Home » Betuwse streekgeschiedenis

Categorie archieven: Betuwse streekgeschiedenis

Bijzonderheden uit de kerk van Lienden – Sarcofaagdeksels en Van Meertens

In het augustusnummer van De Baron verscheen een lezenswaardig artikel over enkele bijzonderheden in de kerk van Lienden. Het artikel is geschreven door Joke Honders. De aanleiding van het schrijven zijn de zogenoemde ‘altaarstenen’ die in de huidige toreningang staan. Deze waren onder de houten vloer vandaan gekomen bij de restauratie van de kerk in 1978-1980. In de beeldbank van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed zijn foto’s van deze restauratie terug te vinden.1

De gevonden sarcofaagdeksel in de Hervormde Kerk van Lienden bij de restauratie van 1978-1980. Bron: Beeldbank Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Sarcofagen

Honders meent dat een van de stenen geen ‘altaarsteen’ is, maar een deksel van een sarcofaag. Deze steen heeft zelfs een schuine rand. Er is tijdens de restauratie ook een duidelijke sarcofaagdeksel gevonden (zie het plaatje hierboven). Honders geeft aan dat dit een bijzondere vondst is: “Dat is op zich wel bijzonder, want die komen in Nederland niet zoveel voor en werden alleen voor heel rijke families gebruikt. Dit soort stenen lijkkisten werden van begin 11e tot begin 13e eeuw in ons land gebruikt. In die tijd was het soms gebruikelijk dat rijke mensen in een stenen kist werden begraven.” Zo stenen lijkkist wordt een sarcofaag genoemd. Wie er onder begraven heeft gelegen is onbekend. Honders vraagt zich af of het mogelijk een telg uit het geslacht ‘Van Lynden’ is. Of is deze deksel afkomstig van een begraven telg uit het geslacht ‘Van Meerten’? Waar de sarcofaagdeksel nu gebleven is, dat is ondertekende niet bekend. De deksel zou anders in detail onderzocht en mogelijk ook gedateerd kunnen worden.

Van Meerten

De auteur van het artikel gaat nog verder in op de andere ‘altaarsteen’ en schrijft over een muurnis tussen de consistoriekamer en het schip. Dat laten we hier rusten. Honders schrijft verder over altaren in de kerk van Lienden. Zo was er sprake van een altaar van het Heilige Kruis ‘in de parochiekerk van Lienden’. Hierbij hoorde ook een vicarie, ‘een afgezonderd vermogen, waarvan de opbrengst bestemd was voor het levensonderhoud van een priester’. Dit moet niet verward worden met het Heilige Kruisgilde te Lienden, opgericht in 1518 door Anna van Culemborg. Hiervan waren in 1616 Johan van Meerten Ewoutzoon en Johan van Meerten Ernstzoon collators. Dit ‘na een proces tegen de weduwe van Johan Janszoon, die eerst collator was en eind 1611 overleed’.2

Voetnoten

Akte waarbij hertog Arnold van Gelre aan Peter van Meerten (Janszoon) het bodeambt te Tiel en Zandwijk geeft

Transcriptie RAG archief 0001 nummer 1105: Afschrift van een acte waarbij hertog Arnold ven Gelre aan Peter van Meerten Janszoon het bodeambt te Tiel en Zandwijk geeft, de dato 22-04-1429.1

Wij Arnolt van der genaden Gaitz Hertoge van Gelre ende van Gulich ende Greve van Zutphen doen kont ende bekennen mit desen apenen brieve dat wij, omme sunderlinge gonsten wille ons dairtoe bewegende, gegeven hebben ende geven mits desen selven brieve voir ons, onsen erven ende nacomelingen Peter van Meerten Janssoen dat baidampt in onsser stat van Tijele ende tot Zandwijck mit allen sinen rechten, vervallen, toebehoren ende opkominge, nijet dairaff uutgescheijden, dat Peter van Meerten vurscreven sijn leven lanck hebben, halden ende gebruicken sal, rustlich ende ongehijndert, gelijckerwijt als onser zeliger alderen ende voirvaderen baden datselve badeampt aldair tot Tijele ende toe Zandwijck gehadt ende gebruijct hebben. Alsoe dat wij dairomme ontbieden ende mit desen onssen brieve ernstlich bevelen u onssen amptman, richter ende voirt buermeisteren, schepenen, rade ende ganser gemeijnten onsser stat van Tijele ende van Zandwijck vurscreven, die nu sijn ende hiernamaels dair wesen sullen, dat gij den vurgenanten Peter van Meerten dairtoe ontfanct, kennet ende haldet ende hoen in allen saken duet als gij onssen ende uwen bade tot Tijele ende tot Zandwijck van gaeden alden rechten ende gewoenheiden sculdich sijt te doen. Datz onsse eijntlicke meijnninge ende willen dat oich also van u gedaen hebben sonder ennige wederreden off bekoen2. Ende omme dat die vurgenanten Peter van Meerten diss vast ende seker sij sijn leven lanck gelijck vurscreven steet, sunder argelist, soe hebben wij te orkunde onssen zegel van onsser gerechter wetentheit aen desen brieff hebben doen hangen. Gegeven in den jair onss Heren dusent vierhondert negen ende twintich des vrijdages na den sonendages Jubilate3.

