Johannis van Meerten, een zwangere vrouw met een ongebonden levenswijze en een dode en in de tuin begraven baby

In 2019 verscheen het tweeëntwintigste deel in de zogenoemde ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. Een goudmijn voor historici en genealogen. In dit tweeëntwintigste deel komt Johannis van Meerten en een zwangere vrouw met een ongebonden levenswijze voor, die haar zwangerschap bedekt wilde houden en haar uiteindelijk dode baby wilde verstoppen in de tuin van Johannis en zijn vrouw. Omdat het om een groot stuk gaat, is hieronder de transcriptie als apart artikel weergegeven. Deze sententie werd op een bijzondere gerichtsdag in de ambtskamer van Tiel uitgeschreven op 29 september 1802.1

Transcriptie

Deze transcriptie komt, met dank aan dr. P.D. Spies, uit de in voetnoot 1 genoemde bron.

”Sententie.

Gezien bij den landgerichte des Ambts Nederbetuwe de ticht of klagte crimineel geëxhibeerd en overgegeven uijt naam en vanwegens Nicolaas Herbertus van Gijtenbeek, richter van gemelde Ambt, ratione officii klager ter eenre op en tegens Woutrina van Maurik, huijsvrouw van Hendrik Borman, volgens haare confessie geboortig van Rhenen en oud omtrent 32 jaaren, beklaagde en gedetineerde ter andere zijde en daartegens geëxamineerd het andwoord namens de beklaagde ingediend met alle schijn en beschijd hinc inde geappliceerd, waarbij gebleken is:

Dat beklaagde bevoorens gewoond heeft te Rhenen en aldaar gehuwt is geweest met eenen Hendrik Borman, uit welken echt twee kinderen verwekt zijn.

Dat beklaagde zederd den jaaren 1795 van gemelden haaren man verlaaten zijnde, zich aan een ongebonde levenswijze en zonder dat haar huwelijk naar behooren was gedissolveerd in een strafbaare bijwooning met zekeren Gijsbert Puijk verkeerd heeft, hetwelk zo verre gegaan is, dat beklaagde in den jaare 1799 van een dogter is verlost geworden, waarvan het gevolg geweest is, dat beklaagde met haaren boeleerden voornoemde Gijsbert Puijk te Rhenen gevat en wegens haar continueel zedeloos leeven op den 9 september 1800 door den raad van rechtspleging dier stad gecondemneerd is tot bannissement uit de stad Rhenen en jurisdictie van dien voor den tijd van twee jaaren.

Dat beklaagde te dier tijd reeds voor de twede maal in overspel bezwangerd, ingevolge van dit vonnis den 11 september van dat jaar over de revier den Rhijn buiten het gebied der stad Rhenen gezet zijnde, op verzoek van haaren broeder in huis is opgenomen bij Johannis van Meerten op de Middelwaard onder Kesteren tusschen de Marsch en den Rhijn onder de jurisdictie dezes Ambts gelegen.

Dat beklaagde schoon geensins onbewust dat reeds verre in haare zwangerheid gevorderd was, zulks echter geduurende haare detentie te Rhenen heeft ontkend en bij die ontkenning is blijven persisteren alle die tijd dat bij gemelden Johannis van Meerten inwoonde, niettegenstaande haare steeds toenemende lijvigheid en dikte het tegendeel aanduide.

Dat beklaagde niet slegs haare zwangerheid verborgen gehouden en geene de minste voorberijding van kindergoed gemaakt, maar ook daarover door meergemelde Johannis van Meerten en zijn vrouw twee dagen voor haare bevalling onderhouden zijnde, hunlieden door ontzettende vloeken en verwenschingen van het tegendeel heeft getragt te verzekeren, betuigende onder andere dat zo ’t waar was, dat zij kraamen moest, zij mogt lijden stom, lam, blind en doof te worden. Hebbende beklaagde zelfs bij deze gelegendheid onder het opnemen en uitdrinken van een kopje of schotelje thee tegens Johannis van Meerten gezegt: “Zo gij mij niet geloven wildt, dan zuip ik den duivel in mijn ziel” of diergelijke woorden in substantie.

Dat beklaagde vervolgens op den 11 october, zijnde de dag van haaren verlossing, nog steeds haare zwangerheid heeft verborgen en wel zodanig, dat zij op verzoek van de vrouw van Johannis van Meerten in den tuin boerekool heeft gaan snijden met sig nemende een ledigen emmer, terwijl dukgenoemde Johannis van Meerten en zijne vrouw op de deel op in ’t agterste gedeelte van hun huis vertoevden.

Dat beklaagde vervolgens op de deel of het agterhuis, alwaar Johannis van Meerten en zijne vrouw zich bevonden, gekomen zijnde en daar ter plaatze de nog teruggeblevene nageboorte uit haar lichaam ontlast hebbende, gepoogt heeft die onder eenige stroo en kaf te verbergen, om zodoende het gebeurde bedekt te kunnen houden.

Bij welk opzet de gevangenen is blijven volharden, zelfs toen aan haar door Johannis van Meerten en zijn vrouw de blijken haarer misdaden voor oogen wierden gebragt, als wanneer de beklaagden de door haar ontlaste stof aan geheel andere oorzaaken dan aan het gevolg der kraam beschreev.

Dat Johannis van Meerten en zijn vrouw hierop bevonden hebbende, dat aan de nageboorte, welke de beklaagde was kwijtgeraakt nog een gedeelte der navelstreng vastgehegt was, zonder dat zich eenig blijk van afbinding daar vertoonde, eerstgemelde, alnu volkomen overtuigd dat beklaagde een kind ter waereld gebragt had, zich naar buiten begeven heeft om dat kindje te zoeken.

