Home » Theologie
Categorie archieven: Theologie
God in de natuur – Bespreking ‘Als een prachtig boek’
Kan een ongelovige die naar de natuur kijkt tot de overtuiging komen dat God bestaat? Of is dat alleen mogelijk door de bijbel te lezen? In zijn recent verschenen proefschrift gaat dr. A.J. Kunz op die vragen in.
Volgens Guido de Brès, auteur van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB), zijn er twee middelen om te komen tot de ware godskennis. Die middelen (de bijbel en ook de schepping) beschrijft hij in het tweede artikel van de NGB.
Wat wil de auteur?
Het doel van Kunz’ betoog is te komen tot de zogenaamde ‘auteursintentionele interpretatie’. Dat wil zeggen: wat wil de auteur zelf zeggen met dit artikel? Na het stellen van onderzoeksvragen in hoofdstuk 1 start Kunz zijn betoog met een schets van de historische context waarin de NGB is ontstaan. Kunz toont ook uitvoerig aan dat Guido de Brès inderdaad de auteur moet zijn van de NGB. Dit was een vraag omdat er geen naam van een schrijver bij de NGB wordt genoemd. In hoofdstuk 3 en 4 behandelt Kunz hoe het tweede artikel van de NGB door de eeuwen heen is uitgelegd. Volgens de theoloog Karl Barth is God door een ongelovige namelijk nergens in de geschapen werkelijkheid te vinden. De mens leert god alleen kennen via zijn openbaring in Jezus Christus. De uitleggers na Barth sluiten zich bij hem aan of nemen stelling tegen Barth. De uitleg van De Brès wordt daarbij veelal uit het oog verloren.
Godsbesef
Kunz laat zien dat artikel 2 geen aanleiding geeft om te komen tot Barths uitleg. De Brès verwijst in zijn artikel namelijk naar Romeinen 1 vers 20. daarin staat dat niemand, kijkend naar de natuur, zich kan verontschuldigen met het excuus dat men niet wist dat er een God is. De opbouw van artikel 2 laat ook zien dat De Brès bedoelde dat de mens buiten de bijbel om op grond van zintuiglijke waarneming het bestaan van God kan afleiden uit de natuur. Dit heet het universele godsbesef. Volgens De Brès zijn er sporen van het beeld van God in de mens overgebleven, zodat hij God kan kennen uit de natuur. Die sporen zijn weliswaar zwak, maar niettemin voldoende om de mens elk excuus voor zijn ongeloof te ontnemen. Toch is de godskennis uit de natuur volgens De Brès niet zaligmakend; God openbaart zich nog véél duidelijker in de Bijbel. Alleen daar kom je Gods Zoon Jezus Christus tegen, die van zonden zalig maakt.
Aanrader
Kunz gaat ook in op de actuele betekenis van artikel 2. Is de natuur wel zo’n prachtig boek? Er is toch heel veel ‘zinloos’ lijden in deze wereld? Is het niet achterhaald om te zeggen dat God in deze werkelijkheid is te vinden? Kunz’ boek is een keurig verzorgde uitgave geworden. Door de Latijnse en Franse woorden is het voor iemand die deze talen niet machtig is soms lastig te lezen. Maar gelukkig zijn de meeste citaten netjes in het Nederlands weergegeven, met in de voetnoot de originele taal. Het is dan ook een absolute aanrader voor iemand die geïnteresseerd is in hoe de twee bronnen van godskennis door de eeuwen heen zijn opgevat.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2013, God in de natuur, Weet 22: 9.
Het bovenstaande artikel is overgenomen uit Weet Magazine nummer 22 (zie hiernaast). Weet Magazine is een populair-wetenschappelijk creationistisch tijdschrift waarin ingewikkelde wetenschappelijke onderwerpen eenvoudig worden uitgelegd en op een bijbelgetrouwe manier worden besproken. Daarnaast brengt het tijdschrift bij kennis over creationistische wetenschapsbeoefening. Het gaat hierboven bijvoorbeeld om een proefschrift waarin de receptiegeschiedenis van het tweede artikel van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) is onderzocht. Nog geen abonnee van Weet Magazine? Dat kan natuurlijk niet! Ga snel naar de website van Weet Magazine en sluit vandaag nog een abonnement af!
Biedt Deuteronomium 22:5 richtlijn voor genderdysforie?
Waarschijnlijk wijst Deuteronomium 22:5 (over mannenkleding en vrouwenkleding) in eerste instantie op heidense praktijken van prostitutie en seksuele verwildering. Het is zeer de vraag of er toentertijd al zoiets als transgenderisme bestond.
Het RD besteedde aandacht aan de publicatie ”Wissel van geslachtskleding en van geslacht” van dr. Hendrik J. Koorevaar (RD 20-2). Het is interessant dat deze oudtestamenticus zich vanuit zijn gedegen vakkennis mengt in de actuele discussie rond transgenderisme. Hieronder verstaan we een ideologie die het door God in de schepping gelegde onderscheid tussen man en vrouw, zoveel mogelijk wil vervagen en uitwissen. Terecht stelt Koorevaar zich hiertegen teweer en voert hij een pleidooi voor de erkenning van de kracht en actuele relevantie van Deuteronomium 22:5 in dit verband. Deze tekst wijst scherp praktijken af waarbij mannen zich voordoen als vrouwen en omgekeerd.
De diepere achtergrond hiervan heeft ongetwijfeld te maken met Gods scheppingsbedoeling. De mens is geschapen als mannelijk of vrouwelijk. Het is een gruwel in Gods oog wanneer dit antropologische kerngegeven stelselmatig wordt ontkend. In de bezinning hierover binnen de kerken moet de stem van Deuteronomium worden gehoord.
Goed onderscheiden
In het kader van mijn instemming met de bedoelingen van Koorevaar maak ik een tweetal kanttekeningen. De auteur heeft mij er in zijn boek niet van kunnen overtuigen dat er in de tijd dat het boek Deuteronomium werd geschreven, al zoiets als transgenderisme bestond. Ik acht de uitleg die ik zelf, in navolging van vele anderen, hieraan heb gegeven in de brochure ”Genderdysforie” van de Gereformeerde Bond waarschijnlijker. Het gaat mijns inziens in Deuteronomium 22:5 in eerste instantie om heidense praktijken van prostitutie en seksuele verwildering. Ook wanneer we deze uitleg volgen, blijft het grondmotief achter de tekst voluit staan.
In de tweede plaats is het van belang goed te blijven onderscheiden tussen enerzijds transgenderisme en anderzijds genderdysforie. Een definitie van dat laatste is: „een persisterende (dus blijvende) onvrede met het bij de geboorte vastgestelde geslacht en onbehagen over de bijbehorende genderrol”. Het zou best kunnen zijn dat er ook in Bijbelse tijden al mannen waren die diep van binnen het gevoel hadden dat ze vrouw wilden zijn en omgekeerd. Zeker weten doen we dat niet.
Behulpzaam
In onze tijd kunnen mensen die lijden aan genderdysforie, aan Deuteronomium 22:5 in elk geval de richtlijn ontlenen dat ze zich niet zo moeten kleden dat ze niet langer als man of vrouw herkenbaar zijn. Het kan echter voor deze mensen behulpzaam zijn om zich te kleden op een manier die hun biologische geslacht niet benadrukt. In zo’n geval heeft dat niets te maken met de „gruwel” waartegen de genoemde tekst zich keert. Lettend op de nood van gemeenteleden die worstelen met genderdysforie dienen we ons te onthouden van grote woorden en in pastorale gevoeligheid naast hen te staan.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Hoek, J., 2025, Biedt Deuteronomium 22:5 richtlijn voor genderdysforie?, Reformatorisch Dagblad 54 (278): 22-23 (Artikel).
Dr. Eric Boersma over de verhouding tussen geloof en wetenschap – Uitgelicht! 10 mei 2021
Dr. Eric Boersma was te gast in het programma Uitgelicht! van Family7 om daar te spreken over de verhouding tussen geloof en wetenschap. Zijn deze ‘grootheden’ met elkaar in tegenspraak of vullen zij elkaar aan? Met dank aan het programma kunnen wij de opname hieronder ook delen.
Een boek dat eigenlijk niemand ongelezen mag laten – Bespreking van ‘Gods goede orde’
In onze tijd wordt de inhoud van het bijbelse getuigenis van de eerste drie hoofdstukken van Genesis zwaar aangevochten. Heel verdrietig is dat dit niet alleen buiten de kerk maar ook binnen de kerk gebeurd. Als het gaat om de verhouding man en vrouw en het huwelijk, spreken we terecht van scheppingsordeningen. Eeuwenlang stonden in het door het christelijke geloof gestempelde Europa de scheppingsordeningen niet ter discussie. Dat betekende niet dat deze ordeningen niet werden overtreden maar dat werd dan ook als zonde gezien.