Pro dominum ducem presentibus de concilio Johanne Schelert de Obbendorpp magistro curie, Theodoro de Aernhem militibus ac Johanne de Apelteren marscalko armiger.4

Transcriptie door dr. P.D. Spies, de dato 28-08-2024.

Voetnoten

Huize Blijwerven op een Ingense verpondingskaart uit 1809

In 1809 werd er een verpondingskaart van Ingen en omgeving (‘dorpe en iurisdictie Ingen’) gemaakt. De kaart is getekend en gemeten door Johannes van Zijlmans en Cornelis W. de Jonghe en wordt bewaard bij het Gelders Archief. Een grote kaart van 190 cm x 116 cm, met daarop de landerijen gelegen in ‘den dorpe en iurisdictie Ingen’. Op de verpondingskaart is ook Huize Blijwerven te vinden. Hierop zijn de contouren van de gracht en het eiland waar het adellijk huis op gestaan heeft goed te zien. Met dank aan Joke Honders die mij op het bestaan van deze kaart wees.1

Op de sterk uitvergrote uitsnede van de verpondingskaart hierboven is de gracht duidelijk te zien. In het midden een eiland. Deze gracht is nu nog te zien en op het eiland staat de tegenwoordige villa Huize Blijwerven. Dit huidig bestaande huis is daar in 1922 gebouwd. Van de gebouwen die op de kaart van 1809 staan is het mij (nog) onbekend wanneer die gebouwd zijn. Het adellijk huis of kasteel (?) is kennelijk afgebroken en naast de gracht en het eiland is een nieuw landhuis gebouwd met de naam Huize Blijwerven. Tot wanneer er een adellijk huis of kasteel heeft gestaan is niet duidelijk. Uiteindelijk is het later gebouwde huis op zijn beurt ook weer afgebroken en is er in 1922 een nieuwe villa verschenen op de dezelfde locatie als waar eerst het adellijke huis stond. De gracht is verbonden met de sloot, deze sloot wordt doorbroken of overbrugd door een oprijlaan. Vanuit HisGIS en de kadastrale gegevens uit deze periode weten we welke landerijen er behoorden bij Huize Blijwerven.2 Ook weten we ongeveer hoe de gebouwen eruit zagen op de verpondingskaart.3 Hieronder wordt een minder ver ingezoomde uitsnede van de verpondingskaart weergegeven. Tegenwoordig is er op het terrein een camping gevestigd, met de toepasselijke naam Camping Blijwerven.

Voetnoten

Foto van Huize Blijwerven te Ingen vóór 1922

Huize Blijwerven is vóór de sloop en nieuwbouw ten minste één keer op de foto geweest. Kenner van de Betuwse streekgeschiedenis, Joke Honders, schrijft hier ook over in haar manuscript over dit huis. Hierboven is de foto op een ansichtkaart weergegeven. Deze foto is verjaard en daarom vrij te verspreiden.1 Via House of Cards is deze foto als ansichtkaart te bestellen.2 De ansichtkaart werd uitgegeven door H.J. van de Weerd3 te Ingen. House of Cards dateert deze foto op 1925. Dit is niet correct. De foto moet genomen zijn vóór 1922. In dat jaar werd dit huis gesloopt is en er nieuwbouw voor in de plaats gekomen is. We zien op de foto een ‘normaal’ huis en een schuur. De foto is in de boomgaard achter het huis genomen. Dit omdat we eerst het huis zien en dan linksachter de schuur. De positie van de fotograaf heb ik weergegeven met behulp van HisGIS (lichtrode ovaal).4 De achterkant laat vier ramen beneden zien en evenveel ramen boven. Het huis heeft bovendien twee schoorstenen. Op de Facebook-pagina Ingen in Beeld werd de foto ook gedeeld op 16 juni 2021 (zie hieronder).

