Home » Gastbijdrage » Kerk en slavernij? (10) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Kerk en slavernij? (10) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In deze artikelenserie wordt nu nog een bijdrage gewijd aan het boek van de Amerikaanse assistent-professor D.L. Noorlander ‘Toorn van de hemel’.1 Dat wordt gedaan omdat dit boek als een belangrijk boek over de WIC (West-Indische Compagnie) wordt gezien. Uit dit boek worden enkele punten genoemd.

Boek ‘Toorn van de hemel’

In het bestek van deze bijdragen kunnen slechts enkele opvallende zaken worden aangestipt. Zo spreekt Noorlander van de synode van Wesel (1568). Hij blijkt de Nederlandse literatuur daarover niet te kennen en zelfs het boek van J. Spohnholz, hoogleraar geschiedenis aan de Washington State University, niet.2

De kerkelijke zaken van de WIC vielen onder de classes Walcheren en Amsterdam, behorend tot verschillende gewestelijke kerken. Er was wel contact tussen de classes. Predikanten, ziekentroosters en schoolmeester waren in dienst van de WIC. In totaal waren er 120 predikanten en 240 ziekentroosters en schoolmeesters werkzaam voor de WIC van 1621 tot 1674. Van die predikanten waren er ook die Frans en Engels spraken.

De WIC-directeuren waren gereformeerd en propageerden die godsdienst, overigens net zoals door de Portugezen de roomse religie werd verbreid. De WIC bedreef zo ook formeel zending, maar de predikanten voerden die uit. De WIC heeft wel eens geld aan een Zeeuwse classis gegeven.3 Niet werd vermeld welke classis en waar dat voor was. Geld werd bijvoorbeeld door WIC-directeuren bijna altijd aan de diaconie geschonken ten behoeve van de armenzorg in de Nederlanden. Er was nog lang geen algemene bijstandswet. De kerken dienden hun behoeftigen te onderhouden. Slechts een klein deel van het geschonken geld kan uit de slavenhandel afkomstig zijn omdat het meeste aan andere handel werd verdiend. De WIC financierde verder onderwijs. Ook werd aan training van toekomstige predikanten gedaan. Het was moeilijk om predikanten voor de WIC te werven, omdat er in de Nederlanden een tekort was.

De reguliere kerk kon niet functioneren in oorlogsgebieden of bezette koloniën. Op schepen waren meestal ziekentroosters aanwezig. Er werd gebeden en er werden psalmen gezongen. De roomsen, bijvoorbeeld Portugezen, waren de vijand, God was met de WIC. Vroomheid en militaire waarden gingen samen.

In WIC-forten en -vestigingen was er de publieke eredienst. Het leven was hard, er was veel ziekte en dood. De bevolking van de vestigingen en forten bestond uit zeelieden en soldaten, ruw volk dus. Die vestigden zich niet en oefenden bijvoorbeeld ook geen boerenbedrijf uit.

In Nieuw Nederland, in Noord-Amerika, waren Hollandse wetten ook voor de kerken. De combinatie zeelieden en permanente bevolking was niet altijd vredig. De predikanten hadden het moeilijk, zij moesten meestal alleen werken. De zending was niet erg succesvol, de indianen, oorspronkelijke bewoners, hadden geen interesse. Slaven zagen wel voordeel in het christendom.

Noorlander noemt slechts de Nederlandse predikant J. Hondius (1629-1691) als tegenstander van de slavernij als de uitzondering die de regel bevestigt. Noorlander heeft G. Voetius (1589-1676) met zijn catechismus over het hoofd gezien. Ook is hij zich niet bewust van de maatschappelijke verhoudingen in de Nederlanden.

Er waren ook geestelijken in Brazilië die zich met mijnbouw bezighielden. Verder waren er veel misstanden. Mannen en vrouwen leefden samen zonder te zijn gehuwd. Niet iedereen in een kolonie was gereformeerd. Er was ook onenigheid tussen classis en WIC: bijvoorbeeld scheiden van religieuze plichten en belangen van investeerders, ‘slechte predikant of slechte bestuurder’, conflicten over traktement en andere predikantskosten, weduwenpensioenen, preken en dopen door ziekentroosters. Noorlander ziet door de gereformeerde religie het bijgeloof, bijvoorbeeld in heksen, afnemen. Hij ziet ook veel invloed van predikanten uit de Zuidelijke Nederlanden. Noorlander kon weinig godsdienstige zaken uit brieven van WIC-medewerkers afleiden.

Afsluiting

Noorlander biedt veel informatie over het leven aan boord van een WIC-schip en in vestigingen en forten. De WIC dreef handel tussen Afrika en Amerika. De relatief weinige predikanten stonden alleen en hadden het moeilijk tussen het ruwe volk. De zending was weinig succesvol.

Dat vermogende personen geld aan de diaconie schonken was een gebruikelijk verschijnsel. Een klein deel van het geld kan uit slavenhandel zijn verkregen. Uit het werk van Noorlander blijkt de scheiding van bestuur en beheer. Er wordt niets gemeld over kerkvoogdelijk geld. Over slavernij wordt ook weinig gesproken en zeker niet over kerkelijke betrokkenheid.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

  1. D.L. Noorlander, Heaven’s wrath. The protestant reformation and the Dutch West India Company in the Atlantic world, Leiden, 2019.
  2. J. Spohnholz, The Convent of Wesel. The event that never was and the invention of tradition, Cambridge, 2017.
  3. Er waren vier classes in Zeeland. Zie W.A. Bachiene, Kerkelyke geographie der Vereenigde Nederlanden, derde stuk, Amsterdam, 1770, p. 1 e.v.