Bij welke gelegenheid Johannis van Meerten aan de zuijdzijde van het huis tusschen een meit lies of strooisel en een knootwillig een plas versch geronnen bloed heeft zien liggen, terwijl in een hoek van den hof het kindje vond, liggende hetzelve levenloos naakt voorover met ’t hoofd en de schouders onder de aarde bedolven, zodat niets dan een gedeelte van den rug van de schouders af gerekend en de beenen zigtbaar waaren.

Dat Johannis van Meerten hiervan aan zijn vrouw kennisgegeven en zich met haar bij de beklaagde vervoegd hebbende aan dezelve ten aanhooren van zijne vrouw gezegd heeft, dat hij haar kind dood had vinden liggen met het hoofd in de grond gestopt.

Waarop de beklaagde volgens de beëedigde getuigenisse van Johannis van Meerten en zijn vrouw aan gemelde persoonen zoude verklaard hebben, dat zij het kind in de grond had gestopt en zij daarover aan hunlieden vergiffenis verzogt.

En ook ten aanhooren van gemelde persoonen en aan Gerrit van Doesburg zoude gezegd hebben: “Och lieve Gerrit, vergeeft ’t mij, ik zal het kind uit de grond gaan haalen en ’t afwasschen en legt mij dan maar te bed, dan zullen wij zeggen, dat ik van een dood kind in de kraam ben gekomen”.

Dat eenige tijd hierna beklaagde, terwijl haare broeder bij Johannis van Meerten in huis was gekomen en deze een der geslooten deuren geopend had, uit het huis naar buiten geloopen is, gevolgd wordende door Johannis van Meerten voornoemt, welke nogtans door beklaagdens broeder tegengehouden en daardoor verpligt wierd eene kortere weg in te slaan om de beklaagde te agterhaalen.

Dat beklaagde intusschen is voorgeloopen en aan de Spees, even boven de nieuwaagelegde batterij, zich in den Rhijn heeft gestort in het gezigt van verscheidene persoonen, door wiens hulp echter uit het water gehaald en aan den oever gebragt is, zijnde alstoen geheel buiten kennis.

Zoodat beklaagde met het sterkste opzet de grootste moedwilligheid en onder het bezigen der ijsselijkste vervloekingen en verwenschingen getragt heeft haar zwangerheid en ook werkelijk volbragte verlossing te bedekken en te ontkennen, en bij die ontkenning tegens de vermaaningen en overtuigingen van onderscheidene persoonen aan met de meest mogelijke hartnekkigheid is blijven volharden om langs dien weg zich op eene bedekte dog hoogst strafbaare wijze van haar kind, de twede vrugt van haar overspelig leven, bij deszelvs geboorte te ontdoen en alzo de waereld te bedriegen en de justitie te misleiden.

Dat alhoewel dezen gerichte niet voldoende gebleeken is, dat des beklaagdens kind werkelijk geleeft heeft en ingevolge attest van den medicinae doctor M.J. van Kampen en chirurgijn Johan Georg Wilhelm Langguth, examinateurs van het lijkje geene voldoende tekenen aan hetzelve gevonden zijn om daaruit op solide gronden te konnen declareren, of gemelde kindje eene geweldigen dan eene natuurlijke dood gestorven zij.

Dat ook niet met naar regten voldoende bewijzen is daargedaan, dat de beklaagde zelve haar lijkje onder de aarde gestopt en bedolven heeft, beklaagde desniettemin volgens menigvuldige indiciën zeer suspect is aan het pleegen van eene execrabele en verfoeijelijke kindermoord.

Al hetwelk zijn zaken die in een land alwaar regt en justitie vigeert niet kunnen nog mogen geleden, maar anderen ten exempel en afschrik ten strengste behooren gestraft te worden. Die van den landgerichte voornoemt gelet hebbende op het gunt voorschreven en waarop ter materie dienende verder te letten stonde, in naam des Bataafsche volks doende regt, condemneren de beklaagde en gedetineerde om gebragt te worden ter plaatze daar men gewoon is binnen deze Ambte criminele justitie te doen, aldaar aan een paal gebonden en strengelijk gegeesselt te worden. Verder om gedurende den tijd van twintig agtereenvolgende jaaren binnen het tugthuis van dit voormalig gewest ofte van het departement Gelderland te worden geconfineerd, ten einde aldaar met haar handen arbeid den kost te winnen. Dezelve voorts na expiratie van dien tijd haar leven lang bannende uit desen alingen Ambte op poene van nadere dispositie in val dezelve daar wederom mogt binnenkomen ofte bevonden worden. Alle ’t met meerdere condemnatie van de beklaagde en gedetineerde in de kosten en missen van justitie. Actum den 29 september 1802 en gepronuntierd en geëxecuteerd den 4e october 1802. Was getekend, Johannes Dijckmeester gerigtsschrijver.”

Voetnoten

Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 22: Crimineel Signaat 1765-1802

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het eenentwintigste deel.2

Het tweeëntwintigste deel ‘behelst enkel criminele zaken, met name de sententies en de dagvaardigingen, de zogenoemde edictale citaties of indagingen die driemaal werden afgekondigd’. Volgens dr. Spies kan hieruit ‘geen zicht worden verkregen op de criminele rechtspraak, daar de ‘kleinere’ criminele zaken gewoon in het gerichtssignaat werden aangetekend’. Spies geeft aan dat het onduidelijk is waarom er een apart crimineel signaat naast het gewone gerichtssignaat is aangelegd. Het boek is bovendien erg onvolledig, ‘bij de rechtszittingen wordt regelmatig niet beschreven wie er aanwezig waren’. Voor zover ik het nu kan zien komt er in dit deel slechts één telg van het geslacht Van Meerten voor.

