipenburg zijn theorie vandaan heeft. Ik bied daarna nog meer weerlegging.

Enkele verdere zaken uit het proefschrift

Nu komt de vraag op waar Ipenburg zijn leer van de tegenstellingen vandaan heeft. Dat blijkt al aan het begin van zijn dissertatie.3 Daar noemt Ipenburg E. Said (1935-2003) en G. Wekker (geb. 1950). Eerstgenoemde is een Palestijns-Amerikaanse cultuurfilosoof, laatstgenoemde is emeritus hoogleraar sociale en culturele antropologie aan de Universiteit Utrecht. Said baande de weg voor de blanke schuld.4 In De Volkskrant wordt tegen Wekker gezegd: “Dus blanke, pardon, witte wezens kunnen per definitie niet deugen.”5 Witte wezens zijn bij voorbaat al schuldig aan racisme jegens hun onschuldige gekleurde mensen, Afrikanen en Aziaten. Said en Wekker zijn omstreden wetenschappers. Zij worden met ‘woke’ geassocieerd. Woke is dat men zich bewust wordt van het onrecht dat er al is.

De blanke Europeanen hebben voor hun identiteit Afrikanen en Aziaten nodig. Er is al duizend of meer jaren een verzameling van ideeën en gevoelens tegenover gekleurde mensen. Zo’n tegenstelling zit dus ook ingebakken in de gereformeerde religie. Ipenburg brengt die aan het licht. In de Heidelbergse Catechismus wordt het leven der dankbaarheid geleerd: wet en gebed. Dat leven der dankbaarheid is in de ogen van Ipenburg een disciplineringsmiddel van personeel van de West-Indische Compagnie (WIC). De gereformeerde theologie sanctioneerde het koloniale geweld. Een gereformeerde identiteit is niet mogelijk zonder de daaraan tegengestelde gekleurde ‘Ander’6 uit te sluiten.

Ipenburg baseert zijn “onderzoek” dus op een nogal aanvechtbare theorie. Ik heb daarvan twee makkelijk bereikbare referenties gegeven. Maar het is eenvoudig op internet te vinden. Omdat het voor hem vaststaat dat de gereformeerde religie fout is, en men daarvan slechts bewust moet worden gemaakt, zal hij niet luisteren naar mijn eerder genoemde argumenten over de predestinatie en de Heidelbergse catechismus. Toch kan ik de verleiding niet weerstaan om nog een nader argument te noemen tegen de uitgangspunten van Ipenburg.

Ik ga niet in op de antropologische reductie van de gereformeerde religie door Ipenburg, die dus de gereformeerde religie uitsluitend als horizontale, menselijke leer ziet. Ik ga nu naar het gelijkheidsbeginsel. In de Roomse kerk staat de paus als onfeilbaar bestuurder aan het hoofd van een hiërarchische organisatie. Het bestuur is van bovenaf. Voor het gereformeerde kerkrecht is het eerste beginsel het niet-heersen. Met dat beginsel zijn de Gereformeerde Kerken samengekomen in Emden 1571. Ambtsdragers heersen niet over elkaar, plaatselijke kerken evenmin.7 In een kerkenraad moet men het altijd eens worden, want men kan elkaar niet overheersen. Kan dat dan? Ja, want zij staan immers allemaal op het fundament van de belijdenis. Dat is het tweede beginsel. Het gereformeerde kerkbestuur kent geen hogere besturen, omdat men niet kan heersen over elkaar. Zo is het duidelijk dat de gereformeerde leer en ook het gereformeerde kerkbestuur gelijkheid kennen.

Afsluiting

In de prediking in een gereformeerde kerk wordt vaak gezegd dat kerkmensen van hetzelfde hout zijn gesneden als mensen die niet naar de kerk gaan. De kerkmens is net zo zondig en schuldig als een niet-kerkmens. De bekende predikant-dichter J. Revius (1586-1658) zei het al: “’t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten, (…) Ik ben ’t, o Heer, ik ben ’t die u dit heb gedaan”. Het is volstrekt duidelijk dat Ipenburg een verkeerd beeld heeft van de gereformeerde religie. En dat is niet het enige. Dat zal in een volgend artikel duidelijk worden.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

COLUMN: Israël onder de loep

Hoe zag Jeruzalem eruit in voorgaande eeuwen? De stad kent een rijk verleden. Door middel van archeologisch onderzoek is veel naar boven gekomen dat goed aansluit bij de Bijbelse geschiedenis. In de tentoonstelling Israël onder de loep, in het Israëlcentrum te Nijkerk, wordt het rijke verleden van de stad zichtbaar.