Toen in Europa de secularisatie begon toe te slaan deelden degenen die niet of nauwelijks een band met de kerk hadden normen en waarden met christenen. Al achtte men de geboden van de eerste wetstafel niet relevant (waarbij het voor het vierde gebod nog lange tijd wel gold) anders lag het voor de tweede wetstafel. Dat is inmiddels verleden tijd. De grote omslag vond plaats in de jaren zestig van de vorige eeuw. Huwelijk en seksualiteit zijn van elkaar losgemaakt. Het huwelijk wordt niet langer als de hoeksteen van de samenleving gezien. Men kan een huwelijk aangaan zonder de bereidheid te hebben van meet af aan kinderen te ontvangen. Nieuwe generaties ademen de lucht van onze geseculariseerde samenleving in. Als de Heere het niet verhoedt, wordt zo ons denken vergiftigd, en wij moeten helaas zeggen dat dit bij velen binnen de kerken al het geval is. Nodig is, dat in kerken, gezinnen en op scholen een bijbels geluid klinkt. Want ook met betrekking tot deze zaken geldt, dat het niet met horen moet eindigen maar dat het er wel mee moet beginnen.
Een studie die voor een breed publiek toegankelijk is en als handboek kan worden gebruikt
Dr. M. Klaassen die inmiddels weer gemeentepredikant is, was een aantal jaren voltijds werkzaam bij Bijbels Beraad m/v. Een wel heel belangrijke vrucht van het laatste, is zijn publicatie Gods goede orde die dit jaar bij uitgeverij De Banier in samenwerking met Bijbels Beraad m/v uitkwam, en waarvan al weer een tweede druk is verschenen. De scheppingsorde en de zaken die daarmee te maken hebben worden breed belicht. Het is een studie van formaat die van grote belezenheid getuigt. Echter, welbewust schreef de auteur geen publicatie met een academisch karakter. Daarom kan een breed publiek er zijn of haar voordeel meedoen. Predikanten, catecheten en leraren mogen dit boek hoe dan ook niet ongelezen laten, maar ook ouders en jongelui kunnen er hun voordeel meedoen.
De kracht van het boek is niet in de laatste plaats dat het feitelijk een handboek is. Men kan de hoofdstukken afzonderlijk raadplegen en lezen als het gaat om de verhouding man en vrouw, de betekenis van het huwelijk, hoe we seksualiteit moeten zien en het belang van het gezin. De voetnoten wijzen daarbij de weg naar andere publicaties voor hen die zich nog verder willen verdiepen in een onderwerp. De eerste twee hoofdstukken over de betekenis van de scheppingsorde vandaag en de kleine theologie van het lichaam hebben een inleidend karakter maar zijn daarom niet minder belangrijk. Zij vormen het kader voor de inhoud van de volgende hoofdstukken. In meer dan één opzicht heeft de theologie van Karl Barth en zijn geestverwanten ertoe bijgedragen dat de betekenis van de wet is verwaarloosd. Dat geldt voor de wet als kenbron van zonde maar ook voor de wet in relatie tot Gods scheppingsordeningen. Over de schepping zou men alleen in het licht van de verlossing mogen spreken.
In de Rooms-katholieke Kerk hield men in de kerkleer vast aan de scheppingsordeningen. Men spreekt dan over de natuur. Het protestantisme legt sterker dan Rome de nadruk op het feit dat de natuur is geschonden en dat wij de Schrift nodig hebben om het volledige zicht op de schepping en scheppingsordeningen te ontvangen. Dit doet echter niets af van het feit dat, als het gaat om de scheppingsorderingen, Rome en het klassieke protestantisme dezelfde lijnen trekken. Klaassen stelt terecht dat Christus de scheppingsordeningen verlost van de zonde, maar ze niet opheft. Door het geloof in Christus en Zijn werk gaan we leven naar Gods scheppingsordeningen zoals God die heeft bedoeld. Dan is gehoorzaamheid geen slaafse onderworpen of een gehoorzamen met tegenzin en dan wordt besef dat het feit dat God macht geeft, niet betekent dat die misbruikt mag worden. Het huwelijk wordt dan een weerspiegeling van de verhouding tussen Christus en Zijn gemeente.
Huwelijk en seksualiteit
Klaassen maakt duidelijk dat de schepping van de mens als man en vrouw bepalend moet zijn op onze visie zowel als het gaat om de betekenis van het lichaam, als om de relatie tussen het lichaam en seksualiteit. De lichamen van man en vrouw zijn op elkaar aangelegd voor seksualiteit. Dat moet bepalend zijn als het erom gaat dat men zich in zijn eigen lichaam niet thuis voelt. Dan moet het lichaam niet aangepast worden aan de gevoelens van de geest maar moet aan God worden gesmeekt of de geest zich voegt naar het lichaam.
De auteur onderstreept dat zowel in het Oude als Nieuwe Testament naar voren komt dat seksualiteit een gave van God is maar dan wel een gave die alleen binnen het huwelijk (en dan moeten we inmiddels zeggen tussen één man en één vrouw) mag worden genoten. De Schrift laat dan ook zien dat een huwelijk en de bereidheid kinderen te ontvangen bij elkaar behoren. Als het gaat om seksualiteit wijst de auteur erop dat bij de opsomming van overspel, incest, homoseksueel gedrag, polygamie en bestialiteit in Lev. 20:9-16 er sprake is van een toenemende afwijking van de scheppingsorde. Ik merk wel op dat het bij polygamie niet om polygamie in algemene zin gaat. Dat wordt onder de oude bedeling bepaald niet toegejuicht maar wel getolereerd (vgl. Ex. 21:10-11; Deut. 21:15-17). In de opsomming gaat het om polygamie met een incestueus karakter: een man zowel een moeder als haar dochter tot zijn vrouw. Dit kan in de volgende druk, die er naar ik hoop spoedig komt, verduidelijkt worden.
De grote veranderingen ten aanzien van de huwelijksmoraal worden belicht. Vooral de introductie van de pil heeft daarbij als katalysator gewerkt. Geslachtsgemeenschap kan worden beoefend zonder dat dit tot een zwangerschap leidt. Binnen het protestantisme was de Anglicaanse Kerk de eerste die naast (periodieke) onthouding ruimte zag voor middelen om conceptie te voorkomen. Dat was nog vóór de introductie van de pil. Inmiddels is dit standpunt breed aanvaard. Met Klaassen ben ik ervan overtuigd dat anticonceptie alleen geoorloofd is als er heel dwingende lichamelijke of psychische redenen zijn anders moet de weg van periodieke onthouding worden gekozen. Klaassen wijst erop dat dit ook de lijn was van de gezaghebbende hervormd-gereformeerde theoloog G. Boer. We moeten geslachtsgemeenschap en de bereidheid om kinderen te ontvangen niet van elkaar losmaken. Het omgekeerde geldt ook. Nog afgezien van de vraag of het vernietigen van bevruchte eicellen wordt voorkomen, pleit Klaassen er, in de lijn van de inmiddels al enkele jaren geleden overleden christelijke gereformeerde ethicus W.H. Velema, voor niet voor ivf te kiezen.
Sinds de zondeval wordt in daden, woorden en gedachten Gods gebod als het gaat om huwelijk en seksualiteit overtreden. Vrijwel iedereen heeft op seksueel gebied een strijd te voeren. Met name bij jongelui denk je dan aan de strijd niet vooruit te grijpen op het huwelijk. Getrouwden moeten geen plaats geven aan seksuele gedachten over andere personen. Hoe moeten homoseksuele gevoelens worden gezien? Klaassen wijst de zienswijze af dat alleen homoseksueel gedrag in het licht van de Bijbel afkeuring verdient, maar dat homoseksuele gevoelens neutraal zijn. Nooit wijst de Bijbel gedrag af zonder de gevoelens daar achter erbij te betrekken. Hij verwijst in dit verband onder andere naar het rapport van de Presbyterian Church of America. Ik wijs er zelf op dat onder andere Tim Keller en Kevin DeYoung eraan hebben meegewerkt. In de lijn van dit rapport noemt Klaassen dat wij bijbels gezien er bezwaar tegen moeten hebben om dat wij onze identiteit met zijn seksuele gevoelens te omschrijven. Dus: ‘Ik ben homo’, maar ook ‘Ik ben hetero’. De gedachte dat onze seksuele gevoelens tot onze diepste identiteit behoren komt pas met de romantiek op. Ed Shaw een predikant die zelf moet worstelen met homoseksuele gevoelens omschrijft zichzelf daarom welbewust niet als homo.
De positie van man en vrouw en de betekenis van het gezin
Verhelderend maar wel tegen de tijdgeest in, is wat Klaassen schrijft over de positie van man en vrouw en de betekenis van het gezin. Het gezin is de hoeksteen van de samenleving en behoort een kleine kerk te zijn waarin huisgodsdienst een vaste plaats heeft. Dat laatste wordt duidelijk gemaakt, niet alleen vanuit de Schrift, maar ook met verwijzingen naar reformatoren, puriteinen, de mannen van de Nadere Reformatie en niet te vergeten Herman Bavinck met zijn prachtige boek Het christelijk huisgezin.
De Schrift laat zien dat de vrouw in het bijzonder tot moeder is geroepen. Wel kent het Nieuwe Testament in onderscheid met het Oude Testament positieve betekenis toe aan de ongehuwde staat. De roeping die man en vrouw hebben, bepaald ook hun positie. Met Klaassen betuig ik dat het hoofd zijn van de man niet tot het huwelijk en de kerk moet worden beperkt, al geldt het daar in het bijzonder. Al heeft een man een eerste verantwoordelijkheid als het gaat om het onderhouden van het gezin, hij moet ook binnenshuis priester zijn. Dat laatste moet niet vergeten worden als terecht wordt gesteld dat de eerste (dat is nog niet de enige) taak van een getrouwde vrouw in haar gezin ligt. De auteur wijst erop dat het heel verdrietig is dat de belastingpolitiek in Nederland niet op versterking van het gezin is gericht. Ze draagt zo bij aan de ontwrichting van de samenleving.
