‘Dinosaur, Feathers, and Creation’ – Dr. Marcus Ross voor ISBH over gevederde dinosauriërs

Recent hield ‘The International Society for Biblical Hermeneutics’ (ISBH) een online conferentie met als thema ‘Creationism Today’. Geoloog en paleontoloog dr. Marcus Ross was ook uitgenodigd en hield een lezing over de gevederde dinosauriërs, met als titel ‘Dinosaurs, Feathers, and Creation’.1 Met dank aan ISBH is deze lezing opgenomen en terug te kijken. In het Nederlandse scheppingsdebat speelt het issue van gevederde dinosauriërs ook, zij het in mindere mate. Daarom is het nuttig om deze video van dr. Marcus Ross te kijken.2

Kerk en slavernij? (16) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In deze bijdrage zal weer aandacht worden geschonken aan het boek van R. M. Allen c.s., in het bijzonder aan de bijdrage van dr. M. Stoutjesdijk ‘In openlijke strijd met den geest des Christendoms? De kerk in het Nederlandse slavernijverleden.1 Stoutjesdijk is als wetenschapper aan de PThU (Protestantse Theologische Universiteit) werkzaam en is ook onderzoeker in het NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) project over kerk en slavernij.

Enkele punten uit het boek

Steeds wordt gesproken over de Nederlandse Gereformeerde Kerk. Die kerk bestond slechts in geestelijke zin en niet als organisatie. Tot 1816 waren er evenveel Gereformeerde Kerken als gewesten. Ook in de Generaliteitslanden (Brabant, Limburg, Zeeuws-Vlaanderen) waren er gemeenten. Die waren met classes in een gewest verbonden. Dat was ook het geval voor gemeenten in het buitenland bijvoorbeeld in België. Indien in een handelsplaats van de WIC (West-Indische Compagnie) of VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) zich een gereformeerde gemeente had gevormd behoorde die tot een Nederlandse classis, vaak de Classis Amsterdam of Walcheren. De plaatselijke gemeente regeerde zichzelf volgens de kerkorde. Bij vragen of problemen kon men zich tot de classis wenden.

In de gepubliceerde classicale acta en de acta van de synode van Holland tot 1620 is niets over slavernij te vinden. In de Friese classicale acta tot 1658 en de synodale acta tot 1700 wordt slechts gerept van het vrijkopen van (Harlinger) zeelieden die in de Middellandse zee in slavernij waren geraakt.

In 1628 en 1629 noemden de Classes Amsterdam en Walcheren slavernij “niet-christelijk en ongeoorloofd”. Stoutjesdijk acht dit “rijkelijk laat”. Dit is typisch met een eenentwintigste-eeuwse bril kijken. De Classis hield zich alleen met vragen van de plaatselijke gemeenten bezig. Bovendien mochten op de agenda alleen kerkelijke zaken staan.

De gewestelijke kerken en plaatselijke gemeenten in de Nederlanden stonden onder toezicht van de overheid. Die overheid was in de koloniale gebieden de WIC of VOC, die zowel private onderneming als vertegenwoordiger van de staat waren.

“De Gereformeerde Kerk, de publiek erkende kerk van de Nederlanden, was een betrouwbare partner van die compagnieën en de overzeese autoriteiten waar het ging om de inrichting van de koloniale samenlevingen gedurende meer dan tweehonderd jaar”. Dit is volstrekt onjuist. Een gereformeerde gemeente in een handelspost stond onder het staatsgezag van WIC of VOC. Deze ondernemingen richtten de handelspost in. De Gereformeerde Kerk in de Nederlanden had daar niets mee te maken.

“De kerk leverde onder meer predikanten voor op schepen, tijdens oorlogen en in de koloniën, en sprak zich zelden of nooit uit tegen het instituut slavernij of specifieke praktijken van slavernij”. Een kandidaat diende door de classis tot het ambt te worden toegelaten. Bij een beroep diende classis dat goed te keuren. De overheid had ook toezicht op het beroepen van predikanten. Voor de genoemde situaties was de procedure hetzelfde als in de Nederlanden. Er is sterke overeenkomst met de huidige situatie bij een leger- of vlootpredikant. Een leger- of vlootpredikant is tot het ambt toegelaten en krijgt van de kerk toestemming om leger of vloot te dienen. Dat doen zij als geestelijke verzorgers. Zij dienen ook in oorlogssituaties en in legerkampementen in het buitenland. Als een predikant zich inlaat met voor leger of vloot ongewenste zaken, dan kan die predikant op het eerste vliegtuig naar Nederland worden gezet. De leger- of vlootpredikant is er voor de geestelijke zorg en dient zich niet met militaire zaken te bemoeien. De situatie toen en nu is in wezen niet verschillend. In 1816 stichtte Koning Willem I de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK). Die kerk werd uiteindelijk bestuurd vanuit het in de Franse tijd opgerichte Ministerie of Departement van Eredienst. In 1852 trok de overheid zich terug van de NHK. De koloniale kerken bleven onder koninklijk gezag.

