Home » Genealogie » Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 10: Gerichtssignaat Bank Kesteren 1636-1646

Het geslacht ‘Van Meerten’ in de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe – Deel 10: Gerichtssignaat Bank Kesteren 1636-1646

In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het eenentwintigste deel.2

Ook dit boek sluit direct aan op de vorige. Dr. Spies geeft aan dat het ook hier gaat over civiele en criminele rechtspraak. “Het boek bevat verschillende handschriften, waardoor met name veel persoons- en perceelsnamen op zeer verschillende wijzen worden weergegeven. Tevens is het opvallend dat de stukken regelmatig kriskras door elkaar staan, dus niet op datum. Een ander opmerkelijk gegeven is dat veel dagen worden weergegeven door heiligendagen. Wel wordt vanaf ongeveer 1640 minder gebruik gemaakt van dergelijke benamingen.” In dit deel komen twee ‘Van Meertens’ voor.

Dirck van Meerten

Op bladzijde 238-239 wordt Dirck van Meerten genoemd. Het gaat om een uitspraak op de gerichtsdag van maandag 25 oktober 1641. De transcriptie luidt:

”#Aenspraeck#
Luijtgen Meussen aenleggersche spreeckt aen met recht tuschen besatongh ende ontsatongh Dirck van Meerten verweerder ut in scriptis. Ad proximam.”

Op bladzijde 347, maandag 28 oktober 1644 komt Dirck nogmaals voor. Het betreft niet zo’n fraai bericht over luidruchtigheid en slechte wacht.

”#Aenspraeck#
Die weledele heere Arndt Vijgh, Heer tot Soelen ende Swanenborch, amptman ende richter in Nederbetuwe, aenlegger spreeckt aen met recht tuschen pandongh ende pantkerongh Dirck van Meerten ende Cornelis Adriaensen verweerders voor een breucke van vijff ende twijntich goltgulden, ofte soo veel min off meer etc., van dat verweerderen neffens heur bijhebbent geselschap sich hebben laten lusten tuschen den 18 ende 19 julii lestleden (de wacht in ’t velt hebbende) allarm met schieten ende roepen te maecken sonder eenigen vijandt gesien off gehoort te hebben, ende volgens de wacht te verlaten ende buijten gestelde ure naer huijs te gaan, vermogens pandonge, ende voor den schaden met recht. Ende bedinght hiermede sijn wacht.
#Sub spe concordiae#”

Johan van Meerten

In dit deel wordt Johan van Meerten het meeste genoemd. Zijn naam komt voor het eerst voor op bladzijde 134. Het is een aanspraak op een gerichtsdag in 1639. Welke dag precies wordt niet duidelijk. Met Victoris in de onderstaande transcriptie wordt 10 oktober bedoeld.

”#Aenspraeck#
Johan van Meerten spreeckt aen met recht tuschen pandongh ende pantkerongh Jan Cornelissen, brouwer tot Kesteren, voor de betalonge van drie hondert met den interesse van dien tegens ses ten hondert, verschenen sedert Victoris 1637 ende noch ter verschijnen totte effectuele betalonge toe, vermogens bescheijdt daervan zijnde ende inbedingende, ende voor den schaden met recht. Ende bedinght hiermede zijn wacht.”

Op bladzijde 141 wordt hier opnieuw over gesproken. We zitten dan eveneens in 1639. Daar lezen we:

”#Oordel#
Goltsteijn habet tuschen Johan van Meerten, Paulus Asmus ende d’ erffgenamen van zaliger Jan Cornelissen Toenissen aenleggeren in drie distincte saken tegens Jan Cornelissen brouwer verweerder, mits dat de verweerder sijne andtwoorden tegens deselve verweerderen binnen XIIII dagen sal overleveren op versteck.”

Op 12 oktober 1640 is de zaak nog niet afgehandeld. De transcriptie op bladzijde 195 luidt:

”#Aenspraeck#
Johan van Meerten, alvoorens renunciërende van voorgaende proceduiren ter instantie van desen voor desen gerichte aengeheven met praesentatie van bancksuijveronge te doen, spreeckt aen met recht tusschen pandongh ende pandtkerongh met besatongh ingewonnen Jan Cornelissen den jongen snijder tot Kesteren, voor de somme van drie hondert carolusgulden met den interessen van dien t’ sedert Victoris 1637 verschenen ende noch te verschijnen tot d’ effectuele betalonge toe ende dat tegens den penninck sestien, affslaende twee jaeren renten daerop sijnde betaelt, alles ter goeder rekeninge, vermogens bescheijdt daervan zijnde, ende mede voor de costen ende schaden met recht. Ende bedinght hiermede sijn wacht.”

Een vervolg komt er met de korte melding op 14 oktober 1640 op bladzijde 208:

”#Verfolch#
Johan van Meerten supra Jan Cornelissen, brouwer tot Kesteren.”

Voetnoten

  1. Het voornemen ligt er om dit proefschrift in een drieluik te bespreken voor deze website.
  2. Bron: Spies, P.D., 2019, Ambt Nederbetuwe Gerichtssignaat Bank Kesteren 1636-1646. Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe deel 10 (Pumbo.nl).