Home » Theologie

Categorie archieven: Theologie

Spreken over Boven – Theologie geldt in academische kringen niet langer als echte wetenschap

De afgelopen maanden was er veel nieuws over het verdwijnen van universitaire studies. Het betreft niet alleen studierichtingen als Duits, Frans, Arabisch en Keltisch maar ook wat ooit gold als ‘de koningin der wetenschappen’.

Soms buitelen berichten over een bepaald onderwerp over elkaar heen. Zo berichtten verschillende media eind oktober dat de Universiteit Utrecht (UU) maar liefst zes studierichtingen gaat schrappen. Het betreft studies als Duits en Frans maar ook Religiewetenschappen. Begin november kwam het bericht dat de Vrije Universiteit in Amsterdam (VU) drie faculteiten – waaronder Religie & Theologie – gaat samenvoegen tot één nieuwe. In de naam van deze nieuwe faculteit komt het woord ’theologie’ niet meer voor.

Talenstudies onder druk

De reden die wordt aangevoerd om de vakgroepen Duits en Frans op te heffen, is dat die niet meer rendabel zouden zijn. Nog maar enkele tientallen studenten kiezen er de laatste jaren voor een van deze talen te gaan studeren. Om een indruk te geven: van de bachelorstudenten Frans studeert slechts 11 procent binnen vier jaar af. 52 procent stapt over naar een andere opleiding, 37 procent haalt helemaal geen diploma. Tweedegraads lerarenopleidingen doen het niet veel beter. In 2023 begonnen 59 studenten aan hun opleiding tot leraar Frans. Statistieken wijzen uit dat de laatste jaren 40 procent al in het eerste jaar uitvalt en dat slechts zo’n 30 procent binnen vijf jaar de eindstreep haalt. Voor Duits zijn de cijfers vergelijkbaar.

Met deze cijfers in het achterhoofd is het niet verwonderlijk dat er nauwelijks docenten Frans en Duits te vinden zijn. Mijn eigen zoon zit in de derde klas van de middelbare school, maar krijgt dit jaar geen Frans. De mogelijkheid om in de bovenbouw Frans te kiezen, is voor hem passé. Op het Lorentz Lyceum in Arnhem – Arnhem! – wordt in de bovenbouw überhaupt geen Duits meer gegeven. En het gaat alleen maar erger worden. Volgens de laatste trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren van het ministerie van Onderwijs zal het lerarentekort voor Frans en Duits in 2032 verdubbeld zijn.

Gevolgen voor de theologie

De teloorgang van Frans en Duits in het Nederlandse onderwijs heeft niet alleen economische en culturele gevolgen, maar raakt ook de theologiebeoefening in Nederland. Voor theologen die het Duits of Frans niet of nauwelijks beheersen, is een scala van belangrijke theologische werken niet toegankelijk. Een hoogleraar vertrouwde me kortgeleden toe dat als hij Duitse of Franse teksten met zijn studenten wil behandelen, hij gedwongen is deze in Engelse vertaling aan te bieden. Wie serieus werk wil maken van het bestuderen van het bijbelboek Genesis, kan in alle redelijkheid niet heen om het driedelige commentaar van de Duitse oudtestamenticus Claus Westermann. Wie meer wil weten over middeleeuwse exegese van de Bijbel is nog steeds aangewezen op Exégèse médiévale: les quatre sens de l’Écriture van de Franse theoloog Henri de Lubac. Noch het werk van Westermann, noch dat van Lubac is in het Nederlands vertaald. Nog een voorbeeld: dit jaar bezorgde prof. dr. W.H.Th. Moehn het eerste deel van de wetenschappelijke editie van de complete werken van Guido de Brès (Le Baston de la Foy chrestienne). Zal er over dertig jaar nog een Nederlandse theoloog zijn die een project als Guy de Brès Euvres Complètes op poten kan zetten?

Theologie en universiteit

Het verdwijnen van de studie theologie aan Nederlandse universiteiten is een verhaal van nog ernstiger aard. Hier is niet alleen sprake van een bezuinigingsronde maar zijn aard en wezen van de theologie als zodanig in het geding. Als reden voor de faculteitenfusie aan de VU noemde rector Jeroen Geurts in het dagblad Trouw (5 november) dat er sprake is van ‘religiestress’. Wat blijkt? De twee andere fusiepartners – Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen – willen niet dat er nog iets is dat herinnert aan theologie. Theologie geldt in academische kringen niet langer als echte wetenschap. Theologie, zo is de redenering, houdt zich slechts bezig met wat mensen door de eeuwen heen bedacht hebben over God. Over God Zelf kan de theologie geen enkele uitspraak doen omdat enige vorm van bewijs dat God bestaat, ontbreekt. Het doet sterk denken aan de beruchte uitspraak van Harry Kuitert: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van Boven komt’.

Verlichtingsdenken

Sinds de Verlichting is meer en meer de gedachte ontstaan dat de wetenschap slechts uitspraken kan doen over zaken die voor onze menselijke zintuigen toegankelijk zijn. Zo onderzoeken neurowetenschappers met behulp van EEG-, fMRI-scans en andere technieken hoe 86 miljard neuronen van de menselijke hersenen in verbinding staan met elkaar, met andere delen van het zenuwstelsel en de rest van ons lichaam. Archeologen doen onderzoek naar scherven aardewerk, resten van menselijke skeletten en overblijfselen van bijvoorbeeld Romeinse badhuizen die ze tijdens opgravingen in verschillende aardlagen aantreffen. Op basis van deze vondsten proberen ze zich een beeld te vormen va hoe het leven eruitzag in verschillende periodes van de geschiedenis.

Zowel neurologen als archeologen hebben dus iets in handen wat tastbaar en zichtbaar is: (scans van) menselijke hersenen en scherven aardewerk. Maar waarover beschikken theologen eigenlijk? Een oud boek, geschreven in inmiddels dode talen, waarin mensen hun ervaringen met God optekenden door middel van verhalen, wetteksten, liefdespoëzie, lofzangen, profetieën, evangeliën en brieven.

Op grond daarvan kunnen theologen wel uitspraken doen over hoe mensen in vroeger tijden over God dachten en welke voorstellingen ze van Hem maakten. Maar dat betekent niet dat ze gezaghebbende uitspraken kunnen doen over God Zelf, laat staan dat ze Zijn bestaan zouden kunnen bewijzen. Vanuit deze redenering heeft de Bijbel niet meer gezag dan de Ilias van Homerus of een toneelstuk van Shakespeare.

Deze houding verklaart waarom de Universiteit Leiden een aantal jaren geleden al de studie theologie inruilde voor religiewetenschappen. Bachelorstudenten Religiewetenschappen verdiepen zich daar nu ‘in mensen en hun opvattingen, in de rol die religies spelen in de wereld, mondiaal en regionaal, in heden en verleden’, zo valt te lezen op haar website. Interessante materie, ongetwijfeld, maar van een gezaghebbende waarheidsclaim kan natuurlijk geen sprake meer zijn.

Nu zullen alle wetenschappers erkennen dat hun uitspraken voorlopig van aard zijn. Ze kunnen immers altijd worden ingehaald door nieuwe inzichten. Maar een wetenschap die pretendeert iets zinnigs te kunnen zeggen over de God van Israël, Die in Jezus Christus vanuit de hemel is neergedaald om ons mensen en om onze redding, heeft naar seculiere inzichten geen poot om op te staan. Het bestaan van de mens Jezus Christus is historisch al niet te bewijzen, laat staan dat we een uitspraak zouden kunnen doen over twee naturen – een goddelijke en een menselijke – verenigd in één persoon.

Onverwacht geluid

Vanuit seculier perspectief is de verschuiving van theologie naar religiewetenschappen begrijpelijk. Maar dat ook gelovige wetenschappers deze wisseling van de wacht toejuichen, is een ander verhaal. In het reeds genoemde artikel in Trouw zegt prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar Religiegeschiedenis aan de VU met een grote staat van dienst, dat in strikte zin theologie niet thuishoort aan een universiteit. Het moge zo zijn dat de VU sinds haar oprichting de studie theologie aanbiedt, maar dat is volgens hem ‘een armoedig argument om theologie te handhaven’. Tegelijkertijd beweert hij dat theologie ‘beter kan functioneren als ze uit haar isolement komt en haar plek inneemt binnen de geesteswetenschappen’. Daarmee lijkt hij te suggereren dat theologie in zoverre een plek verdient aan de universiteit dat ze thuishoort binnen het domein van de religiewetenschappen – als een van de geesteswetenschappen – maar niet als zelfstandige vakgroep of faculteit. Dat zou logischerwijze betekenen dat Van Lieburg – in elk geval in praktische zin – zich voegt in de gedachtegang dat theologie een spreken is over boven dat komt van beneden. Hoe dit ook zij, duidelijk is dat Van Lieburg de vraag of theologie als zelfstandige studie thuishoort aan een niet-kerkelijk gebonden universiteit, beantwoordt met een expliciet ‘nee’.

