Home » Artikelen geplaatst door Jan van Meerten

Auteursarchief: Jan van Meerten

God in de natuur – Bespreking ‘Als een prachtig boek’

Kan een ongelovige die naar de natuur kijkt tot de overtuiging komen dat God bestaat? Of is dat alleen mogelijk door de bijbel te lezen? In zijn recent verschenen proefschrift gaat dr. A.J. Kunz op die vragen in.

Volgens Guido de Brès, auteur van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB), zijn er twee middelen om te komen tot de ware godskennis. Die middelen (de bijbel en ook de schepping) beschrijft hij in het tweede artikel van de NGB.

Wat wil de auteur?

Het doel van Kunz’ betoog is te komen tot de zogenaamde ‘auteursintentionele interpretatie’. Dat wil zeggen: wat wil de auteur zelf zeggen met dit artikel? Na het stellen van onderzoeksvragen in hoofdstuk 1 start Kunz zijn betoog met een schets van de historische context waarin de NGB is ontstaan. Kunz toont ook uitvoerig aan dat Guido de Brès inderdaad de auteur moet zijn van de NGB. Dit was een vraag omdat er geen naam van een schrijver bij de NGB wordt genoemd. In hoofdstuk 3 en 4 behandelt Kunz hoe het tweede artikel van de NGB door de eeuwen heen is uitgelegd. Volgens de theoloog Karl Barth is God door een ongelovige namelijk nergens in de geschapen werkelijkheid te vinden. De mens leert god alleen kennen via zijn openbaring in Jezus Christus. De uitleggers na Barth sluiten zich bij hem aan of nemen stelling tegen Barth. De uitleg van De Brès wordt daarbij veelal uit het oog verloren.

Godsbesef

Kunz laat zien dat artikel 2 geen aanleiding geeft om te komen tot Barths uitleg. De Brès verwijst in zijn artikel namelijk naar Romeinen 1 vers 20. daarin staat dat niemand, kijkend naar de natuur, zich kan verontschuldigen met het excuus dat men niet wist dat er een God is. De opbouw van artikel 2 laat ook zien dat De Brès bedoelde dat de mens buiten de bijbel om op grond van zintuiglijke waarneming het bestaan van God kan afleiden uit de natuur. Dit heet het universele godsbesef. Volgens De Brès zijn er sporen van het beeld van God in de mens overgebleven, zodat hij God kan kennen uit de natuur. Die sporen zijn weliswaar zwak, maar niettemin voldoende om de mens elk excuus voor zijn ongeloof te ontnemen. Toch is de godskennis uit de natuur volgens De Brès niet zaligmakend; God openbaart zich nog véél duidelijker in de Bijbel. Alleen daar kom je Gods Zoon Jezus Christus tegen, die van zonden zalig maakt.

Aanrader

Kunz gaat ook in op de actuele betekenis van artikel 2. Is de natuur wel zo’n prachtig boek? Er is toch heel veel ‘zinloos’ lijden in deze wereld? Is het niet achterhaald om te zeggen dat God in deze werkelijkheid is te vinden? Kunz’ boek is een keurig verzorgde uitgave geworden. Door de Latijnse en Franse woorden is het voor iemand die deze talen niet machtig is soms lastig te lezen. Maar gelukkig zijn de meeste citaten netjes in het Nederlands weergegeven, met in de voetnoot de originele taal. Het is dan ook een absolute aanrader voor iemand die geïnteresseerd is in hoe de twee bronnen van godskennis door de eeuwen heen zijn opgevat.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2013, God in de natuur, Weet 22: 9.

WEET MAGAZINE: NOG GEEN ABONNEE?

Het bovenstaande artikel is overgenomen uit Weet Magazine nummer 22 (zie hiernaast). Weet Magazine is een populair-wetenschappelijk creationistisch tijdschrift waarin ingewikkelde wetenschappelijke onderwerpen eenvoudig worden uitgelegd en op een bijbelgetrouwe manier worden besproken. Daarnaast brengt het tijdschrift bij kennis over creationistische wetenschapsbeoefening. Het gaat hierboven bijvoorbeeld om een proefschrift waarin de receptiegeschiedenis van het tweede artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) is onderzocht. Nog geen abonnee van Weet Magazine? Dat kan natuurlijk niet! Ga snel naar de website van Weet Magazine en sluit vandaag nog een abonnement af!