Het beheer was in de Nederlanden gescheiden van de kerkregering. De kerkenraad had daar niets over te zeggen. Met kerkbouw had de kerkenraad dus niets te maken. Bij die kerkbouw kan van alles verkeerd zijn gegaan. Dat kan echter de plaatselijke gemeente en haar kerkenraad, laat staan de Gereformeerde Kerk of de Nederlandse Hervormde Kerk, niet worden verweten.

Afsluiting

“De kerk was van groot belang voor de ideologische legitimatie van kolonialisme en slavernij, de kerk was een belangrijke hoeder en vormgever van de koloniale samenlevingen”. Dit soort onbewezen stellingen waarin de kerk van alles de schuld krijgt, maakt duidelijk dat het om ‘woke’-onderzoek gaat. De schuld van de kerk staat bij voorbaat vast. Dat is onwetenschappelijk. Iets meer aandacht voor kerkgeschiedenis lijkt verder op een kerkelijke universiteit geen overbodige luxe. In volgende bijdragen zal op enkele algemene aspecten verder worden ingegaan.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

De Schrift als interpretatiekader

Een eerste argument om evolutiedenken serieus te nemen is de historische vergissing van mensen als Voetius en À Brakel. Zij verdedigden het geocentrische wereldbeeld waarvan wij achteraf toegeven dat zij de Schrift verkeerd interpreteerden. Deze vergissing maakt ons gevoelig voor de vraag of onze ideeën over schepping en zondeval voortkomen uit de Schrift zelf of uit aangeslibde interpretatiekaders die het verstaan van de eigenlijke boodschap in Genesis vertroebelen.

Deze vergissing leert ons ook om voorzichtig te zijn met het beroep op het gezag van de Schrift in wetenschappelijke kwesties. De Schrift is immers geen wetenschappelijk handboek en reikt geen wetenschappelijke paradigma’s aan, aangezien Gods openbaring in de Schrift bedoeld is voor ons heil. In deze bijdrage wil ik een serieuze poging doen om van binnenuit mee te luisteren naar de argumenten die worden gegeven om het evolutiedenken in een christelijk kader serieus te nemen. Vervolgens wil ik bezien hoe zich dat verhoudt tot het gezag van de Schrift.

Het niet-wetenschappelijk karakter van de Schrift pleit ervoor om de wetenschap alle ruimte te geven. Deze ruimte aan de wetenschap staat in het kader van de diepgewortelde intuïtie dat Gods algemene (of liever universele) openbaring en de bijzondere openbaring niet tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden. Hierachter zit de diepe overtuiging dat God niet dualistisch is, alsof Hij Zich in Zijn Woord anders zou openbaren dan in Zijn scheppingswerk. In het tweede artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis is deze continuïteit subtiel aangegeven door de uitdrukking dat God Zich in Zijn Woord ‘nog klaarder en volkomener’ te kennen geeft.

We zouden hierbij nog kunnen overwegen dat klassieke theologie altijd heeft onderscheiden tussen eerste en tweede oorzaken, om duidelijk te maken dat het spreken over een eerste oorzaak niet uitsluit dat we de tweede oorzaken recht doen. Dit uitgangspunt maakt het mogelijk om evolutiemechanismen als tweede oorzaken recht te doen, zonder God als eerste oorzaak te ontkennen. Het theïstisch evolutionisme is hier dan de expressie van.