In de Bijbel lezen we dat Jeruzalem millennia lang bewoond is (geweest). Een van de vroegste Schrifverwijzingen naar de stad is wanneer Melchizedek, koning van Salem, brood en wij brengt bij Abraham na de veldtocht tegen onder andere Kedor-Laómer. Toen eeuwen later koning David de burcht Jebus veroverde, kwam de stad in het bezit van het volk Israël. Niet zo lang daarna werd door koning Salomo de tempel gebouwd. Het is een belangrijke stad voor de drie Abrahamitische religies (Jodendom, Christendom en Islam). Dit jaar heeft de genoemde tentoonstelling in het Israëlcentrum veel aandacht voor de geschiedenis van Jeruzalem. De makers willen met de tentoonstelling laten zien dat de archeologische en historische gegevens van deze stad goed aansluiten bij de Bijbelse geschiedenis. In deze column drie voorbeelden van vondsten uit de tentoonstelling, er is véél meer te noemen.

Ten eerste is er een koninklijke zegelafdruk van Hizkia gevonden. Deze in 2009 gevonden zegelafdruk werd gebruikt om officiële documenten mee te verzegelen. Ten tweede is de zegelafdruk van de koninklijke hoveling, Nathan-Melech, van Josia gevonden. Hij wordt genoemd in 2 Koningen 23:11. Ten derde de Gezerkalender. Een landbouwkalender uit het jaar 925 voor Christus met daarom een vroege weergave van het Oud Hebreeuwse schrift. Op de kalender worden de tijden van verschillende oogsten genoemd.

De Bijbel is geen archeologisch handboek of lesboek geschiedenis, maar een geestelijk boek. Dat neemt niet weg dat de Bijbel ook dáár waar het spreekt over historische zaken geïnspireerd is door de Heilige Geest. De Heilige Geest is zéér betrouwbaar als Hij spreekt over historische zaken. We dienen vooreerst het Woord zorgvuldig te onderzoeken, al onderzoekende vragend naar de zin en mening van de Geest. Het is dan niet verbazend dat archeologische vondsten in en rond Jeruzalem aansluiten bij de Bijbelse geschiedenis. Maar bij buiten-Bijbelse tegenspraak dienen we eerder te twijfelen aan onze interpretatie van de vondsten, dan aan het Woord van God. Historiciteit is niet slechts bijzaak, het doet ertoe en heeft alles te maken met betrouwbaarheid. Zoals de Heilige Geest, bij monde van de apostel Petrus, schrijft: “Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit” (1 Petrus 1:16, SV). Geen onnavolgbare verhaaltjes, maar in de tijd echt zó gebeurd. Niet omdat er archeologische vondsten zijn, maar omdat God het Zelf zegt. Dat geeft grond onder de voeten!

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2024, Israël onder de loep, Om Sions Wil 2024 (20): 21. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2024

COLUMN 1: Het hart.
COLUMN 2: De getijgerde lijmspuiter.
COLUMN 3: Het vogelbekdier.
COLUMN 4: Israël onder de loep.

Grens voor behandeling bij vroeggeboorte kan omlaag

In de memorie van toelichting bij de abortuswet uit 1984 staat dat „bij de huidige stand van de medische wetenschap vruchten van minder dan 24 weken als niet levensvatbaar beschouwd worden”. Waarom wordt die termijn niet aangepast aan de medische mogelijkheden van 2024?

De in Nederland geldende abortustermijn (grens bij 24 weken) is al jaren een punt van discussie. Het huidige Tweede Kamerlid Don Ceder (ChristenUnie) schreef hierover al in 2014 een uitgebreid artikel op de website van juristenvereniging Provita. Zijn conclusie over de abortusgrens: „Die bestaat helemaal niet in ons land!”

In de media, bij vele organisaties en zelfs door politici wordt bijna altijd gesproken van een wettelijke grens van 24 weken bij abortus. De realiteit is echter dat de wet niet spreekt over een 24 wekengrens, maar over een levensvatbaarheidsgrens (het moment waarop kinderen buiten de baarmoeder kunnen overleven). We zijn nu tien jaar verder en deze grens is weer onderwerp van gesprek geweest. Met een teleurstellende toepassing! Hoe zit het dan? En wat is er aan de hand?