Rede en openbaring

Gold te theologie in de Middeleeuwen nog als ‘koningin der wetenschappen’, sinds de intrede van de moderniteit in de zeventiende eeuw is alle vanzelfsprekendheid daaromtrent verdwenen. Wie echter z’n oor te luisteren legt bij wat de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino en de negentiende-eeuwse kardinaal John Henry Newman hierover hebben gezegd, merkt dat het seculiere denken over theologie cruciale nuances overboord heeft gegooid.

Het overdragen van universele kennis is een basisopdracht van elke universiteit en bij het uitbreiden van kennis kunnen we niet anders dan in eerste instantie aansluiten bij overtuigingen die we vanzelfsprekend achten. Voor Thomas van Aquino is de leer van de drie-eenheid net zo vanzelfsprekend als dat voor wiskundigen een rechte lijn de kortste verbinding is tussen twee punten. Daar wringt natuurlijk de schoen. Van Aquino erkent dat de leer van de drie-eenheid voor de rede onbewijsbaar is maar de openbaring weliswaar boven de rede uitstijgt maar niet tegen de rede indruist. Christenen geloven dan ook niet zonder reden wat ze geloven. Zoals we een volgende keer zullen zien, doet Newman hier nog een schepje bovenop.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Dijkgraaf, H., 2024, Spreken over Boven. Theologie geldt in academische kringen niet langer als echte wetenschap, De Waarheidsvriend 112 (50): 4-6 (artikel).

Feedback & Vragen 2025: Waarom zou je vanuit een schriftuurlijk-bevindelijke positie academische theologie (willen) bedrijven?

Het ‘waarom’ van academische theologie vanuit een Schriftuurlijk-bevindelijke positie is een vraag die wel eens gesteld wordt. Het is een terechte vraag, met het oog op het doel en het praktische nut van academische theologie. Vandaag werd die vraag ook gesteld, zij het in een wat karikaturale vorm. Toch is het nuttig om daar wat over te schrijven. Bovendien wil ik op deze website nog twee artikelen plaatsen waarin deze vraag, of een meer algemene variant daarop, naar voren komt.

Toen de vraag gesteld werd moest ik denken aan wat ik gisteren las over de promotie van dr. ir. M. Burggraaf (1930-2024) in 1989. Burggraaf overleed onlangs in de gezegende leeftijd van 94 jaar. Aanvankelijk werkte hij als ingenieur bij Siemens. In de jaren tachtig was hij kandidaat binnen de Gereformeerde Gemeente1. Later is hij benoemd als docent in Taiwan2 en raakte hij betrokken bij Bijbelvertaalwerk voor China.3 Na zijn overlijden heeft de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) dit vertaalwerk overgenomen.4 Dr. ir. M. Burggraaf studeerde theologie te Utrecht en Semitische talen te Leiden. Op 21 september 1989 promoveerde hij aan de Universiteit van Leiden op een letterkundige dissertatie. Het proefschrift had als titel: “Een onderzoek naar de functie en het gebruik van de infinitivus constructus voorafgaande door de prepositie ל in het klassieke Hebreeuws”.

Ingewikkeld onderwerp

Volgens journalist Bax, van het Reformatorisch Dagblad was een ingewikkeld onderwerp. “Zijn proefschrift is zo specialistisch, dat een vakbekwame recensie ervan voor de doorsnee dagbladlezer zinloos is”. Toch probeert hij het te vereenvoudigen: “Hoe wordt de onbepaalde wijs gebruikt in het klassieke Hebreeuws als die onbepaalde wijs voorafgegaan wordt door het voorzetsel ל.” Dit was al vastgesteld, maar waarom dát zo is, daar had nog niemand onderzoek naar gedaan. Inhoudelijk laten we het proefschrift (nu) verder rustten. De vraag naar het ‘waarom’ is immers belangrijk in het artikel. Waarom zou een bevindelijk-gereformeerd student of academicus op dergelijke wijze academische theologie (moeten) bedrijven? Daarin is Burggraaf heel duidelijk en navolgenswaardig. Hij zegt: “Door dit onderzoek komt de diepere rijkdom van de Schriften meer naar de oppervlakte en kan er sprake zijn van een beter verstaan ervan. Als algemeen voorbeeld kan ik aandragen dat bij voorbeeld de Statenvertalers zo dicht mogelijk bij het Hebreeuws wilden staan. Daartoe heb je een goede grammatica nodig. Een grammatica die het Hebreeuws in alle onderdelen behandelt, bestaat nog steeds niet. Mijn onderzoek kan ook gezien worden als een bijdrage om tot een volledige grammatica te komen.” Zijn tweede reden is: “Het (promotieonderzoek, JvM) moet meer gezien worden in het grote geheel van de grammaticabeoefening, waarbij de promovendus wil staan in de traditie van de reformatoren, die uiteindelijk zowel de taalwetenschap als de theologie op universitair niveau brachten.” Zijn derde reden richt zich op de praktijk: “De exegese als één van de beide elementen uit de prediking dient gebaseerd te zijn op goed voorbereide juiste grammaticale analyse van de tekst, opdat het bevindelijke deel als het tweede element van de prediking ook werkelijk tot zijn recht zal komen en niet zal degraderen tot mystiek of emotionaliteit.” Hoe moet academische theologie bedreven worden? Tot eer van Hem en in biddende afhankelijkheid. Burggraaf: “Ik weet dat ik dit werk als een opdracht van de Heere heb ontvangen. Ik mag ook zeggen dat, als ik met problemen zat, ik die nood de Heere steeds heb mogen voorleggen. Ondanks alle tegenstand – hoe dat ook ingevuld wordt – mag ik thans ook zeggen dat Hij waarmaakt wat Hij beloofd heeft. De Heere komt alle eer toe.5

Waarom?

Uiteraard is er véél meer te zeggen en beperkt de academische theologie zich niet alleen tot de prediking of zelfs tot het verstaan van de Schriften alleen en beperkt de exegese zich niet alleen tot de grammatica van de tekst. Toch is de vraag te beantwoorden. Waarom academische theologie vanuit een Schriftuurlijk-bevindelijk uitgangspunt? Om oude en nieuwe schatten op te halen uit de Schriften (Mattheüs 13:52). De diepere rijkdom van de Schriften te zien, zodat we tot een beter verstaan ervan kunnen komen. Waardoor het tweede element in de prediking, maar ook in ons persoonlijke leven, namelijk het bevindelijke element, werkelijk tot zijn recht zal komen. Bevinding dient immers altijd op te komen vanuit Gods Woord.6 Hierbij wordt gestaan in de traditie van de Reformatie, waarbinnen academische theologie vanaf het begin een grote plaats heeft ingenomen. Tot eer van God de Schepper en tot heil van onze naaste (dichtbij of ver weg). Ik hoop daarom dat veel reformatorische studenten en academici zich blijvend bezighouden met academische theologie. Maar bovenal dat zij van God geleerd mogen zijn/worden. Wetenschap en Vroomheid, die zouden aan elkaar verbonden moeten zijn.7 De hoofdvraag in de discussie waar je, op deze wijze, het beste theologie kunt studeren is afhankelijk van de persoonlijke voorkeuren en laat ik graag aan de lezers en universiteiten/hogescholen zelf.

Voetnoten

Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest

In het vorige artikel ging ik in op het gesprek met de jeugd over Bijbelse vraagstukken. Hoe herkenbaar is het doof zijn voor het Woord?! We mogen in afhankelijkheid naar wegen zoeken om het Woord van de Heere te laten klinken. De maaltijd is daar vaak erg geschikt voor en geeft ook ruimte voor een gesprek. Wat is het toch belangrijk om daar de tijd voor te nemen en dan vervolgens alle noden aan de Heere voor te leggen in het gebed.

Laat het Bijbellezen bij de maaltijd of het begin of eind van de dag niet een ‘formalistisch lezen’ zijn, een stukje lezen, maar laat er meer ‘omheen’ gebeuren, bijv. zingen, of vragen stellen over het Bijbelgedeelte. Op deze wijze kan de huisgodsdienst worden vormgegeven. We vrezen dat er momenteel voor huisgodsdienst weinig ruimte meer is.

