Home » Kerkgeschiedenis » ‘Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht…’ – De Kanttekeningen bij de Statenvertaling over Romeinen 8:19-22

‘Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht…’ – De Kanttekeningen bij de Statenvertaling over Romeinen 8:19-22

Waar komt het lijden bij dieren vandaan? Is dat één van de gevolgen van de zondeval, of is dierenleed zo geschapen? Binnen het scheppingsdebat is dat onderwerp van discussie. Creationisten zijn het er over het algemeen met elkaar over eens dat dierenleed een gevolg is van de zondeval. Theïstische evolutionisten zijn het er over het algemeen met elkaar over eens dat dierenleed geen gevolg is van de zondeval.1 Sommigen geven in de discussie aan dat dieren wel pijn kunnen hebben, maar daaraan niet lijden.2 Een van de kernteksten in deze discussie is Romeinen 8 vers 19-22. Hoe leggen de Kanttekeningen bij de Statenvertaling deze teksten uit?3

Het zuchten van het schepsel is, volgens de Kanttekeningen bij Romeinen 8:19-22, een gevolg van de zondeval. Bron: Pixabay.

Statenvertaling

De Statenvertaling vertaalt Romeinen 8 vers 19-22 als volgt:

”19. Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. 20. Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil die het der ijdelheid onderworpen heeft; 21. Op hope dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. 22. Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe.”

De Kanttekeningen bij de Statenvertaling

De Kanttekeningen bij de Statenvertaling bevatten een verhelderende uitleg bij deze teksten. Daarnaast geven ze vertaalkeuzen weer en geven ze bovendien aan hoe iets anders (of: ook wel) vertaald kan worden. De kanttekeningen 56 tot en met 60 geven uitleg bij de bovengenoemde teksten. Het eerste ‘want’ in vers negentien kan vanuit het Grieks ook vertaald worden als ‘want het verlangen’ of ‘verbeiden des schepsels met opgestoken hoofde verwacht’ etc. Er wordt voor deze vertaling ook verwezen naar Filippenzen 1: 20.4 Als er gesproken wordt over schepsel dan gaat het over de schepselen van hemel en aarde. Dit schepsel is nu ‘tegen de eerste instelling Gods der ijdelheid (…) onderworpen’. Ze moeten nu de ‘kwade mensen (…) dienen’. Dit schepsel is ook grotendeels ‘der verderfenis om des mensen wil (…) onderworpen’. Maar het schepsel zal hiervan ‘ten uiterste dage wederom (…) verlost worden’. Hierbij wordt verwezen naar Handelingen 3:215 en 2 Petrus 3:12 en 13.6 Sommige uitleggers verstaan onder schepsel de mensen, zoals het geval is in Markus 16:15.7 De kanttekenaren kunnen hierin niet meegaan. Dit ‘kan niet bestaan, overmits de goddelozen daarnaar niet verlangen, en van de gelovigen bijzonder zal gehandeld worden (…). En dit voorbeeld is de tweede reden om de gelovigen tot lijdzaamheid te bewegen’.