Feedback & Vragen 2025: Hoe was Johan Louis van Abcoude van Meerten familie van Frederik Borre van Amerongen?

In het genealogische boek van Johan Louis van Abcoude van Meerten (Het Utrechts Archief) komen we het volgende tegen. Johan Louis vermeldt daar dat hij anno 1666 mocht dienen in het leger van Graaf Hendrik van Solms-Braunfels.1 Johan Louis zou dit hebben gedaan in plaats van zijn neef Frederik Borre van Amerongen. Lange tijd was het (ondergetekende) niet duidelijk hoe de familiebanden liepen. Voordat we het geslacht Van der Vecht uitwerken eerst deze vraag beantwoorden.2

Het ligt wat ingewikkeld, maar uiteindelijk wordt het duidelijk. Johan Louis was een zoon van Ernst van Abcoude van Meerten en Sophia van der Vecht. Moeder Sophia was een dochter van Balthasar van der Vecht en Theodora van Wees. Opa Balthasar was een zoon van Herman van der Vecht en Sophia de Wael van Vianen. Hier bij overgrootmoeder Sophia ligt het scharnierpunt. Sophia was namelijk, voordat zij met overgrootvader Herman hertrouwde, getrouwd met Floris Pallaes. Deze Floris was medio 1546 overleden. Floris en Sophia hadden tenminste één dochter: Elisabeth (in sommige bronnen Isabella) Pallaes. Elisabeth was hiermee dus een halfzus van opa Balthasar. Elisabeth was getrouwd met Dirk Borre van Amerongen. Samen kregen zij, naast andere kinderen een zoon: Willem Borre van Amerongen. Willem is daarmee een neef van moeder Sophia. Willem trouwde met Anna van Daerl. Samen kregen zij, naast andere kinderen een zoon: Coenraad Borre van Amerongen. Coenraad is daarmee de achterneef van Johan Louis. Coenraad trouwde met Nicolaa van Baexen. Samen kregen zij, naast andere kinderen een zoon: Frederik. Frederik is dus een achterachterneef van Johan Louis. Kennelijk heeft Johan Louis het woord ‘neef’ erg ruim opgevat. Het moet wel om deze Frederik gaan, de geschetste familielijn kent geen andere leden met de naam Frederik. Het spoor bijster? Hierboven heb ik de gegevens in een stamboom gezet. In 1666 was deze Frederik inderdaad oud genoeg om in het leger te dienen. Een indrukwekkende kwartierstaat van Frederik is te raadplegen via het Gelders Archief.3

Voetnoten

Bewijsvoering voor een Toengoeska-achtige explosie bij Sodom veel te mager, wetenschappelijke paper ongeldig verklaard

In 2021 werd er een paper gepubliceerd in Scientific Reports van het toonaangevende tijdschrift Nature. De onderzoekers meenden dat de explosie van een hemellichaam vlak boven de aarde (zoals bij Toengoeska in Siberië gebeurde) de steden Sodom en Gomorra heeft vernietigd. De explosie bij Toengoeska legde in 1908 zo’n 2.000 vierkante kilometer bos plat en de schok was op meer dan 200 kilometer afstand te voelen. Zo zouden de steden Sodom, Gomorra, Adama en Zeboïm ook zijn verwoest. Tenminste, volgens de onderzoekers. Na publicatie van het wetenschappelijke artikel ondervonden zij veel weerstand tegen dit idee en meer nog tegen de paper. Tot teleurstelling van de onderzoekers is de paper deze week officieel ‘retracted’ (teruggetrokken en door Scientific Reports ongeldig verklaard).4

De gedachte dat Tall el-Hammam Sodom zou zijn is al veel ouder dan de paper. Dr. Steven Collins schreef hier bijvoorbeeld over in zijn boek ‘Discovering the City of Sodom’ (2016). Sindsdien komen we deze gedachte vaker tegen. Bijbelgetrouwe oudtestamentici, historici en archeologen, zoals dr. Mart-Jan Paul, dr. Jan Pieter van der Giessen en dr. Peter van der Veen, zijn kritisch op deze gedachte. De steden zouden, volgens hen, veel zuidelijker hebben gelegen en, bovendien, wordt de verwoesting van de genoemde steden in een andere tijd dan Collins geplaatst.5 Nu dus ook tegengestelde gedachten uit onverwachte, naturalistische, hoek.