Johannis van Meerten

Op bladzijde 204-206 komt ene Johannis van Meerten voor. Omdat dit een uitgebreid stuk is, heb ik het als apart artikel opgenomen op deze website. Voor de tekst verwijs ik u daarom naar dit artikel. Het gaat over Johannis van Meerten, een zwangere inwonende vrouw met een ongebonden levensstijl en een dode, half in de tuin begraven baby.3 Wie deze Johannis was en hoe hij verwant was aan de andere Van Meertens is mij (nog) niet bekend.

Voetnoten

Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 21: Gerichtssignaat Bank Zoelen 1661-1733

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het eenentwintigste deel.2

Het gaat hier om zowel criminele als civielrechtelijke zaken die beknopt worden weergegeven. “Het boek is erg onvolledig. Dit zal met name komen omdat in de beschreven periode veel zaken in aparte dossiers werden aangelegd en slechts summier of geheel niet in het signaat werden vermeld.” Het valt dr. Spies op dat er sprake is van zeer diverse handschriften, maar dat de verschillende landschrijvers zelden bij name worden genoemd. Ten minste twee mannen die verbonden zijn aan het geslacht Van Meerten komen in dit boek voor.

Claes van Meerten

Op 19 november 1675 komt ene Claes van Meerten voor (bladzijde 45):

”#Erschijning#
Dirck Steucker erschijnt zich om aengesproken te worden van Claes van Meerten, off vrij ende quijt te zijn.”

Op bladzijde 46, dezelfde datum, staat:

”#Vervolgh#
Dirck Steucker heeft vervolgh geëijscht volgens zijne erschijninge supra Claes van Meerten.”

Op 14 december 1688 zien we op bladzijde 116 bij ‘aenspraecken’:

Claes van Meerten ende Claes Tijssen tegens de pandinge van Willem van Westhrenen.”

Tenslotte komt Claes van Meerten voor in een lijst op 15 november 1689 (bladzijde 133):

Gesien bij desen adelicken gerichte de aanspraack van Jan van Coten, als volmaghtiger van den welgebooren heere Bernhard van Welderen, Heere tot Valburgh, amptman, richter ende dijckgreeff in Nederbetuwe, ender dartegens het andtwoort van (…) Claes van Meertten (..) verweerderen ten andere zijde gedaan, ende daarop ende op alles waarop te letten stonde gelet, verstaat bij de verweerderen een quade pandtkeringh te sijn gedaan tegens de pandingh bij de heere Arndt Jan Vijgh in den jaere 1688 op haere gerede geoderen geëntameert. Condemnerende dienvolgens een ider derselver in de geëijschte boete van ses goutgulden ende de kosten deser procedure tot taxatie ende moderatie des gerichts.”

Het zou kunnen dat de genoemde Claes van Meerten dezelfde is als die van het parenteel die te vinden is op deze website.3 Deze Claes was dan getrouwd met Teuntien Cornelis.

Cornelis van de Sand

In deze gerichtelijke transcripties komt ook ene Cornelis van de Sand voor. Vermoedelijk is hij dezelfde als degene die getrouwd was met Petronella van Roothuijsen. Deze Petronella was eerder getrouwd geweest met Adriaen van Meerten. Na het overlijden van Petronella is Cornelis getrouwd met Maria van Meerten.

Cornelis komt als eerste voor op bladzijde 36. De Soelensche banck kwam samen op 17 oktober 1673.

”#Aenspraeck#
Denselven Henrick Driessen aenlegger spreeckt aen met recht in ’t selve cas Cornelis van de Sand verweerder, ut in scriptis.”

Op bladzijde 37 (dezelfde dag) opnieuw:

”#Aenspraeck#
Willem Jansen Paesschen aenlegger tusschen besatingh ende ontsatingh spreeckt aen met recht Cornelis van de Sand verweerder, ut in scriptis.

Copie versocht.

Verweerder versocht, ten respecte zijn bewijs in Hollant was, langer termijn.

Aenlegger ter contrarie, dat zulcx binnen den ordinaris termijn konde bekomen.
Gecontendeert ten vooroordell.

Oordel Vijgh.

’t Gericht verstaet ten vooroordell tusschen Willem Jansen Paesschen ter eenre ende Cornelis van de Sand ter andere zijde, dat den verweerder sal genieten een dobbelen termijn ten aensien van den jegenwoordigen tijt.”

Deze dag komt Cornelis nog een keer voor op bladzijde 38:

”#Aenspraeck#
Joncker Jacob van Dort aenlegger tusschen pandingh ende pandtkeringh spreeckt aen met recht Cornelis van de Sand voor de somme van vier ende tachtentigh gulden 13 stuijver, ter goeder reeckeninge ende afslach van alle bewijsselicke betalinge, zijnde restant van weijpacht d’annis 1670 ende 1671 vermogens pandinge ende bewijs. Ende bedinght hiermede zijn wacht.”

Verderop op bladzijde 39:

”Uijtgericht. Joncker Jacob van Dort heeft volgens zijn bedongen wacht vervolgh geëijscht supra Cornelis van de Sand.”

Op bladzijde 41:

”Berndt Cock scholtis spreeckt aen met recht Cornelis van de Sand voor 22 gulden wegen reste van amptslasten ende hoofden- ende cribbenpenningen etc.. Ende bedinght hiermede de wacht.”

Op 19 november 1675 werd er opnieuw een banck gespannen binnen Soelen. Ook op deze dag komt ook Cornelis van de Sand aan het woord (bladzijde 44).

