Home » Betuwse streekgeschiedenis » De zesentwintigste jaargang van ‘De Navorscher’ en de genealogie van het geslacht Van Meerten

De zesentwintigste jaargang van ‘De Navorscher’ en de genealogie van het geslacht Van Meerten

De zesentwintigste jaargang van het blad ‘De Navorscher’ verschijnt in 1876 en heeft meerdere vermeldingen van personen uit het geslacht Van Meerten.1 In dit jaargang van ‘De Navorscher‘ komen veel personen uit het geslacht Van Meerten naar voren. Dit bestrijkt een periode van de veertiende eeuw tot en met de achttiende eeuw.

Johanna van Meerten en Johan van Brakell

Vermelding in ‘De Navorscher’ jaargang 26, bladzijde 63.

Op bladzijde 62-69 worden door dhr. J. Anspach diverse opschriften op grafstenen in kerkgebouwen van de Nederbetuwe besproken. Op bladzijde 63 lezen we het volgende van het graf van Johanna van Meerten en Johan van Brakell2:

“Te Lienden, Ao. 1580 den 8 July sterf den edelen erentfesten Jor. Johan van Brakell tho Kermestein. Ao, 1600 den 22 April sterf die edle erentrijcke Joefrou Johanna van Merten, sijn hysfrou. Daarboven het wapen van Brakell, en daar naast het wapen van Meerten, bestaande in een klimmende hond van zilver met een halsband van goud op een veld van sabel 1). Ter rechterzijde de kwartieren des mans: Brakell, Boecop, Leefdael, Delen. Ter linkerzijde de kwartieren der vrouwe: Meerten, Eck, Eck, Mekeren. Kermestein is eene nog bestaande, zeer oude kasteelmatige huizinge onder Lienden. Johan van Brakell was een der verbonden edelen. De zerk is thans bevloerd, en dus onzigtbaar gemaakt.”

We hebben elders al over deze grafsteen geschreven en ook over huize Kermestein.3 Bij 1 staat in een voetnoot: “Hieruit ziet men dat de opgaaf van Nav. VII, 184a onjuist is. Het wapen van Meerten is op het koor te Ingen, alsmede op een wapenbord van het geslacht van den Heuvel Bartolotti aldaar, zeer duidelijk zigtbaar.”
Op bladzijde 94 schrijft dezelfde heer Anspach over dit echtpaar het volgende:

“In diezelfde generatie komt voor Elisabeth van Brakell, dochter van Cornelis (tot Kermestein) en Margareta van Boecop (de liendensche tak der van Brakells), gehuwd met Hugo Ruysch. Een broederskind van laatstgenoemde Elisabeth, Lodewijk van Brakell, zoon van Johan (een der verbonden edelen in 1568) en Johanna van Meerten tot Ingen, had tot derde vrouw N.N. Ruysch.”

Hier wordt bevestigd dat Lodewijk van Brakell getrouwd was met een vrouw uit het geslacht van Ruysch.
Op bladzijde 367 wordt de Liendense tak van de familie Van Brakell gevolgd. We lezen:

“Johan van Brakell (Cornelisz. ex Margaretha thoe Boecop) tot Kermestein, gehuwd 17 julij 1550 met Johanna van Meerten (tot Ingen), Dirksdr. ex Bera van Eck. Hij † 8 Julij 1580, zij † 22 April 1600. Zoon: Lodewijk v. Br. tr. Met Catharina tempier (uit den lande van Luik † 1600) 1), waarbij:”

Bij 1) staat als voetnoot: “Hij hertrouwde eerst met Judith van Beynhem, daarna met N.N. Ruysch.” Hieruit kunnen we leren dat Lodewijk eerst getrouwd was met Catharina Tempier. Toen zij overleed in 1600 hertrouwde hij eerst met Judith van Beynhem en later met Jodoca Ruysch.4 Op bladzijde 415 wordt nog het volgende geschreven:

“Jacob Both van der Eem, eerste man van Berta van Brakell, volgens huwelijksvoorwaarde van 1577. Zij, volgens eene ms. genealogie van Brakell, dochter van Johan v. Br. tot Kermestein (Lienden) en Johanna van Meerten tot Ingen; volgens d’Ablaing, bl. 198, dr. van Sweder en Johanna van brienen, hetrouwt met Gerrit van Ingenulant, richter van Wageningen († 1585).”