Voetnoten

Op 1 november 1984 is de Nederlandse abortuswet in werking getreden. In de afgelopen veertig jaar zijn er in Nederland ongeveer 1,3 miljoen abortussen uitgevoerd. Tel je de gedoogde abortussen uit de jaren daarvoor erbij, dan zitten we al op anderhalf miljoen kinderen die gedood werden in de moederschoot. In de memorie van toelichting bij de Wet afbreking zwangerschap uit 1984 staat deze passage: „Wat betreft de nadere precisering van de zwangerschapsduur waarbij aangenomen moet worden dat de vrucht levensvatbaar is, dient overwogen te worden dat bij de huidige stand van de medische wetenschap vruchten van minder dan 24 weken als niet levensvatbaar beschouwd worden.”

Juist over deze levensvatbaarheidsgrens is het nodige te doen geweest. Dit heeft ermee te maken dat door de jaren heen de medische kennis voor behandeling van te vroeg geboren kinderen is toegenomen en de middelen zijn verbeterd. Daardoor hebben te vroeg geboren kinderen ook voor die 24 weken een kans van overleven.

Echter, in Nederland is er een algemeen geldend behandelprotocol wanneer een ziekenhuis actieve zorg gaat verlenen bij een dreigende vroeggeboorte. Daarin is de grens vastgesteld op 24 weken en nul dagen. In een aantal omliggende landen, zoals Duitsland en Zweden, ligt die grens wat lager, bij 23 en 22 weken. Waar in Nederland ongeveer de helft van de kinderen die na 24 weken werden geboren in leven blijft, is dat in bepaalde centra in Zweden het geval bij kinderen geboren na 22 weken.

Individuele factoren

De vraag is opgeworpen of met de nieuwe mogelijkheden het huidige Nederlandse protocol nog wel actueel is. Een werkgroep heeft zich uitgebreid hierover gebogen. Zo is er gekeken naar de overlevingskansen per zwangerschapsduur en ook of er blijvende schade of een handicap optreedt bij het te vroeg geboren kindje. Zoals was te verwachten, luidde de slotsom: hoe verder de zwangerschap is gevorderd, hoe groter de overlevingskansen worden en hoe lager de kans op blijvende schade. Daarnaast wijst het onderzoek op individuele factoren, zoals geboortegewicht, geslacht en eenling/meerlingzwangerschap, die de overlevingskans bij extreme vroeggeboorte kunnen beïnvloeden.

Ook de zekerheid over de zwangerschapsduur kan een rol spelen. Immers, niet iedere vrouw weet exact de datum van de eerste dag van haar laatste menstruatie. Je kunt er dus zomaar drie tot vier dagen naast zitten. En als de vrouw pas verder in de tijd ontdekt dat ze zwanger is, dan kan de telling er wel een of twee weken naast zitten. Dan wordt het lastig om te bepalen of er voor een te vroeg geboren kindje wel of geen behandeling wordt ingezet.

Tegenstrijdig

De werkgroep die onderzocht of de behandelgrens van te vroeg geboren kinderen bijvoorbeeld een week omlaag zou kunnen, wil die grens echter handhaven op 24 weken en nul dagen. Een van de overwegingen ter onderbouwing daarvan is: „Op dit moment is er tekort aan ICN-verpleegkundigen. Bij een eventuele verschuiving van de ondergrens voor het aanbieden van actieve opvang van 24 naar 23 weken zal dit probleem potentieel groter worden omdat deze kinderen in het algemeen lang op de NICU opgenomen liggen.”

Een begrijpelijke zorg van de werkgroep en inderdaad een overweging die terecht meegenomen moet worden. In de slotconclusie staat echter een andere en zeer opmerkelijke overweging om deze ondergrens niet te verschuiven: „mogelijke juridische knelpunten in relatie tot de Wet afbreking zwangerschap”. Het is juist deze overweging die veel vragen oproept.