Het is bijzonder dat een naturalistische paper verwijst naar een Bijbelse gebeurtenis. In die zin is het mooi dat de onderzoekers dit oorspronkelijk gepubliceerd hebben gekregen in Scientific Reports.6 Verstandig is dan om voorzichtig en gedegen te werk te gaan. Wilde speculatie gooit, als het goed is, geen hoge ogen in een dergelijk tijdschrift. Het wetenschappelijke artikel ondervond daarom ook veel kritiek. Twee herschrijvingen door de onderzoekers mochten niet baten. Gisteren (24 april 2025) werd de paper officieel ongeldig verklaard. De verdediging dat het hier zou gaan om explosie van een object uit de ruimte (zoals bij Toengoeska) is volgens de editors niet goed onderbouwd. Bovendien zijn door andere geleerden fouten vermeld in de methodologie, de analyse en interpretatie van mineralogische en geochemische gegevens en hebben de oorspronkelijke onderzoekers de impact van een dergelijke ontploffing overschat. Er zou zelfs sprake zijn geweest van beeldmanipulatie. De editors hebben daarom geen vertrouwen in de betrouwbaarheid van de door de onderzoekers gepresenteerde conclusies. Een deel van de auteurs is het oneens met de intrekking, een deel van de auteurs heeft niet gereageerd op het verzoek om commentaar. Het artikel is nog wel te raadplegen via de website van Scientific Reports, maar in dikgedrukte letters staat nu op elke bladzijde diagonaal ‘Retracted Article’, hierdoor is niet alles meer te lezen.7 Dat wil overigens nog niet direct zeggen dat een explosie zoals bij Toengoeska hier niet kan hebben plaatsgehad, maar wel dat de huidige bewijsvoering daarvoor erg pover zo niet onjuist is.8

Voetnoten

Hoogleraar dr. Mart-Jan Paul gaat met emeritaat – ETF Leuven belegt op 4 juni 2025 D.V. symposium over de verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament

Prof. dr. Mart-Jan Paul is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) te Leuven. Daarnaast heeft hij diverse functies binnen de Gereformeerd Bond en was hij tot en met 2021 docent aan de Christelijke Hogeschool Ede. Dr. Paul hield zich veel bezig met schepping en evolutie, de geschiedenis en uitleg van het Oude Testament en Israëltheologie. In zijn geschriften verdedigt hij het klassieke scheppingsgeloof en een boek als ‘Oorspronkelijk’ is van grote waarde (geweest) in het debat over schepping en evolutie. Nu komt er een einde aan zijn hoogleraarschap. Dat wordt door de ETF (in samenwerking met de Gereformeerde Bond) herdacht en gevierd door middel van een inhoudelijk symposium en een afscheidsrede.

Inhoudelijk

Het symposium staat gepland op 4 juni 2025 D.V. en hoopt plaats te vinden in het gebouw van de ETF te Leuven. De titel van het symposium is ‘De verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament’. Vanaf twee uur in de middag is er inloop met koffie. Het symposium start om half drie met een woord van welkom door hoogleraar Oude Testament en vice-decaan onderzoek prof. dr. Koert van Bekkum. Vanaf kwart voor drie geeft prof. dr. Geert W. Lorein, hoogleraar Oude Testament, een lezing over ‘Ethische vragen bij het Estherboek’. Vanaf tien voor half vier voert dr. Marco Rotman, lector CHE, het woord over ‘De dood van Elia volgens de Schriften’. Rond vier uur is er een korte pauze. Vanaf kwart over vier spreekt prof. dr. Henk van den Belt, hoogleraar Systematische Theologie, over ‘Het belang van het Nieuwe Testament voor de historische betrouwbaarheid van het Oude Testament’. Vanaf tien voor vijf wordt het woord gevoerd door dr. Hans van den Herik, universitair gastdocent, over ‘De uitleg van de paradijsgeschiedenis en het Oude Nabije Oosten: Hugo Visschers opvallen de reactie op “Assen 1926”’. Ten slotte is er een panelgesprek verzorgd door docent Carin Slotboom MA en zendingspredikant en docent dr. Gerrit Vreugdenhil. Waar dit gesprek over gaat wordt uit de uitnodiging (nog) niet duidelijk, maar het zal raakvlakken hebben met het thema. Tien voor zes vindt de afsluiting plaats. Een inhoudsvol symposium.9

