Prof dr. Willem J. Ouweneel is evangelisch. Hij volgde in de jaren 70 het gymnasium. Zijn leraar biologie verdedigde toen het standpunt van Jan Lever die hoogleraar in de biologie was aan de VU. Lever ging uit van de evolutie. Ouweneel ging zich om die reden erin verdiepen en kwam via een oudere vriend, die wees op Amerikaanse literatuur (o.a. Henry M. Morris), terecht bij het creationisme en die visie heeft hij nooit meer losgelaten. Dit boek is daar een bewijs van.
Wat Ouweneel aan de kaak wil stellen
Ouweneel promoveerde in Utrecht in de biologie, later in de filosofie en tenslotte in de theologie (in Zuid-Afrika) en werd hoogleraar systematische theologie aan de evangelische universiteit van Leuven. Ouweneel wil vanuit deze drie disciplines de huidige opvatting bekijken van christenen die menen dat men schepping en evolutie kan combineren. Ouweneel stelt dat deze drie disciplines nodig zijn om wetenschappelijk iets te zeggen over evolutie en schepping. Ouweneel spreekt dus niet alleen zijn bezwaren uit tegen de evolutie zelf maar kijkt vooral of men de Bijbelse boodschap uit Genesis 1 overeind kan houden als men de evolutie accepteert zoals prof. dr. Gijsbert van den Brink poogt te doen in zijn boek ‘En de aarde bracht voort‘. Ouweneel vindt dat een hachelijke onderneming waarbij men wel schipbreuk moet leiden of in elk geval moet schipperen met de historiciteit van de Schrift.
Desastreuze gevolgen
Ouweneel vindt dat men moet kiezen tussen schepping of evolutie maar niet een derde weg moet bewandelen en toch menen een orthodox christen te zijn. Theologen van de derde weg leggen Genesis 1-3 aangepast uit. Adam was een mens die ontstaan is door evolutie maar God greep in en maakte een afspraak met hem (proefgebod). Ouweneel laat in zijn boek zien welke desastreuze gevolgen deze visie heeft want hoe zit het dan met de goede schepping en hoe zit het met de nieuwe schepping als er geen oude schepping was?
Ontmanteling van de evolutietheorie
In dit boek ontmantelt Ouweneel de evolutietheorie als zijnde niet wetenschappelijk. De waarneming dat er variaties zijn binnen soorten acht Ouweneel correct maar daar had Darwin het bij moeten laten. Die biologische variaties zijn door God in de schepping gelegd zodat een soort in allerlei omstandigheden kan overleven. De overgang van het ene soort naar het andere soort is wetenschappelijk nooit bewezen volgens Ouweneel maar is een ideologische aanname die niet gedeeld wordt door alle (atheïstische) biologen. Sommige biologen spreken van de mythe van Darwin. Bovendien zijn bijkans alle aanhangers van de evolutietheorie atheïsten. De evolutietheorie gebruiken zij om God buiten hun aardse spel te zetten.
Ideologische gedrevenheid
Ouweneel geeft van deze ideologische gedrevenheid van de aanhangers van de evolutietheorie talloze voorbeelden. Om die reden vraagt hij zich terecht af of een orthodox christen de evolutietheorie kan aanvaarden zonder het gezag van de Bijbel geweld aan te doen. Een leer die doordrenkt is van een flinke scheut atheïsme kan toch geen goed commentaar zijn op Genesis 1-3 en mag toch niet wetenschappelijk heten maar is gewoon een ideologie?!
De hermeneutische draai
Eeuwenlang heeft de orthodoxie Genesis 1-3 gelezen door de bril van Jezus en Paulus. Beiden stellen dat Adam een historisch persoon was en de eerste mens was (1 Korinthe 15 vers 45). Theologen in de lijn van Van den Brink lezen Genesis 1-3 vanuit het buitenperspectief namelijk door de bril van atheïst Charles Darwin en diens volgelingen en dat alleen om hen de wind uit de zeilen weg te nemen. Ondertussen gaat men mee met de wind van hun leer. Daarbij vraagt Ouweneel zich af of deze visie geen hellend vlak is. Als de eerste mens, Adam anders is dan Genesis 1-3 beschrijft hoe zit het dan met de laatste Adam, Jezus want Paulus verbindt die beiden aan elkaar (1 Korinthe 15 vers 45)?
Historiciteit van Genesis 1-3
Ouweneel leest Genesis 1-3 historisch maar dat wil niet zeggen dat er geen beeldspraak in naar voren komt. Met name in Genesis 2 worden beelden gebruikt. Calvijn zag dit ook in. God was volgens hem geen pottenbakker die de mens uit het klei van de aarde maakte. Ondertussen beschrijft dit gedeelte de aardse afkomst van de mens terwijl Genesis 1 vers 26 laat zien dat de mens beelddrager is van God.
De gelaagdheid van de mens
Enerzijds is de mens beelddrager van God (Genesis 1 vers 26) en anderzijds is hij gemaakt uit het stof van de aarde (Genesis 2 vers 7). De mens is dus gelaagd. Ouweneel bekijkt de mens vanuit allerlei aspecten en wetmatigheden in de lijn van Herman Dooyeweerd en maakt daarbij de volgende afwegingen: In zeker opzicht lijkt de mens wel op het dier maar zelfs op lagere niveau verschilt de mens van het dier. Zo kan de mens blozen (sociaal mentale houding dat zich vertaalt op lichamelijk niveau) en een dier niet. Ouweneel concludeert dat dit laat zien dat de mens toch ook wezenlijk anders is dan een aap.
Een heldere boodschap
Schepping en evolutie combineren heeft ook grote gevolgen voor de Bijbelse kijk op de schepping, zondeval en de erfzondeleer. Ouweneel werkt de grote gevolgen voor deze Bijbelse geloofsartikelen hoofdstuk voor hoofdstuk uitvoerig uit en ontmantelt de visie van Gijsbert van den Brink en verwanten steeds verder… Schepping en evolutie zijn twee verschillende perspectieven die men absoluut niet kan combineren! Dat is de heldere boodschap van dit boek en daarmee heeft Ouweneel het debat een stuk verder geholpen. Wat mij betreft heeft dit boek het laatste woord en is dit voorlopig het laatste boek over de historiciteit van de eerste Adam. Er staat in elk geval genoeg stof in ter overdenking. Wie meer wil weten over de gevaren van de derde weg vindt in dit boek een scala aan desastreuze gevolgen…
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website van de auteur. Het originele artikel is hier te vinden.