Zoals aangegeven is de abortusgrens in de Wet afbreking zwangerschap gebaseerd op de levensvatbaarheid. Bij verschuiving van deze grens zal die voor abortus moeten worden aangepast op basis van de memorie van toelichting. Maar de werkgroep voor behandeling van te vroeg geboren kinderen houdt vreemd genoeg vast aan het bestaande criterium: niet behandelen onder de abortusgrens van 24 weken en nul dagen. Dan is niet de levensvatbaarheidsgrens leidend voor de abortusgrens, maar de in 1984 ingestelde abortusgrens van 24 weken. Die grens werd echter afhankelijk gemaakt van de voortgang van de medische wetenschap. Als dan anno 2024 toch wordt vastgehouden aan die grens van 24 weken en 0 dagen bij het behandelen van te vroeg geboren kinderen, dan wringt dat enorm.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Helden, K van, 2024, Grens voor behandeling bij vroeggeboorte kan omlaag, Reformatorisch Dagblad 54 (159): 24-25 (artikel).

Tijden rouwdienst en begrafenis ds. A. Moerkerken (1947-2024) bekend – Ook digitaal te volgen

Ds. A. (Aart) Moerkerken (1947-2024) is afgelost van zijn aardse post. Toen het ‘In Memoriam’ geschreven werd, was er nog niets bekend over de gelegenheid tot condoleren, de rouwdienst en de begrafenis. Afgelopen woensdag verscheen de rouwadvertentie van de familie in het Reformatorisch Dagblad. Daarin worden enkele praktische zaken opgenoemd, die in deze korte aanvulling op een rij worden gezet.

De Sebakerk van de Gereformeerde Gemeente te Krimpen aan den IJssel. Bron: Wikipedia.

De organisatie van de begrafenis is in handen van ‘Begrafenisverzorging Kina’. De gelegenheid tot condoleren is op zaterdag 12 oktober 2024 D.V. van 14.00 uur tot 15.30 uur. De rouwdienst wordt op D.V. 15 oktober 2024 D.V. vanaf 10.30 uur gehouden in de Sebakerk te Krimpen aan den IJssel (Koningin Wilhelminaplein 1). In een afzonderlijke rouwadvertentie staat aanvullende informatie. Verzocht wordt de auto te parkeren op het Raadhuisplein te Krimpen aan den IJssel (ook ten tijde van de condoleance). Om parkeerdrukte te beperken wordt verzocht met elkaar mee te rijden. Mocht de rouwdienst bijgewoond willen worden dan dient men zich, in verband met het beperkte aantal zitplaatsen, tot uiterlijk 12 oktober 2024 D.V. op te geven bij diaken A.J. Bax. Ds. Moerkerken wordt begraven op begraafplaats Waalhoven (Tiendweg 47). Dit is zo’n anderhalve kilometer bij de kerk vandaan. De auto kan niet geparkeerd worden op deze begraafplaats. Mocht u slecht te been zijn dient u dat eveneens door te geven aan bovengenoemde diaken. Men wordt uiterlijk 20 minuten voor het begin van de rouwdienst verwacht in de kerk.

De begrafenisplechtigheid is voor hen die vanwege gezondheidsredenen of andere oorzaken niet kunnen komen ook live te volgen via dsmoerkerken.begrafenisverzorgingkina.nl. De rouwplechtigheid is alleen live te volgen. Op de website wordt aangegeven dat terugkijken niet mogelijk is.

Dit ter aanvulling op het eerder deze week verschenen ‘In Memoriam’. Een kort verslag van de rouwdienst en begrafenis is hier te lezen.

Ongelooflijk bijzonder

De afgelopen weken naast vogels vooral gelet op libellen. Hoe meer je ze ziet, hoe meer je ervan geniet. De afgelopen weken zijn onder meer de Bloedrode, de Bruinrode en de Steenrode heidelibel gespot. De foto toont de Bruinrode heidelibel (42-44 mm), een algemeen voorkomende soort. Zo telde ik op 18 september in de Palmerswaard (Rhenen) minimaal 20 exemplaren, of jagend in de luwte van de begroeiing of rustend op een uitstekende stengel.

Libellen hebben opvallende facetogen, een lang dun achterlijf en vleugels die ook in rust wijd uitstaan. De vleugels zijn niet met elkaar verbonden, kunnen dus los van elkaar worden aangestuurd. Daardoor zijn libellen zeer wendbare vliegers en kunnen ze goed jagen op kleine insecten.