Vanaf zes uur kan, voor diegene die blijft voor de afscheidsrede, een maaltijd worden genuttigd. De emeritaatsviering van prof. dr. Mart-Jan Paul en de receptie wordt gehouden vanaf 19.30 uur. De afscheidslezing van dr. Paul heeft de volgende titel meegekregen: ‘De Thora van het nieuwe verbond (Jer. 31:33) en de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament’. Deze vindt plaats in de kapel van de ETF Leuven. Na afloop vindt daar ook een receptie plaats. Voor de verdediging van het klassieke scheppingsgeloof in Nederland is (het werk van) dr. Paul van grote betekenis geweest. Dr. Paul was ook een van de kartrekkers van de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’.10 Fundamentum put maandelijks uit zijn omvangrijke oeuvre. Terecht wordt er, vanwege dit vele werk, door de ETF ruim aandacht gegeven aan zijn emeritaat. 11

Kosten

Deelname aan de afscheidsrede en receptie zijn gratis. Wel wordt gevraag om daarvoor uiterlijk tot en met 28 mei 2025 D.V. aan te melden. De entree voor het symposium bedragen regulier € 30,00. ETF-alumni en GB-leden betalen € 20,00 en ETF-studenten en GB-studenten € 10,00. Mocht u gebruik willen maken van de maaltijd tussen het symposium en de afscheidslezing dan is dat mogelijk. De maaltijd kost € 35,00. De ETF nodigt u van harte uit om het symposium en de afscheidsrede bij te wonen. Aanmelden voor het symposium kan via de website van deze universiteit.12

Voetnoten

Buidelen onder Arnhem

Vriend en collega ‘Valkenoog’ – hij ziet ze heel snel vliegen – attendeerde mij begin april op de aanwezigheid van Buidelmezen in natuurgebied Lingezegen – Waterrijk-West onder Arnhem. De volgende dag, 4 april, op naar Lingezegen! Normaal zit ik niet achter allerlei aparte waarnemingen aan, maar deze moerasvogelsoort (15-30 broedparen in 2019, Sovon) wilde ik graag zien.

Op de parkeerplaats aangekomen telde ik ongeveer 40 auto’s. Allemaal vogelaars die aan het buidelen waren?! Het gebed begroette mij met het heerlijke gepingel van Baardmannen. Al gauw zag ik verder op een heuveltje een volksstam vogelaars met kijkers en tele-kanonnen. Vanaf de grondbobbel was een lisdoddeveldje goed te over zien en hier liet, zo hoorde ik, een Buidelmees zich regelmatig zien!

Natuurlijk meegekeken en mee geloerd met de tientallen vogelaars! Ik bofte! Na niet lang wachten kreeg ik een Buidelmees in de kijker. De vogel was actief op pluizige pluimen van lisdoddesigaren. Een Buidelmees hangt bij voorkeur zijn buidelvormig nest op aan een lange, overhangende wilgentak en maakt de binnenbekleding graag van lisdoddezaadpluis. Was deze vogel dan met nestbouw bezig?

Een Buidelmees is ongeveer 11cm lang. Al spottend moest ik vanaf de kijker de vogel voor de lens zien te krijgen. Geen makkelijke opgave voor de sensor gezien de vele plantenstengels. Tientallen digitale opnamen gemaakt. Zou er een scherpe tussen zitten. De foto toont een kleurrijk mannetje Buidelmees: roodbruine mantel en rug, grijze kop en kruin, en een enorm in het oog lopend zwart oogmasker! Prachtig!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2025, Buidelen onder Arnhem, Het GemeenteNieuws 24 (16): 7.

COLUMN: Archeologie op Urk

Een jaar geleden discussieerden diverse raadsleden van de gemeente Urk in een commissiedebat over het archeologiebeleid. Het grootste deel van de Urker bevolking is orthodox-protestant en gaat uit van het klassieke scheppingsgeloof. Dat houdt in dat zij de Bijbelse tijdlijn accepteren en toepassen.