Ondersteuning school en gezin

De primaire taak in de opvoeding ligt bij de ouders. Dat raakt het godsdienstonderwijs thuis. We weten dat veel ouders het moeilijk vinden om hun kinderen Bijbelonderwijs te geven. Toch is dat de opdracht vanuit Gods Woord: En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat (Deut. 6:7).

Ouders zijn handelingsverlegen en laten dit onderwijs nogal eens aan de school en de kerk over. Het zou goed zijn ouders een handreiking te doen hoe het Bijbelonderwijs thuis gestalte kan krijgen. Die handreikingen zijn er ook wel en die zouden opnieuw onder de aandacht kunnen worden gebracht. Die handreikingen zouden ook door de scholen gebruikt kunnen worden, want leerkrachten en docenten staan voor dezelfde opdracht. Boven alle dingen is het noodzakelijk dat de Heere Zijn Geest uitzendt, opdat onze huizen en scholen een werkplaats van de Heilige Geest zullen zijn!

Geestelijk

Bij dit alles mogen we niet voorbijgaan aan het feit dat de vraag die ons in de Heilige Schrift wordt gesteld, ten diepste persoonlijk en geestelijk van aard is. Verstaat gij ook hetgeen gij leest? (Hand. 8:30). De diepste oorzaak van de verstaanscrisis overstijgt de tijden. Vanwege de zondeval begrijpt de natuurlijke mens niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden (1 Kor. 2:14).

Hoe nodig is de innerlijke verlichting van Gods Geest! De Geest, Die herschept naar Gods beeld, is Dezelfde Die de apostel Petrus inspireerde tot het doen van zijn apostolische oproep: En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel dat gij daarop acht hebt, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de Morgenster opga in uw harten (2 Petr. 1:19).

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Er zou nog veel meer te zeggen zijn over Schriftgezag en Schriftkritiek, de gedachten erachter en de consequenties ervan. We laten het echter bij artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis [wat als opschrift heeft: Waarvan de Heilige Schrift haar aanzien en gezag heeft]: ’Al deze boeken alleen ontvangen wij voor heilig en canoniek, om ons geloof daarnaar te regelen, daarop te gronden en daarmee te bevestigen. En wij geloven zonder enige twijfel al wat daarin begrepen is; en dat niet zozeer, omdat de kerk ze aanneemt en voor zodanig houdt; maar in het bijzonder, omdat de Heilige Geest ons getuigenis geeft in onze harten dat zij van God zijn; en omdat zij ook het bewijs daarvan bij zichzelf hebben; aangezien de blinden zelf tasten kunnen dat de dingen die daarin voorzegd zijn, geschieden.’

Gods Woord houdt stand

De woorden Gods zijn ons toebetrouwd (Rom. 3:2). Dat is een groot, onverdiend geschenk van de Heere! Het geeft ons allen een grote verantwoordelijkheid om deze woorden door te geven aan onze kinderen. Dat doen we in het vaste geloof dat Gods Woord stand houdt in eeuwigheid en geen duimbreed zal wijken, zoals Luther het onder woorden bracht in het vierde couplet van zijn lied “Een vaste Burcht is onze God”.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest, De Wachter Sions 72 (14): 5.

SERIE SCHRIFTGEZAG EN SCHRIFTKRITIEK
De serie ‘Schriftgezag en Schriftkritiek’ van G.R. van Leeuwen in De Wachter Sions bestaat uit vijf delen die hieronder overzichtelijk worden weergegeven.

  1. Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
  2. Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
  3. Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
  4. Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
  5. Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.

Promovendus heeft meer dan duizend vloedverhalen verzameld – Een database van verhalen over de Grote Overstroming

Promovendus Bram van den Heuvel (MA) werkt momenteel aan zijn proefschrift over zondvloedverhalen. In dat kader is hij gestart met het opzetten van een database van vloedverhalen uit verschillende culturen. Van den Heuvel plaatst de vloedverhalen ook op een website, zodat iedereen deze vloedverhalen vrij kan doorzoeken. Ondertussen heeft de promovendus al meer dan duizend (!) vloedverhalen verzameld en de database wordt maandelijks aangevuld met nog meer vloedverhalen. Een aanrader!8

Bram van den Heuvel (MA) promoveert momenteel aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) te Leuven op een onderzoek met als voorlopige titel: ‘Memories of a Flood: The Search for Patterns in the Worldwide Attestation of Flood Stories’.9 Hoewel al die vloedverhalen enige voorzichtigheid vragen én het zondvloedgeloof niet afhankelijk is van deze buiten-Bijbelse aanwijzingen, is het toch mooi dat Van den Heuvel dit onderzoek opgepakt heeft. Zijn er patronen zichtbaar in al die vloedverhalen die wijzen op een gemeenschappelijke oergeschiedenis, de geschiedenis van de zondvloed uit de Bijbel? Om een patroon te kunnen ontdekken moet Van den Heuvel alle (of in ieder geval het merendeel) vloedverhalen wereldwijd verzamelen, een meerjarenproject. Hij wilde deze vloedverhalen gelijk ook delen met de buitenwereld. Daarom is hij de website floodstories.wordpress.com gestart. Daar staan ondertussen meer dan 1000 (!) vloedverhalen op en de database groeit maandelijks.10

Floodstories

De website functioneert ook als niet-integraal onderdeel van zijn dissertatie. Van den Heuvel werd geïnspireerd door de anti-creationistische website TalkOrigins, daar heeft Mark Isaak ook een artikel met ‘vloedmythen’ samengesteld.11 De vloedverhalen zijn gerangschikt per (sub-)continent en taal. Van den Heuvel heeft er naar gestreefd om van elke versie de originele taal én één moderne Engelse vertaling op te nemen. De titels van de vloedverhalen zijn vaak door Van den Heuvel zelf bedacht. Deze titels zijn ontstaan na een eerste verkennende lezing en kunnen nog gewijzigd worden na een diepgaande studie. Van den Heuvel neemt niet alleen vloedverhalen op in de database, maar ook ‘fragmenten en voorbijkomende verwijzingen die nauwelijks als een ‘verhaal’ kunnen worden gekwalificeerd’. De promovendus noemt het daarom in zijn introductie ‘onverstandig om de verhalen op te tellen en zo een telling te geven van hoeveel zondvloedverhalen een bepaalde regio of continent heeft’.12

Ten slotte

Voor het eindresultaat zullen we nog even geduld moeten hebben. We wensen de promovendus veel kennis en wijsheid, maar bovenal Gods zegen toe bij zijn promotieonderzoek. Van den Heuvel is overigens niet de enige die zich met vloedverhalen bezighoudt. Van Nick Liguori verscheen in 2021 het boek ‘Echoes of Ararat’, met vloedverhalen uit Noord- en Zuid-Amerika.13 Op dit moment werkt Liguori aan het tweede deel, met vloedverhalen uit Oost-Azië en Oceanië. Liguori hoopt dat dit deel in het voorjaar van 2025 zal verschijnen.

Voetnoten

Feedback & Vragen 2025: ‘Waarom heeft God de mens eigenlijk geschapen terwijl Hij al wist dat we in zonde zouden vallen?’

Kinderen kunnen soms lastige vragen stellen. Een moeder kreeg van haar zoontje als vraag na het Bijbellezen: ‘Waarom heeft God de mens eigenlijk geschapen terwijl Hij al wist dat we in zonde zouden vallen’?!

Inderdaad heeft God de wereld geschapen, terwijl Hij wist dat de mens vallen zou. God heeft immers allesomvattende voorkennis van alle dingen/gebeurtenissen. In die zin kun je ook zeggen dat Hij de zondeval gewild heeft. Tegelijk maakt Hem dat niet de ‘auteur’ (de bewerker) van het kwaad. Het is immers de mens zelf die door te luisteren naar de verlangens van zijn eigen hart, tegen God koos.

Dat is belangrijk om te begrijpen. Het toestaan van de zondeval, maakt God niet de bewerker van het kwaad, net zomin als de schrijver van een boek waarin de hoofdpersoon een moord pleegt, verantwoordelijk is voor die moord. Hij staat het toe in zijn verhaal, maar dat maakt hem niet de schuldige!

Als je vraagt naar het waarom van de dingen – dus ook de zondeval – geeft de Schrift als antwoord: ‘de HEERE heeft alles gemaakt omwille van Zichzelf’ (Spr. 16: 4). Of zoals Paulus zegt: ‘…uit Hem en door Hem tot Hem zijn alle dingen’ (Rom. 11: 36). Op zich is dat een voldoende antwoord. God is goed en Hij weet de reden waarom Hij dingen toelaat, doet of niet doet, ook al begrijpen wij die reden niet. “En als Zijn redenen verborgen blijven, zijn ze dan soms onrechtvaardig?” (Augustinus). Wij moeten de beperktheid van ons verstand en verstaan aanvaarden: God is groot en wij begrijpen Hem niet (Job. 36: 26).