In september ontving ik juist in een e-mail van De Vlinderstichting informatie over massale trek van tienduizenden volwassen heidelibellen! Ongelooflijk. Nog nooit van gehoord. Insecten vermijden vaak het oversteken van grote waterlichamen en volgen de kust waarbij ze op de dezelfde manier gestuwd worden als landvogels. Op 28 augustus telde Mayro Pattikawa met een handteller op een trektelpost bij Vlissingen in tussenpozen ruim 23.000 heidelibellen! In de periode 8.00 – 15.00 uur naar schatting meer dan 50.000 dieren!! Het betrof vooral Bruinrode heidelibellen.

Waarom trekken ze massaal naar het zuiden? Dat weten we niet: ‘de trek is een spectaculair, zeldzaam en slecht begrepen fenomeen’ (Vlinderstichting). Libellen kunnen een snelheid van wel vijftig km per uur halen, wat hen tot de snelst vliegende insecten maakt. Kortom, ze zijn ongelooflijk bijzonder!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Ongelooflijk bijzonder, Het GemeenteNieuws 23 (40): 7.

‘Historisch revisionisme schadelijk voor de kerk’ – Is het klassieke scheppingsgeloof modern?

De afgelopen jaren hoor ik onder de theïstisch evolutionisten in Nederland steeds vaker dat ‘de manier waarop de creationistische beweging de Bijbel letterlijk leest’ in en voor de jaren twintig van de vorige eeuw niet of nauwelijks bestond.1 In dit artikel willen we betogen dat de manier waarop een creationist Genesis leest veel ouder is dan begin 20e eeuw.

Wat een creationist gelooft en hoe hij Genesis leest

Een creationist gelooft dat de aarde recent in zes dagen geschapen is, dat Adam en Eva onze eerste voorouders zijn, dat er een historische zondeval is geweest en een wereldwijde zondvloed. De mens bouwde na de vloed een toren, de toren van Babel, en er kwam een spraakverwarring. Hij gelooft dat de verhalen van de aartsvaders (bijv. Abraham), het verblijf in Egypte, de uittocht, de inname van het land Kanaän, David, Salomo en andere koningen, de ballingschap en de terugkeer daarvan werkelijk gebeurd zijn. Creationisten geloven dat de Heere Jezus Christus werkelijk geleefd heeft, gestorven en weer opgestaan is en naar de hemel gegaan is. En dat er een Kerk bestaat in de geschiedenis die tot vandaag de dag doorgaat. Onder creationisten heerst er geen discussie over dit theologische kader. Ze voeren gesprekken met elkaar over de detailinvulling van deze bovengenoemde gebeurtenissen. Een creationist leest Genesis als literair-historisch met een diepere geestelijke/symbolische betekenis. In eenvoudig Nederlands: Genesis is waar gebeurd en heeft betekenis voor ons vandaag. De vraag is nu: hoe oud zijn deze gedachten? Volgens een creationist is de gedachte dat de wereld in zes dagen geschapen is en er een zondeval is geweest net zo oud als de mensheid zelf.

Zwarte zwanen

In de 17e eeuw werd gedacht dat alle zwanen wit waren. Zwarte zwanen bestonden niet volgens de Europese geleerden, niemand had deze immers waargenomen. Totdat Willem de Vlamingh in 1696 de leiding van een expeditie op zich nam en als eerste Europeaan in de buurt van het hedendaagse Perth een zwarte zwaan ontdekte. De stelling dat zwarte zwanen niet bestaan moest worden verworpen. Het is betreurenswaardig dat deze geschiedenis zich nu lijkt te herhalen op het gebied van ‘de historiciteit van Genesis’. We hoeven slechts met een auteur te komen van vóór het begin van de 20e eeuw en de stelling van theïstische evolutionisten is ontkracht. Laten we twee schrijvers raadplegen uit de 18e eeuw en hiermee de stelling dat ‘de creationistische lezing van Genesis van 20e eeuwse oorsprong is’ aanvechten.

Justus Vermeer (1696-1745)

Mr. Justus Vermeer werd geboren in 1696 te Utrecht. Hij studeerde rechten in zijn geboortestad en promoveerde in 1718. Vermeer was ouderling in de Nederlandse Gereformeerde Kerk te Utrecht en ging als oefenaar voor in de kerkdiensten. Zijn preken werden opgeschreven en uitgegeven, waaronder die rondom de Heidelbergse Catechismus. Zondag 9 van deze catechismus gaat over de schepping.2 Als we deze erbij pakken zien we dat mr. Vermeer een ‘creationistische’ lijn volgt.

