Home » Slavernij
Categoriearchief: Slavernij
Slavernij in de Bijbel: een excuus voor het tot slaaf maken van zwarten?
In mijn jonge jaren heb ik in Amerika diverse creationistische conferenties meegemaakt. Daar heb ik prachtige lezingen gehoord, maar ook bijzonder vreemde toespraken. Ik herinner me een medicus die wilde bewijzen dat de zonde gekoppeld was aan een bepaald chromosoom, en omdat Jezus wel een aardse moeder, maar geen aardse vader had, kreeg Hij niet dat zonde-chromosoom mee – vandaar zijn zondeloosheid. Ik (als geneticus) wreef mijn ogen uit over deze nonsens.
Maar een andere toespraak was nog doller. Hier was een spreker die wilde bewijzen dat zwarte mensen inferieure mensen waren – indien zij al ‘mensen’ in bijbelse zin waren – en dat witte mensen zich niet met hen moesten vermengen. Impliciet bood de spreker daarmee een zekere rechtvaardiging van de Amerikaanse slavernij (zij het niet voor de wreedheid ervan). Eerlijk gezegd heeft dat soort toespraken mijn vertrouwen in het klassieke Amerikaanse creationisme destijds behoorlijk aangetast; wat liepen daar voor malloten rond!?
Ik realiseerde me dat die tweede toespraak precies van het soort was waarmee sommige christenen vroeger het tot slaaf maken van zwarte mensen hebben geprobeerd te rechtvaardigen. Daarbij voerde men met name twee ‘bijbelse’ argumenten aan. Het ene argument was dat noch het Oude, noch het Nieuwe Testament ernaar streefde de slavernij als zodanig uit te bannen. Men zag niet in dat dit nog geen rechtvaardiging van de slavernij betekende. Men zag namelijk niet dat God er allereerst op uit is de slaven zélf te veranderen, en ook hun meesters geestelijk te vernieuwen (vgl. Ef. 6:9; Kol. 4:1); dan zou de slavernij als maatschappelijk instituut op de lange duur vanzelf wel verdwijnen. Zo is het in de gekerstende Romeinse wereld inderdaad gegaan.
Het tweede ‘bijbelse’ argument betrof de vervloeking van Kanaän, de zoon van Cham, in Genesis 9:25. De eerste fout die men maakte is dat men die vervloeking stilzwijgend van Kanaän overhevelde op vader Cham, zodat alle Chamieten als vervloekt werden beschouwd. En de tweede fout die men maakte was Cham tot stamvader van met name de zwarte volken te maken. Ergo: de zwarte volken waren door God vervloekt. In allerlei oudere bijbelverklaringen (Matthew Henry, Keil & Delitzsch) wordt deze verklaring als vanzelfsprekend overgenomen, ook al veroordeelden de oudere uitleggers de slavernij wel. Ook in de tijd van de apartheid in Zuid-Afrika was de hier genoemde verklaring van Genesis 9 nog heel gewoon. En een bijbelleraar als Isaäc da Costa zat in zijn jonge jaren ook op deze lijn: in zijn Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823) verwierp hij de voorgestelde afschaffing van de slavernij, omdat hij die afschaffing als modernistische nieuwlichterij beschouwde. (Later nam Da Costa overigens een genuanceerder standpunt in.)
Een enorm principieel verschil tussen slavernij zoals die ook onder het volk Israël voorkwam, en de slavernij van zwarten – tot in de negentiende eeuw aan toe – was dat deze laatste racistisch was: zwarten mochten tot slaven gemaakt worden omdat zij vervloekte zwarten waren. In de Bijbel is de slavernij nooit racistisch; een verarmde Israëliet kon zelfs zichzelf als slaaf verkopen (Ex. 21), en krijgsgevangenen (vijanden van Gods volk) konden tot slaaf gemaakt worden (Deut. 21). Maar racistische slavernij – het tot slaaf maken van bepaalde mensen omdat zij bepaalde raciale kenmerken vertoonden – kwam in Israël niet voor. Wél bij de Egyptenaren: de Israëlieten werden tot slaven gemaakt omdat zij Israëlieten waren. Daarom stortte God zijn plagen uit over deze door en door racistische slavernij.
De katholieken én protestanten die, op vaak wrede wijze, in Afrika slaven buitmaakten om die in de Nieuwe Wereld als slaven te verkopen, verdienden diezelfde plagen. Stel je voor: met name de Hollanders waren goed in het transport van zulke slaven: bovendeks deden zij hun Schriftlezingen en zongen zij hun Psalmen, terwijl zij in het ruim van hun schip achthonderd geroofde zwarte gevangenen vervoerden, en dat ook nog eens in de wetenschap dat een kwart van hen onderweg zou bezwijken. Deze praktijk goed te praten met een beroep op de slavernij in de Bijbel getuigde van grote onwetendheid of morbide zelfbedrog.