Augustinus

Ook in het nadenken over de relatie wetenschap en geloof, toegespitst op het denken over de schepping, is het van belang om ons te realiseren dat we niet de eersten zijn die nadenken over het geheim van de schepping. Iemand als Augustinus geeft aanleiding om terughoudend te zijn met boude uitspraken over het ontstaan van de aarde en de kosmos. Hij ziet Genesis (later) als een beschrijving van een historisch gebeuren. Hij onderstreept wegens het theologische belang de creatio ex nihilo, maar het geheimenis van de schepping blijft voorop staan. God schiep de wereld in één moment (naar Augustinus’ interpretatie van de Vulgata), maar Hij vertelde om didactische redenen de schepping in zes dagen. Het scheppingsverslag is dan ook niet in de eerste plaats bedoeld om ons gedetailleerde informatie over het hoe van de schepping te geven, maar het is bedoeld om ons tot aanbidding van God te brengen. Bovendien wordt er wel van uitgegaan dat de kerkvader het lijden van de dieren vóór de zondeval erkende. Hij zag dit niet als een gebrek aan ‘goed’, maar hij kwalificeerde het goede als doelmatig in het grotere harmonieuze geheel, zoals ook het kwaad na de zondeval een plaats heeft in Gods goede plan. Treffend is ook dat de kerkvader ons oproept om goed thuis te zijn in de ‘wereldse wetenschap.’ Als christenen ‘op een dwaze wijze’ spreken over aardse zaken waar een ongelovige meer verstand van heeft, werpt hij een blaam op het christelijk geloof, omdat de gedachte wordt opgeroepen dat de verkeerde inzichten van de christen uit de Bijbel afkomstig zijn. Met andere woorden: als christenen vandaag niet meedoen in het evolutiedenken, plaatsen ze zichzelf buiten de werkelijkheid van alledag en maken ze de boodschap van Christus ongeloofwaardig.

In het kader van het katholieke denken kunnen we ook denken aan andere orthodoxe theologen die het evolutieproces aanvaardden als Gods scheppingsmethode. Hoewel Warfield (19e eeuw) niet overtuigd was van de macro-evolutie, rekende hij in zijn theologie wel met de evolutietheorie. In dit kader leeft de gedachte dat het jonge aarde creationisme zelf een jong verschijnsel is, dat heeft geleid tot een letterlijke interpretatie van de Bijbeltekst die nog niet eerder in de geschiedenis voorkwam.

Het historisch karakter van de Schrift

Zo zouden tal van cumulatieve deelaspecten te noemen zijn, die ons ertoe nopen om de interpretatie van het getuigenis van de eerste hoofdstukken van Genesis te laten bepalen door de stand van zaken in het wetenschappelijke bedrijf. Ik schrijf het bewust zo. In feite betekent bovengenoemde gedachtegang dat wetenschappelijke inzichten het interpretatiekader vormen voor de uitleg van de eerste hoofdstukken van Genesis in plaats van andersom. We gaan vanuit de stand van zaken in de wetenschap naar de Schrift en proberen vervolgens zoveel mogelijk klassieke noties van schepping, zonde en verlossing te handhaven.

Deze benadering is te rechtvaardigen vanuit een soort tweerijkenleer waarin de Schrift alleen gezag heeft ten aanzien van de heilsleer, maar geen gezag heeft over de werkelijkheid van het hier en het nu. De terreinen van fysica en de metafysische heilsleer moeten de hun gegeven grenzen niet overschrijden. Zoals Galilei het ooit vertolkte: ‘Het doel van de Heilige Geest is om ons te leren hoe we naar de hemel gaan, niet hoe de hemel gaat.’

Maar hier zit voor mij een crux. Juist vanwege het historisch karakter van Genesis is deze boedelscheiding niet vol te houden. In de ontstaansgeschiedenis van aarde en heelal zijn wetenschap en theologie geen gescheiden werelden, maar ontstaat er een gemeenschappelijke doorsnede waarop zowel wetenschap als Bijbelse theologie hun eigen licht laten vallen. Naar mijn besef zitten er in de Schrift weerbarstige (heils)historische pretenties die zich niet gemakkelijk laten neutraliseren. Betreffende Genesis 1 zijn er lastige vragen over de stijl van dit hoofdstuk en de relatie tussen de eerste twee verzen en het vervolg van dit hoofdstuk, maar Exodus 20:11 en 31:17 zeggen in ronde woorden dat God de hemel en de aarde in zes dagen heeft geschapen. Er kan geen misverstand zijn over de betekenis die deze woorden voor Mozes en het volk Israël hebben gehad. Is dit accommodatie of mensvormig spreken? Is dit te vergelijken met ons spreken over de zon die opkomt? Dat lijken mij gewrongen uitwegen.