Het is (nog) niet helemaal duidelijk of Berta van Brakell een dochter is van Johanna van Meerten en Johan van Brakell of dat zij een dochter is van Sweder van Brakell. Als zij een dochter is van Johanna van Meerten dan is zij vermoedelijk vernoemd naar haar oma, Bertha van Eck (zie hieronder).

Dirk (Derick) van Meerten en Bertha van Eck

Hierboven hebben we gezien dat dhr. J. Anspach op bladzijde 62-69 diverse grafschriften bespreekt. Op bladzijde 63 lezen we het volgende van het graf van Derick van Meerten en Berta van Eck:

“Te Ingen, Ao DN1 1568 den 20 dach Decembris starf Derick van Meerten. Ao. 1532 den 7 dach Septembris starf Joffer Berta van Eck syn huysfrou. Zij waren de ouders der straksgenoemde Johanna van Meerten.”

Ernst van Meerten

Op bladzijde 259 wordt verwezen naar de brief van Ernst van Meerten.5 We lezen:

“Ook zien wij t.a.p. vermeld Emont van Buchell, die op 28 febr. 1532 zegelde voor Ernst van Meerten, kammandeur van St. Jan te Buren.”

Op bladzijde 368 wordt (de brief van) Ernst van Meerten nog een keer aangehaald. We lezen daar:

“Ernst van Meerten, kommandeur van St. Jan te Buren, voor wien Emot van Buchell 28 febr. 1532 een transportbrief (opgenomen in Nav. XXV, 523) bezegelt, waarbij de kinderen van Koen Wesselsz. aan Aart Goertz. een perceeltje lands te Erichem (bij Buren) opdragen.”

Hillegonda van Meerten en Albert van Leeuwen

Wanneer de heer J. Anspach het Geslacht van Cattenburch bespreekt op bladzijde 260-261 duikt daar ook de naam Hillegonda van Meerten op. We lezen:

“Bij het huwelijk van den oudsten zoon der echtelieden (Wijnand van Delen tot Laer, Evertszoon en Wilhelmina (Willemke) van den Broeck, JvM), Evert van Delen tot Laer, in 1555 op de riddercedul van Nijmegen verschenen als riddermatig geërfde te Rijswijk (Nederbetuwe), in 1562 te Laer met Elisabeth van Leeuwen, Albertsdr. ex Hillegonda van Meerten, wonende te Rijswijk, getrouwd, komt onder de huwlijksvrienden des bruidegoms (behalve zijn vader Wijnand v. D. en zijs vaders broeder, Brand v. D.) voor: Johan van Cattenburch, vermoedelijk een broeder zijner moeder. Een Johan van Cattenburch behoorde onder de officieren der Tielsche burgerij, die wegens hunne Remonstrantsche gevoelens 20 aug. 1620, op last van den prins van Oranje, door den magistraat dier stad ontslagen, en niet weder aangesteld zijn (Mr. E.D. Rink, Beschrijving v. Tiel, bl. 76). Hij was toen Luitenant.”

We leren hieruit dat Elisabeth van Leeuwen, getrouwd met Evert van Delen tot Laer, een dochter is van Albert van Leeuwen en Hillegonda van Meerten.

Op bladzijde 369 wordt Hillegonda ook aangehaald. We lezen over haar het volgende:

“Hillegonda van Meerten, docheter van … en (volg. sommigen) van Amerongen (d’Ablaing, Rp. V. Veluwe, bl. 182) gehuwd met Albert van Leeuwen, Hermansz. ex … van Welij (d’Abl. bl. 182), te Rijswijk (Nederbetuwe).”

Op bladzijde 372-380 wordt de familie Van Leeuwen besproken. We lezen daar over het gezin van Albert van Leeuwen en Hillegonda van Meerten het volgende:

“Jerefaes van Leeuwen, te Rijswijk, zoon van Herman van L. Ottozoon, heeft tot broeder Albert van Leeuwen, te Rijswijk, † 1546, gehuwd met Hillegonda van Meerten 1), heeft tot dochter Elisabeth van Leeuwen 2), in 1562 op den huize Laer (Veluwe) gehuwd met Evert van Delen tot Laer († 8 febr. 1586) Wijnandsz. ex Anna van Cattenburch 3), waarbij als huwlijksvrinden der bruid stonden haar neef Herman van Leeuwen Jerefaesz., benevens haar broeder Adriaan van Leeuwen, die in 1546 met zijne moeder (Hillegonda van Meerten) en zuster een magescheid opricht. Als leenvolger van zijn vader Albert v. L. werd hij in 1546 met landerijen te Rijswijk van wege het huis Culemborg verleid. Jan van Leeuwen Roelofsz. Adriaan van Leeuwen Albertsz. te Rijswijk alsmede: Herman van Leeuwen Jerefaesz. Gerrit van Leeuwen Jan van Leeuwen van Welij te Maurik staan in 1555 vermeld (fol. 4 verso eener riddercedul op last van kanselier en raden van Gelderland volgens landschapsresolutie opgemaakt), als leden der ridderschap van het kwartier Nymegen. Adriaan van Leeuwen Albertsz. (straks genoemd) zag zich door de buurmeesters en naburen van Rijswijk zijner riddermatigheid betwist. Heer Johan van Wijk, pastoor de Ravenswaai en Dirk van Oostrum, schout der stad Wijk bij Duurstede, mitsgaders Dominicus Jansen, oud zijnde boven de zeventig jaren, legden toenmaals de officieele verklaring af, dat de van Leeuwens tho Rijswijk en de van Leeuwens tho Maurik één stam uitmaakten 4). De gebroeders Albert en Jerefaes van Leeuwen zaten als amptsluyden van Albert van Ormel 1) Adriaan van Buren, Joost van Swieten en Claes Vijgh in de klaringbank te Kesteren, en spraken daar mede vonnissen uit, genaamd oordeel wijsen, en in de bank te Kesteren zaten na alder herkomen niet dan riddermatige personen. Als in 1555 Claes Vijgh, amptman van Nederbetuwe, Adriaan van Leeuwen Albertsz. met sommige zijner bloedverwanten onder de gewone huysluyden wilde plaatsen in den dienst van ’t klokkegeslag, en gelijke contributie met deze wilde opleggen, beklaagde zich Adriaan bij den grave van Hoogstraten als stadhouder, kanselier en raad van Gelre, daarover, zoodat omtrent deze zaak met advies van het Nijmeegsche kwartier is gevraagd geworden, met dit resultaat, dat de familie van Leeuwen voor een ouden riddermatigen stam werd verklaard, en de heer van Hoeclom ontving met de burgemeesters van Nijmegen in last, zulks aan kanselier en raden te berichten; zoodat op den landdag te Arnhem deze Adriaan v. L. in het ridderboek ingeschreven, en op de kwartierdagen te Nijmegen verschreven werd. Hij had vervolgens altoos zitting in de bank te Kesteren. Bij landdagreces van 10 julij 1570 werd hij tegenover buurmeesters en naburen van Rijswijk in zijne adelijke possessie gehandhaafd 2). In 1578 was hij bij den houder Johan grave van Nassau nog als riddermatig verschenen op twee landdagen te dien jare te Arnhem gehouden.”

Bij de eerste 1) staat: “Vgl. baron d’Ablaing van Giessenburg, Ridderschap van Veluwe bl. 114, 182, 224.” Bij de eerste 2) staat: “Vgl. baron d’Ablaing van Giessenburg, Ridderschap van Veluwe bl. 272, 288, 298, 302, 333, 334.” Bij 3) wordt vermeldt: “Zie het Geslagt- en Stamboek van Ferwerda, 8e gener. Van Delen.” Bij 4) staat: “De riddermatigheid der Mauriksche van Leeuwens werd dus niet betwijfeld. – Duidelijkheidshalve volge hier, niet om de volledigheid, maar om de filiatie, het volgende lijstje:.” Daarna volgt een korte stamboom zoals die hieronder wordt weergegeven. Bij de tweede 1) staat: “Of Ermel, Ermelen, 19 mei 1508 door hertog Karel aangesteld tot ambtman van Nederbetuwe (Nijhof, Oorkonden, VI, no. 619), schepen van Tiel, † 1526; zie ook d’Ablaing, Ridderschap van Veluwe, bl. 98, 151.” Bij de tweede 2) staat: “Het verdient de aandacht, dat eveneens Herman van Eck (van Panthaleon), zoon van Steven (broeder van bovengenoemen Derk van Eck x Olivia van Welij) en van Aleid, natuurl. dochter van Melchior van Culemborg, grondbezitter te Rijswijk, amptsjonker van Nederbetuwe, in 1564 met Roelof van Wijck, en in 1576 met die van Rijswijk proces gevoerd heeft over zijne riddermatigheid.