Er waren enkele predikanten in de Nadere Reformatie die de slavernij veroordeelden; Bernardus Smytegelt († 1739) bijvoorbeeld. Maar er waren er ook die de slavernij goed praatten; Godefridus Udemans († 1649) bijvoorbeeld.1 Ik ken van vóór 1800 geen enkele Nederlandse religieuze stroming die in dit opzicht geheel en al vrijgepleit kan worden. Onze voorouders waren collectief schuldig aan de vreselijke slavernijpraktijken.
Naast het genoemde principiële verschil (racistische en niet-racistische slavernij) waren er ook grote praktische verschillen. In de kerken waar nog elke zondag de Tien Geboden worden voorgelezen, kan men het elke zondag horen. Eerst in het vierde gebod: op de sabbatdag mag niemand werk verrichten, ook je dienstknecht en je dienstmaagd niet. Oftewel: ook je slaaf en je slavin niet (zie hetzelfde woord ‘slaaf/slavin’ in bijv. Gen. 12:16; 20:14; 32:5; 39:17,19). En in het tiende gebod: ‘Je moet niet de dienstknecht of de dienstmaagd van je naaste begeren’. Oftewel: ‘de slaaf of de slavin van je naaste’.
Zolang de Torah bestaat, zal het gezegd blijven worden: gun je slaven hun wekelijkse rust en blijf van de slaven van je naaste af! Het fenomeen ‘slaaf’ bestond nu eenmaal – maar wees dan op z’n minst goed voor je slaaf. Bovendien zegt het achtste gebod: ‘Je moet niet stelen’, en dat gaat óók over het stelen van mensen (Deut. 24:7). Hadden al die witte slavenhandelaars uit vroeger eeuwen dát maar eens bedacht: ‘Hij die een man steelt en hem verkoopt, moet zeker ter dood gebracht worden’ (Ex. 21:16). Laten we het na honderdvijftig jaar maar eens gewoon mogen zeggen: onze voorouders die dik geld verdienden aan de zwarte slavenhandel, hebben – volgens de Wet van Mozes – stuk voor stuk de doodstraf verdiend.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Zet thema slavernij niet in om Bijbelse richtlijnen te negeren
Het onderwerp slavernij kunnen we niet zomaar gebruiken als breekijzer om bij andere onderwerpen Bijbelse voorschriften terzijde te schuiven. Die vragen een eigen benadering, in onderworpenheid aan de Schrift.
De laatste jaren krijgt de hermeneutiek een sleutelpositie in de toepassing van Bijbelgedeelten. Die wetenschap bepaalt wat wel en wat niet voor ons van toepassing is. Daarbij wordt vaak onze houding tegenover slavernij aangehaald. Omdat wij nu anders dan vroeger met slavernij omgaan, zou het ook geoorloofd zijn om af te wijken van Paulus’ voorschriften over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Dr. Sam Janse verdedigde op deze manier de benaderingen in de ”Wetenschapsbijbel” (RD 25-11).
Ruim twintig jaar geleden publiceerde William J. Webb het boek ”Slaves, Women and Homosexuals: Exploring the Hermeneutics of Cultural Analysis”. Hij bepleit daarin de bovengenoemde benadering en trekt de lijnen ook door naar een bepaalde aanvaarding van homoseksualiteit.
In dit artikel richt ik mij op slavernij zoals de Bijbel die beschrijft en zoals die in de afgelopen eeuwen in praktijk gebracht is. Aan het eind kom ik terug op het hermeneutische beroep op de slavernij.
Goedgepraat
Op 1 juli 1863, bijna 160 jaar geleden, is de slavernij in Nederland afgeschaft. Dat ging niet gemakkelijk, want velen vonden de zogenoemde negers minderwaardige mensen. Diverse plantagehouders in Suriname verzetten zich tegen de verkondiging van het Evangelie aan hen: „Laten wij de bekering preken aan diegenen die met ons één vel (huidkleur) zijn, en niet aan de zwarte en rode Chamskinderen, die toch vervloekt zijn.” Met uit het verband gerukte Bijbelteksten werden veel zaken goedgepraat.
In Afrika, voor de kust van Ghana, ligt het fort Elmina. Boven in het fort bevindt zich nog de kerkzaal. Twee verdiepingen lager zaten de slaven, als beesten opeengepakt in de kelders. Boven de deur staat een Bijbeltekst in het Nederlands: „Zion is des Heeren ruste, dit is syn woonplaetse in eeuwigheyd” (Psalm 132:13-14).
Hier is gepreekt en gezongen. Maar onder de kerkzaal, in een ruimte van slechts tien bij vijf meter, zaten honderdvijftig slaven opgehoopt! Van de slaven overleefde 10 procent het niet. Iedere dag werden de dode slaven in de zee gegooid. Tijdens de reizen per schip kwam nog eens 20 procent van de slaven om het leven.
Nederland heeft ruim een half miljoen slaven verscheept, vooral uit Afrika naar Amerika, met name naar Suriname. Als klein land waren we verantwoordelijk voor 5 procent van de wereldhandel in slaven. Het is goed dat de Nederlandse regering in onze tijd het leed van de slavernij erkent.