Tegelijk mogen wij ons inspannen om zoveel als mogelijk is Gods bedoelingen te verstaan. De Schrift geeft ons veel informatie. Een van de dingen die de Bijbel duidelijk laat zien, is dat Gods grote doel met alle dingen de verheerlijking van Zijn naam is. Het doel van de schepping en de heilsgeschiedenis is de eer van God.

Nu kun je je afvragen: maar hoe wordt God nu verheerlijkt door het toelaten van de zondeval?! Het antwoord is: de zondeval opent de deur naar de ontvouwing van het heilsplan van God. In dat heilsplan van God wordt duidelijk wie de Heere is: barmhartig, genadig, rechtvaardig, liefdevol etc. etc. Mensen zondigen en God laat zien dat Hij rechtvaardig is door de zonde te straffen. Mensen verkeren in ellende en God laat zien dat Hij barmhartig is door Zich over hen te ontfermen. Mensen verdienen straf en God laat zien dat Hij genadig is door hen de zonde te vergeven en in genade aan te nemen tot Zijn kinderen. Mensen dagen God uit en God is geduldig over hen door hen te dulden. En zo kunnen we door gaan. De zondeval opent de deur naar de ontvouwing van de heilsgeschiedenis, een geschiedenis waarin God op allerlei wijzen Zijn heerlijke deugden en eigenschappen vertoont. Zodat wij het zouden zien en Hem daarvoor groot zouden maken. Zo ontvangt Hij de eer.

Je zou zeggen: maar moet zo’n vreselijke gebeurtenis als de zondeval met alle vreselijke consequenties daar nu toe dienen? Het antwoord is: ja. Je zou het kunnen vergelijken met een schilderij van Rembrandt. De donkere kleuren die hij gebruikt laten het licht van de gebeurtenis waar het om gaat des te meer oplichten. Tegen de donkere achtergrond van menselijke schuld en opstand – waar wij, nogmaals, zelf verantwoordelijk voor zijn – licht Zijn liefde, barmhartigheid en genade des te helderder op. Het meest in het kruis van Christus, waar we zowel Gods oneindige rechtvaardigheid als Zijn onbevattelijke liefde zien. Zonder de zondeval geen kruis! Het is de zondeval die uiteindelijk leidt tot de komst van de Heere Jezus. Ook de zondeval draagt bij aan de verheerlijking van Zijn Naam! De Bijbel laat gelukkig niet alleen het probleem zien – onze zonde – en de oorzaak ervan – de zondeval – maar wijst ons bovenal naar de oplossing: Christus en die gekruisigd. Hij is Gods antwoord op de zondeval.

De heilsgeschiedenis – die in de Bijbel beschreven staat – dient er toe dat we oog krijgen voor Gods heerlijkheid en heerlijke eigenschappen, Hem daarvoor grootmaken en aanbidden. Ook de zondeval dient uiteindelijk dat grote doel. Of zoals Paulus het schreef: ‘…uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zijn de heerlijkheid in der eeuwigheid’ (Rom. 11: 36).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. M. Klaassen. Het originele artikel is hier te vinden.

Ziele-zugt – Van een verlegen Christen om Gods genaderyke Vertroostingen

Hermanus Witsius (1636-1708) was een Nederlandse predikant en theoloog. Hij studeerde aan de universiteiten van Groningen, Leiden en Utrecht. In 1675 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Franeker, in 1680 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht en tenslotte in 1698 werd hij benoemd als hoogleraar te Leiden. Witsius heeft vele geschriften nagelaten. Eén van zijn werken was het bekende gedicht ‘Ziele-zugt’. Het gedicht komt uit de tiende druk van een boek met meerdere gedichten van verschillende auteurs, verzameld door Rutger Schutte. Het boek droeg de titel: ‘Een nieuw bundeltje uitgekipte geestelyke gezangen’, en werd in 1749 herdrukt. Het gedicht is zo bekend dat het ook elders te vinden is. Hieronder is het gedicht uitgeschreven. De tekst is behouden maar het Gotische schrift is vervangen door het zogenoemde Latijns schrift.14

Ziele-zugt

Van een verlegen Christen om Gods genaderyke Vertroostingen.

Stemme: Psalm 6 en 77.
Of: Poliphemus aan de stranden.

1.
Is ‘er nog / ô groot Ontfermer!
Is ‘er voor een nare kermer /
Voor een schreijer nog gehoor?
Is ‘er nog een open oor?
Mag een mond vervuilt met zonden /
Mag een ziel vervuilt met wonden /
Die van etter vloeien / mag
Die nog uiten haar geklag?

2.
Kan ’t erbarmelijke wenen /
Kan het ingekropte stenen
Van een gantsch verbrijselt hart /
’t Welk gedurig smart op smart
Van uw’ hand word ingeschonken /
Dat schier dronken / ja verdronken
Leid in zo een tranenbloed /
Nog vermurwen uw’ gemoed?

3.
Is ‘er / Heer! nog eenig hopen /
Staat de deur uw’s goedheids open
Voor een zondaar / die de meest’
Ligt van allen is geweest?
Wilge zijn geschreij nog dulden
Die voor zo veel duizend schulden
Bij U aangetekent is?
Schenkt g’hem wel vergiffenis?

4.
Of hoort Gij met dove ooren
Die nu roept / maar korts niet horen
Wou uw’ Goddelijke stem /
Als Gij / tot zijn besten / hem
Uit zijn zonden slaap quaamt wekken?
Gaat gij met zijn bêe nu gekken?
Sotten in zijn ziels-verderf /
Tot dat hij van wanhoop sterf?

5.
’t Sij hoe ’t zij / mijn droevig’ oogen /
Laat uw’ springbron noit verdrogen:
Houd / van schreijen nimmer mat /
Steeds mijn wang en leger nat:
Wakker nu / gewonne klagten /
Vergezelschapt heele nagten /
Veele dagen / mijn getreur /
Tot mijn hart aan stukken scheur.

6.
Is mijn God nog te bewegen?
Hemel! wat een groten zegen /
So maar de alderminste straal.
Van zijn liefde t’mijwaarts daal!
Of moet ik zijn gunst nog derven /
’t Sal mij troost’lijk zijn te sterven
Voor de voeten van mijn Heer;
Strekt het zo tot zijner eer.

7.
’t Is noch altijd zoet te sienen /
’t Is noch zoet te leggen wenen /
Soetste Jesus aan uw’ schoot;
En aldaar zijn ziele-nood /
En aldaar zijn stoute zonden /
Oorzaak van die harte wonden
Uit te storten. ’t Ligt het hart
Noch een weinig in zijn smart.

8.
Immers ik wil liever treuren /
Liever / ja mijn harte scheuren /
Liever in mijn eenigheid /
Met een zoete bitterheid /
Al mijn kwaad voor God beschreijen /
En hem door mijn tranen bleijen /
Om een schult-vergiffenis /
Door een schult-bekentenis:

9.
Als van aardsche vreugde dronken!
En in wereld-lust verzonken /
Buiten al gevoel van pijn /
Met de wereld vrolijk zijn:
Tranen van verslagen zielen
Altijd beter mij bevielen /
Dan verniste Wereldvreugd /
Die geen hemelling verheugt.

10.
Op dan / op mijn treurig harte /
klaag uw’ God uw’ droeve smarte /
Moog’lijk dat uw’ pijn wat stelpt /
Altoos ’t klagen zelf dat helpt.
Maar Heer! ‘k mogt U eerst wel vragen /
Waar mee zal ik komen klagen:
Waar mee koom ik U te voor /
Dat U alderminst verstoor’?

11.
Sal mijn tong met jammer Psalmen
Uwen Hemel doen weer-galmen /
Maar die tong heeft menigmaal
Door een vals onnut verhaal /
Door zo menig ijd’le woorden /
Die U / ô mijn God / verstoorden /
Door een onbesonne praat
Mij veroorzaakt uwen haat.

12.
Och! die tong / die steeds moest spreken
Uwen lof / die was ontsteken
Dan de hel / en stak voortaan
’t Rad van mijn geboorte aan:
En ik die met open monde /
Uwe waarheid moest verkonden /
Heb mijn tong U wel ontzeid /
En geleent tot ijdelheid.

13.
Och! die tong die zoud U tergen /
Sal ik ’t dan mijn oogen vergen /
Datze door een naar getraan
Mijne klagten doen verstaan?
Heer! zoud gij die ogen drogen!
Sijn het niet dezelve ogen /
Die / met dertele spijt verhult
Trotsten uw’ misbruikt gedult!