Voetnoten

Huize Blijwerven te Ingen aan het begin van de negentiende eeuw – Via HisGIS en de getekende kadastrale kaart

HisGIS Gelderland heeft de kadastrale kaarten van 1811-1832 ingevoerd in een digitaal programma. Daardoor is het handig doorzoekbaar en spreekt het meer tot de verbeelding. De kaarten zijn ook te vinden via Beeldbank Cultureel Erfgoed. Onlangs werd het programma op deze website gebruikt om de woonlocatie van Jan Willem van Meerten (1798-1845) te lokaliseren.1 Vandaag hield ik mij bezig met Huize Blijwerven. Dit landhuis is in bezit geweest van telgen uit het geslacht Van Meerten. In ieder geval van Maria van Meerten, die getrouwd was met Gijsbert de Cock van Delwijnen en haar dochter Gertruida de Cock van Delwijnen die getrouwd was met Johan van Goltsteijn.2

Het huidige huis Blijwerven bestaat nog en op het perceel is een camping gevestigd. Helaas is het tegenwoordig bestaande huis niet het huis waar de bovengenoemde familieleden in woonden. Een versie van Blijwerven is in 1922 afgebroken en in dat jaar werd ook de eerste steen voor nieuwbouw van een nieuwe versie van het huis gelegd.3 Hoe zag Huize Blijwerven er voor 1922 uit? Er is ten minste één foto van het huis bekend in de staat vóór 1922. HisGIS helpt in ieder geval met het vaststellen van de vorm van het huis, de foto geeft een beeld hoe het er in 3D uitzag. Deze wordt in een volgend artikel besproken. Hieronder ziet u de vorm van Huize Blijwerven op de kadastrale kaart van 1811-1832: het betreft een rechthoek. Op het erf staat een kleine schuur en in de tuin een grotere schuur. Bij Huize Blijwerven behoren nogal wat kadastrale stukken. In de tweede afbeelding hieronder is in rood aangegeven welke stukken bij Huize Blijwerven behoorden.4

Het huis en de landerijen zijn, op het moment dat deze kaart getekend is, in bezit van de weduwe van Ferdinand Hermanus Rijnders (1766-1817). Het gaat om Wilhelmina Henriette (Hendriette) van den Heuvel (1776-1845). Zij was een dochter van Johan Baptista Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen. (1737-1797) en Wendelina Barten (±1746-1806). Deze Johan was een zoon van Willem Hendrik Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen (1698-1782) en Jeanette Gabrielle van Eck tot Overbeeck (1695-1778). Willem Hendrik was een zoon van Johan Baptist Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen (1644-1703) en Geertruijdt Dorothea van Goltsteijn (±1655-1723).5 Via Geertruijdt Dorothea is Huize Blijwerven in de familie Bartolotti van den Heuvel tot Beichlingen gekomen. Geertruydt Dorothea was een dochter van Adriaan Johan van Goltsteijn (?-1684)6 en Catharina van Brakell (?-1691)7. Deze Adriaan Johan van Goltsteijn was een zoon van de hierboven genoemde Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen en een kleinzoon van de eveneens hierboven genoemde Gijsbert de Cock van Delwijnen en Maria van Meerten.8

Nu terug naar Ferdinand Hermanus Rijnders en zijn vrouw Wilhelmina Henriette van den Heuvel. In de kadastrale gegevens die horen bij de kadastrale kaart 1811-1832 staat dat deze weduwe de kadastrale stukken 60 tot en met 65 in bezit had. Dit komt overeen met de data die wij in HisGIS aantreffen. 60 betreft een stuk bouwland met een inhoudsgrootte van 12.310. 61 betreft een tuin met een inhoudsgrootte van 4.100. 62 betreft een huis, schuur en erf met een inhoudsgrootte van 650. 63 betreft een boomgaard met een inhoudsgrootte van 17.500. 64 betreft een opgaand bosch met een inhoudsgrootte van 2.490. 65 betreft een stuk bouwland met een inhoudsgrootte van 18.500.9 Hieronder is te zien hoe de stukken beschreven zijn. Daaronder is te zien hoe dat de landmeter het getekend heeft. Hierdoor kunnen we een beeld vormen van hoe Huize Blijwerven eruit zag aan het begin van de negentiende eeuw en welke landerijen erbij gehoord hebben. Het huis wat hier getekend is, en op de foto te zien is, is hoogstwaarschijnlijk niet het huis dat er stond aan het einde van de vijftiende eeuw en aan het begin van de zestiende eeuw. Huize Blijwerven heeft dus een roerig bouwverleden gehad, maar daarover later meer (als de Heere dat geeft).

Voetnoten

Het raadsel van kasteel Golstijn opgelost – Golstijn is hetzelfde als Hoekenburg, maar Stellingwerff tekende mogelijk huize Den Brakel

In het tweede nummer van het zevende jaargang van De Baron verscheen een artikel over het raadsel van kasteel Golstijn. We hebben daar een samenvatting van gemaakt, omdat er verwezen werd naar een akte van magescheid, gepubliceerd op deze website. In het derde nummer van hetzelfde tijdschrift wordt het raadsel opgelost. Daarnaast is er nog een tweede artikel verschenen met aanvullingen.1

Kasteel Golstijn in Rijswijk. Getekend door Jacobus Stellingwerff (1667-1727). Bron: Van Osnabrugge.