Volgens de geleerde heeft God de ‘hemel en de aarde, en al wat daarin is, uit niet geschapen’.3 God wordt aangewezen als de ‘Formeerder van alles’.4 Mozes heeft als auteur van Genesis beschreven ‘hoe’ God alles gemaakt heeft. Het werk van de schepping wordt door mr. Vermeer Gods ‘eerste huishoudelijke werk5 genoemd. De geleerde blijkt ook goed op de hoogte van de heidense filosofieën en verwerpt deze als zijnde ‘zware blindheid op des mensen verstand’.6 Uit het Woord en de rede blijkt dat de wereld een begin moet hebben gehad. Teksten uit Gods Woord daartoe zijn bijvoorbeeld Gen. 1:1, Ps. 33:6 en Joh. 1:3. Bij verdediging door de rede gebruikt hij een argument wat heden ten dage nog steeds gebruikt wordt: ‘Niets kan er zijn zonder oorzaak, dan God Zelf. Ja, het strijdt tegen de natuur, te geloven dat de wereld van eeuwigheid is geweest; vermits niets natuurlijker is, dan wanneer men een groot en heerlijk werk of gebouw ziet, dat men aanstonds vraagt naar deszelfs auteur en maker, en zich over die zijn oordeel, bestek en uitvoering van zijn werk verwondert.’ Zo leidt volgens de auteur het bestuderen van de natuur tot verwondering over de ‘allerwijste en machtigste Werkmeester die het gehad heeft’. Hij gaat verder: ‘Al wat voortteelt, moet opklimmen tot een Wezen aller wezens; al wat zich beweegt, moet een eerste Beweger gehad hebben, en ook een begin van bewegen’. De geleerde beschrijft ‘hoe God uit zulk een onbekwame stof alles in orde gebracht heeft’.7 Dat heeft Hij niet in een moment gedaan maar in zes dagen: ‘Deze orde, dat de Heere alles in zes dagen heeft voortgebracht, leert ons Mozes, Gen. 1. (…) Mozes beschrijft alleen het gebouw van de zichtbare wereld, omdat hij zijn historie heeft willen voegen naar het begrip der Joden, die zeer vleselijk en aardsgezind waren; om hen tot de Onzienlijke op te leiden langs Zijn zichtbare werken, ten einde zij aan het schepsel niet zouden hangen blijven’.8 Op de blz. 170-172 van zijn boek beschrijft de auteur de schepping van zes dagen. God maakte ook een eerste mensenpaar. ‘Dit paar zette God in die vervulde wereld, waarin de Heere een volheid bezorgd had; en in het bijzonder in een Eden, een hof en paradijs, dat God zelf geplant had’.9 Waarom schiep God de wereld? ‘Tot Zijn eigen eer en heerlijkheid. (…) Om Zijn eigen deugden aan mensen bekend te maken en te verheerlijken, (…)’.10 Wanneer heeft God de wereld geschapen? ‘In het gemeen kan men zeggen, naar de rekening van de allervoornaamste godgeleerden en chronologisten, dat de wereld geschapen is, weinig onder of over de 3950 jaren voor Christus’ geboorte; daarbij dan gerekend na de geboorte van Christus 1736 jaren, zo zou de wereld geschapen zijn, omtrent 5686 jaren geleden’.11 Volgens de geleerde hoeven we ons over het exacte seizoen waarin de wereld geschapen is niet druk te maken omdat de Heilige Schrift ons niets daarvan leert. Eerder in dit boek had Vermeer al bij de bespreking van Zondag 3 aangegeven dat er een historische zondeval heeft plaatsgevonden.12 Met dit voorbeeld is de stelling dat er geen creationistische lezing van Genesis bestond voor het begin van de 20e eeuw al weerlegd. Vermeer geloofde dat de aarde jong was (namelijk rond de 5686 jaren geleden geschapen), dat Schepping in zes historische dagen plaatsvonden en dat er een eerste mensenpaar en een zondeval is geweest.