14.
Sal ‘k dan zwijgend / zonder schreijen /
Mijne handen uit gaan spreijen?
kloppend op een dode borst /
Die geen woorden uitten dorst?
Zei / helaas! en hart en handen /
Over vol van zond’ en schanden /
Werktuig van verboden doen /
Souden hinderen mijn zoen.

15.
Heil’ge God! hoe zal ik nad’ren
Uw’ troost-rijke vreugde-ad’ren
Daar nog tong, nog hand, nog oog,
Sich verheffen durft om hoog!
Daar het hart met zo veel zonden
Overstelpt / vol zeer’ge wonden
Niet dan stinkend’ Offer-werk
Brengen kan tot uwe kerk!

16.
Was ik nu een Ravens jonge /
Die met redeloze tonge
Haar geroep kon doen verstaan
En tot in den Hemel gaan
Als z’ in hare barze ouden
Voelt het liefde-vier verkouden
Om dat uit haar teere huit
Juist geen zwart geveerte spruit.

17.
Evenwel ik moet het wagen.
’t Ga zo ’t wil / ik zal nog klagen /
Och! mijn liev’ en droeve ziel /
Voor den Heere neder-kniel.
‘k Hoop / ik zal dien God noch loven;
Ga ik dan niet ver te boven
Duizend Ravens en noch meer
Die verhoort zijn van den Heer?

18.
Heer! wilt gij mij eeuwig haten?
Zult gij mij altoos verlaten?
Zal altoos uw’ straffe hand
Blijven tegen mij gekant?
Och! waar blijft dan al ’t ontfarmen
Al dat kussen / dat om-armen?
Al dat lieffelijk gelag
Dat U volk te troosten plag?

19.
Is dat nu geheel verdwenen?
Zijn die liefde-vonken henen?
Word dat vier zo uitgeblust?
Is ’t nu lang genoeg gekust?
Blijft ‘er niet voor mij dan zuur zien?
Sal ik noit een zoeter uur zien?
Sal ‘er noit een Vredewoord
Worden in mijn ziel gehoord?

20.
Het gij dan / ô Heer! vergeten
Doe gij voormaals plagt te heten?
Of en is uw’ eigen Naam
U niet langer aangenaam?
Heer! die mij nu schijnt te doemen /
hebb’ ik U niet horen noemen /
God vol van Barmhertigheid,
Ryk van Goedertierentheid.

21.
‘k Hebb’ / ’t is waar / wel grof gezondigt /
Maar hebt gij mij niet verkondigt
Dan u Zone, die de zoen
Dan des werelds zond’ zou doen?
Hebt gij niet u Geest beschreven /
Als een die van troost te geven
Aan een ziel die tot hem klaagt
Zelver zijnen name draagt.

22.
Is uw’ eigen Naam MEWAARDIG,
Is u Zoon voor ons REGTVAARDIG,
Zo uw’ Geest de Trooster is
Tot der droeven laaffenis;
Waar aan mag het dan nog falen /
Dat mij nauwlijks adem halen
Uit een afgeschreeuwde mont /
Van uw’ goedheid werd gejont?

23.
Komt dat al van mijne zonden /
Wel maar Heere! de gezonde
Hoeven die de Medicijn?
Waar past balzem! dan bij pijn
Waar zal bloet van uwen Zone
Beter tog zijn kragten tonen /
En behalen groter eer /
Dan in dit verettert zeer?

24.
En vergunt uw’ grote goedheid /
Eene die voor U te voet leid /
Dat hij met een vrij geklag
Zijne reden uiten mag:
Heer! zo woud ik U wel vragen /
Waar toe mag het U behagen
Dat ik roep / maar geen gehoor /
Och! wat hebt gij met mij voor?

25.
Gaat gij zo mijn ziel bestrijden /
Op dat zij dan zoud belijden /
Dat gij tog verwinner zijt /
In uw’ oordeel t’aller tijd?
Maar waar toe toch zo begonnen?
‘k Geef / ik geef het U gewonnen:
Ja gij wind het / sterke Heer!
‘k Leg voor U de wapens neer.

26.
‘k Sal dat allezins betuigen /
‘k Wil mij onder U wel buigen.
Gij zijt heerscher / ik u knecht /
Dien Gij onder hebt gelegt.
Ja schoon Gij mij woud verdoemen /
Doch zal ik u billijk roemen:
Want ik mij zulks waardig ken!
Snode zondaar / als ik ben.

27.
Maar gedenk / gedenk doch Heere!
Sal dat strekken t’uwer eere /
Dat Gij zo een riet verwind?
Vechten Helden met een kind?
Sal God als hij is verbolgen /
Droge stoppels gaan vervolgen?
Is het dan voor U noch wat
Te verbrijzelen een blad?

28.
Is een mensch doch Gods gelijke?
Of beoogt Gij dat zal blijke
d’Eer van uw’ rechtvaardigheid
Als mijn ziel in d’Helle leid?
Moet mijn dood uw’ lof verkonden
Wijl mijn leven vol van zonden
U onteert / mijn naast ontsticht!
Schaft die duisternis dan licht?

29.
‘k Sal en moet / en will ’t ook vragen:
B’haagt het U / ’t moet mij behagen /
’k Seg en meen het: gij doet wel /
Schoon gij wierpt mij in de hel.
’t Is wel hard / maar ’t is rechtvaardig.
Ik ben schand / Gij eere waardig.
Sijt Gij met mijn doen gedient /
Soek uw’ eer. Ik heb ’t verdient

30.
So een schuldig mensche echter
Spreken mochte tot zijn Rechter /
Wensch’ ik dat dit eenig woord
Eerst nog van U wierd gehoord /
Kon ik U wel oit betalen?
Och! wat eer zult gij dan halen /
Als gij mij gevangen ziet;
‘k Lijd’ wel / maar voldoe U niet.

31.
Moet nochtans u recht betaalt zijn?
Maar Heer! zoud gij dan verdwaalt zijn?
Als gij zonder mij te doon /
Socht betaling bij uw’ Soon?
Geen gewin is mij Bloet / en
Wil hij door mijn zonden boeten /
Hij is ’t die betalen kan:
Segt wat schade lijd gij dan?

32.
Ja Heer! dan zal ik U roemen /
En niet slechts Rechtvaardig noemen /
Maar te zamen straf en zoet /
Hard en zacht / gestreng en goet.
Dubbel zult gij zijn geprezen /
Dubbel zal dan d’inkomst wezen
Dan uw’ grote heerlijkheid /
Daar al ’t werk doch henen leid.

33.
Maar ik blijf vast in mijn smarte /
Heer! hoe mag ’t U van het harte /
Dan dat Vaderlijke hart
Dan het mijn’ / zo lang benart /
Zo vol schrikken / zo vol zorgen /
Van den Avond tot den Morgen /
In zo kommerlijke staat
Troosteloos daar henen gaat?

34.
Zoetste Jesu / mijn vertrouwen
In dit bitterste benouwen /
Vreugt U dan niet langer / hoe
Gij ook voormaals waart te moe /
Toen die kelk / U ingeschonken /
Tot het grondsop toe gedronken /
En (zal was ’t U grote pijn)
Evenwel geleegt moest zijn;

35.
Is ’t U nog niet heel vergeten
Dat gij nat / ja uitgekreten
Afgemattet / in den Hof /
Laagt al wriemelend in ’t stof?
Is U nog niet heel vergeten
Al dat klam / ja bloedig zweten /
Toen gij in zo bangen nood
Laagt en worsteld’ met de dood?

36.
Is U niet geheel vergeten /
Hoe gij aan het kruis gesmeten /
klaagdet schier als buiten raat /
Waarom of mij God verlaat:
Denkt gij nog aan allen dezen?
Denkt dan hoe ’t met mij mag wezen /
Nu mijn teer en zwak gemoed
’t Selve zopje drinken moet.

37.
Denk dan / trouwe Menschen-hoeder /
Denk aan u geringen Broeder;
Denk nu in uw’ vreugd aan mij
Die dit bitter lijden lij /
Heere Jesu! voor mij nader
Tot den Throon van uwen Vader /
Toon hem mijn bescheiden leed
Toon hem ’t geen gij voormaals leed.

38.
Seg hem / zoete voorspraak / zeg hem
En met reden onderregt hem /
Dat de reden niet en dult
Dubb’le straf voor eene schuld.
God is immers d’opper-reden
So de Borg heeft straf geleden /
Is dan niet de schuldenaar
Selver buiten straf gevaar?