Wanneer er vondsten worden beschreven die door naturalisten worden gedateerd op tien- tot honderdduizenden jaren, dan zullen veel Urkers deze dateringen afwijzen. De vondst wordt dan veelal door deze creationisten in een ander tijdskader geplaatst. Dit kwam ook ter sprake in twee commissiedebatten. De SGP, en in navolging daarvan ook diverse andere fracties, pleitte ervoor om naast het behoud van materieel erfgoed ook aandacht te geven aan het immateriële erfgoed. Dat wil zeggen dat naast de oeroude vondsten die wat vertellen over de bewoningsgeschiedenis, ook de ‘ideologische’ duiding wordt behouden. Helaas heeft het college van burgemeester en wethouders dit pleidooi niet overgenomen. De wethouder gaf aan dat het college de naturalistische jaartallen heeft verwijderd en een beschouwelijke zin heeft opgenomen in het verhaal van Urk. Die zin luidt dat de saamhorigheid van veel Urkers bestaat uit christelijke ankerpunten geworteld in het Bijbelse scheppingsverhaal. Maar dát is totaal anders dan de vroegste geschiedenis opnieuw beschrijven vanuit het perspectief van de Bijbelse chronologie. Of in de inleiding verwoorden wat het archeologische interpretatiekader (het Bijbelse perspectief) van veel Urkers is.

Slechts jaartallen verwijderen klinkt, met alle respect voor het college, enigszins naïef. Het moet intrinsiek worden. Hoe kan dit verinnerlijken? Door onderwijs te geven, het onze kinderen in te scherpen (Deut. 6:7). Door te zeggen ‘we hebben jaartallen verwijderd, het zit wel goed zo’, wordt het niet verinnerlijkt. De naturalistische chronologie, weliswaar zonder jaartallen, blijft staan en kinderen (en ouderen) raken in verwarring. De hele chronologie zal dus vanuit Bijbels perspectief moeten worden herschreven, wil je echt een goed beeld van de Urker geschiedenis krijgen. Vanaf de vroege Middeleeuwen zal die waarschijnlijk hetzelfde zijn, maar hoe zit dat met de geopperde ijstijden en steentijdvondsten in de Urker Zeeheldenwijk? Intuïtief zouden we zeggen: die dateren van ná Babel toen de volkeren zich over de aarde verspreidden. Daar valt veel voor te zeggen, maar zolang we dat niet méér gefundeerd onderbouwen en inkaderen, zal het slechts bij een intuïtie blijven. Wat een naturalist zal beschouwen als losse flodder geschoten in het luchtledige.

De Heere vraag ons: Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze (1 Petrus 3:15). Dat geldt allermeest het geestelijke leven, maar ook de plaats van het Schriftwoord in het dagelijkse leven. Als dat op Urk niet meer kan, waar in Nederland dan nog wel?

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2025, Archeologie op Urk, Om Sions Wil 2025 (8): 23. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2025

Zo voelt een dinosaurus – Een bespreking

Een baby en een dreumes willen graag dingen voelen. Voelervaringen doe je op met je zintuigen. Oei-ik-groei noemt voelen zelfs de essentie in de ontwikkeling van een baby/dreumes.1 Tegenwoordig zie je ook steeds vaker boeken met voelattributen, zoals bijvoorbeeld een getekende ijsbeer met een ‘echte’ ijsberenvacht. Er is ook een voelprentenboek met dinosauriërs. Voel zelf maar!

Het voelprentenboek heeft als titel ‘Zo voelt een dinosaurus’ en is geschreven door Émilie Malandain en Julie Mercier. Oorspronkelijk verscheen het boek in het Frans onder de titel Mes docs à toucher. Les dinosaures. Gelukkig nu ook een Nederlandse versie. Op de voorkant zien wij een Triceratops waar de romp zacht is en aan gevoeld kan worden. We zien geribbelde dino’s, een ‘gevederde’ Microraptor, een Ankylosaurus met een knots van een staart, een Stegosaurus met ruwe rugplaten en harde gladde eierschalen. Genoeg om te voelen dus.

Plaatjes

Bij de plaatjes staat een tekst die gebruikt kan worden om de dreumes voor te lezen. We lezen dat een dino schubben heeft. Dat onderzoekers niet precies weten wat voor een kleur dinosauriërs hadden omdat we alleen de botten gevonden hebben. We zien daarnaast ook de grootte van de dino’s in vergelijking met de mensen. Ze leren ook dat de jongen van de dino’s uit een ei komen. De jonge kinderen leren ook veel dinonamen: Diplodocus, Seismosaurus, Compsognathus, Velociraptor, Microraptor, Parasaurolophus, Iguanodon, Tyrannosaurus, Ankylosaurus, Stegosaurus, Triceratops, Oviraptor en Maiasaurus.