Ik zou bij de bespreking van Gods goede orde nog veel meer willen en kunnen noemen., maar dat laat de lengte van deze bijdrage niet toe. Lang niet alles is genoemd. Daarom nogmaals: Neem en lees. Bij de presentatie van dit boek was één van de geluiden die klonk dat het geen publicatie met een pastoraal karakter is. Dat is op zich waar, maar dit moet een constatering zijn en geen kritiek. Een studie als deze kan niet twee focussen tegelijk hebben: de inhoud van het Schriftgetuigenis en de pastorale verwoording ervan. Gezien het feit dat er meerdere onderwerpen ter sprake komen zouden we dan ook een publicatie krijgen die al gauw wel driemaal de omvang van de huidige zou hebben.
Ik hoop wel dat er in de toekomst nog meerdere publicaties met een pastoraal karakter zullen verschijnen en dan onder andere van ervaringsdeskundigen. De auteurs ervan kunnen wel hun winst doen met Gods goede orde. Deze publicatie biedt namelijk de kaders waarbinnen pastorale noden en vragen kunnen en moeten beantwoord worden die het terrein van Gods goede orde raken. Met name in rooms-katholieke kring maar niet alleen daar, zien we dat nogal eens dat wat in de kerkleer wordt gesteld in het pastoraat wordt ontkracht. Dat kan en mag nooit. Zaak is wel dat het bijbels getuigenis bewogen en liefdevol wordt doorgegeven. Dat geldt niet alleen voor vragen op het terrein van Gods goede orde, maar ook op andere terreinen van ons leven. Ik denk aan het bijbels getuigenis over omgang met geld en goed en over het gebruik van wijn en drank.
Er wordt wel eens over een zacht nee gesproken als het gaat om het afwijzen van zaken die in het licht van de Schrift niet kunnen bestaan. Zelf gebruik ik dat woord niet. Als mijn ouders vroeger ergens een zacht nee over uitspraken, kreeg ik de indruk: dat wordt in verloop van tijd wel ja. Daarom spreek ik liever over een bewogen en liefdevol nee. Het nee dat we in het licht van de Schrift uitspreken moet dan altijd overstemd worden door het ja van wat wel Gods bedoeling is. Echt leven naar Gods geboden, inzettingen en ordeningen kan alleen van uit een levend geloof in de Heere Jezus Christus. Dan weten we dat wij niet meer zijn die wij waren, maar ook dat wij nog niet zijn die wij behoren te zijn. Al hebben we gebroken met zondige levenspatronen en smeken we er niet in terug te vallen, we houden tot onze dood gevoelens die niet bij het goede beeld van God behoren. Ons hele leven lang moeten wij strijden tegen ons zondige bestaan. Dan is het groot dat Gods vergevende liefde ook daarvoor geldt en dat dringt ons er weer des temeer toe God lief te hebben en in Zijn wegen te wandelen.
N.a.v.: Dr. M. Klaassen, 2024, Gods goede orde (Apeldoorn: De Banier).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.
Bewijsvoering voor een Toengoeska-achtige explosie bij Sodom veel te mager, wetenschappelijke paper ongeldig verklaard
In 2021 werd er een paper gepubliceerd in Scientific Reports van het toonaangevende tijdschrift Nature. De onderzoekers meenden dat de explosie van een hemellichaam vlak boven de aarde (zoals bij Toengoeska in Siberië gebeurde) de steden Sodom en Gomorra heeft vernietigd. De explosie bij Toengoeska legde in 1908 zo’n 2.000 vierkante kilometer bos plat en de schok was op meer dan 200 kilometer afstand te voelen. Zo zouden de steden Sodom, Gomorra, Adama en Zeboïm ook zijn verwoest. Tenminste, volgens de onderzoekers. Na publicatie van het wetenschappelijke artikel ondervonden zij veel weerstand tegen dit idee en meer nog tegen de paper. Tot teleurstelling van de onderzoekers is de paper deze week officieel ‘retracted’ (teruggetrokken en door Scientific Reports ongeldig verklaard).1
De gedachte dat Tall el-Hammam Sodom zou zijn is al veel ouder dan de paper. Dr. Steven Collins schreef hier bijvoorbeeld over in zijn boek ‘Discovering the City of Sodom’ (2016). Sindsdien komen we deze gedachte vaker tegen. Bijbelgetrouwe oudtestamentici, historici en archeologen, zoals dr. Mart-Jan Paul, dr. Jan Pieter van der Giessen en dr. Peter van der Veen, zijn kritisch op deze gedachte. De steden zouden, volgens hen, veel zuidelijker hebben gelegen en, bovendien, wordt de verwoesting van de genoemde steden in een andere tijd dan Collins geplaatst.2 Nu dus ook tegengestelde gedachten uit onverwachte, naturalistische, hoek.
Het is bijzonder dat een naturalistische paper verwijst naar een Bijbelse gebeurtenis. In die zin is het mooi dat de onderzoekers dit oorspronkelijk gepubliceerd hebben gekregen in Scientific Reports.3 Verstandig is dan om voorzichtig en gedegen te werk te gaan. Wilde speculatie gooit, als het goed is, geen hoge ogen in een dergelijk tijdschrift. Het wetenschappelijke artikel ondervond daarom ook veel kritiek. Twee herschrijvingen door de onderzoekers mochten niet baten. Gisteren (24 april 2025) werd de paper officieel ongeldig verklaard. De verdediging dat het hier zou gaan om explosie van een object uit de ruimte (zoals bij Toengoeska) is volgens de editors niet goed onderbouwd. Bovendien zijn door andere geleerden fouten vermeld in de methodologie, de analyse en interpretatie van mineralogische en geochemische gegevens en hebben de oorspronkelijke onderzoekers de impact van een dergelijke ontploffing overschat. Er zou zelfs sprake zijn geweest van beeldmanipulatie. De editors hebben daarom geen vertrouwen in de betrouwbaarheid van de door de onderzoekers gepresenteerde conclusies. Een deel van de auteurs is het oneens met de intrekking, een deel van de auteurs heeft niet gereageerd op het verzoek om commentaar. Het artikel is nog wel te raadplegen via de website van Scientific Reports, maar in dikgedrukte letters staat nu op elke bladzijde diagonaal ‘Retracted Article’, hierdoor is niet alles meer te lezen.4 Dat wil overigens nog niet direct zeggen dat een explosie zoals bij Toengoeska hier niet kan hebben plaatsgehad, maar wel dat de huidige bewijsvoering daarvoor erg pover zo niet onjuist is.5
Voetnoten
Hoogleraar dr. Mart-Jan Paul gaat met emeritaat – ETF Leuven belegt op 4 juni 2025 D.V. symposium over de verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament
Prof. dr. Mart-Jan Paul is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) te Leuven. Daarnaast heeft hij diverse functies binnen de Gereformeerd Bond en was hij tot en met 2021 docent aan de Christelijke Hogeschool Ede. Dr. Paul hield zich veel bezig met schepping en evolutie, de geschiedenis en uitleg van het Oude Testament en Israëltheologie. In zijn geschriften verdedigt hij het klassieke scheppingsgeloof en een boek als ‘Oorspronkelijk’ is van grote waarde (geweest) in het debat over schepping en evolutie. Nu komt er een einde aan zijn hoogleraarschap. Dat wordt door de ETF (in samenwerking met de Gereformeerde Bond) herdacht en gevierd door middel van een inhoudelijk symposium en een afscheidsrede.
