In 2007 promoveerde dr. Peter D. Spies aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op een belangrijke studie naar de classis van Tiel. De titel van zijn proefschrift luidt ‘De classis van Tiel 1579-1816: De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen’.1 Daarna heeft dr. Spies ook niet stilgezeten en heeft hij diverse gerichtelijke transcripties en ander transcriptiewerk uitgegeven. Zo ook de ‘Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe’. We hopen de komen de tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, deze transcripties door te nemen op zoek naar stamgenoten. Het betreft vooral individuen met de achternaam ‘Van Meerten’ of aangetrouwde leden van deze familie. Als het gaat om de vrouwelijke lijn nemen we, gewoontegetrouw, alleen de kinderen en aan die kinderen aangetrouwde gezinsleden (dus man of vrouw) mee. Na verloop van het genealogisch onderzoek is het mogelijk dat dit artikel wijzigingen ondergaat, bijvoorbeeld als wordt ontdekt dat naam X of Y ook tot (afstammelingen van) dit geslacht behoort. Hieronder de bestudering van het vijftiende deel.2
Dit deel sluit niet direct aan bij het vorige deel. Dr. Spies merkt op dat er in de periode 1738 tot 1741 bovendien geen gewone rechtszittingen zijn geweest. “Het boek is uitermate onvolledig. Enerzijds omdat veel zaken in aparte civiele en criminele dossiers werden bewaard, anderzijds doordat kennelijk niet alles is beschreven. Dit laatste blijkt uit het gegeven dat er veel minder civiele zaken worden beschreven tussen particulieren als in de voorgaande jaren. En de processen die wel zijn beschreven zijn vaak erg onvolledig.” Toch zijn we dankbaar voor alle informatie die er beschikbaar is. In enkele zaken komen ook ‘Van Meertens’ voor. Wie lezen bijvoorbeeld over lichamelijk letsel van Jacob van Meerten en de tragische geschiedenis van Grietje van Meerten die weduwe werd van Joost van Lutterveld en achterbleef met zeven onmondige kinderen. Informatie waarop doorgeborduurd kan worden.
Grietje van Meerten
Grietje van Meerten (1745-1821) was een dochter van Cornelis (Aertsen) van Meerten (?-?) en Teuntje (Jelissen) van Opheusden (?-?). Zij trad op 12 december 1767 te Lienden in het huwelijk met Joost van Luttervelt (1730-<1784). Blijkens de onderstaande transcripties blijkt dat Joost al relatief jong is overleden. In de transcripties worden zeven kinderen vermeld. We weten dat dit echtpaar acht kinderen heeft gekregen, waarvan er één (Cornelis van Luttervelt (1776-<1777) als baby is overleden. Het eerste getranscribeerde stukje komt uit het verslag van de ‘Gerichtelijke vergadering gehouden te Nijmegen op den 14e september 1784’. De hieronder de uitgewerkte transcriptie is te vinden op bladzijde 282-283.
”Op requeste van Grietje van Meerten, weduwe en boedelhouderse van wijlen Joost van Luttervelt, moeder en voogdesse van haare seeven alle nog onmundige kinderen, bij wijlen haaren overledenen man Joost van Luttervelt voornoemt in egte verwekt, woonagtig in de buurschap Meerten, te kennen gevende, neffens Joost van Ommeren als lasthebbende van Adrianus van Lutterveldt en Gijsbert van Luttervelt, den 1e woonagtigh te Amsterdam en den 2e te Kesteren, zijnde omen van haaren overleedenen broeder Joost van Luttervelt zijne nagelatene seeve kinderen met namen Claas, Teuntje, Gijsberta, Alida, Cornelis, Neeltjen en Adrianus van Luttervelt, en uit dien hoofden bloetmomboiren van wijle gemelde 7e kinderen, naedat supplianten op den 21e april 1784 tot Lienden publiq de meestbiedende provisioneel op approbatie van den heeren amptman etc. hebben verkogt een en een halve mergen bouwlant gelegen onder de buurschap Aalst voor de somma van f. 261 gulden, vermogen verkoopconditie hier anex. En alsoo sulx niet vermag te geschieden als met nadere approbatie van haar hoogwelgeboorens etc. , als oppermomboiren in deezen, versoeken supplianten, dat haar hoogwelgeboorens gemelte verkoing gelieven te accorderen en te mogen transporteeren, met die penningen de nodige schulden, voor zoo ver dezelve toerijken kunnen te mogen betalen.