Naturalisme

Helaas gaat die tekst uit van het naturalisme. Dat begint al op de eerste bladzijde. Dinosauriërs zouden lang geleden geleefd hebben (wat klopt), toen er nog geen mensen waren (wat niet klopt vanuit creationistisch perspectief). Daarna zien we vooral feitelijk correcte zaken. Totdat we bij de Microraptor komen. Daar staat: “Met mijn grote vleugels vlieg ik van boom naar boom. Ik lijk op een dino én op een vogel.” De Microraptor is inderdaad een mozaïekvorm met kenmerken van beide groepen. Dit is geen probleem voor het scheppingsparadigma, maar de auteur heeft zo’n gevoel dat er meer mee gezegd wordt dan er staat. De schrijvers van het kinderboek volgen de standaard naturalistische theorie dat dino’s uitgestorven zijn ten gevolge van een meteorietinslag. “Daardoor kwamen er aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en een stofwolk voor de zon. Het werd koud en donker, en de dino’s gingen dood.” Wanneer deze beesten (voor het grootste gedeelte) door het zondvloedgeweld omgekomen zijn dan hebben daar zeker ook vulkaanuitbarstingen en meteorietinslagen een rol gespeeld. Dat is waarschijnlijk niet waar de schrijvers van het boek op doelen.

Conclusie

Een dinovoelboek is een goed idee voor onze jonge kinderen. Helaas gaat dit boek uit van het naturalisme, al staat er gelukkig geen vermelding van miljoenen jaren omdat dreumesen dat toch niet begrijpen. Het zou goed zijn wanneer er een creationistische variant op dit boek geschreven kan worden voor onze jongsten. Wie of welke uitgever pakt die handschoen op?

Dit artikel is in 2020 geschreven.

Joris en de dinosauriërs – Bespreking ‘Waar is de dinosaurus?’

“Joris en Cleo zien dat ze gevolgd worden door vreemde schepsels. ‘Zijn er ook dinosaurussen die kunnen vliegen, opa?’ vraagt Joris. Maar opa heeft het te druk met zijn telescoop. ‘Als daarbeneden dinosaurussen zijn,’ zegt hij vastberaden tegen zichzelf, ‘dan zal ik ze vinden!’”

Op een dag krijgt Joris een brief van zijn opa. Die vertelt hem dat hij een verrassing heeft. Even later zitten Joris, zijn opa en de hond Cleo in een luchtballon op weg naar een dinosauruseiland. Op zoek naar de laatst levende dinosauriërs. Hoe opa ook kijkt met zijn verrekijker, levende dinosauriërs ziet hij niet. Die hebben zich namelijk goed verstopt.

De kleuter wordt uitgedaagd in dit boek om verschillende soorten dinosauriërs te vinden. Want opa heeft niet goed gekeken en gevoeld. Joris vindt tanden, eieren, ontwortelde bomen, botten en de poten van sauropoden (langnekdino’s). Maar opa wuift al dit bewijsmateriaal weg. Teleurgesteld gaat opa weer naar huis. De kleuter wordt uitgedaagd om per bladzijde meerdere dino’s te vinden. De kleuter maakt door de vondsten van Joris ook kennis met het leven en het gedrag van de dino’s. Zo bestaan er dino’s met lange nekken die heel groot werden, maar ook kleine dino’s die in de tas passen. Zo bestaan er gevaarlijke dino’s met scherpe tanden, maar ook hele vriendelijk ogende dino’s. Daarnaast ziet de kleuter dat er ook vliegende reptielen bestaan hebben.

Creationisten lezen hun kleuters het liefst voor uit prentenboeken die de Bijbel als uitgangspunt hebben. Dit prentenboek is echter ook bruikbaar omdat er geen enkele referentie naar het naturalistische wereldbeeld in staat. Bij het vinden van een dinosaurustand wordt zelfs melding gemaakt van een recent uitsterven. “Ze verkennen het eiland. ‘Een dinosaurustand!’ roept Joris uit. Opa knikt. ‘Ja,’ zegt hij, ‘maar die kan hier al duizenden jaren liggen. Sorry, Joris, maar dit is geen bewijs dat ze nog steeds bestaan.’” Het is bijzonder om in een dinosaurusboek over ‘duizenden jaren’ te lezen. Wel krijgt de kleuter het idee dat er vroeger een ‘wereld van dinosauriërs’ moet zijn geweest, dit geeft een onjuist beeld van de periode vóór en/of na de zondvloed. Het zou daarom goed zijn dat christelijke uitgevers de handen in een slaan en creationistische prentenboeken uit gaan geven. Want hoe je het ook wendt of keert, onze kleuters willen meer weten over fascinerende beesten die dinosauriërs heten.