Inhoudelijk
Het symposium staat gepland op 4 juni 2025 D.V. en hoopt plaats te vinden in het gebouw van de ETF te Leuven. De titel van het symposium is ‘De verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament’. Vanaf twee uur in de middag is er inloop met koffie. Het symposium start om half drie met een woord van welkom door hoogleraar Oude Testament en vice-decaan onderzoek prof. dr. Koert van Bekkum. Vanaf kwart voor drie geeft prof. dr. Geert W. Lorein, hoogleraar Oude Testament, een lezing over ‘Ethische vragen bij het Estherboek’. Vanaf tien voor half vier voert dr. Marco Rotman, lector CHE, het woord over ‘De dood van Elia volgens de Schriften’. Rond vier uur is er een korte pauze. Vanaf kwart over vier spreekt prof. dr. Henk van den Belt, hoogleraar Systematische Theologie, over ‘Het belang van het Nieuwe Testament voor de historische betrouwbaarheid van het Oude Testament’. Vanaf tien voor vijf wordt het woord gevoerd door dr. Hans van den Herik, universitair gastdocent, over ‘De uitleg van de paradijsgeschiedenis en het Oude Nabije Oosten: Hugo Visschers opvallen de reactie op “Assen 1926”’. Ten slotte is er een panelgesprek verzorgd door docent Carin Slotboom MA en zendingspredikant en docent dr. Gerrit Vreugdenhil. Waar dit gesprek over gaat wordt uit de uitnodiging (nog) niet duidelijk, maar het zal raakvlakken hebben met het thema. Tien voor zes vindt de afsluiting plaats. Een inhoudsvol symposium.6
Vanaf zes uur kan, voor diegene die blijft voor de afscheidsrede, een maaltijd worden genuttigd. De emeritaatsviering van prof. dr. Mart-Jan Paul en de receptie wordt gehouden vanaf 19.30 uur. De afscheidslezing van dr. Paul heeft de volgende titel meegekregen: ‘De Thora van het nieuwe verbond (Jer. 31:33) en de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament’. Deze vindt plaats in de kapel van de ETF Leuven. Na afloop vindt daar ook een receptie plaats. Voor de verdediging van het klassieke scheppingsgeloof in Nederland is (het werk van) dr. Paul van grote betekenis geweest. Dr. Paul was ook een van de kartrekkers van de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’.7 Fundamentum put maandelijks uit zijn omvangrijke oeuvre. Terecht wordt er, vanwege dit vele werk, door de ETF ruim aandacht gegeven aan zijn emeritaat. 8
Kosten
Deelname aan de afscheidsrede en receptie zijn gratis. Wel wordt gevraag om daarvoor uiterlijk tot en met 28 mei 2025 D.V. aan te melden. De entree voor het symposium bedragen regulier € 30,00. ETF-alumni en GB-leden betalen € 20,00 en ETF-studenten en GB-studenten € 10,00. Mocht u gebruik willen maken van de maaltijd tussen het symposium en de afscheidslezing dan is dat mogelijk. De maaltijd kost € 35,00. De ETF nodigt u van harte uit om het symposium en de afscheidsrede bij te wonen. Aanmelden voor het symposium kan via de website van deze universiteit.9
Voetnoten
Waarom er twee verschillende scheppingsverhalen in de Bijbel staan
De Duitse theoloog Julius Wellhausen (1844-1918) meende dat er in Genesis twee totaal verschillende scheppingsverhalen staan. Het eerste scheppingsverhaal in Genesis (1:1-2:4a) zou ongeveer vijf eeuwen voor Christus geschreven zijn door priesters. Het tweede scheppingsverhaal in Genesis (2:4b-25) zou ouder zijn en in de tijd van David geschreven zijn.
Deze visie van Wellhausen is niet anders dan een motie van wantrouwen tegen Gods onfeilbare woord en is daarom ten onrechte in de commentaren van de moderne theologen verwerkt. Helaas zijn er ook reformatorische theologen die deze visie van Wellhausen persoonlijk aanvaard hebben en die niet schromen deze visie door te geven aan hun studenten en hun gemeenteleden.
Maar zat Wellhausen er dan helemaal naast? Dat is net iets te stellig. Wellhausen heeft namelijk wel een punt als het gaat om de verschillen tussen de scheppingsverhalen. Er is inderdaad sprake in Genesis van twee verschillende scheppingsverhalen. Want wie het eerste scheppingsverhaal in Genesis leest (1:1-2:4a) en daarna het tweede scheppingsverhaal (2:4b-25) merkt dat deze verschillen er gewoon zijn. Het is goed om na te denken over deze verschillen. Niet deze verschillen, maar hoe we ermee omgaan, is het probleem. Het is namelijk de vraag of het gaat om twee volkomen verschillende scheppingsverhalen of dat er slechts sprake is van een verschil in perspectief (invalshoek), maar dat het in wezen om dezelfde scheppingsgebeurtenis gaat. Persoonlijk denk ik dat het slechts gaat om een verschil in perspectief. Ik leg uit waarom ik dit denk. Maar even eerst nog dit: de motivatie van de door mij gehanteerde vers-indeling van de twee scheppingsverhalen, die overigens door oudtestamentici algemeen geaccepteerd is, kun je vinden in proefschrift van E. J. van Wolde ‘A semiotic analysis of Genesis 2-3‘ op blz. 72. Nu mijn standpunt. Ik denk namelijk dat het slechts gaat om een verschil in perspectief. Het eerste scheppingsverhaal (1:1-2:4a) heeft als perspectief de schepping die tot stand gekomen is door God (Elohim, de Verhevene). Het is een schepping in zeven dagen waarbij de schepping van de mens naar Gods beeld het hoogtepunt is (zie Genesis 1:27, driemaal wordt in dit poëtische lofzang het woord scheppen gebruikt). God kan daarom op de zevende dag rusten. Zijn werk is af (2:2).
Bovendien lijkt het eerste scheppingsverhaal qua vorm het meeste op een feitelijk bouwverslag. Het is dus niet symbolisch of dichterlijk, zoals nogal eens beweerd wordt (behalve bijv. 1:27). Dat valt op als je het eerste scheppingsverhaal legt naast de bouw van de tabernakel (Exodus 36-39) en de tempel (1 Koningen 6-7). Zo lezen we bij de bouw van de tabernakel (Exodus 36:39): “Zo maakte men (in het Hebreeuws: asah)” of: “En hij maakte (asah)”. En dan volgt een voorwerp dat gemaakt wordt voor de tabernakel of een deel van de tabernakel zelf. Ook in het eerste scheppingsverhaal lezen we net als bij de bouw van de tabernakel (1:16): “En God maakte (asah) de twee grote lichten” en (1:25): “En God maakte (asah) de wilde dieren”. De manier waarop God alles maakte is echter zeer uniek. God (de Verhevene) hoefde slechts te spreken. Dit wordt bezongen in Psalm 33:9: “Want Híj spreekt en het is er, Híj gebiedt en het staat er”. God is dus oppermachtig. Hij kan dingen maken zonder materialen en zonder werknemers. Om die reden begint dit bouwverslag niet met: “In het begin bouwde God”. Maar: “In het begin schiep God (de Verhevene)”. Het woord scheppen is in de Bijbel een woord dat altijd verbonden wordt met God. Nooit met mensen. Dat God schiep geeft aan hoe uniek en weergaloos Gods schepping is. Bij de bouw van de tempel door Salomo lezen we (1 Koningen 6:1): “Het gebeurde (…) dat hij het huis van de HEERE bouwde (niet: schiep).” Vervolgens lezen we (6:4): “Hij maakte…”. Waarbij we moeten bedenken dat Salomo zijn mensen had die voor hem de tempel bouwde.
Uit dit bovenstaande kunnen we opmaken dat het eerste scheppingsverhaal een uniek bouwverslag is. Het is ook een prachtige ’tempel’ die God, de Verhevene, schiep. Daarom staat er aan het einde van het eerste scheppingsverhaal dat God zag dat het geschapene zeer goed was. Op de zevende dag rustte Hij, omdat alles volmaakt was voltooid. God kon zich dus verlustigen in zijn prachtige scheppingswerken. Het eerste scheppingsverhaal tekent ons om die reden het ideale plaatje. God, de Verhevene wilde dat het altijd zo zou blijven. Dit was het doel van zijn schepping. Het tweede scheppingsverhaal echter kent een heel ander perspectief. Het tweede scheppingsverhaal geeft antwoord op de vraag hoe de zondeval kon plaatsvinden. Dat is opvallend, omdat de schepping in het eerste scheppingsverhaal juist als ‘zeer goed’ wordt beschreven. In dit tweede scheppingsverhaal is de naam HEERE toegevoegd. Steeds is er sprake van ‘de HEERE God’ in plaats van ‘God’ zoals bij het eerste scheppingsverhaal.
Dit woordenpaar HEERE God vinden we in Genesis alleen in Genesis 2:4b-3:24, waar de schepping overgaat in de zondeval. Dit geeft dus aan dat het tweede scheppingsverhaal verbonden is met de zondeval. Het is één geheel. E. J. van Wolde onderbouwde dit in haar proefschrift ‘A semiotic analysis of Genesis 2-3‘ op blz 73-74. De naam HEERE betekent: Hij die (nabij) is. Hier wordt God getekend in zijn nabijheid. Deze nabijheid van de HEERE kunnen we opmaken uit Psalm 124. In Psalm 124 wordt namelijk een mooie woordspeling op de naam HEERE (Hij die is, de Nabije) gemaakt waardoor wij de naam HEERE leren kennen. Daar staat (2-3): “Als de HEERE (de Nabije) niet-bij-ons-aanwezig-geweest-was, toen mensen tegen ons opstonden, dan hadden zij ons levend verslonden, toen hun toorn tegen ons ontbrandde.” Gelukkig was Hij de Nabije voor zijn volk in zeer bange tijden.
Het tweede scheppingsverhaal maakt ons duidelijk, met de opgedane kennis over de naam HEERE in Psalm 124, dat de HEERE, de Nabije, er gelukkig bij was. Dat is verblijdend want het tweede scheppingsverhaal (2:4b-25) vloeit helaas over in de ellendige zondeval van onze eerste ouders (Genesis 3). Uit het tweede scheppingsverhaal blijkt ook dat de mens niet alleen beelddrager van God, is zoals in het eerste scheppingsverhaal (1:27, zijn hoge roeping) maar dat de mens ook gemaakt is uit de stof van de aardebodem (2:7, zijn lage afkomst). God boetseerde de mens (adam) namelijk uit het stof van de aardbodem (adama) en blies vervolgens de mens de levensadem in. Bij de oude volken komen we deze manier van scheppen ook tegen. Volgens een Griekse mythe boetseerde Prometheus de mens uit het klei van de aarde. Daarna blies Athena, de dochter van de oppergod Zeus, de mens de levensadem in.