Geurt Wijnen aenlegger tusschen pandingh ende pandtkeringh spreeckt aen met recht Cornelis van de Sand verweerder voor een somme van hondert vier ende veertich gulden, onder afslach van bewijsselicke betalingh, herkomende van koop ende leverantie van een peerdt voorgevallen op den 8en maii 1666 vermogens acte van pandinge ende ander bewijs. Ende bedinght hiermede zijn wacht.
#Den verweerde heeft sich vrijwilligh gecondemneert gegeven. Actum in iudicia den 19en novembris 1675#

Op 2 november 1677 heeft Caerl Vijgh, Heer tot Soelen ter plaatse een ‘bancke (…) gespannen’. Hier komt op bladzijde 52 Cornelis voor:

”#Aenspraeck#
Roeloff Bijll aenlegger tusschen pandingh ende pandtkeringh spreeckt aen met recht Hubert Cornelissen en Cornelis van de Sand, gewesene buermeesteren tot Soelen, voor een somme van elff gulden 5 stuijver wegen verdient loon vermogens extract uijt des aenleggers boeck, waervan het principale met den eet wordt inbedongen soo nodich ende d’acte van pandinge, ende voor den schaede met recht. Ende bedinght hiermede de wacht.

Voor ’t oplesen der bovenstaende aenspraeck heeft den majoor Cock ende Aerdt Cornelissen Tucker overgegeven ende belooft, dat de verweerden van haere pandtkeringen souden renuntiëren ende den aenlegger souden betaelen.”

Op de Soelensche gerichtsdach op 29 mei 1679 komt Cornelis van de Sand op bladzijde 54 en 55 twee keren voor. Het is tegelijkertijd ook het laatste wat we van Cornelis in dit deel lezen. Respectievelijk lezen we:

”#Aenspraeck#
Johan Schull, volmachtiger van den heere Gerard van Buijtendijck ende joffrouw Wilhelmina van Buijtendijck, tusschen pandingh ende pandtkering aenlegger spreeckt aen met recht Cornelis van de Sand verweerder ende dat om te hebben voldoeninge van vijff hondert achtien gulden, afgetrocken 60 gulden 9 stuijvers 8 penningen, soo voornoempte van de Sand wegens achterstendige pachtpenningen van huijs ende hofstadt, boomgaert ende bouwlandt bij den anderen op Soelen gelegen aen gemelte Schull qualitate qua is verschult. Ende bovendien, dat hij van de Sand zal betaelen van de twee Franse jaeren van het voornoempte goedt omgekomen maii 1673 ende 1674 een jaer pachts tot 140 gulden. Adslach streckende alle vordere bewijsselicke voldoeninge ende hetgeene nae rechten voor afslach moet verstrecken. Breder vermogens pandinge ende gehoudene afreeckeninge hierneffens gaende. Spreeckt mede voor de kosten ende schaede met recht. Ende bedinght hiermede de wacht.”

“#Sententie#
In saecke voor desen adelicken gerichte ongedecideert hangende tusschen Johan Schull qualitate qua aenlegger ter eenre ende Cornelis van de Sand verweerde ende excipiënt ter andere zijden heeft het gericht versocht ende gecommitteert de heeren Diderick van Eck oordelwijser, Johan de Cock van Oppijnen ende Zeger van den Steenhuijs, om parthijen ten seeckeren daege voor haer hooghedele te bescheijden, deselve over haer different sien te vergelijcken etc.”

Voetnoten

Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 19: Gerichtssignaat Bank Zoelen 1581-1604

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het veertiende deel.2

Het negentiende deel bestaat eigenlijk uit twee verschillende delen. Deze delen zijn later aan elkaar gebonden. Dr. Spies geeft aan dat deze boeken samen bijzonder van belang zijn ‘voor het inzicht in de rechtspraak in de Nederbetuwe, daar voor de meeste jaren geldt dat dit de enige aantekeningen zijn die bewaard zijn gebleven’. Voor de Bank van Kesteren ontbreekt namelijk het signaat tot 1587. Het gaat vooral om civielrechtelijke zaken.

De naam Dirck (Derick of Diederik) van Brakell laat ik voor nu even rusten, omdat er meerdere individuen met deze voor- en achternaam tegelijkertijd hebben geleefd. Pas wanneer er meer helder is over deze individuen wil ik ze hieronder toevoegen.

Ernst van Meerten

Op bladzijde 12 wordt als Ernst van Meerten genoemd onder de gerichtslieden. Het gaat om 16 november 1581. Het is voor mij (nog) niet duidelijk hoe deze Ernst verwant is aan de andere ‘Van Meertens’. In dit boek heet hij Ernst van den Merten.

Heijmerick van Bemmel

Net als in de andere besproken delen komt ook hier Heijmerick van Bemmel in voor. Heijmerick was getrouwd met Anna van Meerten en een schoonzoon van Dirck van Meerten en Bertha van Eck van Panthaleon.3 Veelal wordt zijn naam genoemd als aanwezige van het ridderschap op een gerichtsdag. Dat betreft op 29 januari 15784 (?)5, 7 december 15876, 24 juli 15887, 8 juli 15968 en 1 maart 15999 Daarna komt Heijmerick niet meer voor, mogelijk is hij kort ná 1599 overleden.

Evert van Delen

Ook in dit boek komt Evert van Delen voor. Hij was de echtgenoot van Elisabeth van Leeuwen.10 In dit boek komt hij nog slechts twee keer voor en dan helemaal aan het begin van het boek. Zijn naam wordt dan genoemd als aanwezige van het ridderschap ten tijde van de gerichtsdag of om het uitspreken van een oordeel tijdens zo’n gerichtsdag. Het gaat dan om donderdag 8 juni 158111. Op pagina 9 wordt hij Evert van Deelen van Lair genoemd.12 Mogelijk is hij kort ná 1581 overleden.

