Home » Biologie » Hoe is onze houding ten opzichte van de minste schepselen?

Hoe is onze houding ten opzichte van de minste schepselen?

Iedereen is weleens vriendelijk maar als je wilt weten of iemand werkelijk een vriendelijk karakter heeft, moet je kijken of hij ook vriendelijk is voor de verliezers in onze maatschappij.

Immers, dan is men niet vriendelijk omdat men iets terugverwacht, maar vanwege de waarde van de ander op zichzelf, of beter, als schepsel van God. Dit past bij wat we lezen in Lukas 6. Iets dergelijks gaat ook op voor de dieren die onder onze hoede gesteld zijn (Genesis 1:28). Er is een verband tussen onze omgang met onze medemens en onze omgang met dieren; dierenmishandeling is voor de overheid een indicatie voor kindermishandeling.1

Maar hoe is het gesteld met onze omgang ten aanzien van dieren die niet direct aan onze zorgen zijn toevertrouwd, die zelf aan komen waaien en een lage aaibaarheidsfactor hebben? Dan is er reflexmatig wat minder neiging om er zorgvuldig mee om te gaan. In deze tijd van het jaar kan men flink last hebben van mieren. Ze weten ’s nachts feilloos de weg naar suikerpot en strooppot te vinden. Daar zijn genoeg stokjes voor te steken. Poederdoosjes of een keteltje kokend water zijn prettig effectief. Maar is het doden van insecten ethisch wel verantwoord? Wat geeft ons het recht om deze dieren het leven te ontnemen? De dieren volgen slechts hun instinct en hun drang naar zoetigheid is niet een bewuste poging om ons het leven zuur te maken.

Troostvol mierengezelschap

Het zal duidelijk zijn dat men de verantwoordelijkheid heeft om zijn eigendommen te beschermen en de aantasting van voedingsmiddelen tegen te gaan. Ook zegt de Bijbel niet dat het doden van dieren ongeoorloofd is. Daarnaast kunnen we uit de Schrift opmaken dat verschillende dieren duidelijk een andere status hebben, waarbij het reine vee bovenaan staat en de onreine niet-springende insecten onderaan, volgens Leviticus 11.

Toch kan het massaal doden van een groot aantal mieren met één zwaai van de gieter tegen de borst stuiten. Want waarom zou het uitroeien van kleine dieren minder erg zijn dan het uitroeien van grote dieren? De bekende apologeet C.S. Lewis geeft tenslotte terecht aan dat het niet de omvang is die de waarde van iets bepaalt. Mieren worden ons in de Bijbel tot voorbeeld gesteld en Corrie ten Boom verhaalt hoe God haar troostvol mierengezelschap gaf om nazigevangenschap te doorstaan.

Als we ons in detail in een mierenleven verdiepen, dan raken we verwonderd over de complexiteit die zich hier op microniveau openbaart. Mieren hebben onmiskenbaar iets schoons en goeds in zich. Aangezien we behoren te streven naar het ware, het schone en het goede, is het niet vreemd als we ons bezwaard voelen bij het verdelgen van deze dieren.

Maar mag men ook mieren doden als men er echt last van heeft? Daar zijn verschillende overwegingen bij te maken. Ten eerste is er volgens huidige wetenschappelijke inzichten bij mieren geen sprake van lijden. Mieren hebben daarvoor in tegenstelling tot muizen, marters en mollen een te laag bewustzijnsniveau. Ten tweede kan men zich afvragen in welke mate men het leven van een mier werkelijk verkort heeft. Deze leeft gemiddeld immers niet zo lang. Ten derde is de populatiedynamiek bij insecten anders dan bij zoogdieren. Het aantal mieren kan in korte tijd explosief toenemen, maar ook weer heel snel afnemen. Dat is een natuurlijk proces. Ten vierde zou men bij mieren het nest als de belangrijkste eenheid kunnen zien en niet de individuele mier. Een nest is een organisch geheel, geregeerd door een of enkele koninginnen met werksters en mannetjes, die alle een eigen specifieke functie voor het nest hebben.

Wat is dood?

Mieren zouden prima in een goede schepping hebben kunnen leven. Maar zouden mieren in een goede schepping ook hebben kunnen sterven? Geldt de afwezigheid van de dood in de volkomen goede schepping ook mieren en nog lagere wezens als eencelligen? Vruchten en planten stierven wel, als ze werden opgegeten. Welk wezenlijk verschil is er dan tussen lagere dieren en planten? Ik denk dat ook hier geldt dat de Bijbel spreekt vanuit het waarnemingsperspectief. ”Dood” zoals we die nu biologisch definiëren, verschilt van ”dood” zoals die in de Bijbel ­beschreven wordt. In feite hebben we in de biologie de definitie van het verschijnsel dat zich in de oudheid voordeed als ”dood” sterk uitgebreid. Het is de vraag of dat in dit opzicht terecht is.

Terwijl we groeien, zijn er talloze cellen in ons lichaam die afgebroken worden. Als een kikkervisje in een kikker verandert, gebeurt hetzelfde met de cellen van de staart. Dat noemt men celdood. Zo zou men zich kunnen voorstellen dat de dood van een individuele mier niet dood is in Bijbelse zin, als het leven van de kolonie doorgaat.

Stamelen

Hierboven heb ik lijnen getrokken vanuit de huidige biologie naar de veronderstelde biologie van voor de zondeval. Die vraag komt naar boven als we geloven dat de zondeval niet alleen voor de mens maar ook voor medeschepselen de dood in de wereld bracht. Echter, als we een kosmische val belijden, dan is de toestand voor de zondeval voor ons ook niet meer kenbaar. Stel dat men alleen maar rupsen zou zien en nooit een vlinder, dan zou men zich niet kunnen voorstellen dat een rups een vlinder kan worden. Als de dood met de zondeval in de wereld kwam, dan was dat een veel grotere verandering dan die van rups naar vlinder.

Dan is er wel een compleet andere lijn te trekken. De Bijbel leert ons dat deze materiële wereld in feite een geestelijk fundament heeft. Ook een filosoof als Thomas Nagel betoogt dit. En we zien het ook nu nog terug in de manier waarop de natuur is opgebouwd. Genesis 1 en 2 tonen ons een harmonieuze wereld met een explicietere en inniger band tussen het geestelijke en het natuurlijke dan wij nu ervaren. Dieren zijn niet alleen vreedzaam, maar komen zelfs naar Adam toe om een naam te ontvangen. Het is zeer goed voorstelbaar dat in zo’n omgeving de dood geen grip heeft op het leven.

Ten gevolge van de zondeval is het geestelijke kwaad diep in de werkelijkheid doorgedrongen en is de harmonie verbroken. Het kan Gods weerhoudende goedheid zijn geweest die vervolgens de invloeden van geestelijke krachten in onze materiële wereld heeft beperkt om zo het kwaad te beteugelen. Maar daarmee waren dan met de invloed van ontstane kwade krachten mogelijk ook de goede geestelijke krachten in de schepping weggenomen die in mens en dier het leven ondersteunden.

Uiteindelijk kan men hier slechts gissen en stamelen. Men kan niet ernstig genoeg denken van de zondeval. Die heeft ons zicht op de situatie voor de zondeval grondig vertroebeld, maar ook –en dat is nog belangrijker– ons zicht op God, op onszelf en op de schepping van dit moment.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Engelen, E. van, 2023, Hoe is onze houding ten opzichte van de minste schepselen?, Reformatorisch Dagblad 53 (74): 30-31 (artikel).

Voetnoten

  1. https://www.regelhulp.nl/onderwerpen/dier-zorg-welzijn/huiselijk-geweld.