Opvallend is dat we het beelddrager-zijn van een rechtvaardige en heilige God, zoals beschreven in het eerste scheppingsverhaal, niet terugvinden bij de volken. Terwijl dit verhaal juist vertelt dat elk mens van oorsprong een kind van God is. In Egypte bijvoorbeeld is hooguit de farao een kind (beelddrager) van de godheid. Bij sommige volken zijn er helden die afstammen van een god die een avontuurtje had met een vrouw. Van rechtvaardigheid en heiligheid is bij zo’n god niets te vinden en de afstamming is gewoon platvloers. Beelddrager zijn van dé volmaakte God is van véél hogere orde (Efeze 4:24). Deze hoge Bijbelse roeping van de mens als beelddrager van God is dus bij volkeren verloren gegaan. Bij de volken is het scheppingsverhaal platvloers en mag de mens blijven wie hij is. In de Bijbel daarentegen gaat het steeds om de terugkeer van de mens naar deze hoge positie. Daarom wordt de gevallen mens keer op keer opgeroepen om zich te bekeren tot de levende God om zo een echt kind van God te zijn.
Het is ook goed om te beseffen dat het tweede scheppingsverhaal absoluut geen ordelijk bouwverslag is in vergelijking met het eerste scheppingsverhaal. Dat verklaart de verschillen tussen die beide scheppingsverhalen. Het tweede scheppingsverhaal vertoont namelijk een ander perspectief doordat het gedetailleerder inzoomt op de mens en diens functie op de aarde. Het handelt over de zesde scheppingsdag, de dag waarop de mens verschijnt op aarde en het informeert ons over de proeftuin en Gods opdracht aan de mens om Hem te gehoorzamen overeenkomstig het proefgebod (2:16-17). Omdat het tweede scheppingsverhaal aangelegd is op de zondeval kent het daarom geen sabbat, zevende dag. Het gaat om de zesde dag en daarna de vreselijke zondeval… De schepping van de bomen (2:9), waar het proefgebod mee verbonden is (2:16-17) en de schepping van de dieren (2:19) waar de verleidende slang uit voorkomt (3:1) en waardoor Adam een partner gaat begeren (2:20-23) die hem ten val zal brengen (3:6) staan in het perspectief van deze tragische zondeval (3:1-24).
Opvallend is het wel dat we in het tweede scheppingsverhaal eerst lezen van de schepping van de mens (2:7) en dan van de bomen (2:9). Dat is anders dan in het eerste scheppingsverhaal, daar wordt de vegetatie eerst geschapen (1:11-12) en pas daarna de mens (1:27). Maar dit verschil in volgorde kan komen vanwege het verschil in perspectief. De werkelijke volgorde staat vermeld in het eerste scheppingsverhaal, het bouwverslag. We kunnen 2:9 namelijk als een terugblik lezen: “En de HEERE God had (voordat hij de mens boetseerde 2:7) allerlei bomen uit de aardbodem laten opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad”. Dit vers roept dan de schepping van de bomen en planten uit het eerste scheppingsverhaal in de herinnering (1:11-13). God zou toen ook de hof geplant hebben. De Vulgata biedt daar ruimte voor. Die vertaalde (2:8): “Maar de HEERE God had een paradijs geplant (plantaverat)”. Dat is voortijdig in vergelijking met het scheppen van de mens (2:7). Daar vertaalde de Vulgata: “De HEERE God formeerde (formavit) de mens”. Niet: “De HEERE God had de mens geformeerd (formaverat)”.
Het kan ook zijn dat God op de zesde dag de hof van Eden maakte (2:8) en dat Hij daarin allerlei bomen liet opgroeien (2:9). De andere vegetatie had God al op de derde dag geschapen (1:11-13). Dan biedt het tweede scheppingsverhaal aanvullende gedetailleerde informatie, wat op veel punten het geval is. Maar hoe het ook zij, we dienen er ook rekening mee te houden dat de vragen die wij stellen aan beide scheppingsverhalen geen vragen waren voor de eerste lezers. We moeten dus het scheppingsverhaal niet overvragen. Genesis 2:9 is namelijk vooral een theodicee, een verantwoording van het rechtvaardige beleid van de HEERE God. De HEERE God maakte namelijk allerlei begerenswaardige bomen om te zien en te eten, lezen we. Dat is het punt waar het hier vooral omgaat. De boom van de kennis van het goed en kwaad, waar de mens niet van mocht eten, was dus geen grote verleiding. Dat zou zomaar in onze gedachte kunnen opkomen. Het was dus geen begerenswaardige boom te midden van lelijke bomen met stinkende vruchten die niet te eten waren. Zo stonden de zaken er niet voor. De mens had alles wat zijn hartje begeerde. Alle bomen waren begerenswaardig om te zien en een lust om van te eten (2:9) en toch overtrad de mens het proefgebod. Dat is enorm aangrijpend. We kunnen God er niet de schuld van geven. Dit vers moet ons daarom heenleiden naar een persoonlijke overtuiging waarin we belijden: mea culpa, mijn schuld.
In het tweede scheppingsverhaal gaat het dus niet per se om de volgorde van scheppen. Het tweede scheppingsverhaal is geschreven ter verheldering van de zondeval in Genesis 3. De zondeval zou namelijk uit de lucht komen vallen als we het tweede scheppingsverhaal (Genesis 2:4b-25) zouden weglaten en we alleen het eerste scheppingsverhaal (Genesis 1:1-2:4a) zouden kennen. Oftewel, door het tweede scheppingsverhaal snappen we waarom de mens viel toen hij at van de boom van de kennis van het goede en het kwade. God had immers met de mens een proefgebod (2:16-17) gemaakt volgens het tweede scheppingsverhaal. De mens kwam zijn proeftijd niet door en God ontsloeg de mens uit hof van Eden (3:23-24) met alle gevolgen van dien. Meteen al in Genesis 4 sloeg Kaïn zijn broeder Abel dood. Dankzij het tweede scheppingsverhaal snappen we waarom de mens sterfelijk is. Hij is niet alleen beelddrager van God (onze hoge roeping en afkomst) zoals in het eerste scheppingsverhaal vermeld staat maar hij is ook volgens het tweede scheppingsverhaal geboetseerd uit het stof van de aarde. Om die reden kan God na de zondeval zeggen (Genesis 3:19b): “Want stof bent u en u zult tot stof terugkeren”.
Samenvattend kan ik niet anders concluderen dan dat het tweede scheppingsverhaal een ander perspectief biedt dan het eerste. Juist daardoor ontstaan er verschillen tussen deze twee scheppingsverhalen. Maar het gaat in feite over dezelfde schepping. De scheppingsverhalen vallen elkaar niet af maar vullen elkaar gewoon aan.
In het eerste scheppingsverhaal gaat het om de mens die beelddrager van God is. Zolang de mens Gods beeld draagt, is er rust. God is dan tevreden met Zijn heerlijke schepping. Deze rust wordt verstoord als de mens zich niet houdt aan het proefgebod, leren we uit het tweede scheppingsverhaal.
Dit tweede scheppingsverhaal vermeldt geen zevende dag. Geen dag waarop God rust kon nemen. Integendeel het loopt helaas uit op een andere dag. De dag waarop de dood zijn intrede doet: “want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven”. De rust is dan voorbij en de mens gaat weer terug naar de aarde, waaruit hij genomen is.
Helaas ervaren wij dagelijks dat de rust in ons leven en in de wereld voorbij is. Ook Genesis 4 schetst deze droevige werkelijkheid. Er is meteen een broedermoord na de zondeval. Vanwege deze moord is de rust ook opgezegd voor Kaïn, de moordenaar. Hij is bang om zelf gedood te worden. In die onrust voedt hij ook zijn nageslacht op. De wereld is onveilig geworden sinds Genesis 3.