Huis de Hoekenburg

Het eerste artikel is van Rien Hoekenburg. Hij komt, na onderzoek, tot de conclusie dat het bij Golstijn en Hoekenburg om hetzelfde adellijke huis gaat. Waarom wordt er oostelijk van Rijswijk door de kaartenmakers dan toch een ander kasteel gelokaliseerd? “Om deze verschillen de begrijpen moet u zich voorstellen dat de kaartenmakers niet ter plaatse werkten maar op afstand.” Als de kaartenmaker dan niet de precieze locatie wist, dan projecteerde deze het huis op een plaats waar nog ruimte op de kaart was. Vervolgens werd dit overgenomen door andere kaartenmakers. Toch waren er schrijvers die Golstijn vereenzelvigde met Hoekenburg. Niet de bekende ds. Anspach was de eerste die dat deed, de auteur van het artikel laat weten dat dit al gedaan werd in 1741. De bron meldt: “Te Ryswyk is een Veer over den Ryn of Lek, (want hier verandert deeze naam) en een Heerenhuis, Hoekenburg, en in de Kaarten Golstein genaamd.” Dit wordt ook zo genoemd in een bron uit 1762: “Hoekenburg, in de Landkaarten Golstein genaamt, is een Heerenhuys, aan de Zuydzyde der Lek, (…)”. Hoe komt De Hoekenburg aan haar naam? Men meent dat het huis genoemd is naar Dirck de Houck. De auteur van het artikel meent echter dat het een erenaam is voor Anna Magdalena de Houck (dochter van Dirk), gegeven door Johan van Goltsteijn haar zoon of Willem van Goltsteijn haar man. Dirck was namelijk geen directe erfgenaam van het huis, wel zijn vrouw. De genoemde Willem was een zoon van Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen, en een kleinzoon van Gijsbert de Cock van Delwijnen en Maria van Meerten.2 Het huis is niet altijd Hoekenburg genoemd, dit was pas het geval rond 1685 waar we lezen dat Johan Baptista Bartolotti van de Heuvel in plaats van zijn vrouw beleend wordt met het nalatenschap van Joost van Goltsteijn. Er staat dan: “met eenen bomgaert en de timmeragie daarop staende, op hede genoemt den Hoeckenborch”. In december 1719 wordt het goed door Geertruida Dorothea van Goltsteijn verkocht aan Matthias Blanken en verdwijnt het zo uit het geslacht Goltsteijn.

Niet alleen is er historische documentatie, volgens Hoekenburg (de schrijver) zijn er ook opgravingen gedaan die vroegere bewoning aan het licht brachten. De Kleuver meldt dat deze plaats al sinds 1350 bewoond is geweest. Mogelijk kan een bestudering en uitwerking van deze opgraving meer informatie bieden over de bewoningsgeschiedenis. Tenslotte geeft de auteur nog informatie over de eigenaren van een leenroerige akker bij het adellijke huis, van 1454-1722. Hier wordt vermeld dat de akker via Lodewijk van Montfoort en Anna Forters in bezit kwam van zijn dochters Adriana van Montfoort en Aleid van Montfoort. Laatstgenoemde is getrouwd met Dirck de Houck. Bij 29 oktober 1617 staat: “Willem van Goltsteyn voor Anna Magdalena de Houck ‘bij dode’ van Aleid van Montfoort, haar moeder. Boven naast geland de erfgenamen van juffrouw Anna Forters.3

Willem van Goltsteijn

Het tweede artikel is van Joke Honders. Zij geeft aan dat de kaartenmakers wel de bel hebben horen luiden maar niet exact wisten waar de klepel hing. Daardoor zijn er fouten gemaakt. Honders sluit aan bij het vorige artikel en vereenzelvigt Golstijn nu ook met Hoekenburg. De prent van Stellingwerff, waar het mee begon, vertoont ‘geen enkele gelijkenis met het 18e eeuwse Huis Hoekenburg’. De auteur denkt daarom dat, of (1) het oude huis helemaal is afgebroken, of (2) de tekenaar heeft een oud kasteel in Rijswijk gezien en aangenomen dat het huize Golstijn was. Is dit het aloude kasteel Den Brakel? Dit was een Gaasbeekse leen ‘en wordt als eerste opgesomd bij de Gaasbeekse lenen in Rijswijk’. Als dat zo is dan is Golstijn identiek aan Hoekenburg, en gaat het hier om de woontoren Den Brakel. Honders weet nog te vermelden dat de eerste die zich heer Van Hoekenburg noemt Joost van Goltsteijn, de zoon van Willem van Goltsteijn is. Deze Willem is begraven in de kerk van Rijswijk en tot aan de Franse tijd hing daar een rouwbord.4 De auteur concludeert: “Met de veronderstelling dat de prent niet op de Hoekenburg slaat, maar op het kasteel Den Brakel, is mogelijk het raadsel opgelost.5