39.
Toont uw’ Vader dan de roede /
Nog geverft met uwen bloede /
Toon hem met uw’ gekroonde hooft
Dat nu wel de glans verdooft
Dan een alderklaarste klaarheid
Maar da eerst / in duist’re naarheid /
Was met doren-tuig gehult.
En met bloedig zweet verhult.

40.
Toon den Losbrief U gegeven /
Die met martel-inkt geschreven /
Op zo schoon spier-wit Satijn /
U kan tot getuigen zijn:
Dat uw’ Vader heeft beleden /
Door het geen Gij hebt geleden /
Zig in all’s te zijn voldaan /
Bid dan dat hij mij laat gaan.

41.
Heere! woud Gij hem dat zeggen?
Waar meed’ zoud hij ’t wederleggen?
kon hij tonen in die beed
Iets dat tegen reden streed?
Seker God die is regtvaardig;
Niet onbillijk; eer meewaardig;
Nimmer eischt hij al te straf /
Voor een zonde dubb’le straf.

42.
Dit zal voor een ijder klaar zijn;
Een van beiden moet dan waar zijn;
Of dat ’t geen ik nu lij /
Eigentlijk geen straffe zij;
Of dat Christus niet geleden
Heeft / dan voor zijn regt leden /
Die in ’t Boek des levens staan /
Maar voor mij niet heeft voldaan.

43.
Soud dan ’t geen ik lijd in dezen /
Geen vervloekte straffe wezen
Dan mijn Gods regvaard’ge hand
Grimmig tegen mij gekant?
Gaat den Heer mij zo bedroeven /
Slegts maar om mij te beproeven /
Of ik hem noch hange aan /
Als hij van mij schijnt te gaan?

44.
Wel / zo wil ik niet meer schromen?
Laat dan / laat vrij alles komen /
Wat ‘er komen wil of kan /
‘k Vrees er niet veel hinder van.
Die beproeving zal mij sterken
In gedult / Gedult zal werken
Ondervinding: Die dan weer
Vaste hoop op God den Heer.

45.
Vaste hoop zal niet beschamen:
Gods beloft’ is Ja en Amen.
En zijn liefd’ gestort in ’t hart
Zalft en zacht daar alle smart.
Och! kost ik dat maar geloven!
‘k Kwam dan alles wel te boven.
Geen verdriet mij hier verdriet /
Lijd’ ik in ’t Gods toorne niet

46.
Of ben ik geen uitverkoren?
Zoud’ ik God niet toebehoren?
Christe / u vergoten bloed
Is dat voor mij al te goet?
Dat; och! dat is al mijn duchten /
Al mijn stenen / al mijn zuchten /
Is dat is den gantschen dag.
d’ Oorzaak van mijn naar geklag.

47.
Zo veel afgetreurde uren
In mijns huis besloten muren /
En mijn natte legerstee /
Zijn getuigen van dat wee.
Als ik ingekeert na binne /
Alles evenwel bezinne /
En mijne zaken overloop;
Schepp’ ik noch een weinig hoop.

48.
En ik wil in dit benouwen
Tegen hoop en hoop vertrouwen /
(Hemel geef dat ik niet mis)
Dat mijn naam getekent is
In de rij van die ten leven
d’Hemel-Heer heeft opgeschreven /
Die hij / na ’t vernieuwd’ Heel-al /
Ees met Christus trouwen zal.

49.
Mocht mijn oog verlichtet wezen /
‘k Wist noch in mijn hart te lezen
Eenig schrift van uwe hand /
Dat gij mij tot onderpand
Dan uw’ gunste hebt gelaten /
Toen wij in mijn kamer zaten /
En mij van u zoete mond
Wierd een Liefde-kus gejont.

50.
Toen ik aan uw’ hals bleef hangen
En met nat betraande wangen /
(Doch van vreugd) met blijder tong /
U een Lied der liefde zong.
Toen ik riep / mijn God / mijn leven /
Daar ’s mijn hart / dat ’s U geveven;
‘k Ban daar heel de Wereld uit /
kies mijn ziel maar tot u Bruid.

51.
Toen gij weder / vol ontfarmen /
Mij zo lieflijk gingt omarmen /
Kussen / strelen / vleijen / Ach!
Met dien alderzoetsten lach
Die ‘k mijn leven hebb’ vernomen;
En noit uit mijn zin zal komen /
Zo ik eenig heugenis
Houd’ van ’t geen verleden is.

52.
Toen gij tot mijn ziel zeidet;
Koom mijn Bruid / mij toebereidet:
koom mijn Lieffie / gij zijt mijn /
En ik zal de uwe zijn.
Eeuw’ge liefd’ verbind ons beiden /
Dood noch leven mag ons scheiden /
‘k Weet gij hebt ons wel gezint
Maar ik hebb’ U eerst bemint.

53.
Ziet gij nog niet van die Liefde /
Die gij toen in ’t harte griefde /
Eenig overblijfsel / Heer!
Ziet gij daar geen letters meer /
Die gij zelver hebt geschreven /
Is daar alles uitgevreven /
En geen indruk van om hoog /
Selfs voor u alziende oog?

54.
Vind gij daar geen Liefde panden?
Schout dan tog uw’ eigen handen /
Daar blijft alles onverzeert
Daar ’s mijn naam in gegraveert:
Is ’t niet waar / volstand’ge minner?
Och! Hij knikt: Ik blijf verwinner!
Goede God! geeft gij nog regt
d’Onbeschaamtheid van u knegt!

55.
‘k kan mijn tranen niet bedwingen /
Zij beletten mij het zingen:
Zij bestolpen het geluit.
Al te vol en lekt niet uit.
Weg nu Wereld! Welkom Hemel!
‘k Doel ik weet niet wat gewemel
In mijn ziel voor dezen dood /
Och! die vrugt is mij te groot.

56.
Christus kom met al zijn gaven /
Om ’t verslagen hart te laven.
Och! hij schenkt mij Eng’len wijn.
Heere! die moet Nectar zijn:
En op dat ik / voor mijn sterven /
Niet meer koom dees vreugd te derven /
Wensch ik dat het U beviel
Nu t’ontkerkeren mijn Ziel.
Ja kom Heere Jesu. AMEN.

H.W.

Voetnoten

Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers

Christelijk Nederland zindert van vragen rond de uitleg van de Bijbel, met name als het gaat over een paar hete hangijzers: huwelijk en (homo)seksualiteit, schepping en evolutie, onderscheid mannen en vrouwen. Denk bij het laatste aan de vrouw in het ambt, maar ook aan de kleding. De broek voor vrouwen wordt steeds meer gemeengoed. En vergis ik me als ik ook een toenemende weerzin tegen de hoed voor vrouwen in onze kring waarneem?

Het relationeel waarheidsbegrip leidt ertoe dat men niemand wil veroordelen, er is er immers Één Die oordelen zal? Wie ben ik, zo klinkt dan, om tegen iemand anders te zeggen dat hij het verkeerd doet? Als iemand gelukkig is in een homoseksuele relatie, in liefde en trouw, wie ben ik dan om zijn geluk te onthouden? En als iemand zich vrouw voelt in een mannenlichaam, waarom zou ik dit niet erkennen en hierin meegaan?

Als iemand een standpunt als on-Bijbels beoordeelt, zegt men tegen zo iemand: niemand heeft de waarheid in pacht. Iedereen mag zijn mening hebben. En zo wordt alles vloeibaar. Het uitoefenen van de tucht is eigenlijk niet meer mogelijk. Het wordt als een vorm van machtsdenken ervaren. Wat is het belangrijk om over dit soort zaken met onze jeugd te spreken en Bijbelse argumenten aan te reiken. En die zijn er ruim voldoende!

Relatie, richting en ruimte

In gezin, catechese en kerkelijk jeugdwerk zijn drie woorden van belang in het gesprek over deze onderwerpen: relatie, richting en ruimte. In de eerste plaats relatie. Er moet connectie zijn, dat is een voorwaarde voor een goed gesprek. Jongeren hebben behoefte aan nabijheid. Harde woorden in de zin van ‘en zo zit dat en niet anders’ ketsen af en hebben een tegengestelde uitwerking.

Begin het gesprek ook altijd met luisteren. Goed beluisteren wat jongeren denken en zeggen. Sluit daarbij aan met het stellen van een paar goede vragen. Dat trekt de aandacht. Vervolgens kan er vanuit Gods Woord richting worden gegeven. De warme gloed van liefde en een open gesprekshouding kan jongeren de goede richting wijzen.