Bernardus Smytegelt (1665-1739)

De tweede auteur die ik wil raadplegen is Bernardus Smytegelt. Bernardus Smytegelt werd geboren in 1665. Hij studeerde theologie in Utrecht en verdedigde aldaar in 1686 zijn dissertatie “Over de eenheid der kerk”. Hij was predikant te Middelburg. Ook hij schrijft in de bespreking van zondag 9 van de Heidelbergse Catechismus over de schepping.13 De predikant bestrijdt de heidense filosofieën die stellen dat de wereld eeuwig is. Hij schrijft over een ontstaansfilosofie het volgende: ‘Dan waren er nog anderen, en die zeiden, dat dat niet kon zijn; die begonnen te denken: daar zijn zo enige vezeltjes in de lucht geweest, die bijgeval zijn samengelopen, en daar is dit grote heelal uit voortgekomen. Dat is al zo erg alsof ook zeide: er heeft daar een grote hoop stenen gelegen, en daar is dit gebouw bijgeval uit voortgekomen.’ De predikant noemt het echter dwaas om zo te denken. Wat is de alternatieve visie? Volgens de predikant staat dat in Mal. 2:10: En hebben wij niet allen enen Vader, en heeft niet één God ons geschapen?14 God is de Maker en de Formeerder van de wereld, dat staat voor hem vast. Dat Smytegelt veel Bijbelkennis had blijkt wel uit de teksten die hij aanhaalt rondom de schepping.15 Het grote heelal is volgens de predikant uit niet (ex nihilo geschapen in zes dagen. Hij bespreekt op blz. 120-123 van zijn boek hoe God in de verschillende dagen afzonderlijk de wereld heeft vormgegeven. Wanneer is de wereld geschapen? ‘De wereld is ook niet zeer oud. De Joden zeiden dat ze tweeduizend jaren oud was, als ze rekenden voor de wet, tweeduizend jaren na de wet en tot op het rijk van den Messias. Maar zij was nog tot dien ouderdom niet gekomen, en ’t kan nog wel omtrent driehonderd jaren minder zijn’.16 De wereld is volgens Smytegelt in de herfst geschapen.17 We zien in deze preek een creationistische lezing van Genesis. God heeft de wereld uit het niet in zes dagen geschapen, toen begon de tijd. De lezing van de Joden wordt gevolgd: 2000 jaar voor de wet, 2000 jaar erna tot de Christus en daarna het verdere verloop van de jaartelling. Hij pint zich niet vast op een exact getal: het kan 300 jaar minder zijn. De wereld is volgens hem in ieder geval niet oud.

Slotbeschouwing

Wanneer je andere auteurs uit die tijd leest (bijv. Johannes van der Kemp18 en Theodorus van der Groe19) dan zie je dat deze visie ook door hen gedeeld wordt. De stelling ‘dat de creationistische lezing van Genesis dateert uit het begin van de twintigste eeuw’ moet hiermee worden verworpen. Dergelijke claims zijn onjuist en daarmee uiterst schadelijk voor de kerken. Ik vind het betreurenswaardig dat een dergelijk historisch revisionisme breed wordt verkondigd, zelfs in cursussen voor kerken. Het geeft een onjuist beeld van de uitleg van Genesis door de eeuwen heen. De creationistische uitleg van Genesis (literair-historisch met een diepere symbolische/geestelijke betekenis) is veel ouder dan begin 20e eeuw. Ik wil zelfs beweren dat de creationistische lezing de mainstream lezing is geweest in de kerken tot de 18e/19e eeuw. Pas met de Verlichting werd het donker20 rondom die uitleg en zijn er andere gedachten opgekomen mede onder invloed van de naturalistische natuurfilosofie. Een goed boek over de hermeneutiek van Genesis door de eeuwen heen is ‘The Quest for the Historical Adam’, van de kerkhistoricus prof. dr. W. VanDoodewaard.21

Dit artikel schreef ik in 2016. Zie voor een verdere uitwerking dit artikel.

Voetnoten

Is macroevolutie een opeenstapeling van een heleboel microevolutie?

Veel mensen denken dat er maar één soort verandering is en dat de opeenstapeling van een heleboel kleine veranderingen uiteindelijk leidt tot een grote verandering. In een peer-approved paper tonen Wim DeJong en Hans Degens aan dat er twee soorten verandering zijn die fundamenteel van elkaar verschillen en dat de opeenstapeling van een heleboel microevolutie niet kan leiden tot macroevolutie. Gevolg is dat de overvloedige bewijzen voor microevolutie niet gebruikt kunnen worden als bewijs voor macroevolutie.