Voetnoten

Een leenaktenboek over twaalf morgen land op de Klinkenberg en de Oesterink te Ingen

In het ‘Register op de Leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen. Het Kwartier van Nijmegen‘, te Arnhem uitgegeven door mr. J.J.S. baron Sloet, dr. J.S. van Veen en Mr. A.H. Martens wordt leen 151a beschreven. Het gaat om twaalf morgen land gelegen op de Klinkenberg en andere locaties te Ingen. In het onderstaande artikel wordt dit stuk land beschreven en wordt de genealogische lijn die hier naar voren komt getekend. Het gaat da vooral om de geslachten ‘Van Meerten’ en ‘Van Eck’. Deze geslachten waren in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd nauw aan elkaar verbonden.1

Kaart uit het kaartenboek van de Commanderie in Ingen uit 1646. Uiterst rechtsboven wordt nog net een stukje van het land zichtbaar, waar jonker Van Eck wordt aangegeven. Bron: Arend Datema Instituut.

De Betuwse ‘Van Meertens’ voerden twee verschillende wapenschilden: één met de hazenwindhond en één met de hoefijzers. Of beide geslachten aan elkaar verwant zijn, is de auteur (nog) onbekend. Bij leen 151a lopen ze door elkaar heen, zoals we zullen zien. Het gaat bij leen 151a om een stuk van twaalf morgen land ‘gelegen op de Clinckenberg ende in de Beemt ende op den Oestrinck‘. Het stuk land wordt in de beschrijving ook gelokaliseerd: ‘daer boven naest gelegen is een gemeyne weg, geheiten die Veerhuysche straet, ende Johan van Merten ende sijn moder, ende beneden die heeren van ste. Johan tot Ingen‘. Het betreft een Zutphense leen, met Zutphense rechten. Het land op de Oesterink is zes morgen groot, het land op de Klinkenberg grenst aan de voornoemde straat, maar onder aan de Commandeur van Ingen. De Commandeur bevindt zich ook onder en naast het land op de Oesterink. Aan de linkerkant van de Oesterink heeft Johan van Meerten anno 1430 (nog meer) land gehad. Met deze beschrijving is het eenvoudig om deze leen van twaalf morgen te lokaliseren. De Klinkenberg boven de Commanderie van St. Jan en naast de huidige Verhuizensestraat. De Oesterik boven en naast de Klinkenberg.

De erven van Johan van Meerten

De beschrijving van dit leen begint bij Arnt van der Lauwick, die het leengoed anno 1409 opdraagt aan Johan van Merten. Anno 1424 is het nog steeds in leen bij Johan van Meerten. Het gaat dan, zo blijkt uit de omschrijving, om ‘twaelf mergen lants, gelegen tot Ingen in Nederbetuwe, geheiten den Oesterinck ende die Beemde en Klinkenbergh‘. Johan (of: Jan) had meerdere kinderen, maar dochter Marie ontvangt zes morgen op de Oesterinck en zes morgen land op de Klinkenberg. Bij elkaar gaat het, ten tijde van Marie, dus om twaalf morgen land. Anno 1443 transporteert Marie het leen naar Otte van Meerten. Zij was de huisvrouw van Bartholomeus van Eck. Bartholomeus van Eck was een telg uit het bekende Betuwse geslacht ‘Van Eck van Panthaleon’. Het feit dat Bartholomeus getrouwd is met Otte sluit goed aan bij diverse rouwborden, die te vinden zijn in het wapenboek van Maximiliaan Louis van Hangest d’Yvoy (1753-1831). Het leen gaat anno 1465 over naar Johan van Eck. Er staat bij dat hij zijn moeder Otte tuchtigt. Deze Johan was getrouwd met Aleid van Meeckeren. Dit echtpaar ligt, hoogstwaarschijnlijk, begraven in de Hervormde Kerk te Ingen. De grafsteen is daar nog steeds te bezichtigen. De ‘Van Meertens’ die hierboven genoemd worden, dragen allen het wapen met de hoefijzers. Vader Bartholomeus vernieuwt de eed op 17 oktober 1473. Op 8 juli 1481 erft Johan van Eck de leen van zijn vader. Anno 1493 wordt deze eed vernieuwd.