Iets dergelijks geldt ook voor het verstaan van Adam en Eva. In een evolutionistisch interpretatiekader kun je niet verder komen dan dat zij wellicht vertegenwoordigers waren van een groep barbaarse hominiden die de uitnodiging kregen om met God in relatie te treden, maar dat hebben afgewezen. Leidt dit niet tot een ongeoorloofde reductie van het Bijbels getuigenis aangaande Adam en de zondeval, zeker als wij bedenken dat deze noties voor Jezus en Paulus tot de grondstructuren van de Schrift behoorden?

Hier scharniert het om de perspicuitas, de duidelijkheid van de Schrift. Nu is er misschien wel onduidelijkheid over de duidelijkheid van de Schrift, gezien de exegetische problemen en de talloze theologische stromingen die zich op de Schrift beroepen. Niettemin belijden we dat God ons niet in het onzekere laat over Zijn heilswil. Gegeven het feit dat de eerste en de laatste Adam zo inherent tot de heilsgeschiedenis behoren, moet hierover een meer dan speculatieve duidelijkheid zijn. De Geest is immers ‘geen scepticus’ (Luther).

Immanentiedenken

Over Luther gesproken: de reformator heeft in zijn situatie felle kritiek geleverd op het Aristotelische denken in de theologie. Waar ging het hem om? Hij was niet tegen het gebruik van de rede, maar er gingen rode lampen bij hem branden als de menselijke rede het laatste woord kreeg in de theologie. Deze houding ging terug op het diepe besef dat de Schepper van een andere orde is dan de schepping. Wij kunnen derhalve nooit van immanent menselijk denken tot transcendente waarheden geraken. We zijn hiervoor aangewezen op Gods openbaring extra mundi en extra historiae die ons laat zien wat geen oog heeft gezien en geen hart heeft bedacht.

De opstanding van Christus is bij uitstek een geloofsartikel dat ons uittilt boven het binnen-wereldse denken en dat een beslissend interpretatiekader is voor Schrift en geschiedenis. Als dit onmiddellijke transcendente ingrijpen van God tot het centrum van het christelijk geloof behoort, is er ook een protologie en een eschatologie ‘van boven’ voorstelbaar. Met andere woorden: als het gaat om de schepping ontkomen we niet aan het spreken over een ‘eerste oorzaak’ die onze wetenschappelijke orde transcendeert. Terecht benadrukte Augustinus daarom het mysterie van de schepping.

Wie een immanent interpretatiekader heeft, zal nooit iets opmerken van een andere orde. Een schepping uit niets, een aparte schepping van de mens in een goede relatie met God, de zonde met haar catastrofale gevolgen voor het geheel van de schepping, het effect van Gods vloek over de aarde, de catastrofe van de zondvloed met de enorme impact op de bestaande orde, de wonderen in de Schrift, de heilsfeiten en het drama van het eschaton vallen eenvoudig buiten de natuurwetenschappelijke orde. In die zin hoeft het evolutiedenken ons niet te verbazen, omdat enerzijds het methodisch naturalisme – hoe effectief ook in veel takken van wetenschap – niet kan rekenen met het supra-natuurlijke en omdat anderzijds alleen het geloof in een transcendent God daarvoor ontvankelijk maakt.

Dit impliceert dat niet Gods universele openbaring het interpretatiekader voor Gods heilsopenbaring is, maar vice versa. Bij een tegenstelling tussen Schrift en wetenschap moet niet de eerste zich verantwoorden, maar de laatste (Gunning). Aan deze positie zitten uiteraard ook genoeg haken en ogen, bijvoorbeeld van een concordistische harmonisatie van de scheppingsgegevens in de Schrift en de waarnemingen in de wetenschap. Niettemin kunnen we zeggen dat de ‘worldview’ van de Schrift zich niet laat reduceren door en tot het paradigma van het evolutiedenken. Bovendien, ‘worldview’ en oorsprong gaan het bereik van wetenschappelijk onderzoek te buiten, terwijl Gods Woord daar licht over laat schijnen.

Zo kan er vanuit de sapientia in de Schrift ook een kritische houding zijn naar de scientia (Augustinus). Als de wijsheid van de Schrift ons een barmhartige Scheppingsmiddelaar laat zien dan wringt dat met de acceptatie van zo’n wreed proces als de evolutie als scheppingsmethodiek. De aanvaarding van dit proces gaat ook verder dan Augustinus’ besef dat het kwaad vóór het kwaad van de mens uitging.