Het schepsel is niet gewillig onderworpen. Dat is: ‘niet vanzelf, of naar de orde die God eerst in de schepping gesteld heeft; want geen schepsel zoekt zijn eigen verderf’. Hierbij wordt verwezen naar de verzen 38 en 39 van dit hoofdstuk.8 Het schepsel is hieraan onderworpen ‘om diens wil die het der ijdelheid onderworpen heeft’. Onderworpen om de ‘zonde der mensen wil’. “Waardoor ook naar Gods rechtvaardig oordeel de vloek over het aardrijk is gekomen, (…), en over alle creaturen die den mens in deze verdorvenheid moeten dienen, (…), en het misbruik des mensen onderworpen zijn.” Deze lange zin heeft twee verwijzingen: Genesis 3:179 en Mattheüs 5:4510. In vers 21 noemt Paulus het ‘op hope’. Eerder heeft de apostel gesproken over ‘verwachting’. Hoop is volgens de kanttekenaar ‘een lijdzame verwachting van enige zaak’. “En wordt hier alzo genaamd, omdat God deze algemene verlossing des schepsels van het verderf en misbruik des mensen beloofd heeft, waar de engelen en heilige zielen naar verlangen, (…), en de andere schepselen een natuurlijke genegenheid toe schijnen te hebben, hetwelk in het volgende vers bij gelijkenis een zuchten en barensnood wordt genaamd, waarop de verlossing wordt verwacht.” Hier wordt verwezen naar Openbaring 6:10.11 Sommige vertalers voegen het ‘op hope’ toe aan het voorgaande vers en beginnen dit vers (21) met ‘Want ook het schepsel…’. De Statenvertalers hebben daar echter zelf niet voor gekozen.

Afsluitend

De kanttekenaren maken verschil tussen de eerste orde (Gods schepping) en de wereld sinds de zondeval. Het ‘zuchten’ van het schepsel hoort niet bij Gods eerste instelling, maar is een gevolg van de zonde van de mensen. In de kanttekeningen wordt gesproken van de ‘verderfenis om des mensen wil’. Aan deze verderfenis is het schepsel, door toedoen van de mens, onderworpen. Dat het hier om de gevolgen van de zondeval gaat blijkt duidelijk uit de verwijzing naar Genesis 3:17. Het gaat bij ‘het schepsel’ niet om mensen, maar om alle wezens in het heelal (hemel en aarde). Het verlangen naar verlossing is ‘een natuurlijke genegenheid’ van deze schepselen, omdat geen enkel schepsel zijn eigen verderf zoekt.

Voetnoten

  1. Onlangs promoveerde patholoog en theoloog prof. dr. Piet Slootweg op dit onderwerp: https://oorsprong.info/patholoog-prof-dr-piet-slootweg-promoveert-vandaag-als-theoloog-op-de-relatie-tussen-de-goede-schepping-en-het-lijden-van-dieren/. Van creationistische zijde houdt dr. ir. Erik van Engelen zich met het onderwerp bezig: https://oorsprong.info/dierenleed-past-niet-binnen-goede-schepping/.
  2. Zie bijvoorbeeld de discussie met Robert Plomp: https://oorsprong.info/robert-plomp-verdedigt-theistische-evolutie-door-te-ontkennen-dat-dieren-kunnen-lijden/ en https://oorsprong.info/kunnen-dieren-wel-pijn-voelen-maar-lijden-zij-niet-samenvatting-van-een-opiniestuk-in-trouw-als-bijdrage-in-het-debat-over-dierenleed-en-dierenwelzijn/. Het originele artikel van Plomp en een reactie van hem op het laatste stuk van Van Engelen staan in de voetnoten.
  3. Deze Kanttekeningen bij de Statenvertaling zijn, met dank aan de Gereformeerde Bijbelstichting, ook online te raadplegen: https://statenvertaling.nl/tekst.php?bb=45&hf=8&ind=1#startg.
  4. In de Statenvertaling: ‘Volgens mijn ernstige verwachting en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd worden, maar dat in alle vrijmoedigheid, gelijk allen tijd, alzo ook nu, Christus zal grootgemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door den dood’.
  5. In de Statenvertaling: ‘Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van alle eeuw’.
  6. In de Statenvertaling: ‘Verwachtende en haastende tot de toekomst van den dag Gods, in welken de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten! Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont.’
  7. In de Statenvertaling: ‘En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie allen creaturen.
  8. In de Statenvertaling: ‘Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere’.
  9. In de Statenvertaling: ‘En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten, zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt, en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens’.
  10. In de Statenvertaling: ‘Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen’.
  11. In de Statenvertaling: ‘En zij riepen met grote stem, zeggende: Hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op de aarde wonen?