Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.
Inleiding
In deze artikelenserie is aandacht geschonken aan werk en project van A. Merz, G. Harinck, R. M. Allen, M. Stoutjesdijk. Zie hiervoor de referentie.1 Bij de eerste drie gaat het om hoogleraren, de laatste is wetenschappelijk medewerker. In voorgaande afleveringen is aangetoond dat genoemde hoog- en zeergeleerde personen, hoewel in hun eigen vakgebied deskundig, beperkingen kennen in de kerk- en staatsgeschiedenis gerelateerd aan slavernij. Zij citeren met instemming het werk van de Amerikaanse assistent-hoogleraar D. L. Noorlander, gezien zijn naam met Nederlandse wortels.2 Het is dus met grote belangstelling en nieuwsgierigheid dat genoemd werk, ”Toorn van de hemel”, ter hand wordt genomen. Het boek van Noorlander is de handelsuitgave van zijn proefschrift, bewerkt aan de Georgetown University Washington DC. Noorlander is nu assistent-professor geschiedenis aan de State University of New York at Oneonta.
Uit de introductie van het werk van D.L. Noorlander
De West-Indische Compagnie (WIC) wordt verlengstuk van de staat genoemd. Helaas wordt over de verhouding kerk-staat gezwegen. Een dergelijke compagnie wordt participant in de zending genoemd. Dat is te veel gezegd. De directeuren van de WIC waren gereformeerd. Die godsdienst werd dus gepraktiseerd. Zending werd bedreven door predikanten en andere ambtsdragers.
Gesproken wordt over de verhouding kerk-compagnie. Helaas zegt Noorlander niet wat hij onder kerk verstaat. Het lijkt bij Noorlander te gaan om de totale kerk. Die kerk en niet alleen de geestelijkheid zou een inschikkelijke visie hebben op economische ontwikkeling. Noorlander zegt: “De afhankelijkheid van de geestelijkheid van de compagnieën met gezamenlijke aandelen – zoals de WIC – en de stem en invloed van de koopman in de kerk droeg bij tot een opmerkelijk flexibele, inschikkelijke houding ten opzichte van handel en seculiere zaken in het algemeen. Nederlandse calvinisten, zowel leken als geestelijken, konden Gods hand overal zien en elke respectabele activiteit als vroom uitleggen.”
In Nederland was de predikant veelal voor zijn benoeming en zijn traktement van de overheid afhankelijk. Ook op de benoeming van andere ambtsdragers had de overheid invloed evenals op een ambtelijke vergadering als de kerkenraad. Anders dan Noorlander beweert, had de koopman in de kerk geen invloed. De kerk, namelijk de gereformeerde kerk, heeft zich nimmer uitgesproken over handel en seculiere zaken. Die konden niet op de agenda staan, want daarop stonden slechts kerkelijke zaken. Dat de Nederlandse calvinisten alles vroom uitlegden, is zo ver bezijden de waarheid.
Noorlander wijst de scheiding van bestuur en beheer, die reeds vanaf de middeleeuwen bestond, af. In de Nederlandse gereformeerde kerkordeningen is niets over het beheer van goederen en gelden te vinden. De kerkvoogden werden door de overheid benoemd, de kerkenraad had daarin geen zeggen.
Twee opmerkingen
In het navolgende worden twee opmerkingen gemaakt over zaken die in Nederland in kerken ontstaan uit afscheiding in 1834 en doleantie in 1888 vrijwel geheel onbekend zijn. Veel kerken in Amerika zijn beïnvloed vanuit genoemde Nederlandse kerken.
Het eerste punt is de scheiding van bestuur en beheer. In de kerkorden van de Nederlandse gereformeerde kerken is niets te vinden over het beheer van kerkelijke goederen. Het gaat in die kerkorden om de kerkregering door de kerkenraad van de plaatselijke kerk en van het kerkverband door de meerdere vergaderingen. De overheid liet het beheer van de kerkelijke goederen in stand, zoals het voor de reformatie was. Voor de reformatie was er toezicht op het beheer door de overheid en de roomse kerk. Die laatste viel weg zodat slechts het overheidstoezicht overbleef. Voor het beheer gold ook vaak het patronaatrecht. De houder van dat recht, bijvoorbeeld een adellijk persoon, mocht het beheer regelen. Dat patronaatrecht verviel in 1922. Het beheer buiten de Nederlandse Hervormde Kerk bleef vrij tot 2003.3
De slogan uit de tijd van de doleantie “terug naar de nimmer afgeschafte Dordtse kerkorde” heeft zijn duizenden verslagen. Ook in Amerika wordt gedacht dat de Dordtse kerkorde 1619 voor geheel de Nederlanden gold. Het volgende punt valt eveneens aan een Amerikaan bijna niet uit te leggen. Volgens de Unie van Utrecht (1579) was de godsdienst een zaak van de gewesten. De Dordtse kerkorde (1619) is in geen gewest als zodanig aangenomen. Friesland, Groningen, het landschap Drenthe, en Zeeland hadden eigen kerkorden. Overijssel, Gelderland en Utrecht hebben de Dordtse kerkorde in het gewestelijke gewoonterecht ingepast. Het gewest Holland heeft de Dordtse kerkorde voorlopig goedgekeurd. Verder is het nooit gekomen.4 In Generaliteitslanden gold de Dordtse kerkorde. Die kerkorde werd ook door de WIC toegepast.
Er is ook wel eens een hoogleraar die blijkt geeft van de juiste kennis van de Nederlandse kerkgeschiedenis. Zo hield de wereldberoemde hoogleraar J.I. Israel (geb. 1946), Engels historicus maar werkzaam aan het Institute for Advanced Study in Princeton (NY) in Amerika op 8 mei 2018 een lezing in Leeuwarden. De schrijver van dit stuk vroeg hem naar de gereformeerde staatkunde van J. Althusius (1563-1638), hoogleraar rechtsgeleerdheid in Herborn en Steinfurt, stadsadvocaat van Emden. Professor Israel citeerde zowaar volstrekt juist en terecht de acta van de synode van Emden 1571. Het kan dus ook anders.
© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!
Voetnoten
- A. Merz, G. Harinck, R. M. Allen, M. Stoutjesdijk, ‘Kerk en slavernij in het Nederlandse koloniale rijk’, in: Handelingen 2023/1, p. 33-40.
- D.L. Noorlander, Heaven’s wrath. The protestant reformation and the Dutch West India Company in the Atlantic world, Leiden, 2019.
- D. de Vos, Hervormd en gereformeerd kerkrecht. Een vergelijking, Kampen, 2017, p. 676 e.v.
- F.L. Rutgers, De geldigheid van de oude kerkordeningen der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, Amsterdam, 1890, p. 75 e.v.