Barmhartigheid
In de afgelopen eeuwen van de westerse geschiedenis is Cham vaak gezien als de stamvader van de bevolking van Afrika. Hierin is een rechtvaardiging van de slavernij en van de discriminatie van de donkere rassen gezocht. De westerlingen mochten actief helpen met de vervulling van Noachs vervloeking (Genesis 9).
We moeten echter beseffen dat niet Cham vervloekt werd, maar zijn zoon Kanaän. Dit was voor Israël van belang bij de intocht in het land Kanaän, genoemd naar deze zoon van Cham (zie de grenzen in Genesis 10). De bewering dat de zwarte huidskleur een gevolg is van de vloek op Cham en zijn nakomelingen is nergens in de Bijbel te vinden. De nakomelingen van Kanaän waren waarschijnlijk middelbruin, zoals blijkt uit afbeeldingen. Ze waren niet donkerder van kleur dan de Israëlieten of de Filistijnen. Ook blijkt uit het overzicht van volken in Genesis 10 dat de afstammingslijnen niet samenvallen met huidskleuren.
In de tijd van het Oude Testament konden overwonnen vijanden tot slaven gemaakt worden. Zelfs bij deze vorm van slavernij was het voor Israël belangrijk om barmhartig te zijn. Wanneer een Israëliet met een slavin wilde trouwen, kreeg ze een maand lang de gelegenheid om te rouwen over haar vroegere situatie. De man mocht haar in geen geval voor geld verkopen en moest haar eventueel in vrijheid laten gaan (Deuteronomium 21). Het was ook mogelijk dat slaven voor geld gekocht werden.
Ook in die situatie werden de Israëlieten opgeroepen tot barmhartigheid. Bepaalde wetten, zoals de sabbatsrust, waren ook van toepassing op de slaven.
Het Oude Testament noemt ook de mogelijkheid van schuldslavernij. Als een Israëliet verarmd raakte, kon hij zich verkopen aan een volksgenoot. In dat geval was er een dienstverband van zes jaar, gevolgd door een vrijlating in het zevende jaar. Mozes schrijft voor dat de eigenaar aan de vrijgelaten schuldslaaf royale geschenken moet meegeven. Dat gebeurt tegen de achtergrond van Israëls verlossing uit de slavernij van Egypte. In plaats van weg te gaan, is het ook mogelijk dat de schuldslaaf liever bij zijn meester blijft, ongetwijfeld vanwege de goede behandeling (Deuteronomium 15).
Het is onmogelijk hier in te gaan op de vele Bijbelgedeelten over slavernij van buitenlanders en van Israëlieten, maar het valt op dat er steeds sprake is van bescherming van de slaven. Wanneer een eigenaar zijn slaaf of slavin verwondt, zodat deze een oog of een tand kwijtraakt, moet hij daarna de slaaf of slavin vrij laten gaan (Exodus 21).
Het verschil met de behandeling van slaven in ons eigen koloniale verleden is groot. We weten van roofexpedities om slaven te vinden. Gezinnen werden uit elkaar gerukt en velen stierven tijdens de tochten. Eenmaal in dienst van een plantagehandelaar werden velen mishandeld. Tegen die achtergrond is het te begrijpen dat mensen bezwaar gingen maken. William Wilberforce heeft als christen een belangrijke rol vervuld in de afschaffing van de slavernij.
Boeiend om te lezen is dat ds. G.C. Udemans al in 1638 bepleitte dat slaven in het zevende jaar vrijgelaten werden, net als in Israël gebeurde. Hij bepleitte ook het geven van catechisatie aan slaven. Hij zag hen dus als medeschepselen.
Richtlijnen
Tot slot een opmerking over hermeneutiek. Inderdaad gaan wij nu anders om met slavernij dan in de tijd van de Bijbel. In de koloniale tijd zijn Bijbelteksten verkeerd uitgelegd en ook misbruikt om de onmenselijke behandeling van slaven te rechtvaardigen. Het lijkt mij dat vooral de misstanden de roep om afschaffing van de slavernij hebben bevorderd.
De Bijbel beschrijft bij slavernij de bestaande verhoudingen en geeft richtlijnen hoe daarmee om te gaan. Voor ons betekent een goede hermeneutiek ook dat we het verschil in benaderingen van slavernij in de geschiedenis voor ogen houden. Dan kunnen we niet zomaar dit onderwerp gebruiken als een breekijzer om bij andere onderwerpen Bijbelse voorschriften terzijde te schuiven. Die onderwerpen vragen een eigen benadering, in onderworpenheid aan de Schrift. Daarbij is veel wijsheid nodig om de verbinding te maken tussen Gods geopenbaarde wil en de cultuur waarin wij leven.
Red.: Zie ook hier de bijdrage van dr. Wim Fieret over slavernij.
Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Paul, M.J., 2022, Zet thema slavernij niet in om Bijbelse richtlijnen te negeren, Reformatorisch Dagblad 52 (216): 22-23 (artikel).