Lodewijk van Brakell

Lodewijk van Brakell komt ook een aantal keren voor in dit boek. Lodewijk was een zoon van Johan van Brakell en Johanna van Meerten.13 Lodewijk komt, net als zijn oom Heijmerick hierboven, vaak alleen als naam. Als aanwezige van het ridderschap of om een oordeel uit te spreken. Het gaat betreft op 29 januari 157714 (?)15, 26 juni 158716, 7 december 158717, 24 juli 158818, 9 juli 159019, 29 juni 159220, 17 mei 159321 en 31 mei 159322.

Voetnoten

Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 18: Gerichtssignaat Bank Zoelen 1561-1581

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het zeventiende deel.2

Het achttiende deel is volgend dr. Spies ‘een apart en belangrijk boek’. Spies geeft aan dat er kennelijk ‘sprake is van een aantekenboek van de landschrijver Henricus Stoer zelf‘. Er is overlap met het vorige deel, maar er ontbreken ook aantekeningen terwijl er wel bijeenkomsten zijn gehouden. Bovendien heeft er in die periode (in 1578) een overdracht van ambtman plaatsgevonden, van vader Claes Vijgh op zoon Derck Vijgh. Het gaat hier vooral om civielrechtelijke zaken.

De namen Adriaen (of Ariën) van Leeuwen en Dirck (Derick of Diederik) van Brakell laat ik voor nu even rusten, omdat er meerdere individuen met deze voor- en achternaam tegelijkertijd hebben geleefd. Pas wanneer er meer helder is over deze individuen wil ik ze hieronder toevoegen.

Heijmerick van Bemmel

Net als in het vorige deel komt ook hier Heijmerick van Bemmel voor. Hij was de echtgenoot van Anna van Meerten, dochter van Dirck van Meerten en Bertha van Eck van Panthaleon.3 Veelal wordt Heijmerick alleen bij naam genoemd als hij aanwezig is tijdens de gerichtsdag of namens het ridderschap. Daarnaast spreekt Heijmerick soms een vonnis of een advies uit. Omdat dit niet relevant is voor de genealogie en geschiedenis van het geslacht ‘Van Meerten’ volstaat dan het noemen van de datum van het gericht etc. Bovenstaande geldt voor zondag 24 oktober 15634, vrijdag 17 mei 15775, 3 juni 15776, donderdag 15 mei 15787, donderdag 22 juli 15788, donderdag 16 oktober 15789, donderdag 10 maart 158010, 15 mei 158011

Johan van Brakell

Johan van Brakell den jongen komt slechts eenmaal voor als naam in het rijtje met vertegenwoordigers van het ridderschap. Dat was op 10 maart 1580.12 Johan van Brakell den ouden is overleden op 8 juli 1580. In maart is het daarom nuttig om onderscheid te maken tussen de jonge en oude Van Brakell.13

Zijn vader Johan van Brakell komt voor als Jan van Brakell op vrijdag 17 mei 157714 en op 3 juni 1577.15

Lodewijk van Brakell

Net als zijn broertje Johan komt Lodewijk ook een paar keer als naam voor in het rijtje van aanwezigen tijdens de gerichtsdag of het ridderschap. Dat het hier om Lodewijk als broertje van Johan en zoon van vader Johan gaat wordt duidelijk in de beschrijving van de aanwezigen ridderschappen, daar staat ‘Jan van Braeckell ende Lodowick van Braeckell sijn soen‘.16 Zijn naam komt ook voor op 3 juni 157717 en donderdag 6 juni (de negende donderdag na Pasen) 1577.18

Evert van Delen

Evert van Delen komt ook vaak voor in het namenlijstje van de aanwezige ridderschappen. Evert was getrouwd met Elisabeth van Leeuwen, de dochter van Albert van Leeuwen en Hillegonda van Meerten.19 Het gaat om de volgende data: zondag 3 oktober 156320, zondag 14 november 156321, donderdag 17 januari 156622 en donderdag 31 oktober 156623.

Verder komt Evert ook afzonderlijk voor in een zaak die hemzelf aangaat. Dat geldt bijvoorbeeld voor donderdag 16 oktober 1567 op pagina 47:

“#Farst, noetfarst#
Item d’amptman hefft Evert van Deelen een farst affgewonnen contra Henrick Voss.”

Dat geldt ook voor 21 oktober 1568 op pagina 51:

“#Noetfarst#
Item d’amptman hefft Evert van Deelen een noetfarst affgewonnen contra Henrick Vos.

Dat geldt niet alleen contra Henrick Voss. Op 12 mei 1569 op bladzijde 54 lezen we:

“Item d’amptman hefft Evert van Deelen een farst affgewonnen contra Melchoir van Braeckell cum suis.”

Later komen deze (noet)farsten nog een keer voor, op bladzijde 77. We leven dan op 16 januari 1578.

“#Farst#
Item d’amptman sijn strenghe lieve hebben Evert van Deelen sijn varsten ende noetfarsten bedongen affgewonnen te hebben.”

Op bladzijde 83 (donderdag 15 mei 1578) lezen we:

“#Farst#
Heer Claes Vijgh amptman hefft Evert van Deelen drie farsten ende noetfarst affgewonnen.”

Tenslotte komt Evert van Delen voor op bladzijde 93 (16 oktober 1578):

“#Ordell#
Item Jasper van Rossem is ‘t ordell onder gegeven dat Evert van Deelen onder gehat hefft tusschen den heer ende Henrick Voss.”