Bovendien kan het licht van de Schrift als interpretatiekader ook op een constructieve wijze bijdragen aan het doordenken van het feitenmateriaal. Zo heb ik althans Origins van A.A. Roth (Hagerstown, 1998) gelezen, waarin op een ontspannen wijze evolutiemodellen en scheppingsmodellen naast elkaar worden geplaatst en waaruit blijkt dat een catastrofaal interpretatiekader vanuit de schepping een goede duiding van geologische gegevens biedt.

Tenslotte

Kortom, ten aanzien van de historische vragen rondom schepping, zondeval en verlossing lijkt mij de centrale vraag te zijn of Gods universele openbaring het interpretatiekader voor Gods openbaring in de Schrift is of andersom. Als voorzet voor verder gesprek geef ik aan bij het laatste in te willen steken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Kontekstueel. De volledige bronvermelding luidt: Vlastuin, W. van, 2015, De Schrift als interpretatiekader, Kontekstueel 29 (3): 18-20.

RD roept rubriek ‘Wat zeg je dan?’ in het leven – Kritische vragen beantwoord – Een overzicht

Er komen veel vragen op reformatorische christenen af. Kritische vragen kunnen soms met de spreekwoordelijke mond vol tanden laten staan. Mogelijk zorgt dat ook voor persoonlijke twijfel. Het is daarom goed dat het Reformatorisch Dagblad vanaf de vorige maand de rubriek ‘Wat zeg je dan?’ in het leven heeft geroepen. Iedere week wordt er op zaterdag een vraag beantwoord die gesteld zou kunnen worden door een criticus. “In ‘Wat zeg je dan?’ worden allerhande kritische vragen die vaak van buiten de gereformeerde gezindte op christenen afkomen besproken.” Mensen worden opgeroepen kritische vragen die zij in de praktijk tegenkomen te sturen naar de opinieredactie van de krant. “De opinieredactie maakt zonder overleg een selectie uit de ingezonden vragen.” Wij moedigen het sturen en beantwoorden van kritische vragen van harte toe. We zullen op deze website niet alle vragen samenvatten, daarom hieronder alleen een verwijzing naar het artikel. Daarnaast geven we ter citatie de bron weer. Met dank aan de opinieredactie van het Reformatorisch Dagblad.

Het overzicht

  1. Is God net zo wreed als Hamas? Bron: Versluis, A., 2024, Is God net zo wreed als Hamas?, Reformatorisch Dagblad 54 (31): 31.
  2. Is Bijbeltekst wel betrouwbaar? Bron: Vries, P. de, 2024, Is Bijbeltekst wel betrouwbaar?, Reformatorisch Dagblad 54 (36): 31.
  3. Ook zonder Gods geboden kun je gelukkig zijn. Bron: Liefting, J.D., 2024, Ook zonder Gods geboden kun je gelukkig zijn, Reformatorisch Dagblad 54 (39): 31.
  4. Dat je christen bent is toch cultureel bepaald? Bron: Al-Chalabi, M.T., 2024, Dat je christen bent is toch cultureel bepaald?, Reformatorisch Dagblad 54 (44): 31.
  5. Waar zijn belijdenisgeschriften voor nodig? Bron: Hoek, P.C., 2024, Waar zijn belijdenisgeschriften voor nodig?, Reformatorisch Dagblad 54 (50): 33.
  6. Waarom bij de kerk blijven als zo veel leiders struikelen? Bron: Eikelboom, P., 2024, Waarom bij de kerk blijven als zo veel leiders struikelen?, Reformatorisch Dagblad 54 (56): 37.
  7. Is het echt afgelopen als ons aardse leven eindigt? Bron: Lagendijk-van Ginkel, A., 2024, Is het echt afgelopen als ons aardse leven eindigt?, Reformatorisch Dagblad 54 (62): 25.
  8. Gaan onenigheid en christelijk geloof samen? Bron: Kater, M.J., 2024, Gaan onenigheid en christelijk geloof samen?, Reformatorisch Dagblad 54 (68): 29.
  9. Is christelijke opvoeding indoctrinatie? Bron: Spaan-van Braak, P., 2024, Is christelijke opvoeding indoctrinatie?, Reformatorisch Dagblad 54 (74): 33.