Verandering in parameters of in dimensies

Bij hun onderzoek van micro- en macroevolutie maken DeJong en Degens gebruik van een systeemtheoretische aanpak. Elk systeem, dus ook een biologisch systeem (bijvoorbeeld: een cel, een orgaan, een organisme of een ecosysteem), kan beschreven worden met een toestandsvector, die de waarde door de tijd heen weergeeft van een aantal karakteristieke eigenschappen van het systeem. De toestandsvector van een systeem kan op twee, fundamenteel verschillende, manieren veranderen: in zijn parameters of in zijn dimensies. De eerste manier waarop de toestandsvector van een biologisch systeem kan veranderen, definiëren DeJong en Degens als 1e-orde evolutie en de tweede manier als 2e-orde evolutie. Ze laten zien dat beide soorten evolutie veroorzaakt worden door totaal verschillende moleculaire processen. Eerste-orde evolutie wordt gedreven door: productie, recombinatie en selectie van gen-varianten; gen-regulatie; en epigenetische modificatie. Tweede orde evolutie wordt gedreven door de opeenstapeling van niet-gerepareerde, code-uitbreidende mutaties. Doordat de onderliggende moleculaire processen totaal verschillen, kan 1e-orde-evolutie geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. De auteurs illustreren dit met een simulatie van de evolutionaire dynamica van een populatie van digitale amoebes. Tenslotte tonen zij aan dat microevolutie en macroevolutie grotendeels gelijk zijn aan 1e-orde evolutie, respectievelijk 2eorde-evolutie; en dat 1e-orde evolutie en 2e-orde evolutie geen continuüm vormen, maar twee fundamenteel van elkaar verschillende veranderingsprocessen zijn. Dit betekent dat het concept ‘evolutie’ nauwkeuriger gespecificeerd kan worden door aan te geven welk type evolutie bedoeld wordt.

Niet valide bewijsvoering voor 2e-orde evolutie

Dikwijls worden in discussies over schepping en evolutie voorbeelden van 1e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering in de vorm van de snavels van Darwin-vinken) aangevoerd als bewijs voor 2e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering van bacteriën in mensen). Het onderzoek van De Jong en Degens maakt duidelijk dat deze bewijsvoering niet valide is. De zelfverzekerde claim van Darwinisten en Naturalisten dat de wetenschap allang heeft aangetoond dat bacteriën na vele miljarden jaren van opeenstapeling van mutaties getransformeerd zijn tot mensen, is onjuist. Bovendien is het belangrijk te weten dat het mechanisme dat 2e-orde evolutie tot stand moet brengen (de opeenstapeling van niet-gerepareerde code-uitbreidende mutaties) tegengewerkt wordt tijdens de productie van geslachtscellen. De simulatie van 2e-orde evolutie van een populatie digitale amoebes door DeJong en Degens, illustreert hoe lastig het is om, gedreven door toevalsprocessen, te komen tot opeenstapeling van code-uitbreidende mutaties die een selectief voordeel heeft.

Voortgang van de wetenschap

De voortgang van de wetenschap bestaat dikwijls uit het nauwkeuriger definiëren van concepten en van de processen die er mee samenhangen. Een voorbeeld daarvan is het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ door een onderscheid te maken tussen 1e- en 2e-orde evolutie, en de onderliggende drijvende moleculaire processen. Darwinisten en Naturalisten hebben geen behoefte aan het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ en de onderliggende moleculaire processen, en blijven liever vasthouden aan hun overtuiging dat organische moleculen een innerlijke drang hebben om zich te ontwikkelen tot steeds ingewikkelder structuren, waarbij kleine veranderingen optellen tot grote veranderingen, als je maar lang genoeg wacht.

Scheppingsgeloof

Christenen geloven dat de levende natuur geschapen is door God. Die levende natuur past zich voortdurend aan aan wisselende omstandigheden in 1e-orde evolutie. Maar 1e-orde evolutie kan geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. Iedereen mag geloven dat nog onbekende processen in organische moleculen stap voor stap 2e-orde evolutie tot stand kunnen brengen, maar dat is een irrationeel geloof. Geloven dat een scheppende kracht van buiten onze fysische werkelijkheid de levende natuur tot stand heeft gebracht (inclusief de mechanismen voor 1e-orde evolutie en inclusief de mechanismen die code-uitbreidende mutaties tegenwerken), is een rationeel geloof.

Referenties

[1] De Jong, W., & Degens, H. (2024). Micro-and Macroevolution: A Continuum or Two Distinct Types of Change? Qeios.

Over de paper van dr. ir. Wim de Jong en dr. ir. Hans Degens is hier ook een artikel te lezen.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.