Voetnoten

Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 17: Gerichtssignaat Bank Zoelen 1559-1567

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het zeventiende deel.2

De namen Adriaen (of Ariën) van Leeuwen en Dirck (Derick of Diederik) van Brakell laat ik voor nu even rusten, omdat er meerdere individuen met deze voor- en achternaam tegelijkertijd hebben geleefd. Pas wanneer er meer helder is over deze individuen wil ik ze hieronder toevoegen.

Heijmerick van Bemmel

In dit boek komt Heijmerick van Bemmel één keer voor. Heijmerick was getrouwd met Anna van Meerten, de dochter van Dirck van Meerten en Bertha van Eck van Panthaleon.3 Op bladzijde 114 wordt beschreven hoe Heijmerick een van mannen is die ‘therselven tijt tot Soelen then raede versamelt’. Het gaat om zondag 24 oktober 1563.

Evert van Delen

Evert van Delen komt in dit deel vaker voor. Hij was getrouwd met Elisabeth van Leeuwen de dochter van Albert van Leeuwen en Hillegonda van Meerten.4 Het gaat vooral om de vermelding van zijn naam, wat blijk geeft van aanwezigheid, tijdens de gerichtsdagen en de verzameling van het ridderschap. Dit betreft zondag 3 oktober 15635, zondag 14 november 15636, donderdag 17 januari 15667 en 31 oktober 15668.

Voetnoten

Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 15: Gerichtssignaat 1741-1797

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het vijftiende deel.2

Dit deel sluit niet direct aan bij het vorige deel. Dr. Spies merkt op dat er in de periode 1738 tot 1741 bovendien geen gewone rechtszittingen zijn geweest. “Het boek is uitermate onvolledig. Enerzijds omdat veel zaken in aparte civiele en criminele dossiers werden bewaard, anderzijds doordat kennelijk niet alles is beschreven. Dit laatste blijkt uit het gegeven dat er veel minder civiele zaken worden beschreven tussen particulieren als in de voorgaande jaren. En de processen die wel zijn beschreven zijn vaak erg onvolledig.” Toch zijn we dankbaar voor alle informatie die er beschikbaar is. In enkele zaken komen ook ‘Van Meertens’ voor. Wie lezen bijvoorbeeld over lichamelijk letsel van Jacob van Meerten en de tragische geschiedenis van Grietje van Meerten die weduwe werd van Joost van Lutterveld en achterbleef met zeven onmondige kinderen. Informatie waarop doorgeborduurd kan worden.

Grietje van Meerten

Grietje van Meerten (1745-1821) was een dochter van Cornelis (Aertsen) van Meerten (?-?) en Teuntje (Jelissen) van Opheusden (?-?). Zij trad op 12 december 1767 te Lienden in het huwelijk met Joost van Luttervelt (1730-<1784). Blijkens de onderstaande transcripties blijkt dat Joost al relatief jong is overleden. In de transcripties worden zeven kinderen vermeld. We weten dat dit echtpaar acht kinderen heeft gekregen, waarvan er één (Cornelis van Luttervelt (1776-<1777) als baby is overleden. Het eerste getranscribeerde stukje komt uit het verslag van de ‘Gerichtelijke vergadering gehouden te Nijmegen op den 14e september 1784’. De hieronder de uitgewerkte transcriptie is te vinden op bladzijde 282-283.

”Op requeste van Grietje van Meerten, weduwe en boedelhouderse van wijlen Joost van Luttervelt, moeder en voogdesse van haare seeven alle nog onmundige kinderen, bij wijlen haaren overledenen man Joost van Luttervelt voornoemt in egte verwekt, woonagtig in de buurschap Meerten, te kennen gevende, neffens Joost van Ommeren als lasthebbende van Adrianus van Lutterveldt en Gijsbert van Luttervelt, den 1e woonagtigh te Amsterdam en den 2e te Kesteren, zijnde omen van haaren overleedenen broeder Joost van Luttervelt zijne nagelatene seeve kinderen met namen Claas, Teuntje, Gijsberta, Alida, Cornelis, Neeltjen en Adrianus van Luttervelt, en uit dien hoofden bloetmomboiren van wijle gemelde 7e kinderen, naedat supplianten op den 21e april 1784 tot Lienden publiq de meestbiedende provisioneel op approbatie van den heeren amptman etc. hebben verkogt een en een halve mergen bouwlant gelegen onder de buurschap Aalst voor de somma van f. 261 gulden, vermogen verkoopconditie hier anex. En alsoo sulx niet vermag te geschieden als met nadere approbatie van haar hoogwelgeboorens etc. , als oppermomboiren in deezen, versoeken supplianten, dat haar hoogwelgeboorens gemelte verkoing gelieven te accorderen en te mogen transporteeren, met die penningen de nodige schulden, voor zoo ver dezelve toerijken kunnen te mogen betalen.

Haar hoogwelgeboorens hebben het versoek geaccordeert en supplianten tot het gelibelleerde transport geauthoriseert, mits gehouden blijven zig tot het bekomen van nadere authorisatie aan het eerste komende ordinaris landgerichte te addresseeren.”

Dat blijkt inderdaad zo te hebben plaatsgevonden. In het verslag van de ‘Gerigtelijke vergadering gehouden tot Dodewaard in den Roskamp op den 21e april 1785’ valt daarover het een en ander te lezen. De hieronder weergegeven transcriptie is te vinden op bladzijde 285-286.

