Home » Scheppingsparadigma » Tussen tekst en toepassing – Bestudering proefschrift predikant en theoloog dr. G.W.S. Mulder

Tussen tekst en toepassing – Bestudering proefschrift predikant en theoloog dr. G.W.S. Mulder

Op dinsdag 28 november 2023 promoveerde dr. G.W.S. (Wim) Mulder aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op een homiletisch onderwerp. Hij deed onderzoek naar ‘het tijdbetrokken element in de homiletiek van Gereformeerde Piëtisten in de Nederlanden’ en onderzocht auteurs uit het tijdvak 1600-1800.1 Een handelseditie van zijn proefschrift verscheen bij Uitgeverij Den Hertog. We bestuderen hieronder het proefschrift op voor Fundamentum relevante thema’s. Al eerder schreven we over de promotieplechtigheid naar aanleiding van een interview in het Reformatorisch Dagblad.2 Naar aanleiding van de beschuldiging door dr. Gert A. van den Brink zal het laatste woord nog niet gezegd zijn over dit proefschrift.3

Persoonlijke achtergrond

De handelseditie van het proefschrift is keurig verzorgd door Uitgeverij Den Hertog. Het kent zoals gebruikelijk een Nederlandse en Engelse samenvatting, een literatuuroverzicht en een persoonsregister. Dr. Mulder studeerde geschiedenis aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, behaalde daar zijn bachelor en studeerde met een masterscriptie theologie af aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij was docent geschiedenis, maatschappijleer en godsdienst aan de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap te Apeldoorn. Daarna volgde de weg naar de predikantenopleiding van de Gereformeerde Gemeente. In 2010 werd hij bevestigd in Zoetermer en sinds 2019 is hij verbonden aan de Gemeente van Ridderkerk.4 Mulder onderzocht de tijdbetrokkenheid in de prediking van het Gereformeerd Piëtisme. In het eerste hoofdstuk gaat Mulder in op de onderzoeksopzet en zijn werkwijze. Bovendien doet hij zowel een historische als een homiletische verkenning.

Historisch besef

Het proefschrift start met een citaat van Guilielmus Amesius (1576-1633). Volgens Amesius moet de prediking gericht zijn op de hoorders in hun situatie. Daarmee zitten we midden in het promotieonderzoek van dr. Mulder. In het eerste hoofdstuk laat de theoloog zien dat hij voortbouwt op eerder verschenen homiletisch onderzoek. Het tijdvak begint rond 1600, toen een belangrijke synode (die van 1618-1619) de kaders bepaalde van het kerkelijke leven en loopt tot 1800 toen ten tijde van de Bataafse tijd, de republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ten einde kwam. Er wordt door Mulder gefocust op individuen van de zogenoemde ‘Nadere Reformatie’. “Daarbij denken we aan de mens in zijn persoonlijk-geestelijke alsook in zijn algemeen-culturele situatie. De mens staat immers persoonlijk tegenover God en is tevens geplaatst in relatie tot zijn naasten en omgeving.” In dit citaat wordt de kern van de prediking verwoord en Mulder onderzoekt hoe dit gestalte kreeg onder de Gereformeerde Piëtisten. Deze combinatie kreeg vaak gestalte in de toepassing van de preek. In voetnoot 4 geeft Mulder in navolging van Paul Ricoeur aan dat het doel van alle hermeneutiek is om ‘te vechten tegen de culturele afstand en de historische vervreemding’. Volgens Ricouer wordt ‘het vreemde en eigenaardige van het evangelie (…) niet automatisch onder het vloerkleed geveegd zodra we stem geven aan de wereld van de ziel in een seculier denkklimaat’. Het zal eerder ‘eerder oplichten in zijn eigen waarde en kracht’.5 De predikant geeft aan dat het woord ‘contextualiseren’ niet goed helpt om bronnen uit het gekozen tijdvak te bestuderen.6In het huidige hermeneutisch-homiletisch onderzoek’ wordt ‘de aandacht gevestigd op de betekenis van de tekst in relatie tot de hoorder en zijn context’. “Daarbij wordt ook de betekenis die de hoorder aan de tekst verleent gehonoreerd. ‘Contextualiseren’ maakt dus de betekenis of althans de duiding van de tekst open naar de kant van de hoorder.” Men kende deze moderne gedachte niet zo in het bestudeerde tijdvak. Immers: “Het veronderstelt dat men reflecteert op de eigen tijd en zich van haar karakteristieken bewust is in onderscheid tot die in het verleden. Dergelijke waardering van de tijd is vooral na de Franse Revolutie ontwikkeld; in het hier te onderzoeken tijdvak kende men dat zo niet.7 Historische personen kunnen we, in navolging van historicus Quentin Skinner, nooit volledig begrijpen. Het doel van het historische onderzoek is om er zo dicht mogelijk bij te komen, door vragen te stellen in plaats van onze hedendaagse interpretatiekaders op historische personen te projecteren.Het is echter nog steeds mogelijk om persoonlijke conclusies te trekken uit historisch onderzoek mits steeds rekenschap wordt gegeven van de historische context’. Voetnoot 9 is hierbij interessant. In navolging van Blaas wordt daar gesteld dat de vooruitgangsgedachte uit medio de 18e eeuw in het Westerse denken ‘definitief een einde’ maakte ‘aan de geschiedenis als een ‘exemplarisch’ continuüm, aan de geschiedenis als een ‘theatrum mundi’, waarbij losse (tijdloze) exempla ontleend konden worden’. “Van een exemplarisch continuüm werd geschiedenis een processueel continuüm, waarin verleden en heden wezenlijk van elkaar verschilden: geen losstaande feiten waren meer leerzaam, slechts de samenhang in de tijd, de gang der geschiedenis kon nog leren.8