Erven van Bartholomeus van Eck

Johan van Eck en Aleid van Meeckeren kregen samen meerdere kinderen. Een dochter (Bertha) trouwde met Dirck van Meerten. Dit echtpaar ligt eveneens begraven in Ingen en ook van hen is nog steeds de grafzerk te bezichtigen.2 Het leen gaat echter over naar zoon Bartholomeus van Eck. Bartholomeus erft het leengoed op 5 september 1523 van zijn vader.3 De eed wordt, betreffende zes morgen op de Oesterink, vernieuwd op 22 augustus 1538. Het gaat idem zo op 3 juli 1544. Bartholomeus was getrouwd met Katrijn van Meerten. In het vorige nummer van De Baron is geschreven over de grafzerk van dit echtpaar. Zij liggen begraven in de Hervormde Kerk te Ingen.4 De in deze alinea genoemde ‘Van Meertens’ dragen het wapen met de hazewindhond. Ze kregen ten minste één zoon, Johan. Deze Johan van Eck erft op 18 mei 1548 het leengoed van zijn vader. De eed wordt vervolgens vernieuwd op 22 februari 1556.

Het lijkt er op (ziende op de jaartallen) dat Johan van Eck een zoon heeft gehad met de naam Bartholomeus. Of hij het leengoed ook in het bezit heeft gehad, wordt niet duidelijk maar lijkt waarschijnlijk, want op 20 november 1579 erft Margriet van Eck, de huisvrouw van Adriaan Vonck, het leengoed van haar broer. Op 4 april 1588 erft Cunera van Eck het leengoed van haar broer Bartholomeus. Het goed gaat op 15 januari 1592 over op Anna van Eck, de vrouw van Michel van den Broeck (of: Brueck), een andere zus van Bartholomeus. Er staat dan bij: ‘crigt confirmatie eenes maechgescheyts‘. Als erfenis van haar zus Cunera komt het stuk land op 22 januari 1592 in handen van Anna van Eck. Op 15 juli 1592 erft Cornelis het stuk land van zijn broer Bartholomeus.

Overzicht van de familieverhoudingen. Met dank aan Joke Honders voor het samenstellen van dit figuur.

Johan van Eck, de zoon van Bartholomeus en Katrijn, heeft dus ten minste vijf kinderen gehad: Bartholomeus, Margriet, Cunera, Anna en Cornelis. Op het moment dat het leengoed in handen komt van Cornelis, is het land nog maar drie morgen groot. Er wordt uitleg gegeven hoe dat kan. In het begin is het twaalf morgen groot geweest, maar zes morgen is er als onderleen uitgegeven. Zus Anna van Eck voornoemd heeft anderhalve morgen toebedeeld gekregen en anderhalve morgen is aan Johan Alerts opgedragen. Bij elkaar is dat dus negen morgen minder, drie voor Cornelis, zes voor anderen. Deze beschrijving is gedaan op 29 december 1609. Cornelis moet dan vrij oud geworden zijn en er moet een behoorlijk leeftijdsverschil gezeten hebben tussen het jongste en het oudste kind.

Op 31 december 1636 wordt Roeland (of: Roelof) van Eck beleend met anderhalve morgen land, als ‘erve sijnnes vaders Cornelis‘. Hij tuchtigt op 30 september 1642 zijn huisvrouw Johanna Barners. Van deze Johanna heeft jarenlang (voor de Franse tijd) een rouwbord gehangen in de Hervormde Kerk van Ingen. Op het rouwbord was te lezen dat Johanna op 14 januari 1667 is overleden. Roeland laat weten dat hij dit land na zijn dood en na de dood van zijn huisvrouw uitkeren zal aan zijn zoon Gijsbert. Behalve het land ook nog ‘boven den darden voet de somma van 500 gl.‘. Roeland is met de bovenstaande aantekening en de verklaring op 29 december 1609 beleend met negen morgen ‘waervan hij drie selfs besit, ende ses aen Rochus Wilbrenninck in achterleen uytgegeven heeft‘. Uiteindelijk (op 28 mei 1670) wordt deze negen morgen ook opgedragen aan Rochus Wilbrenninck. Rochus was getrouwd met Maria Snel. Zo verdwijnt dit leengoed uit het geslacht ‘Van Eck’ en de vrouwelijke tak van ‘Van Meerten’.