”Op requeste van Grietje van Meerten, weduwe en boedelhouderse van wijlen Joost van Luttervelt, legitime voogdesse van haare seeven onmundige kinderen bij wijlen gemelde Joost van Luttervelt in ehe verweckt, woonachtig in ’t buurschap Meerten, mitsgaders Joost van Ommeren als lasthebbende van Adrianus en Gijsbert van Luttervelt, woonagtig te Amsterdam en Kesteren, als omen en bloedvoogden over voornoemde seven onmondige kinderen met namen Claes, Teuntje, Gijsbarta, Alida, Cornelis, Neeltje en Adrianus van van Luttervelt, versoekende ingevolge provisioneel appoinctement op requeste aan den hooggeboore heere amptman van date den 2 maij 1784 gepraesenteert, op nadere requeste approbatie van den hoogadelijken gerichte tot het verkooping en doen van transport van ongeveer een en een halve mergen bouwland gelegen onder het buurschap Aalst, op den 21e april 1784 aan de weduwe Jan van Westreenen voor de som van f. 261 gulden verkogt.

Nadat van het consent der bloedvoogden Gijsbert van Lutterveld en Adrianus van Lutterveld schriftelijk was gebleeken, hebben haar hoogwelgeboorens in het versoek der supplianten geaccordeert en dus het appoinctement van den hooggebooren gestrenge heere amptman Grave van Randwijck de dato den 2 maij 1784 geapprobeert en geratificeerd, en de supplianten, mitsgaders gemelde voogden, geauthoriseerd om, voor zoo verre de onmundigen betreft, het gelibelleerde parceel te verkoopen en te transporteeren, mits de penningen daarvan provenieerende voor het aandeel der onmundigen ten hunnen meesten voordeele worden geëmplo[j]eerd.
Actum den 21 April 1785.”

Joost van Lutterveld, de broer van Adrianus en Gijsbert, had samen met Grietje van Meerten acht kinderen. Toen deze akte werd opgemaakt was daarvan één, Cornelis, al overleden. De overige kinderen zijn Klaas van Luttervelt (1768-1836), Teuntje van Luttervelt (1769-1845), Gijsberta van Luttervelt (1772-?), Alida Antonia van Luttervelt (1774-?), Cornelis van Luttervelt (1777-1868), Neeltje van Luttervelt (1780-1809) en Adrianus van Luttervelt (1782-1855). Uiteindelijk hebben de partijen besloten dat de weduwe het stuk van anderhalve morgen land toch mocht verkopen en transporteren naar de nieuwe eigenaar. De nieuwe eigenares was de weduwe van Jan van Westreenen.

Jacob van Meerten

In het register van dit deel wordt vier keer Jacob van Meerten genoemd. Het lijkt te gaan om dezelfde persoon. Indien dat niet het geval is hopen we dat later, na meer onderzoek, te corrigeren. Als eerste wordt hij genoemd op bladzijde 309-310 het gaat om een civiel proces vanwege lichamelijk letsel wat Jacob van Meerten heeft opgelopen. Dit werd besproken op ‘den ordinaire gerigtsdag van 23e september 1788’.

”#Eck#
De volmagtiger van ’s heeren weegen in Nederbetuwe ratione offici citant ter eenre spreekt aan met regt Jacob van Meerten en Johannes van Ingen, bijde wonende onder Eck, tot consecutie van een boete van drie hondert guldens bij ieder der geciteerdens half en half te betalen, ter moderatie egter van dese hoogadelijken landgerigte, ter sake op den 3e of 4e januarij des jaars 1787 bij occasie eener gehoudene generale dievenjagt over den Ampte van Nederbetuwe ten huijse en herberge van Dirk van Ingen, wonende over den Rhijn onder Eck, tusschen de geciteerdens rusie en vegterije is voorgevallen, zijnde in functie tot het waarneemen der wagt, zodanig dat den gemelde Jacob van Meerten door Johannis van Ingen onderschijdene slagen met een geweer of snaphaan, ook drie sneden met een mes zijn toegebragt, dat sterk gebloed heeft gehad. Dat voorts, nadat die rusie en vegterij gescheiden en afgelopen was, tenselven dage andermaal ten huijsen van Jasper van Eck rusie tusschen de geciteerdens is verwekt geworden, wanneer den 1e geciteerde wederom door 2e geciteerde met een stoel ter aarde geslagen is zodanig, dat andermaal gebloedwond is geworden, zonder dat men ondanks alle aangewende devoiren genoegsaam heeft kunnen ontdekken wie der bijde partijen aanlegger van het gevegt of rusie geweest is. Den gemelde volmagtiger spreekt mede voor alle kosten met regt. En bedingt hiermede de wagt.

#1e Geciteerde Jacob van Meerten geeft zig geëischt. Johannes van Ingen tweede geciteerde geeft zich geëischt. Geciteerdens verzoeken om redenen uitstel en dat deze zaak zal blijven in staat tot den naastvolgende ordinaire gerigtsdag, waarin de volmagtiger van ’s heeren wegen gecondescendeerd, bij het gerigt geaccordeerd en dus deeze zaak in staat ten naastvolgende. Blijvende intusschen de overgegeven justificatie van citatie ten comptoire geseponeerd#”

Hoe het verder afgelopen is met de afhandeling van deze vechtpartij is niet meer terug te vinden. Op bladzijde 447 komt Jacob opnieuw voor, maar dan op een andere gerichtsdag. Het betreft een ‘Extraordinaire gerichtelijke vergadering gehouden den 1e october 1795 op den raadhuize binnen Tiel’. Samen met veertien andere soldaten legt Jacob een belofte af. Ik citeer vanaf bladzijde 446-447:

”Compareerden voor ’t gericht van Nederbetuwe de navolgende persoonen, (…) Jacob van Meerten (…). Welke alle afgelegd hebben den eed en plegtige beloften vervat in missive van ’t provintiaal collegie van politie, finantie en algemeen welzijn in Gelderland van den 24 augustus jongstleeden, behelsende van zich in den dienst van geen andere mogendheid of prins te zullen engageren en zich voorts te verbinden om geduurende dezen oorlog tegen dezen republicq, in welker dienst zij geweest zijn of nog gepensioneerd zijn, de wapenen niet op te neemen of te voeren, of eenigerhande manieren mede te werken ter herstelling van het vernietigd stadhouderlijk bewind.”