Haar hoogwelgeboorens hebben het versoek geaccordeert en supplianten tot het gelibelleerde transport geauthoriseert, mits gehouden blijven zig tot het bekomen van nadere authorisatie aan het eerste komende ordinaris landgerichte te addresseeren.”
Dat blijkt inderdaad zo te hebben plaatsgevonden. In het verslag van de ‘Gerigtelijke vergadering gehouden tot Dodewaard in den Roskamp op den 21e april 1785’ valt daarover het een en ander te lezen. De hieronder weergegeven transcriptie is te vinden op bladzijde 285-286.
”Op requeste van Grietje van Meerten, weduwe en boedelhouderse van wijlen Joost van Luttervelt, legitime voogdesse van haare seeven onmundige kinderen bij wijlen gemelde Joost van Luttervelt in ehe verweckt, woonachtig in ’t buurschap Meerten, mitsgaders Joost van Ommeren als lasthebbende van Adrianus en Gijsbert van Luttervelt, woonagtig te Amsterdam en Kesteren, als omen en bloedvoogden over voornoemde seven onmondige kinderen met namen Claes, Teuntje, Gijsbarta, Alida, Cornelis, Neeltje en Adrianus van van Luttervelt, versoekende ingevolge provisioneel appoinctement op requeste aan den hooggeboore heere amptman van date den 2 maij 1784 gepraesenteert, op nadere requeste approbatie van den hoogadelijken gerichte tot het verkooping en doen van transport van ongeveer een en een halve mergen bouwland gelegen onder het buurschap Aalst, op den 21e april 1784 aan de weduwe Jan van Westreenen voor de som van f. 261 gulden verkogt.
Nadat van het consent der bloedvoogden Gijsbert van Lutterveld en Adrianus van Lutterveld schriftelijk was gebleeken, hebben haar hoogwelgeboorens in het versoek der supplianten geaccordeert en dus het appoinctement van den hooggebooren gestrenge heere amptman Grave van Randwijck de dato den 2 maij 1784 geapprobeert en geratificeerd, en de supplianten, mitsgaders gemelde voogden, geauthoriseerd om, voor zoo verre de onmundigen betreft, het gelibelleerde parceel te verkoopen en te transporteeren, mits de penningen daarvan provenieerende voor het aandeel der onmundigen ten hunnen meesten voordeele worden geëmplo[j]eerd.
Actum den 21 April 1785.”
Joost van Lutterveld, de broer van Adrianus en Gijsbert, had samen met Grietje van Meerten acht kinderen. Toen deze akte werd opgemaakt was daarvan één, Cornelis, al overleden. De overige kinderen zijn Klaas van Luttervelt (1768-1836), Teuntje van Luttervelt (1769-1845), Gijsberta van Luttervelt (1772-?), Alida Antonia van Luttervelt (1774-?), Cornelis van Luttervelt (1777-1868), Neeltje van Luttervelt (1780-1809) en Adrianus van Luttervelt (1782-1855). Uiteindelijk hebben de partijen besloten dat de weduwe het stuk van anderhalve morgen land toch mocht verkopen en transporteren naar de nieuwe eigenaar. De nieuwe eigenares was de weduwe van Jan van Westreenen.
Jacob van Meerten
In het register van dit deel wordt vier keer Jacob van Meerten genoemd. Het lijkt te gaan om dezelfde persoon. Indien dat niet het geval is hopen we dat later, na meer onderzoek, te corrigeren. Als eerste wordt hij genoemd op bladzijde 309-310 het gaat om een civiel proces vanwege lichamelijk letsel wat Jacob van Meerten heeft opgelopen. Dit werd besproken op ‘den ordinaire gerigtsdag van 23e september 1788’.