Jongeren begeleiden is geen emmer vullen, maar een vuur ontsteken! Een open en eerlijk gesprek zal jongeren raken. En ten slotte hebben jongeren ruimte nodig om hun eigen mening te kunnen geven en scherpe vragen te stellen. Val hen dan niet direct in de rede en reageer niet direct afwijzend. Pas op voor het waarschuwende vingertje en een veroordelende toon. Beter is het een hand toe te steken om in gesprek te gaan en te spreken met liefdevolle en welgemeende woorden.

Ruimte geven is iets anders dan goedkeuring geven. En natuurlijk is die ruimte niet onbegrensd. Verwijs naar de Bijbel en naar andere geschriften. Er zijn voldoende boeken voorradig over welk onderwerp dan ook, maar dat vraagt wel voorbereiding, zelfstudie en gebed. Op een gegeven moment moeten we onze kinderen loslaten. Dan mogen we ze vasthouden in het gebed. Dat is niet eenvoudig!

Toen Melanchton zich in een bepaalde situatie veel zorgen maakte, zie Luther tegen hem: ‘Er is er Eén Die alle dingen bestuurt. Hij leidt. Weet je wanneer ik me zorgen zou maken? Als het in jouw handen zou liggen!’ Het wapenen en begeleiden van onze jongeren vraagt een nauw gebedsleven.

Augustinus

Als het gaat om jongeren die dreigen af te haken wordt nogal eens moeder Monica genoemd. We weten dat Augustinus zich bij allerlei religieuze en filosofische groepen aansloot, tot verdriet van zijn moeder. Toch liet ze haar zoon niet vallen. Ze reisde hem zelfs achterna. Zeker in die tijd is de betekenis daarvan nauwelijks te onderschatten. Er straalt liefde van af.

Nu kan van ouders en ambtsdragers niet gevraagd worden onze jeugd letterlijk achterna te reizen, maar belangstelling, betrokkenheid en liefde zal worden gewaardeerd. Daar gaat iets van uit. Een harde houding stoot af. Moeder Monica wilde er alles aan doen om haar zoon te overtuigen. Ambrosius vertelde haar dat haar zoon zich niet zou laten overtuigen. Dat was de ervaring in zijn leven.

Jongeren die de wereld verkennen weten de argumenten van hun ouders en ambtsdragers vaak maar al te goed. Ze zijn echter vol van andere zaken en laten zich niet overtuigen. Maar we moeten het gesprek blijven voeren en tegenover het aanlokkelijke van dit tijdelijk leven de ernst van de eeuwigheid en de rijkdom van het leven met de Heere blijven plaatsen. Zulke jongeren moeten van binnenuit de leegheid van hun bestaan zonder God leren kennen. De goddeloze heeft vele smarten; maar die op den HEERE vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen (Ps. 32:10). Het leven van Augustinus laat het belang van een biddende vader of moeder, een biddende ambtsdrager of leerkracht zien. Op het gebed kan de Heere wonderen doen!

Tolle lege

Vanuit de geschiedenis van Augustinus kunnen we ook leren hoe belangrijk het is om met onze jongeren vanuit de Bijbel te spreken. Het is het Woord dat harten verandert en verbreekt, door het werk van de Heilige Geest. Toen Augustinus de woorden ‘Tolle lege’ hoorde -Neem en lees!- maakte de Heere ruimte voor het Woord en werd de Heere hem te sterk. Wat een bemoediging!

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers, De Wachter Sions 72 (13): 6-7.

SERIE SCHRIFTGEZAG EN SCHRIFTKRITIEK
De serie ‘Schriftgezag en Schriftkritiek’ van G.R. van Leeuwen in De Wachter Sions bestaat uit vijf delen die hieronder overzichtelijk worden weergegeven.

  1. Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
  2. Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
  3. Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
  4. Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
  5. Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.

‘Gevecht met de tijd: In vier eeuwen werd de aarde ruim 4 miljard jaar ouder…’ – Bespreking van het gelijknamige boek van dr. Gerardus Aalders

Tot in de 18-de eeuw wisten de meeste mensen het zeker: aarde, maan, sterren en de mens zijn zo rond 4000 voor Christus geschapen door God. Het uitgangspunt lag in Genesis. Dat is nu totaal anders. Hoe is dat, door de eeuwen heen, zo veranderd? In het boek Gevecht met de tijd schetst historicus Gerard Aalders hoe het gekomen is dat de mens anders is gaan denken over de leeftijd van de aarde. In vier eeuwen werd de planeet ruim 4 miljard jaar ouder…

Nauwkeurig berekend

Tot in de 17-de eeuw twijfelde men er in de christelijke wereld niet aan: de aarde was jong. Onder ‘jong’ verstond men dat de aarde ruwweg tussen de 6.000 en 7.500 jaar oud moest zijn. Prominenten als Augustinus, Basilius de Grote, Johannes Kepler en Isaac Newton geloofden allemaal dat de aarde jong was. Bisschop James Ussher stelde, na een nauwkeurige berekening, dat de aarde geschapen werd op de avond vóór zondag 23 oktober in 4004 voor Christus. Aalders beschrijft in zijn tweede hoofdstuk hoe Ussher tot zijn chronologie van de Bijbel kwam. Deze chronologie werd de standaard.

Criticasters

Vrijdenkers hadden er een zware dobber aan als ze Usshers ouderdom van de aarde ter discussie wilden stellen. Een daarvan was Isaac La Peyrére. Hij zette de scheppingsgeschiedenis op losse schroeven door te beweren dat er voor Adam en Eva mensen hadden geleefd: de pre-Adamieten. Een andere vrijdenker was Martino Martini. Hij reisde in de 17-de eeuw door China. Het viel hem op dat de Chinese geschiedenis vele honderden jaren verder terugging dan Usshers datum van de zondvloed. Van de naam Noach hadden de Chinezen nog nooit gehoord, en dat terwijl ze bekendstonden als precieze historici. Martini deed onderzoek en besloot zijn studie in boekvorm te publiceren in China. Een eeuw later zorgde het nog voor veel ophef. In de loop van de 18-de eeuw werd de aarde steeds ouder geschat. Volgens James Hutton, een van de grondleggers van de moderne geologie, moest de aarde minstens een paar miljoen jaar oud zijn. Lord Kelvin, tegenstander van Darwin, schatte de aarde op 20 miljoen jaar. Toen kwam Ernest Rutherford met een leeftijd van 500 miljoen jaar. Uiteindelijk gaven de berekeningen van geologen 4,55 miljard jaar aan.

Lichte spot

Aalders beschrijft de geschiedenis op een duidelijke wijze. Hij toont dat hij zich breed in het onderwerp heeft verdiept. Maar het laatste hoofdstuk staat in schril contrast met de rest. Waar hij in de voorgaande hoofdstukken breedvoerig literatuuronderzoek deed, verzaakt Aalders dat in het laatste hoofdstuk. Hij laat zien dat hij niet veel opheeft met mensen die nog steeds geloven dat de aarde jong is. Het blijkt dat hij maar weinig weet van het huidige jonge-aarde-scheppingsmodel. Aalders bespreekt alleen het boek The Genesis Flood als ‘wetenschappelijk alternatief’. Dit boek verscheen meer dan 50 jaar geleden! Wat daarna door creationisten is aangedragen over de leeftijd van de aarde wordt niet besproken. Met lichte spot schrijft Aalders over creationisten. Hij ziet hen als mensen die stilstaan in de tijd en hun ogen sluiten voor de wetenschap. Het laatste hoofdstuk had dan ook beter weggelaten kunnen worden. Het doet afbreuk aan een verder mooi en duidelijk geschreven boek.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Weet Magazine. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2015, Gevecht met de tijd. In vier eeuwen werd de aarde ruim 4 miljard jaar ouder…, Weet 31: 15.

WEET MAGAZINE: NOG GEEN ABONNEE?
Het bovenstaande artikel is overgenomen uit Weet Magazine nummer 31 (zie hiernaast). Weet Magazine is een populair-wetenschappelijk creationistisch tijdschrift waarin ingewikkelde wetenschappelijke onderwerpen eenvoudig worden uitgelegd en op een bijbelgetrouwe manier worden besproken. Daarnaast brengt het tijdschrift bij kennis over creationistische wetenschapsbeoefening en worden er recensies geschreven van boeken die verschenen zijn. Nog geen abonnee van Weet Magazine? Dat kan natuurlijk niet! Ga snel naar de website van Weet Magazine en sluit vandaag nog een abonnement af!

Hoe moeten wij met de bronnentheorie omgaan?