Gesplitst

Hierboven hebben we gezien dat het leengoed ten tijd van Cornelis van Eck opgedeeld is in diverse stukken (van anderhalve morgen). Op bladzijde 370 van het leenaktenboek wordt deze onderverdeling uitgewerkt. Het eerste stuk werd door Cornelis van Eck op 29 december 1609 afgesplitst ‘tot behoeff van Johan Alertssoon‘. Het tweede stuk werd door Cornelis op 29 december 1609 ‘toegescheiden sijner suster Annae van Eck, huysfrou Michels van den Broecke‘. Zoon Bernt van den Broecke erft het leengoed op 15 juli 1623 van zijn moeder Anna. Op 10 oktober 1625 beleent Roelof van Eck dit goed ‘bij opdragt Bernts voorn., sijns neven‘. Tenslotte nog een stuk van anderhalve morgen dat op 7 mei 1610 door Cornelis werd afgesplitst ‘tot behoeff van Pelgrim Janssoon‘.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het De Baron. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2024, Een leenaktenboek over twaalf morgen land op de Klinkenberg en de Oesterink te Ingen, De Baron 7 (3): 18-21. De Baron is het blad van de Historische Kring Kesteren & Omstreken (www.hkko.nl).

Voetnoten

Het raadsel rond kasteel Golstijn – Magescheid sluit bezit door Johan van Goltsteijn en Geertruida de Cock van Delwijnen uit

Kasteel Goltsteijn in Rijswijk. Getekend door Jacobus Stellingwerff (1667-1727). Bron: Van Osnabrugge.

In het meinummer van De Baron van dit jaar stond een lezenswaardig artikel over kasteel Golstijn, geschreven door Joke Honders. In dit artikel wordt ook verwezen naar de magescheid van Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen. Deze magescheid is getranscribeerd door dr. P.D. Spies en gepubliceerd op de website ‘Oorsprong’. Het kasteel Golstijn schijnt raadsels op te leveren.

Twee kastelen?

Honders kreeg een vraag via de mail of kasteel Golstijn inderdaad dezelfde is als kasteel Hoekenburg. Dit laatste heeft dominee Anspach ooit beweerd en is sindsdien zo van hem overgenomen. Op oude kaarten komt Golstein of Golsteen voor. Maar er is een probleem: ‘de locatie daarvan komt niet overeen met de plek waar tot 1877 de Hoekenburg stond, het kasteel waar onze Baron van Brakell het levenslicht zag’. Het is niet zonder reden dat Anspach Golstijn gelijkstelde met Hoekenburg. Een tijdlang heeft het geslacht Goltsteijn op het kasteel gewoond. Dat begon met Willem van Goltsteijn die getrouwd was met Anna Magdalena de Houck, dochter van Dirck de Houck.1 Laatstgenoemde wordt gekend als een van de eerste eigenaren van Hoekenburg. De ouders van Willem van Goltsteijn woonde op Huize Blijwerven. Na het overlijden van Willem werd diens zoon Joost, heer van Hoekenburg.

Magescheid

Willem was de zoon van Johan van Goltsteijn en Gertruida de Cock van Delwijnen. Op haar beurt was Gertruida de dochter van Gijsbert de Cock van Delwijnen en Maria van Meerten.2 De auteur van het artikel in De Baron stelt de vraag of familie Van Goltsteijn (vaderskant van Willem) ook bezit had in Rijswijk. Zij beantwoordt deze vraag ontkennend, door te verwijzen naar een magescheid op deze website.3

“Ons lid Jan van Meerten heeft op zijn website het getranscribeerde testament van de ouders van Willem staan: Johan van Golstijn en Geertruid de Cock van Delwijnen. Daaruit blijkt dat zij geen bezittingen in Rijswijk hadden. Dus daarmee is Golstijn in ieder geval niet van hen geweest. Het kasteel moet dan net als de Hoekenburg via een van Willems vrouwen gekomen zijn.”

Honders gaat verder in op huize De Luchtenburg, maar deze kan ook geen kandidaat zijn voor kasteel Golstijn omdat deze buitendijks ligt, terwijl Golstijn op de kaarten binnendijks wordt getekend. Een andere optie is dat het kasteeltje buiten Rijswijk stond en gelijkgesteld kan worden met Endenburg of Steenen Kamer. Rond 1800 was Endenburg al geen adellijke woning meer. Het kan ook zijn dat de tekenaar van Golstijn een verkeerde naam onder de tekening heeft gezet. De vraag hoe het zit met kasteel Golstijn is dus niet (met zekerheid) te beantwoorden. Het is wel mooi om te zien dat het getranscribeerde magescheid meegeholpen heeft in deze zoektocht.

N.a.v.: Honders, J., 2024, Het raadsel Golstijn te Rijswijk, De Baron 7 (2): 32-35.