”#Eck#
De volmagtiger van ’s heeren weegen in Nederbetuwe ratione offici citant ter eenre spreekt aan met regt Jacob van Meerten en Johannes van Ingen, bijde wonende onder Eck, tot consecutie van een boete van drie hondert guldens bij ieder der geciteerdens half en half te betalen, ter moderatie egter van dese hoogadelijken landgerigte, ter sake op den 3e of 4e januarij des jaars 1787 bij occasie eener gehoudene generale dievenjagt over den Ampte van Nederbetuwe ten huijse en herberge van Dirk van Ingen, wonende over den Rhijn onder Eck, tusschen de geciteerdens rusie en vegterije is voorgevallen, zijnde in functie tot het waarneemen der wagt, zodanig dat den gemelde Jacob van Meerten door Johannis van Ingen onderschijdene slagen met een geweer of snaphaan, ook drie sneden met een mes zijn toegebragt, dat sterk gebloed heeft gehad. Dat voorts, nadat die rusie en vegterij gescheiden en afgelopen was, tenselven dage andermaal ten huijsen van Jasper van Eck rusie tusschen de geciteerdens is verwekt geworden, wanneer den 1e geciteerde wederom door 2e geciteerde met een stoel ter aarde geslagen is zodanig, dat andermaal gebloedwond is geworden, zonder dat men ondanks alle aangewende devoiren genoegsaam heeft kunnen ontdekken wie der bijde partijen aanlegger van het gevegt of rusie geweest is. Den gemelde volmagtiger spreekt mede voor alle kosten met regt. En bedingt hiermede de wagt.#1e Geciteerde Jacob van Meerten geeft zig geëischt. Johannes van Ingen tweede geciteerde geeft zich geëischt. Geciteerdens verzoeken om redenen uitstel en dat deze zaak zal blijven in staat tot den naastvolgende ordinaire gerigtsdag, waarin de volmagtiger van ’s heeren wegen gecondescendeerd, bij het gerigt geaccordeerd en dus deeze zaak in staat ten naastvolgende. Blijvende intusschen de overgegeven justificatie van citatie ten comptoire geseponeerd#”
Hoe het verder afgelopen is met de afhandeling van deze vechtpartij is niet meer terug te vinden. Op bladzijde 447 komt Jacob opnieuw voor, maar dan op een andere gerichtsdag. Het betreft een ‘Extraordinaire gerichtelijke vergadering gehouden den 1e october 1795 op den raadhuize binnen Tiel’. Samen met veertien andere soldaten legt Jacob een belofte af. Ik citeer vanaf bladzijde 446-447:
”Compareerden voor ’t gericht van Nederbetuwe de navolgende persoonen, (…) Jacob van Meerten (…). Welke alle afgelegd hebben den eed en plegtige beloften vervat in missive van ’t provintiaal collegie van politie, finantie en algemeen welzijn in Gelderland van den 24 augustus jongstleeden, behelsende van zich in den dienst van geen andere mogendheid of prins te zullen engageren en zich voorts te verbinden om geduurende dezen oorlog tegen dezen republicq, in welker dienst zij geweest zijn of nog gepensioneerd zijn, de wapenen niet op te neemen of te voeren, of eenigerhande manieren mede te werken ter herstelling van het vernietigd stadhouderlijk bewind.”
Bovenstaande heeft alles te maken met de overgave van het Staatse leger aan de Franse troepen in 1795.
Tenslotte komt de naam van Jacob nog voor op 28 december 1795. Hij compareerde toen voor de schepenen Nicolaas Lobrij en Arnoldus Versteeg. Hij zweerde ‘den eed op den rechten van den mesch in handen van voornoemde schepenen hebben gepraesteert’. Jacob wordt de dorpsscheepen van Eck en Wiel genoemd.3
Cornelis van Meerten en Cornelia van Meerten
Om welke personen het hier gaat en hoe zij verwant zijn aan andere ‘Van Meertens’ Toch citeer ik hieronder het stukje tekst. Het is onderdeel van het verslag van de ‘Ordinaris gerigtsdag voor de Zoelense bank gehouden binnen Tiel op vrijdag den 24e december 1790 op het raadhuis aldaar’. Hieronder het citaat op bladzijde 369.
”Op requeste van Cornelis van Meerten, wonende te Ingen, daarbij te kennen gevende, dat suppliant door Cornelia van Meerten ten Hove geciteerd zijnde, van den Hove in dato den 21e december 1790 geobtineert admissie pro Deo, verzoekende, dat hun hoogwelgeborens hem suppliant insgelijks in deze Ampte bij provisie en tot uitdragt der zaak pro Deo geliefden te admitteeren.
Hebben hun hoogwelgeborens ’t verzoek van suppliant geaccordeerd en dus de verzogte admissie pro Deo bij provisie en tot uitdragt van zaake verleent.”