Dit artikel is in 2018 geschreven.

De arme man en de rijke Lazarus

Er is veel gebeurd de afgelopen tijd in ons gezinsleven. Afgelopen woensdag moest ik, met behulp van de ambulance, worden opgenomen in het ziekenhuis RadboudUMC (Nijmegen). Het hart sloeg op hol en ICD shocks plus extra medicijnen moesten, als middel in Gods hand, worden aangewend om ‘op de been’ te blijven. De Heere wilde deze middelen, onverdiend en ongedacht, tot hiertoe nog zegenen. Wanneer de dood in ogen wordt gekeken blijft er alleen een zucht naar Boven over. Vorige week zondag hadden we, in de Gereformeerde Gemeente, een preek over de lofzang in tijden van verdrukking en ellende. De woorden van de psalmdichter zongen mee in het hart, zondag niet beseffend dat ze déze impact zouden hebben. Maar de rest van de week wel nagalmend in het ‘hart’:

Maar de HEER zal uitkomst geven,
Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt;
‘k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
‘k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

Wachtend op een donorhart, maar wat als dit donorhart niet op tijd komt? We mogen de middelen gebruiken, maar wat als onze verwachtingen alléén daar liggen. Dan is dat arm en alles tekort (2 Koningen 1:3)! Beter is (als een) Lazarus! De betekenis van die naam is ‘God heeft geholpen‘ of ‘God helpt’. Alleen de Heere kan ons redden. Als het nu sterven was geworden? Wat dan? Ben ik/Bent u bereid voor de grote Godsontmoeting? “Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.” Vanmorgen beluisterde ondergetekende een preek van dr. C.P. de Boer (CGK) naar aanleiding van een aangrijpende en waarschuwende gelijkenis (Lukas 16). Het ging over de rijke man en de arme Lazarus. Uiteindelijk veelmeer de arme man en de rijke Lazarus. De arme man (die door zijn aardse goederen alle dag vrolijk en prachtig leefde) sloeg zijn ogen op aanwezig in de hel. Geldt dat ook ons? Of zijn we als die rijke Lazarus? Hij was arm en ellendig op aarde, máár van de engelen gedragen in Abrahams schoot (voor eeuwig bij de Heere). Dát kan alleen als we getrokken zijn/worden uit de duisternis, en overgezet zijn/worden tot dat wonderbare Licht. Buiten Jezus is géén leven, maar eeuwig zielsverderf.13Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?14 Geef daar maar antwoord op tussen de Heere en uw ziel! Vrome woorden wegen niets in het Goddelijke gericht en (alleen) lippentaal zal Hem niet behagen, het komt op het hart aan.

Voetnoten

‘Cees Dekker is een vriend, maar hij onderschat het probleem!’ – Dr. James Tour bij FOCL

Creationisten (en ID’ers) zijn niet tegen personen die theïstische evolutie propageren, maar wel tegen het theïstische evolutionisme zélf. Bekritiseren van artikelen vanuit deze stroming gaat daarom altijd op de inhoud en niet op de persoon. Zo zou het tenminste moeten zijn, de praktijk is helaas zeer weerbarstig. Ondergetekende beluisterde een interview waar dr. James Tour optrad. Hij noemde de Nederlandse theïstische evolutionist dr. Cees Dekker een vriend, maar gaf inhoudelijk aan dat zijn vriend het probleem van het ontstaan van leven onderschat.15