Voetnoten

Predikanten in de Gereformeerde Gemeente en de Gereformeerde Gemeente in Nederland van Opheusden

Het kerkdorp Opheusden kent al heel lang een Gereformeerde Gemeente. Deze gemeente werd op 21 december 1888, door ds. E. (Eitze) Eisma (1854-1917) uit Bennekom, geïnstitueerd als Nederduitsche Gereformeerde Gemeente. Per januari 1894 sloot de gemeente zich aan bij de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis. De gemeente ging mee in de bekende Vereniging van 1907. In 1956 vond er een droeve scheuring plaats. Het grootste gedeelte van de gemeente kwam, samen met de predikant ds. T. (Teunis) Dorresteijn (1894-1965), buiten het kerkverband te staan. Dezelfde maand sloot deze gemeente zich aan bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De leden die niet meegingen, institueerde in 1957 opnieuw een Gereformeerde Gemeente. De geschiedenis van beide gemeenten is te lezen in de boeken ‘Herdenk de Trouw’ en ‘Van geslacht tot geslacht’. Diverse telgen en nazaten van ‘Van Meerten’ zijn (mogelijk sinds het begin) al aangesloten bij deze gemeenten. Welke predikanten hebben de beide gemeenten gediend?

Gereformeerde Gemeente voor de scheuring

22 mei 1889 tot 10 juni 1894 – Oef. C. (Cornelis) Pieneman (1863-1912).
10 juni 1894 tot 30 juni 1895 – Ds. C. (Cornelis) Pieneman (1863-1912).
11 augustus 1895 tot 13 september 1896 – Oef. H. (Hendrikus) Roelofsen (1852-1930).
13 september 1896 tot 6 september 1905 – Ds. H. (Hendrikus) Roelofsen (1852-1930).
31 december 1908 tot 1 januari 1912 – Oef. B. (Bart) van Neerbos (1870-1956).
1 december 1912 tot 1 januari 1916 – Ds. G. (Gijsbertus) van Reenen (1864-1935).
15 april 1923 tot 21 april 1928 – Ds. J.R. (Jan Rokus) van Oordt (1859-1942).
29 augustus 1940 tot 1 februari 1956 – Ds. T. (Teunis) Dorresteijn (1894-1965).

Gereformeerde Gemeente in Nederland

? februari 1956 tot 3 april 1963 – Ds. T. (Teunis) Dorresteijn (1894-1965).
29 september 1966 tot 9 mei 1983 – Ds. M. (Maas) van Beek (1921-1983).
14 april 1994 tot 27 juni 2004 – Ds. J. (Jochem) Roos (1954).
7 juli 2010 tot 31 mei 2018 – Ds. A. (Arie) van Voorden (1956).
10 september 2024 tot heden – Ds. G.M. van Putten (1989).

Gereformeerde Gemeente (synodaal)

29 april 1970 tot 11 september 2003 – Ds. J. (Jan) Karens (1920-2008).
17 september 2003 tot 24 februari 2009 – Ds. G. (Gerard) Pater (1964).
5 december 2012 tot 14 maart 2017 – Ds. G.M. (Gerard Marinus) de Leeuw (1949).
23 augustus 2017 tot heden – Ds. W. (Willem) Mouw (1969).

Voetnoten

Limesverleden, verrassend heden

Op 7 juni was ik bij de Spees om de wachttoren te fotograferen. De Romeinen bouwden houten wachttorens (castella) langs de Romeinse limes (Latijn voor ‘grens’) om zowel de grenzen als de vaarroute over de Rijn onder controle te houden.

Bij het zien van de forten langs de Limes viel mij op dat er een Limeslijn door mijn leven loopt. De monnik Willibrord, komend uit Ierland, heeft in 690 bij Lugdunum Batavorum (Katwijk) voet aan land gezet om het Evangelie te verkondigen en, wat een ontzaglijk voorrecht, ik ben door mijn ouders met de Bijbel opgevoed! In Laurium (Woerden) en Albaniana (Alphen a.d. Rijn) op de middelbare school gezeten. In Traiectum (Utrecht) een jaar gewoond. Nu al jaren woonachtig in Carvo (Kesteren).

Ik ben teruggefietst over het dijkfietspad richting boerderij Den Ambtse. Het water in de Rijn stond hoog, bleek bij Den Ambtse de uiterwaard in te lopen. Gelukkig was het gras tijdig gemaaid. Op de plek waar het Rijnwater naar binnenstroomde, zag ik twee Kleine Zilverreigers! Deze soort broedt niet in de Betuwe en ik heb ze in de zomer hier nog nooit gezien. Daarom zo opmerkelijk om deze soort bij deze plek aan te treffen. Stroomden er prooidieren mee? Een volwassen Blauwe Reiger was ook van de partij (een Kleine Zilverreiger is duidelijk kleiner) en een volwassen Lepelaar. Het was boeiend om te zien hoe elke soort op eigen wijze zijn voedsel zocht! Zo verliep deze voor mij niet alledaagse fietstrip historisch en verrassend.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Limesverleden, verrassend heden, Het GemeenteNieuws 23 (25): 5.