Opname boekpresentatie ‘Gods goede orde’ (dr. M. Klaassen)

Op 23 mei 2024 vond de boekpresentatie van het boek van dr. Maarten Klaassen plaats. Het boek heeft als titel ‘Gods goede orde‘ en wordt door Bijbels Beraad M/V gezien als ‘een ethische bezinning over het lichaam en Gods bedoeling met huwelijk, gezin, seksualiteit‘. Gisteren verscheen op het YouTube-kanaal van de voornoemde organisatie de opname van deze boekpresentatie. Waardevol voor diegenen die de boekpresentatie moesten missen óf nog een keer terug willen kijken. Met dank aan Bijbels Beraad M/V delen wij de opnames hieronder.1 Meer informatie over het programma is elders op onze website te vinden (zie daarvoor de voetnoot).2

Voetnoten

Statistieken van de website oorsprong.info – Mei 2024

De maand mei van dit jaar is alweer ten einde. In deze maand was er opnieuw meer websitebezoek dan in de vorige maand. Hieronder vindt u een top-10 van de drukst bezochte dagen (in het aantal weergaven). Daaronder vindt u een top-10 van meest gelezen artikelen in de maand mei 2024. U kunt deze artikelen (nog een keer) lezen of bekijken door op de titel te klikken. (Opbouwende) kritiek op deze artikelen kan geleverd worden via de pagina ‘Hier mag u uw hart luchten’ (hier). De statistieken van de maand april zijn hier gepubliceerd.

Top-10 drukste dagen

Hieronder de top-10 van de drukste dagen deze maand voor de website oorsprong.info. We zien dat het bezoek vaak komt door een nieuw gepubliceerd artikel. Of dat een ouder artikel opnieuw in de picture komt, doordat wijzelf, een vriend of kennis deze deelt via social media of e-mail.

  1. 9 mei 2024 met 630 weergaven.
  2. 6 mei 2024 met 431 weergaven.
  3. 31 mei 2024 met 426 weergaven.
  4. 3 mei 2024 met 422 weergaven.
  5. 1 mei 2024 met 398 weergaven.
  6. 28 mei 2024 met 359 weergaven.
  7. 2 mei 2024 met 352 weergaven.
  8. 4 mei 2024 met 344 weergaven.
  9. 25 mei 2024 met 320 weergaven.
  10. 14 mei 2024 met 310 weergaven.

Top-10 meest bezochte artikelen

Hieronder de top-10 van de meest bezochte artikelen van de maand mei 2024. Er werden 176 artikelen gepubliceerd waarvan de meesten raakvlakken hadden met genealogie. Het aantal weergaven geldt alleen deze maand en het totaal aantal weergaven ‘aller tijden’ kan per artikel hoger liggen.

  1. Nieuwe uitleg inzake homoseksualiteit gaat met bijbeltekst op de loop met 476 weergaven.
  2. Rouwdienst en begrafenis Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022) met 270 weergaven.
  3. ‘De Bijbel leert klip en klaar dat God alles in zes dagen heeft geschapen’ – Wetenschapsjournalist schrijft zijn eerste brief aan bioloog én wetenschapsjournalist met 256 weergaven.
  4. Jona drie dagen levend in de vis? – Antwoord van dr. Paul op deze vraag met 182 weergaven.
  5. Biologie zegt veel over mannen en vrouwen met 174 weergaven.
  6. Briefwisseling tussen dr. René Fransen en ir. Bart van den Dikkenberg over theïstische evolutie – Een overzicht met 142 weergaven.
  7. Predikant en theoloog drs. C.J. Meeuse promoveert op 28 juni 2024 D.V. aan de Theologische Universiteit Apeldoorn met 139 weergaven.
  8. ‘Van den Dikkenberg laat duidelijk zien op welke punten theïstische evolutie in strijd is met de Bijbel’ – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’ met 122 weergaven.
  9. Vrijmoedige Studentenpartij voor academische vrijheid – Andere visie op de evolutietheorie weggelachen tijdens VU-college met 107 weergaven.
  10. Boekpresentatie nieuwe boek van dr. Maarten Klaassen op donderdag 23 mei 2024 D.V. en ‘Het Evangelie zonder kleine lettertjes’, ‘Dordt zoals je Dordt niet kende’ en ‘Hyperdordt’ – Een overzicht met 104 weergaven.

Huwelijksakte van Geurtje van Meerten (1886-?) en Cornelis Wezelman (1876-1945)

Huwelijksakte van Geurtje van Meerten (1886-?) en Cornelis Wezelman (1876-1945) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Hemmen.