Inleiding

Dr. James Tour werd geïnterviewd door Forum of Christian Leaders (dr. Peter Imming en dr. Alexander Fink) over zijn academische achtergrond.16 Momenteel houdt dr. James Tour zich veel bezig met de kwestie van het ontstaan van leven. Een groot deel van het interview gaat hierover. Tour ziet deze kwestie als een groot onopgelost (mogelijk zelfs fataal) probleem voor naturalistische evolutie. Vorig jaar daagde hij diverse OoL-wetenschappers uit om binnen zestig dagen ‘bewijs’ te leveren dat leven uit niet-leven ontstaan is. Helaas bleef het stil.17 In dit artikel wordt voorbijgegaan aan deze kwestie, mocht de lezer hier niet bekend mee zijn dan wordt aangeraden het hele interview te beluisteren. Wellicht herinnert de lezer zich een debat met een YouTuber, waarin Tour zich nogal schreeuwerig gedroeg, en heeft de lezer daarom Tour afgeserveerd. Dit interview laat zien dat we daar terug van kunnen komen, want dat doet de geleerde zelf ook: dat had hij niet (zo) moeten doen. In het vervolg wil Tour zich in gespreksvorm richten op chemici die ervoor gestudeerd hebben, en niet elke nitwit op YouTube bestrijden. Als men er geen verstand van heeft, zal het debat sneller ontsporen. We moeten bovendien, zoals dr. Fink zegt, een meer ‘Christ-like’ karakter in discussies laten zien en niet op elke gedachte bruut inhakken. Dat geldt als uitdaging voor alle partijen die in debat gaan over dit onderwerp.

EVOLF-project

Dr. James Tour kreeg ook een vraag over het Nederlandse EVOLF en soortgelijke Europese initiatieven (rond de 45e minuut).18 Dr. Imming, de vraagsteller, verwijst naar het streven van het Max Plank Institut om een simpele synthetische cel te realiseren rond 2028. Volgens Tour heeft deze synthetische cel, als het hen lukt, weinig overeenkomst met onze levende cel. Zelfs de meest simpele cel heeft minimaal 15 verschillende componenten, die onderling op elkaar aangewezen zijn. Wat de wetenschappers op dit moment maximaal zullen bereiken is simpel slijm die zich kan delen (bekend als het Marangoni-effect). Dit Marangoni-effect veroorzaakt een beweging van vloeistof vanwege verschillen in oppervlaktespanning, veroorzaakt door temperatuur- of concentratieverschillen. Als de verschillen te groot worden, ontstaat er een scheiding van vloeistoffen in twee componenten. Dat is geen celdeling, maar puur een thermodynamisch effect. Tour laat in het interview zien dat er heel wat meer nodig is om een cel te hebben, dan een simpele klodder slijm dat zich door thermodynamische effecten deelt. Als het maken van dergelijk leven in een laboratorium niet lukt, laat staan dat het dan op de hypothetische vroege aarde gelukt is, waar schadelijke gassen de ontwikkeling van zo’n cel onmogelijk maakt. Je kunt er tientallen miljoenen in stoppen, maar het blijft een probleem. “Cees Dekker is een vriend, hij is geen vijand, hij is een vriend. Ik wens hem veel geluk, maar ik meen dat hij de omvang van het probleem onderschat.” Dat komt volgens Tour omdat hij een uitstekende fysicus is, maar geen chemicus. Dat bedoelt de Amerikaanse chemicus niet uit de hoogte. Immers weet dr. Dekker over de fysica zoveel meer dan dr. Tour. Maar als het gaat om het samenvoegen van moleculen dan zou Tour niet weten waar te beginnen. Als dergelijke zaken met behulp van een computer (AI) gedaan wordt dan zal dat niet werken. Volgens Tour is dat niet eerlijk (fair), maar moet er echt (dus in real-life) wat gemaakt worden.

Dr. James Tour is niet de enige geleerde die meent dat het EVOLF-project de zaken onderschat. Dr. Jan-Hermen Dannenberg is sceptisch op de aanpak en de slagingskans van het team.19 Dr. Peter Borger meent dat het nabootsen van leven (zoals dit zich manifesteert in de levende cel) op dit moment zeker nog niet gaat lukken. We weten daarvoor (nog) veel te weinig!20 We menen dat het team van prof. Dekker nieuwe inzichten op zal doen en zal beschrijven, maar dat prof. Dekker en zijn team het probleem van het ontstaan (en maken) van leven onderschatten, zodat dit uiteindelijk (op dit moment) niet zal lukken. Als het op deze wijze wel lukt is dat uiteraard een indicatie voor Intelligent Design, het zorgt namelijk voor een door intelligentie gecontroleerd ontstaan. Hiermee is een ‘uit zichzelf’ ontstaan van leven verre van aangetoond.

Met dank aan Eddy Maatkamp die ons erop wees dat er een Nederlands project genoemd werd in dit interview.

Voetnoten