Gelukkig hoeven we niet met deze voortdurende onrust af te sluiten want de rust die wij verloren hebben, is weer terugverdiend door Jezus. Hij is de ware beelddrager van God. Hij is ons volkomen nabij geworden door ons vlees en bloed aan te nemen. Hij de Nabije, is de gehoorzame Zoon terwijl Adam de ongehoorzame zoon was en wij in hem (Romeinen 5:12). Wat vreselijk is het daarom als we niet in deze Jezus geloven die de rust heeft terugverdiend! In het laatste boek uit de Bijbel lezen we van hen die niet in Jezus geloven dit vreselijke (Openbaring 14:11): “En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust…”. Maar gelukkig lees ik twee verzen verder wat anders. Daar lezen we van de eeuwige rust (Openbaring 14:13): “En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen”. Zij die in Jezus geloven mogen rusten in het volbrachte werk van Jezus.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
De arme man en de rijke Lazarus
Er is veel gebeurd de afgelopen tijd in ons gezinsleven. Afgelopen woensdag moest ik, met behulp van de ambulance, worden opgenomen in het ziekenhuis RadboudUMC (Nijmegen). Het hart sloeg op hol en ICD shocks plus extra medicijnen moesten, als middel in Gods hand, worden aangewend om ‘op de been’ te blijven. De Heere wilde deze middelen, onverdiend en ongedacht, tot hiertoe nog zegenen. Wanneer de dood in ogen wordt gekeken blijft er alleen een zucht naar Boven over. Vorige week zondag hadden we, in de Gereformeerde Gemeente, een preek over de lofzang in tijden van verdrukking en ellende. De woorden van de psalmdichter zongen mee in het hart, zondag niet beseffend dat ze déze impact zouden hebben. Maar de rest van de week wel nagalmend in het ‘hart’:
“Maar de HEER zal uitkomst geven,
Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt;
‘k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
‘k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.“
Wachtend op een donorhart, maar wat als dit donorhart niet op tijd komt? We mogen de middelen gebruiken, maar wat als onze verwachtingen alléén daar liggen. Dan is dat arm en alles tekort (2 Koningen 1:3)! Beter is (als een) Lazarus! De betekenis van die naam is ‘God heeft geholpen‘ of ‘God helpt’. Alleen de Heere kan ons redden. Als het nu sterven was geworden? Wat dan? Ben ik/Bent u bereid voor de grote Godsontmoeting? “Gij dan, zijt ook bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.” Vanmorgen beluisterde ondergetekende een preek van dr. C.P. de Boer (CGK) naar aanleiding van een aangrijpende en waarschuwende gelijkenis (Lukas 16). Het ging over de rijke man en de arme Lazarus. Uiteindelijk veelmeer de arme man en de rijke Lazarus. De arme man (die door zijn aardse goederen alle dag vrolijk en prachtig leefde) sloeg zijn ogen op aanwezig in de hel. Geldt dat ook ons? Of zijn we als die rijke Lazarus? Hij was arm en ellendig op aarde, máár van de engelen gedragen in Abrahams schoot (voor eeuwig bij de Heere). Dát kan alleen als we getrokken zijn/worden uit de duisternis, en overgezet zijn/worden tot dat wonderbare Licht. Buiten Jezus is géén leven, maar eeuwig zielsverderf.10 “Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?“11 Geef daar maar antwoord op tussen de Heere en uw ziel! Vrome woorden wegen niets in het Goddelijke gericht en (alleen) lippentaal zal Hem niet behagen, het komt op het hart aan.
Voetnoten
Does Belief in Inerrancy Necessitate a Particular View of the Age of the Earth? – Debat tussen dr. Mortenson en dr. Ross in 2024
In het najaar van 2024 organiseerde Southern Evangelical Seminary een debat tussen dr. Terry Mortenson en dr. Hugh Ross. De stelling/vraag waarover gedebatteerd werd luidde: ‘Does Belief in Inerrancy Necessitate a Particular View of the Age of the Earth?‘ Dr. Terry Mortenson is wetenschapshistoricus en theoloog. In Nederland is dr. Mortenson bekend vanwege zijn tournees die georganiseerd werden door Mediagroep In Genesis12 en het debat met systematisch theoloog dr. Gijsbert van den Brink in het Reformatorisch Dagblad.13
Voetnoten
Wat verstaan we onder theïstische evolutie en waarom groeit de populariteit? – Eerste lezing ir. Bart van den Dikkenberg voor ‘Samen Gereformeerd’
Als u de krant leest, zult u ongetwijfeld artikelen hebben gezien over de evolutietheorie en over de theïstische evolutie. Met name dat laatste verslaat momenteel zijn duizenden in de gereformeerde gezindte. Ik sprak een bestuurder van een reformatorische voortgezet onderwijsschool die me toevertrouwde dat minstens de helft van zijn docenten in de exacte vakken een vorm van theïstische evolutie aanvaardt. Wat dat is en wat de gevolgen daarvan zijn, daar hoop ik u vanavond wat inzicht in te verschaffen? Één ding is zeker: het is een subtiele aanval op Gods Woord en het scheppingsgeloof.
Het geloof in de Bijbelse schepping wordt in de gangbare wetenschap als achterlijk beschouwd. Er zijn zelfs christelijke wetenschappers, zoals William Lane Craig, die het ‘uiterst gênant’ noemen dat er nog christenen bestaan die nog in de Bijbelse schepping geloven. De wetenschap heeft immers bewezen dat de evolutietheorie waar is? Met hetzelfde gemak schuiven ze de historie van Genesis 1-11 terzijde.
Wie nu biologie gaat studeren, wordt overspoeld met evolutietheorie. Een neef van me, inmiddels promovendus aan de Radboud Universiteit, vertelde me hoe een hoogleraar op het eerste college vroeg: ‘Wie gelooft er nog in de schepping?’ Hij en een enkeling stak zijn hand op. ‘Dan moet je daar gauw afstand van nemen, of anders zit je hier op de verkeerde plek.’ Hoe velen van onze studerenden komen niet in de knel wanneer ze in hun opleiding te maken krijgen met de evolutietheorie. Ze kunnen die niet combineren met hun Bijbelse opvoeding. Vaak zijn het christelijke wetenschappers die hen voorgaan in een vorm van theïstische evolutie. Voor velen is dat ook een aanleiding om hun behoudende gereformeerde opvoeding te verlaten en zich onder een godsdienst te begeven waarin ze schepping en evolutie kunnen combineren.
Ik sta voor de opdracht om een boek van ruim 450 pagina’s voor u in drie lezingen samen te vatten.
We beginnen vanavond met deel 1 een serie van drie lezingen over schepping, evolutie en de Bijbel.
Het onderwerp voor nu is: Geloof en wetenschap
Ik sta met u stil bij drie hoofdpunten, waarna ik met u kom tot een evaluatie:
- Evolutie.
- Theïstische evolutie.
- Wetenschappelijke methode en methodisch naturalisme.
1. Evolutie
De Bijbelse scheppingsleer staat de eeuwen door bloot aan aanvallen door het menselijk verstand. Hoe komt dat? Omdat het verstand een Goddelijk wonder wil begrijpen; de mens wil in zijn ellendige hoogmoed God begrijpen; ja, als God zijn, en zelf bepalen wat waar en niet waar is. Maar ons verstand moet buigen onder Gods Woord. Job verstond daar iets van: ‘Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet’ (Job 36:26). Een van de aanvallen van het menselijk verstand op Gods Woord is afkomstig van de evolutietheorie; een andere, subtiele aanval de theïstische evolutieleer. Om te weten wat theïstische evolutie inhoudt, moeten we eerst de evolutieleer wat nader bezien.
Wat houdt die evolutieleer in? Simpel gezegd dat leven zich heeft ontwikkeld van eenvoudig naar complex, van een eerste oercel naar alle dieren en planten van vandaag inclusief de mens. Dit proces zou 3,8 miljard jaar geleden zijn begonnen. Het erfelijk materiaal verbetert zich doorlopend. De veranderingen in het erfelijk materiaal (zogeheten mutaties in DNA) zijn heel klein en verlopen heel geleidelijk.
De bekendste voorman van de evolutietheorie is de Engelsman Charles Darwin. Volgens hem regeert God de wereld niet; dat doet zijn eigen natuurwet, de natuurlijke selectie. De natuur selecteert voortdurend de individuen met de beste eigenschappen. Dit noemen we natuurlijke selectie; de natuur doet zo eigenlijk het werk van een fokker. Maar terwijl een dierenfokker hiervoor zijn verstand nodig heeft, is natuurlijke selectie doelloos en toevallig. We noemen dit proces vanaf de eerste oercel macro-evolutie, of de universele gemeenschappelijke afstamming van de soorten.
Darwins theorie heeft de dood nodig om zwakke individuen in de strijd om het bestaan (struggle for life) te laten uitsterven, en de sterkste te laten overleven. De dood is er dan niet door de zonde, maar bestaat al vanaf de allereerste oercel om het zwakkere te laten verdwijnen en het sterkere en best aangepaste te laten overleven (survival of the fittest). Wetenschappelijk gezien is er tegen deze theorie veel in te brengen. Ik sla dat nu over, omwille van de tijd. Wie daar meer over wil weten, verwijs ik naar mijn boek ”De werken van Zijn handen”.
Nu moeten we niet alle veranderingen in de natuur die evolutie worden genoemd categorisch afwijzen. Als we uitgaan van de schepping van alle planten en dieren naar hun ‘aard’, levert micro-evolutie geen problemen op. Met micro-evolutie bedoelen we dan veranderingen binnen de geschapen ‘aard’ waarover Genesis 1 spreekt, ook wel soortvorming en adaptatie genoemd. Als er na verloop van tijd uit geschapen oerkatachtigen een leeuw, een tijger en een poema zouden zijn ontstaan, hoeven we daarmee dus geen problemen te hebben. Vogels kunnen door micro-evolutie het vermogen verliezen om te vliegen. Bacteriën kunnen door mutaties resistent worden voor penicilline. Dit zijn allemaal voorbeelden van micro-evolutie. Als wetenschappers beweren dat het evolutieproces is bewezen, kunnen ze dat alleen zeggen van de micro-evolutie.
De meeste wetenschappers geloven tegenwoordig dat miljarden jaren van micro-evolutie macro-evolutie opleveren. Dit is echter geen wetenschap maar geloof. Macro-evolutie steunt immers op een interpretatie van de feiten uit de natuur binnen het kader van macro-evolutie. Macro-evolutie wordt a priori verondersteld als feit, ik kijk daarom met mijn evolutiebril op naar de natuur; ik zie evolutie en verklaar de natuur via macro-evolutionaire processen. We hebben dus te maken met een cirkelredenering. En aan een cirkelredenering ligt een geloofsuitgangspunt ten grondslag.