De stamboom van Hillegonda van Meerten en Albert van Leeuwen zoals weergegeven in ‘De Navorscher’, jrg. 26 op bladzijde 375.

Johan van Meerten

We lezen op bladzijde 368 van Johan van Meerten het volgende:

“Johan van Meerten, reeds des zaterdags, op palmavond 1407 met den heemraad van Nederbetuwe naar Roozendaal, “ghelijc hem mijn genadighe here (Reinald IV, hertog van Gelre) had doen scriven, roerende van der sake tusschen Otten van Wij ende Willem van Ysenderen, dat voir mijns Here ghenaden te rechtveerdigen waren” (vgl. van Hasselt, Roozendaal, bl. 114).”

Willem Zuermont van Meerten

We lezen op bladzijde 368 van Willem Zuermont van Meerten het volgende:

“Willem Zuermont van Merten, 2 aug. 1432 schepen van Tiel (Rink, Beschrijving enz., Bijl. F, bl. 5”

Jan van Meerten

We leven op bladzijde 368 van Jan van Meerten Pelgrimszoon het volgende:

“Jan van Merten, Pegrimszoon, is één der twaalf ridders, die in dienst van hertog Arnold van Gelre binnen Culemborg gelegen hadden, en 10 aug. 1472 beloven, zich te zullen houden aan het bestand, alsnu tusschen Gerard, heer van Culemborg, en de aanhangers van Adolf van Gelre gesloten (Nijhoff, Oorkonden, IV, ao. 527).”

Dirk van Meerten

We lezen op bladzijde 368 over Dirk van Meerten het volgende:

“Dirk van Meerten (Merthen) is een uit het viertal gevangen edelen, die bij het verdrag van 25 april 1494 tusschen hertog Karel en Frederik van Egmond, heer van IJsselstein met zijn zoon Floris voor den halven losprijs worden ontslagen (Nijhoff oorkonden, VI, 1, no. 108).”

Johan van Meerten

We lezen op bladzijde 368 over Johan van Meerten het volgende:

“Johan van Meerten, maarschalk des overstichts van Utrecht, geeft 18 maart 1506 vrij geleide aan de raden van hertog Karel nevens gedeputeerden der vierendeelen van Gelderland (Nijhof oorkonden, VI, 1, no. 547).”

Cornelis van Meerten

We lezen op bladzijde 368 over Cornelis van Meerten het volgende:

“Cornelis van Meerten, bezegelt van wege de ridderschap van Utrecht, mede den brief, waarbij de drie staten des nederstichts van Utrecht 16 april 1528 verklaren, Frederik graaf van Beichlingen voor ruwaard en beschermer te begeren (Nijhoff oorkonden, VI, 2, no. 1468, vgl. Nav. XXVI, 89).”

Gerrit van Meerten en Geertruid van Loon

Op bladzijde 369 lezen we over het echtpaar Gerrit van Meerten en Geertruid van Loon het volgende:

“Gerrit van Merten, gehuwd met Gertruid van Loon, heeft tot dochter: Margaretha van Merten, geb. in 1524 in ’t sticht van Utrecht, † 1602, vrouw van Cornelis van Assendelft, geb. in 1540, heer van Goudriaan, dat hij aan den heer van Schagen overdraagt, † 1600 op den huize Asschenburg.”

Catharina van Meerten en Gijsbrecht van Landscroon

Op bladzijde 369 lezen we van dit echtpaar het volgende:

“Catharina van Meerten, getr. m. Gijsbrecht van Landscroon, heeft tot dr. Petronella van Landscroon, vrouw van Arent van Zuylen van Nyvelt, heer van Geerestein en Teckop, lid der ridderschap van ’t Sticht († 23 maart 1623, begr. te Utrecht).”

Jan van Meerten

We lezen op bladzijde 369 over Jan van Meerten het volgende:

“Jan van Meerten, collator der vicarie St. Crucis in de kerk te Lienden, wien Maria Pelgroms 1) het recht op de tot die vicarie behoorende, in de kom des dorps gelegene, en nog onder deze naam bekende, Olieakkers betwistte, doch die door het Hof van Gelderland zich 24 julijk 1619 in zijn recht gehandhaafd zag (vgl. Registers op ’t archief van ’t voormalig hof van Gelre, bl. 57).”

