Home » Theologie

Categorie archieven: Theologie

Verschuivend Godsbeeld

In het Reformatorisch Dagblad van 21 maart bespraken de theologen dr. M.J. Paul (PKN) en dr. P.C. Hoek (HHK) ‘het verschuivende Godsbeeld in de gereformeerde gezindte’. Zij signaleren een selectief Bijbelgebruik van troostvolle teksten waarbij wezenlijke aspecten van het Bijbels Godsbeeld worden gemist. Een belangwekkend onderwerp.

De ruïnes na de aardbeving van Lissabon (1755), geschilderd door Jacques Philippe Le Bas (1707-1783) in 1757. Sommige geleerden zien deze aardbeving als de aanjager voor de Verlichting en het verlichtingsdenken. Bron: Wikipedia.

Dr. Paul wijt deze eenzijdigheid vooral aan de doorwerking van het postmodernisme. Ieder mag er zijn eigen waarheid op na houden. De moderne mens maakt zelf wel uit hoe de wereld is ontstaan en wordt bestuurd. Maar ook de moderne kerkmens is autonoom geworden. Hij zoekt Bijbelteksten bij moeilijke levenssituaties en vormt zich zo een troostvol beeld over Wie God voor hem is. Maar maken we ons dan geen beeld van God naar onze gedachten? De Heidelbergse Catechismus onderwijst ons bij het tweede gebod dat God eist dat wij Hem ‘op geen andere wijze vereren dan Hij in Zijn Woord bevolen heeft’.

Deïsme

Verschuivingen in het Godsbeeld zijn overigens van alle tijden. Een belangrijk keerpunt in de Europese geschiedenis vormde de dag van de grote aardbeving in Lissabon, zaterdag 1 november 1755. Veel Portugezen zaten die morgen vanwege Allerheiligen in de kerk. Door de aardbeving vluchtte men de wankelende kerkgebouwen uit, naar de benedenstad bij de zee. Daar ontwikkelde zich een tsunami die de radeloze menige wegspoelde. Meer dan 30.000 doden waren er te betreuren. Verlichtingsdenkers als Voltaire meenden dat het geloof in Gods wijze bestuur onhoudbaar was geworden. Het deïsme won veld: God heeft de wereld wel geschapen, maar heeft Zich daarna teruggetrokken.

Atheïsme

De volgende hamerslag op het geloof in Gods wijs bestuur viel in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Gaandeweg begon de verschrikking van deze oorlog door te dringen en die botste met het geloof in Gods voorzienigheid dat Hij alle dingen onderhoudt en regeert. Kon men na Auschwitz nog wel in God geloven? Ook onder kerkgangers werd de bodem onder hun geloof weggeslagen. De kerkverlating neemt sinds de Tweede Wereldoorlog schrikbarende vormen aan. Na Lissabon kwam het deïsme op, en na de verschrikkingen van Auschwitz nam het atheïsme toe. De oorsprong van verschuivende Godsbeelden stamt uit het paradijs, toen de slang de vraag stelde: Is het ook…? De slang ontkende Gods bestaan niet, maar stelde dat Eva’s belijdenis over God niet klopte. ‘Gij zult de dood niet sterven’. De aanvallen op de Godsopenbaring zijn gebleven. We denken dan aan het gouden kalf als een afbeelding van de God van Israël. Of aan Marcion (†160), die onderscheid maakte tussen de wraakzuchtige God van het Oude Testament en de God en Vader van Jezus Christus.

Honger en kommer

Gelukkig is de belijdenis van Gods voorzienigheid in de gereformeerde gezindte op de Schrift gefundeerd. Toch leeft ook onder ons de vraag naar Gods bedoeling met het lijden. Waarom is er zoveel leed? Dr. Paul en dr. Hoek leggen terecht de vinger bij verschuivingen in de Godsvoorstelling die zij waarnemen in woord en geschrift binnen onze gezindte. Zij bemerken een selectief gebruik van troostvolle Bijbelteksten. Men spreekt van een therapeutisch Godsbeeld. Maar dan ‘mis je wezenlijke aspecten van het Bijbelse Godsbeeld’, zegt dr. Paul.

‘God is niet alleen barmhartig maar ook rechtvaardig’. Alle moeiten en pijnen, alle doornen en distels hebben een oorzaak. De schepping was volmaakt, maar de aarde is om onzentwil vervloekt. Job stelde bij herhaling de ‘waaromvraag’ naar het lijden, maar wanneer hij zich voor God gesteld weet, legt hij de hand op zijn mond en verfoeit zichzelf. Christus aanvaardde de beker van Gods toorn over de zonde. Hij heeft ‘de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, namelijk de zonde, weggenomen’. In het ootmoedig buigen onder God komt er plaats voor de rijkdom van deze genade. Lodenstein dichtte over Gods wijze wegen:

Zijn ze zuurheid, zijn ze zoetheid,
wij aanbidden, zwijgen stil,
want de wezenlijke goedheid
maakt het goed met dat zij ‘t wil.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Clements, G., 2024, Verschuivend Godsbeeld, De Saambinder 102 (14): 11.

Had Adam een navel?