2. Theïstische evolutie
Omdat de evolutietheorie zo’n grote plaats heeft verworven in het wetenschappelijk bedrijf als beste natuurlijke verklaring voor het ontstaan van alle levensvormen, nemen wetenschappers de evolutietheorie voor waar aan. Het is gevestigde wetenschap. Wie serieus genomen wil worden in de wetenschappelijke wereld, zal de evolutietheorie op de een of andere manier een plek moeten geven in zijn wetenschapsbeoefening. Zo heeft de evolutietheorie een plaats gekregen in de psychologie, de sociologie en de pedagogiek. En in de theologie.
Zodoende is er een nieuwe aanval op de Bijbelse scheppingsleer bij gekomen vanuit de wetenschappelijke theologie: die van de theïstische evolutieleer. Wetenschappers die zich orthodox-christelijk noemen, proberen de schepping in zes dagen te verzoenen met een evolutieproces dat miljarden jaren moet hebben geduurd. God zou dan hebben geschapen door een evolutieproces te gebruiken als scheppingsmethode. U voelt wel aan dat hier iets wringt.
Nu zijn er theologen die zeggen dat je de eerste hoofdstukken van Genesis eigenlijk moet lezen als een verhaal, een legende of mythe over de schepping, maar God heeft het niet exact zo gedaan. God heeft dat zo laten opschrijven omdat de Joden toen niet begrepen dat er 13,8 miljard jaar geleden een oerknal is geweest, en dat het leven op aarde 3,8 miljard jaar geleden is ontstaan. De Bijbel is niet bedoeld als geschiedenisboek, ook niet als natuurwetenschappelijk boek, maar als een boek dat ons de weg wijst naar een relatie met God. Hoe alles echt heeft plaatsgevonden, leert de wetenschap ons.
Veel christelijke wetenschappelijk opgeleide mensen vinden dat een mooie oplossing: door Genesis 1-11 te lezen door de bril van de huidige seculiere cultuur en wetenschap kunnen ze in God blijven geloven en tegelijk de evolutietheorie aanvaarden. Maar is het wel zo’n mooie oplossing? En hoe moeten we daar tegenaan kijken vanuit Gods Woord?
Je komt deze manier van Bijbeluitleg tegenwoordig overal tegen. Bekende voorstanders hiervan zijn Gijsbert van den Brink, hoogleraar theologie en wetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, en Arnold Huijgen, hoogleraar theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). De cultuur en wetenschap van vandaag bepalen hoe ze de Bijbel lezen. De Bijbel zegt hun dus niets meer over de schepping, over man en vrouw, over het huwelijk; ze hebben geen bezwaar tegen de evolutietheorie, het homohuwelijk, de vrouw in het ambt en het transgendergebeuren. Zij nemen afstand van het historisch en normatief gezag van de Bijbel. De Bijbel zou alleen waar zijn als het gaat over het verlossingswerk van de Heere Jezus, en over wat de hedendaagse wetenschap kan bevestigen.
De Bijbel is voor theïstisch evolutionisten een onderwerp van puur verstandelijke interpretatie, alsof het een gewoon oud boek is in plaats van Gods onfeilbare Woord. In de praktijk verlaten ze de Bijbel en volgen ze de evolutieleer. In hun hoofd en hart hebben ze afscheid genomen van de Bijbelse scheppingsleer.
3. Wetenschappelijke methode en methodisch naturalisme
We kunnen ons afvragen: als de wetenschap macro-evolutie niet bewezen heeft, waarom houdt ze er dan toch zo aan vast? Is het wel terecht dat theïstisch evolutionisten er zo achter aan lopen?
Laten we eens kijken naar hoe de huidige natuurwetenschap werkt. De wetenschappelijke methode gaat uit van de vijf zintuigen: zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Wetenschappers proberen de waarheid over onze werkelijkheid te achterhalen door:
- Feitelijke (empirische) waarnemingen te doen met hun zintuigen of met behulp van instrumenten.
- Op basis daarvan stellen ze hypothesen op om hun waarnemingen te verklaren.
- Deze hypotheses worden met nieuwe systematisch opgezette waarnemingen getest en verfijnd. Hoe meer data hoe beter foute wetenschappelijke ideeën kunnen worden geëlimineerd.
- Hypotheses die herhaaldelijk niet door waarnemingen worden gefalsifieerd, kunnen de status van een gevestigde theorie krijgen. Een theorie ordent en verklaart waarnemingen die voorheen afzonderlijk werden bestudeerd. Van een goede theorie kunnen suggesties voor nieuw wetenschappelijk onderzoek worden afgeleid: de theorie moet dus toetsbaar zijn en de experimentele toets herhaalbaar. Een bruikbare theorie voorspelt de uitkomst van de hypothesen al voordat een experimentele toets is uitgevoerd. Een wetenschappelijke theorie is dus niet zomaar een proefballonnetje of een ongefundeerde bewering van wetenschappers; ze levert de meest aannemelijke verklaring voor de relevante waarnemingen, waaraan wetenschappers meestal naar eer en geweten hun bijdragen leveren.
- Theorieën die herhaaldelijk opnieuw worden bevestigd en die een voorspellende waarde blijken te hebben, krijgen de status van wetenschappelijke wet. Dat is zoveel als ‘het wetenschappelijk meest waarschijnlijke’. Zo’n wet wordt meestal in wiskundige termen weergegeven.
- Een aantal theorieën die samen onze wereld verklaren, wordt een paradigma genoemd, een stelsel van gedeeld geloof, waarden en technische middelen. Het paradigma heeft zich zo vaak bewezen dat alle ogenschijnlijke weerleggingen met scepsis worden bekeken. Dat kan op den duur kritische toetsing in de weg staan.
Om al deze stappen te doorlopen zijn logisch denken, precisie, objectiviteit, reproduceerbaarheid van resultaten en eerlijke en ethische rapportage van bevindingen onmisbaar.
Als dit het enige was, zou de evolutietheorie al spoedig door de mand vallen. Evolutie is immers niet empirisch te onderzoeken, niet herhaalbaar en niet voorspellend. Maar wetenschappers gaan vandaag de dag ook uit van de filosofie van het methodologisch naturalisme.
De term methodologisch naturalisme is afkomstig van de christelijke filosoof Paul de Vries. De hoogleraar van het Wheaton College (VS) introduceert dit begrip in een lezing in 1983. De Vries werkt zijn lezing uit tot een artikel waarin hij onderscheid maakt tussen het methodologisch naturalisme (de wetenschap werkt alsof God niet bestaat) en metafysisch of ontologisch naturalisme (God bestaat per definitie niet). Volgens het methodologisch naturalisme mogen de verklaringen van de wetenschap ‘zich alleen baseren op natuurlijke dingen en processen.’ Het methodologisch naturalisme is een poging om de wetenschap los te maken van welk geloofssysteem dan ook: wetenschap moet neutraal zijn ten aanzien van het bestaan van God en het een geestelijke wereld.
Een christelijke wetenschapper moet tijdens zijn wetenschappelijke werk doen alsof God niet bestaat. Geen wonder dat sommigen het methodologisch naturalisme om deze reden ‘atheïstisch van aard noemen.’ Op zijn minst vraagt het een ‘tijdelijk atheïsme’ van de wetenschapper. Het sluit de alomtegenwoordige God van de Bijbel buiten het domein van de natuurwetenschap.
In de empirische (experimentele) natuurwetenschappen die het bestaan van natuurwetten en natuurlijke processen onderzoeken, functioneert het methodologisch naturalisme tamelijk probleemloos. Onder deze natuurwetenschappen vallen bijvoorbeeld astronomie, geologie en biologie, waarin de herhaalbaarheid van verschijnselen een cruciale rol speelt. Vaak wordt over het hoofd gezien dat de ‘harde’ natuurwetenschappen óók een zachte kant hebben: hun historische dimensie. Dan gaat het over het ontstaan van het heelal, de aardlagen, het leven, de biodiversiteit en de mens, is er sprake van geschiedenis, historie. Het is immers allemaal in het verleden gebeurd.
Theorieën die het ontstaan van natuurlijke fenomenen moeten verklaren zijn historisch en niet experimenteel van aard. Ze gaan over eenmalige unieke gebeurtenissen uit het verleden, die immers niet kunnen worden herhaald in een laboratorium. Veel hypothesen over het verleden kunnen nu eenmaal niet experimenteel worden getoetst. In plaats van waarnemingen gebruikt de geschiedwetenschap of forensische wetenschap de principes van causaliteit (oorzaak en gevolg) en analogie.
Net als bij de experimentele natuurwetenschappen construeren de natuurwetenschappers ook het verleden met het methodologisch naturalisme als absoluut uitgangspunt. Het idee is dat het heelal met alles erop en eraan is ontstaan en ontwikkeld via dezelfde natuurwetten die vandaag de dag bestaan en in de empirische wetenschap worden getoetst. Juist de oorsprong en het ontstaan van onze werkelijkheid laat zich niet verklaren via materie, natuurwetten, natuurlijke processen, tijd en toeval, die in de wereld van vandaag een grote rol spelen. ‘Een wetenschappelijk onderzoeker, hoe vindingrijk en briljant hij ook is, kan de oorsprong in het verleden niet observeren of herhalen.’