Hierboven wordt de huwelijksakte van Geurtje van Meerten (1886-?) en Cornelis Wezelman (1876-1945) weergegeven.1 Op 10 mei 1919 verscheen dit aanstaande echtpaar voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Hemmen om een huwelijk aan te gaan.

Cornelis Wezelman was drie en veertig jaar oud en visser van beroep. Hij was geboren en woonachtig te Enkhuizen.2 Cornelis was de meerderjarige zoon van wijlen Harme Wezelman (1845-1884) en Anna Maria Kroeb (1844-1928). Anna Maria was zonder beroep en woonachtig te Enkhuizen.

Geurtje van Meerten was twee en dertig jaar oud en zonder beroep. Zij was geboren te Kesteren en woonachtig te Hemmen, maar voor minder dan zes maanden te Nijmegen.3 Geurtje was de meerderjarige dochter van Jan van Meerten (1859-1930) en Mijntje van der Linden (1864-1932).4 Jan was wisselwachter van beroep en Mijntje zonder beroep. Het echtpaar woonde te Hemmen.

De huwelijksafkondigingen hebben onverhinderd plaatsgevonden te Enkhuizen, Hemmen en Nijmegen op 26 april 1919. Na de vragen van de ambtenaar hebben zij elkaar het ‘Ja’-woord gegeven.

Als getuigen hadden zij de volgende twee personen meegebracht:

  1. Gerrit Houtzager (1884-1952)5, vier en dertig jaar oud, van beroep electricien, woonachtig te Nijmegen en zwager van de bruidegom.
  2. Hendrik Jan Vermeer (1884-1957)6, vier en dertig jaar oud, behanger van beroep, woonachtig te Schoten en zwager van de bruid.

Voetnoten

Tweede overlijdensakte van Cornelis Wezelman (1876-1945)

Overlijdensakte van Cornelis Wezelman (1876-1945) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Enkhuizen.

Hierboven wordt de tweede overlijdensakte1 van Cornelis Wezelman (1876-1945) weergegeven.2 Op 29 december 1945 werd door de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Enkhuizen een uittreksel uit het overlijdensregister van de Gemeente Medemblik ontvangen. Hieruit blijkt dat Cornelis in die gemeente op 29 september 1945 om tien uur in de ochtend is overleden in de leeftijd van negen en zestig jaar. Hij was zonder beroep, geboren en woonachtig te Enkhuizen.3 Cornelis was de echtgenoot van Geurtje van Meerten (1886-?) en een zoon van wijlen de echtelieden Harme Wezelman (1845-1884) en Anna Maria Kroeb (1844-1928).

Voetnoten

Eerste overlijdensakte van Cornelis Wezelman (1876-1945)

Overlijdensakte van Cornelis Wezelman (1876-1945) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Medemblik.

Hierboven wordt de eerste overlijdensakte van Cornelis Wezelman (1876-1945) weergegeven.1 Op 1 oktober verscheen Johannes Hendricus Kramer (1881-1949) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Medemblik om aangifte te doen van het overlijden van Cornelis. Johannes Hendricus was vier en zestig jaar oud en bureelambtenaar. Hij verklaarde dat Cornelis op 29 september 1945 om tien uur is overleden te Medemblik. Cornelis was negen en zestig jaar oud en zonder beroep. Hij was geboren en woonachtig te Enkhuizen.2 Cornelis was de echtgenoot van Geurtje van Meerten (1886-?) en een zoon van wijlen de echtelieden Harme Wezelman (1845-1884) en Anna Maria Kroeb (1844-1928).

Voetnoten

Geboorteakte van Cornelis Wezelman (1876-1945)

Geboorteakte van Cornelis Wezelman (1876-1945) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Enkhuizen.

Hierboven wordt de geboorteakte van Cornelis Wezelman (1876-1945) weergegeven.1 Op 17 februari 1876 verscheen Harme Wezelman (1845-1884) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Enkhuizen. Harme was dertig jaar oud en visser van beroep. Hij verklaarde dat Cornelis op 17 februari 1876 om tien uur in de ochtend is geboren. Zijn moeder was Anna Maria Kroeb (1844-1928), zonder beroep. Het echtpaar woonde in de Bogt te Enkhuizen. Harme had twee getuigen meegebracht: (1) Jan Wezelman (1839-1905)2, zes en dertig jaar oud en visser van beroep, en (2) Jan Jekel (1851-?), vijf en twintig jaar oud en visser van beroep.

Voetnoten