Vraag

Geachte prof. M. J. Paul. Ik verdiep mij graag in de achtergronden van de oudtestamentische geschriften. Daarom heb ik onlangs de boeken “Who Wrote the Bible” en “The Bible with Sources Revealed” van prof. R. E. Friedman gekocht en gelezen. In deze boeken zet hij de “documentary hypothesis”, ook wel de JEDP-theorie, uiteen. Ik neem aan dat u als oudtestamenticus bekend bent met deze theorie. Persoonlijk vind ik het een goed geschreven boek waarin hij de theorie met sterke argumenten onderbouwt. Tevens zie ik tegenstrijdigheden met de manier waarop wij als (reformatorische) christenen ons geloof in God en Zijn Woord, de Bijbel, belijden. Wat zijn uw gedachten over deze theorie? Vindt u haar aannemelijk of moeten we haar verwerpen? Wat zijn uw argumenten daarvoor? En hoe zouden wij moeten omgaan met deze theorie?

Antwoord

Beste vraagsteller,

Richard Elliot Friedman (geboren in 1946) publiceerde het eerste boek in 1987 en het tweede in 2003. Hij is een aanhanger van de Bronnentheorie, die toegepast wordt op de boeken Genesis-Deuteronomium. Deze theorie is opgekomen in de negentiende eeuw en heeft een klassieke vorm gekregen in het werk van Julius Wellhausen. De afkortingen JEDP staan voor: Jahwist en Elohist (geschreven in de vroege koningentijd, negende of achtste eeuw v. Chr.), Deuteronomist (het grootste deel van Deuteronomium, geschreven in de tijd van koning Josia, rond 622 v.Chr.) en de Priestercodex (o.a. Leviticus, geschreven in de tijd van de Babylonische ballingschap). Friedman accepteert de datering van de eerste drie bronnen, maar wil de Priestercodex vroeger dateren, in de tijd van koning Hizkia (rond 700 v. Chr.). Zijn volgorde is daarom: JEPD. Evenals Wellhausen meent hij dat de uiteindelijke redactie van de eerste vijf Bijbelboeken in de tijd van Ezra was, rond 450 v. Chr.

De aanhang van de Bronnentheorie onder Bijbelwetenschappers is vanwege allerlei kritiek de laatste tientallen jaren sterk afgenomen, maar blijkbaar verdedigt Friedman haar nog. Ik heb in 1986 met collega H.J. Koorevaar de belangrijkste vijf argumenten voor de bronnentheorie besproken en de gesignaleerde verschijnselen van een andere oplossing voorzien. Dit is gebeurd in A. G. Knevel, J. Broekhuis en M. J. Paul (red.), “Verkenningen in Genesis” (Kampen, 1986). Twee jaar later heb ik in mijn proefschrift de datering van Deuteronomium in de tijd van koning Josia bestreden. Zie “Het Archimedisch punt van de Pentateuchkritiek” (Zoetermeer, 1988). In “Bijbelcommentaar Genesis-Exodus”, Studiebijbel Oude Testament deel 1 (Veenendaal, 2004; bijgewerkte digitale editie 2015, www.studiebijbel.nl) heb ik opnieuw de argumenten voor de bronnentheorie gewogen en te licht bevonden.

De genoemde theorie gaat uit van de grote invloed van latere schrijvers die allerlei oude verhalen hebben bewerkt, waardoor de verhalen in Genesis – Deuteronomium meer over de bewerkers zeggen dan over wat er vroeger gebeurd is. Het is dan zelfs onzeker of Mozes ooit bestaan heeft. De veronderstelling is dat deze auteurs de vrijheid hadden de godsdienstige teksten en overleveringen te bewerken, wat naar mijn overtuiging niet mogelijk was. Ook zijn allerlei teksten, zoals Deuteronomium, ‘vroom bedrog’, wat geheel in strijd is met het zelfgetuigenis van de Bijbel.

Het is opmerkelijk dat de theorie in de negentiende eeuw is opgekomen, toen er nog maar weinig archeologisch materiaal beschikbaar was. Nu er meer talen en teksten uit de oudheid bekend zijn (Ebla, Emar, Ugarit) blijkt dat veel argumenten voor de Bronnentheorie eerder opvattingen zijn van Westerse geleerden dan Oosterse praktijken. Een veel beter boek dan de genoemde twee publicaties van Friedman is Kenneth A. Kitchen, “On the Reliability of the Old Testament” (Grand Rapids, 2003). Met grote kennis van zaken laat hij zien dat de Bronnentheorie onhoudbaar is. Hij doet dit grotendeels vanuit de archeologie.

In zijn algemeenheid: de Bronnentheorie is op veel punten in strijd met de geloofstraditie van de christelijke kerk.

Dr. Paul heeft in zijn boek ‘Oorspronkelijk’ (2017, Labarum) meer geschreven over het klassieke scheppingsgeloof en de historiciteit van Genesis.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.

Kribbe: voerbak of broodbak?

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg” (Lukas 2:7, SV).

Het is altijd interessant om te kijken wat een woord betekent, zo lezen we in dit overbekende vers dat Maria haar kind Jezus in een phatnē legt. Alle vertalingen vertalen het met “kribbe, voederbak, voerbak”. Rond Kerst werd ik voor de zoveelste keer erop gewezen dat dit verkeerd vertaald is omdat Joden nooit een kind in een voerbak in een stal zouden leggen en dat het in werkelijkheid een broodbak was, waarin brood werd opgeborgen. Het bleek dat ze deze informatie van de schrijvers van het boek Wake Up! hadden, die dit ook in hun nieuwsbrief hadden vermeld: “Het gebruikte Griekse woord [Phatne, Strong’s 5336] voor kribbe of houten bak staat in het Hebreeuws ook voor broodbak en dat werpt een bijzonder licht op deze situatie“.15

Gelukkig hadden ze een verwijzing, maar daar werd helaas geen melding gemaakt dat het een broodbak was (zie hier voor de online versie van Strong16), want daar wordt de betekenis “a manger, feeding-trough, stall” gegeven. Nu is het lexicon van Strong geen woordenboek maar een soort concordantie met daarbij altijd een korte definitie van het woord. Omdat ik nieuwsgierig was of het Griekse woord phatnē ook voor broodbak wordt gebruikt heb ik een kleine zoekactie gedaan in de diverse Griekse geschriften van Homerus, Herodotus, Euripides, Xenophon, Strabo en Lucian (zie hier voor een gedetailleerder overzicht van mij17) en overal bleek dat het werd gebruikt voor of een voederbak, of meer algemeen voor een stal.

De goede lezer zal opgemerkt hebben dat de schrijvers zeiden “in het Hebreeuws ook voor broodbak“, vandaar dat ik de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta, erbij heb gepakt en daar op het woord phatnē heb gezocht. Het komt voor in de volgende teksten “φάτναι” Spreuk. 14:4 kribbe (אֵבוּס); “φάτναις” Joel 1:17 schuur (ממגרה), Hab. 3:17 stal (רפת); “φάτνας” 2 Kron. 32:28 stal (ארוה); “φάτνην” Jes. 1:3 voederbak (אֵבוּס); “φάτνης” Job 6:5, 39:9 (39:12) voederbak (אֵבוּס). Ook nu blijkt dat in alle gevallen het Hebreeuwse equivalent of voederbak of stal betekent en nergens “broodbak”.

Maar hoe zijn de schrijvers dan op het idee gekomen dat het een “broodbak” moet zijn? Als je kijkt naar het lexicon van Strong dan zie je dat deze als definitie “feeding-trough” geeft en als je dat letterlijk vertaald krijg je “voedsel trog”, een trog is een verouderd woord dat in eerste instantie “voederbak” betekent, maar ook een “bak voor het bewaren van meel” (WNT), de schrijvers hebben het dus niet uit het Hebreeuws, maar uit het Engels en bovendien het woord verkeerd vertaald naar het Nederlands en vervolgens gezegd dat het die betekenis zou hebben in het Hebreeuws.

Nu we dus hebben gezien dat het geen “broodbak” is maar een “voederbak” is het interessant dat dit Griekse woord ook de betekenis heeft van “stal”. Het komt vaker voor dat een woord een dubbele betekenis heeft en voor de vertaling van ons vers is het dus van belang uit welke van de twee betekenissen gekozen moet worden. Het lijkt logisch dat Maria Jezus ergens inlegt, maar omdat ze niet in een huis waren (want er was geen plaats in de herberg) is het ook logisch dat Jozef en Maria geprobeerd hebben een plek te vinden waar ze konden overnachten en waar Maria redelijk veilig kon bevallen. het is dus heel goed mogelijk dat dit dus een stal was.

De auteur heeft hier ook geschreven over het Griekse woord phatnē.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Bijbelaantekeningen. Het originele artikel is hier te vinden.