Ik noem als voorbeeld het wonder op de bruiloft te Kana. De Heere Jezus maakte daar in één ogenblik uit water de beste wijn: „Als nu de hofmeester het water dat wijn geworden was, geproefd had (en hij wist niet vanwaar de wijn was; maar de dienaren die het water geschept hadden, wisten het), zo riep de hofmeester den bruidegom, en zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan den minderen; maar gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard”(Joh. 2:9,10). Zou iemand de wijn empirisch/forensisch met de best beschikbare apparatuur van vandaag onderzoeken, dan zou hij een aantal conclusies kunnen trekken, zoals:
- Deze wijn is gemaakt van uitstekende, goed gerijpte pinot noir-druiven.
- Deze wijn heeft 3 jaar gerijpt in eikenhouten vaten in een koele donkere kelder.
- Het alcoholgehalte is 17,5 procent, dat is hoog, dus was het suikergehalte in de druiven optimaal.
- enz.
Deze waarnemingen kloppen methodisch naturalistisch gezien uitstekend. Er is een probleem: ze zijn niet waar. De wijn is immers nog geen half uur oud, is niet geperst uit druiven, is niet gerijpt in eikenhouten vaten, enz. Er heeft immers een goddelijk wonder plaatsgehad.
Vertaal dit nu eens naar de schepping. Omdat de zoektocht naar het verleden zich uitsluitend richt op de tweede oorzaken (natuurwetten en natuurlijke processen), zien de wetenschappers de levensgrote aanwijzingen voor de eerste Oorzaak (God) over het hoofd. Het heelal, de finetuning van de natuurconstanten en biologische informatie in het DNA hebben onmiskenbaar een Maker nodig. De realiteit van een bovennatuurlijke eerste Oorzaak is dan onontkoombaar.
Maar het methodologisch naturalisme verbiedt zo’n supernaturalistische benadering. Ze zal altijd aansporen tot zoeken naar de beste natuurlijke verklaring voor waarnemingen, en niet naar de beste ware verklaring voor het ontstaan van de dingen. Daar ligt de belangrijkste reden voor de botsing tussen de Bijbelse scheppingsleer en de evolutietheorie. Het methodologisch naturalisme is de belangrijkste reden waarom Genesis 1 blijft botsen met onder meer de oerknaltheorie en de theorie van de universele gemeenschappelijke afstamming van de soorten.
4. Evaluatie
U begrijpt dat zolang de hedendaagse natuurwetenschap blijft zoeken naar natuurlijke verklaringen voor de oorsprong der dingen, ze de eerste elf hoofdstukken van Genesis zullen blijven afwijzen.
Maar een wetenschappelijke ‘waarheid’ mag in geen geval een aanleiding zijn om de inhoud van de Bijbel aan te passen, zei prof. H. Bavinck ooit. Dit doen theïstisch evolutionisten echter wel. Theologen die de theïstische evolutieleer voorstaan, zeggen dat je de eerste hoofdstukken van Genesis eigenlijk moet lezen als een verhaal, een legende of mythe over de schepping; God heeft het natuurlijk niet exact zo gedaan. God heeft dat zo laten opschrijven omdat de Joden in de tijd van Mozes niet begrepen dat er 13,8 miljard jaar geleden een oerknal is geweest, en dat het leven op aarde 3,8 miljard jaar geleden is ontstaan.
En daarmee ontzeggen ze zich het juiste zicht op de werkelijkheid. Want waarom zijn de eerste elf hoofdstukken van Genesis, ook wel de oergeschiedenis genoemd, van groot belang om de rest van de Bijbel te kunnen verstaan?
De eerste elf hoofdstukken van Genesis leggen de basis voor het verstaan van de volgende hoofdstukken en Bijbelboeken. Aan de orde komen:
- De leer aangaande God (theologie). Genesis openbaart Wie God is. Hij openbaart Zich als een enkelvoudig Wezen én tegelijk als meer in Personen, in Zijn drie-eenheid, als almachtig Schepper, als soevereine Wetgever en als een alwetend en recht vaardig Rechter. God is echter ook als Verlosser voorzegd; de eigenschappen van Zijn goedheid, lankmoedigheid, barmhartigheid en genade blijken uit de redding van Noach en zijn familie van het oordeel van de zondvloed.
- De leer aangaande de mens (antropologie). De eerste man (Adam) en de eerste vrouw (Manninne) zijn speciale scheppingen van God: geschapen als beeld van God, bestaande uit lichaam en ziel, begiftigd met een rationeel verstand. Adam is gemaakt uit het stof van de aarde, Manninne uit de rib van Adam. Manninne is bedoeld als metgezel voor Adam; uit Genesis volgt ook dat het huwelijk een verbintenis is van één man met één vrouw. Ten slotte stamt de hele mensheid van Adam en Eva af. De mens is door God gesteld als rentmeester over al het geschapene.
- De leer aangaande de zonde (hamartiologie). De overtreding van Gods verbod door Adam als verbondshoofd heeft de zonde in de wereld gebracht. Deze zonde rekent God aan alle mensen toe; door de zondeval heeft de mens zichzelf beroofd van Gods gunst en gemeenschap. De zondesmet wordt overgeërfd van vader op kind; de erfschuld toegerekend van vader op kind. De zonde bracht de eerste schuld, het eerste oordeel en de drievoudige dood in de wereld.
- De leer aangaande de verlossing (soteriologie). Hoe kan een zondig mens weer in de gunst van de heilige, rechtvaardige God worden hersteld? God belooft de komst van Zijn Zoon, het Zaad van de vrouw, de Heere Jezus Christus Die voor al de Zijnen de schuld zal wegdragen, het Goddelijke oordeel en de drievoudige dood zal onder gaan. Daarvoor moest Christus, de laatste Adam, een nakomeling van de eerste Adam zijn om als Bloedverwant-Verlosser van de mensheid voor Zijn volk te kunnen voldoen.
- De leer aangaande de engelen (angelologie). God schiep de engelen waarschijnlijk gelijktijdig met de hemel, voordat hij de aarde schiep. Sommige engelen zijn gevallen; dit moet na de zesde dag zijn gebeurd. Satan (lasteraar) belastert God en verleidt Eva om tegen God in opstand te komen. God voorzegt de uiteindelijke ondergang van satan en zijn rijk. Er zijn echter ook goede engelen, zoals de cherubs die de toegang tot de boom des levens in de hof in Eden bewaken.
- De leer aangaande de kerk (ecclesiologie). Er zullen twee volkeren op aarde bestaan: het zaad van de vrouw en het zaad van de slang. Het zaad van de vrouw is de Kerk van Christus, Die Zijn verbintenis aan haar tot voorbeeld stelt voor het huwelijk tussen een man met zijn vrouw. Ook de uitwendige openbaring van de Kerk van Christus wortelt in Genesis.
- De leer aangaande de laatste dingen (eschatologie). De volmaakte staat in Genesis laat zien wat de Heere met Zijn schepping voorheeft, ‘van vóór de grondlegging der wereld’. De zondvloed is een voorafschaduwing van het vergaan van de aarde door vuur op de laatste dag. In de eeuwigheid ‘zal de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn’, evenals in de volmaakte staat in de hof van Eden toen er nog geen zonde was. Want ‘geen vervloeking zal er meer tegen iemand zijn’. Evenals in de hof van Eden zal er een Boom des levens staan, en ‘zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben, want de Heere God verlicht hen.’
Zo wordt het fundament voor de Bijbelse leer van schepping, val, dood en leven, heilsgeschiedenis, verzoening, verlossing en de wederoprichting van alle dingen in de eerste hoofdstukken van Genesis gelegd. De eerste hoofdstukken van Genesis zijn dus cruciaal voor een Bijbels wereldbeeld. Wanneer de eerste elf hoofdstukken van Genesis niet letterlijk-historisch bedoeld zouden zijn, verdwijnt het fundament onder het christelijk geloof.
‘Voor de geschiedenis van de verzoening is het ontbreken van een historisch fundament funest, omdat de feitelijkheid van Gods handelen in de historie deel en onderdeel is van de boodschap’, zegt prof. Greijdanus. Veel van de huidige discussies in de breedte van de gereformeerde gezindte gaan over de eerste elf hoofdstukken van de Bijbel, signaleert dr. J.M.D. de Heer (1971). Tal van ethische kwesties vinden hun grond in de scheppingsorde die de Heere in Zijn schepping heeft gelegd. In het Nieuwe Testament grijpen de Heere Jezus en Paulus herhaaldelijk terug op deze scheppingsorde. De Heer concludeert terecht: ‘Genesis 1-11 zijn inderdaad fundamenteel’.
Dit is de eerste lezing in een serie van drie. Van den Dikkenberg hield deze lezing op 26 maart 2025 voor ‘Samen Gereformeerd’ te Hoevelaken. De tweede lezing door ir. Bart van den Dikkenberg hoopt hij op 23 april 2025 D.V. te houden (eveneens in Hoevelaken). Via dit artikel is daar meer informatie over te vinden. Op deze website worden een overzicht bijgehouden van reacties op het boek van ir. Van den Dikkenberg (link). Het boek is binnen de ‘rechterflank’ van de Gereformeerde Gezindte veelal positief ontvangen (zie bijv. De Saambinder (dr. De Raaf), De Wachter Sions (dr. Verboom), StandVastig (dr. Van Wingerden)). Over het voorbeeld van de bruiloft te Kana had dr. Teeuw in de discussie over theïstische evolutie een interessant artikel (link).
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Samen Gereformeerd. Het originele artikel is hier te vinden.