Bij 1) staat het volgende: “Aldus de straks in den tekst aan te halen “registers”. Ik vermoed dat met dit “Pelgroms” bedoeld wordt “Pelgroms dochter” (van Meerten), wijl kort te voren (in 1616) tusschen leden der familie van Meerten ook reeds verschil over recht op vicarie had bestaan. De naam “Pegroms” als geslachtsnaam kwam ons in de nederbetuwsche actenboeken tot dusver nergens voor. Daarbij ontmoeten wij reeds in 1472 eenen Jan van Meerten Pegrimszoon. ’t Kan echter ook zijn, dat deze Jan van Meerten één persoon is met den straks te noemen Johan van Meerten Ewoutsz., en dat Maria Pegroms de weduwe was van den daar vermelden anderen Johan v. M.; doch dan bevreemdt het, dat Maria Pegroms niet nader is gekwalificeerd in overeenstemming met den omslachtigen stijl van dien tijd.

Johan van Meerten Ewoutsz.

We lezen op bladzijde 369 over Johan van Meerten Ewoutsz. het volgende:

“De familie van Meerten stichtte in der tijd ook eene vicarie St. Agathae in de kerk te Avezaat, en het hof van Gelre vergunde 13 julij 1616 aan Johan van Meerten Ewoutsz. tegenover de weduwe van Johan van Meerten, dat hij, als zijnde een der oudsten van den stam der stichters, iemand tot die vicarie aan het hof zou presenteren (Registers op ’t archief van ’t voormalig hof van Gelre, bl. 51).”

Margrieta Suermont van Meerten

Op bladzijde 369-370 lezen we over Margrieta Suermont van Meerten het volgende:

”Joffr. Margrieta Suermont van Merten, eerste vrouw van den erntfesten Herman Wtenweerde, scholtus tot Maurik en Eck [hertrouwd 6 nov. 1664 met Petronella de Kemp, weduwe van Anthonis Aarts Hack, trouwboek v Maurik)].”

Everhard Godfried van Meerten

Op bladzijde 370 lezen we over Everhard Godfried van Meerten het volgende:

“Jhr. Everhard Godfried van Meerten, gehuwd in 1660 te Maurik met Elisabeth Golstein (begraven 10 jan. 1665) te Maurik in de kerk op het hooge koor). Ten overstaan van hen en de twee andere jonkers van Maurik, Jacob en Bernard van Zuylen van de Natewis, is de oudste voorhanden kerkrekening gedaan, loopende van febr. 1657 tot febr. 1659. Naar hem is hoogstwaarschijnlijk nog tegenwoordig een perceel gronds te Maurik, Joncker van Meertenspoort genaamd, en heeft de poort vóór zijn woonverblijf vermoedelijk langer bestaan, dan de woning zelve. Hij was dood in 1673.”

Leonardus van Meerten

We lezen op bladzijde 370 van hem en zijn zoon Hendrik het volgende6:

“Leonardus van Meerten, s., min. cand. In 1755, pred. te Arkel van waar hij in 1780 naar Koudekerke vertrok. Zijn zoon, Hendrik van Meerten, in 1788 s. s. theol. stud., ex pago Arkel Batavus, werd eerst pred. in de Bedijkte Schermer, en in 1798 te Gouda (vgl. Nav. XII, 374, 307)”

Voetnoten

  1. Het gaat om: De Navorscher. Een middel tot gedachtewisseling en letterkundig verkeer tusschen allen die iets weten, iets te vragen hebben, of iets kunnen oplossen. Jrg. 26. Verschenen te Amsterdam in 1876 bij J.C. Loman.
  2. Het parenteel van dit echtpaar is hier te vinden: https://oorsprong.info/parenteel-van-johanna-van-meerten-1600-en-johan-van-brakell-1580/.
  3. Zie resp. https://oorsprong.info/de-zesenvijftigste-jaargang-van-de-navorscher-en-de-genealogie-van-het-geslacht-van-meerten/ en https://oorsprong.info/tabula-batavorum-over-johan-van-brakell-en-johanna-van-meerten/.
  4. Zie hier voor het parenteel van Johanna van Meerten en Johan van Brakell: https://oorsprong.info/parenteel-van-johanna-van-meerten-1600-en-johan-van-brakell-1580/.
  5. Deze brief is hier te lezen: https://oorsprong.info/de-vijfentwintigste-jaargang-van-de-navorscher-en-de-genealogie-van-het-geslacht-van-meerten/.
  6. Zie voor deze vader en zoon ook dit artikel: https://oorsprong.info/de-twaalfde-jaargang-van-de-navorscher-en-de-genealogie-van-het-geslacht-van-meerten/.