Orthodoxie en Scholastiek

De onderzoeksperiode wordt door verschillende historici met de term Orthodoxie aangeduid. Deze periode wordt weer onderverdeeld in drie sub-perioden: Vroege Orthodoxie (1560-1620), Hoge Orthodoxie (1620-1700) en Late Orthodoxie (vanaf 1700). De periode wordt aangeduid als ‘het bevorderen en verdedigen van de inzet van de Reformatie’.9 Binnen de orthodoxie werkten men met ‘logische principes die zich ervoor leenden om er een geloofssysteem mee op te zetten’. De filosofie van Aristoteles was geliefd in en de betekenis van de ratio en logica nam een steeds grotere plaats in. Maar dit beeld moet toch worden bijgesteld door recent onderzoek. De orthodoxie werd niet ‘beheerst door één wetenschappelijk paradigma, zoals de Scholastiek, of door één theologisch thema zoals de predestinatie’. De middeleeuwse Scholastiek kreeg zowel tijdens de Reformatie als in de periode daarna een plaats. “De kentheoretische uitgangspunten, die gehanteerd werden in de Orthodoxie, zijn te herleiden op zowel scholastieke als humanistische invloeden die in de Reformatie aanwezig waren.10 De inzet van de orthodoxie is dat ‘niet de wetenschappelijke methode maar de inhoud van de Bijbel leidend zal zijn’. Mulder schrijft naar aanleiding van het onderzoek van dr. Pieter L. Rouwendal dat er ‘inhoudelijke continuïteit tussen de Reformatie en Orthodoxie’ was.11 In deze tijd waren er twee richtingen: de voetianen en de coccejanen. Daarom ontstaat er in het eerste hoofdstuk van het proefschrift van dr. Mulder een intermezzo met twee excursen: over Gisbertus Voetius (1589-1676) en over Johannes Coccejus (1603-1669).

Wordt vervolgd

Voetnoten

  1. Het proefschrift is hier te koop: https://www.hertog.nl/artikel/9789033132339/Tussen-tekst-en-toepassing/. Het is ook mogelijk deze digitaal te bestuderen via: https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/269843103/tussen+tekst+en+toepassing+-+dissertatie+gws+mulder+-+65376dc787918.pdf.
  2. Deze samenvatting is hier te lezen: https://oorsprong.info/moderne-hermeneutiek-tijd-waarin-we-leven-bepalend-voor-uitleg-dr-g-w-s-mulder-promoveerde-aan-de-vrije-universiteit-op-predikkunde/.
  3. Dr. Gert van den Brink noemde het proefschrift via Refoweb ‘een ernstige zaak’, ‘onwetenschappelijk’ en een ‘academicus onwaardig’. Zie: https://www.refoweb.nl/vragenrubriek/30715/bespreking-van-saldenus-in-proefschrift-ds-mulder/. Journalist Jeffrey Schipper deed daar via CVandaag nog een schepje boven op met de term ‘plagiaat’: https://cvandaag.nl/99690-van-den-brink-schrok-van-proefschrift-gergem-predikant-ernstig-en-onwetenschappelijk.
  4. Dit alles volgens de ‘Curriculum vitae’ op bladzijde 384.
  5. Verwezen wordt naar ‘Hermeneutics and the Human Sciences’ en ‘Over God gesproken’ van prof. dr. F.G. Immink. Immink heeft vorig jaar ook een positieve recensie geschreven van de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’: https://oorsprong.info/adembenemend-complex-onderzoeker-met-christelijke-levensbeschouwing-kan-wetenschap-bedrijven/.
  6. Blz. 9.
  7. Blz. 10.
  8. Mulder verwijst hier naar ‘Anachronisme en historisch besef’ van Blaas.
  9. Blz. 12-13.
  10. Blz. 13-14.
  11. Blz. 14.