Bovenstaande heeft alles te maken met de overgave van het Staatse leger aan de Franse troepen in 1795.

Tenslotte komt de naam van Jacob nog voor op 28 december 1795. Hij compareerde toen voor de schepenen Nicolaas Lobrij en Arnoldus Versteeg. Hij zweerde ‘den eed op den rechten van den mesch in handen van voornoemde schepenen hebben gepraesteert’. Jacob wordt de dorpsscheepen van Eck en Wiel genoemd.3

Cornelis van Meerten en Cornelia van Meerten

Om welke personen het hier gaat en hoe zij verwant zijn aan andere ‘Van Meertens’ Toch citeer ik hieronder het stukje tekst. Het is onderdeel van het verslag van de ‘Ordinaris gerigtsdag voor de Zoelense bank gehouden binnen Tiel op vrijdag den 24e december 1790 op het raadhuis aldaar’. Hieronder het citaat op bladzijde 369.

”Op requeste van Cornelis van Meerten, wonende te Ingen, daarbij te kennen gevende, dat suppliant door Cornelia van Meerten ten Hove geciteerd zijnde, van den Hove in dato den 21e december 1790 geobtineert admissie pro Deo, verzoekende, dat hun hoogwelgeborens hem suppliant insgelijks in deze Ampte bij provisie en tot uitdragt der zaak pro Deo geliefden te admitteeren.

Hebben hun hoogwelgeborens ’t verzoek van suppliant geaccordeerd en dus de verzogte admissie pro Deo bij provisie en tot uitdragt van zaake verleent.”

Voetnoten

Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Een overzicht

Dr. P.D. Spies heeft met zijn ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’ een goudmijn ontsloten voor genealogisch onderzoek. Op deze website wordt de serie bestudeerd op telgen uit het geslacht ‘Van Meerten’. We bieden hieronder een overzicht van alle verwerkte delen. Wanneer er (nog) geen informatie in een boek te vinden is dan ontbreekt de hyperlink en wordt erachter vermeld dat er geen informatie in het betreffende boek te vinden is.

Huwelijksakte van Gerritje Maria van Meerten (1913-1946) en Gerrit van Dorland (1908-1989)

Huwelijksakte van Gerritje Maria van Meerten (1913-1946) en Gerrit van Dorland (1908-1989) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren.

Hierboven wordt de huwelijksakte van Gerritje Maria van Meerten (1913-1946) en Gerrit van Dorland (1908-1989) weergegeven. 1 Op 27 juni 1941 verscheen dit aanstaande echtpaar voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren om een huwelijk aan te gaan.

Gerrit van Dorland was twee en dertig jaar oud en landarbeider van beroep. Hij was geboren en woonachtig te Opheusden.2 Gerrit was de meerderjarige zoon van wijlen Gerrit van Dorland (1863-1935) en Johanna Wevers (1873-1922).

Gerritje Maria van Meerten was zeven en twintig jaar oud en zonder beroep. Zij was geboren en woonachtig te Opheusden. Gerritje Maria was de meerderjarige dochter van Jan Willem van Meerten (1878-1944) en Teuntje Wevers (1887-1967). Jan Willem was sigarenmaker van beroep en Teuntje zonder beroep. Jan Willem was niet aanwezig maar heeft via een uittreksel uit het register van huwelijkstoestemmingen toestemming verleend. Teuntje was drie en vijftig jaar oud en wel op de bruiloft aanwezig en zij gaf eveneens toestemming tot dit huwelijk.3

De afkondiging tot dit huwelijk heeft onverhinderd plaatsgevonden op 14 juni 1941. Na de vragen van de ambtenaar hebben zij elkaar het ‘Ja’-woord gegeven.

Het echtpaar had twee getuigen meegebracht:

  1. Dirk van Dorland (1895-1986), zes en veertig jaar oud, mandenmaker van beroep, woonachtig te Opheusden en een broer van de bruidegom.
  2. Jan Hendrik van Dorland (1903-1967), acht en dertig jaar oud, rijwielhersteller van beroep, woonachtig te Opheusden en broer van de bruidegom.

Voetnoten

Geboorteakte van Gerrit van Dorland (1908-1989)

Geboorteakte van Gerrit van Dorland (1908-1989) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren.

Hierboven wordt de geboorteakte van Gerrit van Dorland (1908-1989) weergegeven.1 Op 19 november 1908 verscheen Gerrit van Dorland (1863-1935) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Kesteren om aangifte te doen van de geboorte van zijn zoon. Gerrit was vijf en veertig jaar oud, mandenmaker van beroep en woonachtig te Opheusden. Hij verklaarde dat Gerrit op 18 november 1908 om elf uur in de ochtend is geboren. Zijn moeder was Johanna Wevers (1873-1922), zonder beroep. Het echtpaar woonde in het huis nummer 302 te Opheusden. Gerrit had twee getuigen meegebracht: (1) Johan Andrens Benter (±1870-?), acht en dertig jaar oud en schoenmaker van beroep, en (2) Dirk Stunnenberg (1874-?), vier en dertig jaar oud en koopman van beroep. Beide getuigen waren woonachtig te Opheusden.

Voetnoten