Heb je weleens een schilderij gezien van Adam en Eva? Grote kans dat de schilder ervoor heeft gekozen om de eerste twee mensen af te beelden met een navel. Maar konden ze die eigenlijk wel hebben?

Twee jaar voordat Darwin zijn bekende boek over de oorsprong der soorten publiceerde, kwam er een boek uit van creationist Philip Gosse met de titel Omphalos (Grieks voor ‘navel’). In het boek beweerde hij dat het fossielenverslag geen bewijs is voor evolutie, maar dat fossielen bij de schepping in de aardlagen zijn geschapen. Net zoals de kant-en-klaar geschapen bomen in het paradijs een schijn van leeftijd hadden, zo vormden de fossielen in de aardlagen een soort schijnbare leeftijd van de aarde zelf. En net zoals de bomen eruit zagen alsof ze ooit gegroeid waren uit de zaadjes van andere bomen, zo zagen ook Adam en Eva eruit alsof ze ooit gegroeid waren uit andere mensen. Ze moeten dus een navel hebben gehad, vond Gosse.

Gosses ideeën vonden weinig bijval. Het is onduidelijk waarom God Adam en Eva zou scheppen met een litteken. Want dat is de navel: een litteken op de plek waar de navelstreng het lichaam binnenkwam. Wanneer een kindje in de buik van zijn of haar moeder groeit, zorgt de navelstreng voor de toevoer van bloed met zuurstof en voedingsstoffen, en de afvoer van bloed met afvalstoffen. Na de geboorte wordt de navelstreng doorgeknipt en het stompje raakt binnen maximaal een paar weken vanzelf los. Wat overblijft is een litteken: de navel. Adam en Eva zijn direct door God geschapen. Ze hadden geen moeder en zijn zonder navelstreng ter wereld gekomen, als volwassenen. Het lijkt dus waarschijnlijk dat Adam en Eva geen navel hadden.

CVandaag plaatst de komende tijd een vijftal boekfragmenten uit ‘Had Adam een navel?’. We hebben daar op deze website al over geschreven. Het boek is een uitgave van ‘Weet Magazine’ en is hier in hun webshop verkrijgbaar.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Een moderne suggestie: David en Jonathan hadden een seksuele relatie

Tegenwoordig wordt de vriendschap tussen David en Jonathan soms opgevat als een homoseksuele relatie en dan gebruikt als argument voor de acceptatie van homoseksuele activiteit. Het gaat nu niet over de vraag of homoseksuele praxis aanvaardbaar is voor christenen; ik wil alleen laten zien dat het een misverstand is om in het gesprek hierover te verwijzen naar David en Jonathan, omdat niets erop wijst dat hun relatie seksueel was.

Nadat David tot koning over Israël is gezalfd, komt hij in dienst van koning Saul, die dus vanaf dat moment zowel zijn werkgever als zijn rivaal is (1 Samuel 16). Jonathan, de zoon van Saul en dus de kroonprins, speelt al een rol in 1 Samuel 13 en 14. In 1 Samuel 18:1, 3 lezen we dan ineens:

Het gebeurde, toen David met Saul uitgesproken was, dat Jonathan met hart en ziel aan David verbonden raakte. Jonathan had hem lief als zichzelf. … Jonathan sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf.

Hierna beleven de twee vrienden samen de nodige avonturen (1 Samuel 19-20), maar Jonathan sneuvelt in een oorlog tegen de Filistijnen (1 Samuel 31:2), waarna David een klaaglied over hem en zijn vader zingt (2 Samuel 1). In dit lied komt nog een opvallend vers voor:

Ik ben benauwd om jou, mijn broeder Jonathan! Je was mij zeer lief; je liefde was mij wonderlijker dan de liefde van vrouwen (2 Samuel 1:26).

David en Jonathan waren dus dikke vrienden en dat wordt met nadruk verteld. Er wordt echter niets gezegd over enige seksuele relatie tussen de twee, hoewel de verzen die ik aanhaalde tegenwoordig wel vragen hierover oproepen. Bijbellezers en -uitleggers hebben tot voor kort gewoonweg nooit gedacht aan een homoseksuele relatie en pas sinds het begin van de emancipatie van de homoseksuelen worden hierover suggesties gedaan. Dit is een voorbeeld van hoe onze levenssituatie onze leesbril kleurt.

De suggestie dat er tussen Jonathan en David sprake is van homoseksuele liefde is dus een moderne suggestie. Vroegere uitleggers kwamen niet op die gedachte en wij moeten dat ook niet doen. (Evenmin als we bijgedachten hebben bij Johannes 11:3, waar verteld wordt dat Jezus Lazarus liefhad.) Ik geef daarvoor enkele argumenten.

In de eerste plaats is de wet van Mozes negatief over homoseksualiteit in Leviticus 18:22 en 20:13 en in Israël kon een openlijk homoseksuele persoon geen publieke carrière maken. Het is ook onwaarschijnlijk dat eventueel homoseksueel gedrag van de latere koning David zonder commentaar zou zijn geaccepteerd. Allicht zouden zijn tegenstanders het genoemd hebben!

In de tweede plaats is het een misverstand dat twee mannen of twee vrouwen niet gewoon goed bevriend kunnen zijn. We doen er goed aan om ons in dit opzicht niet te veel te laten beïnvloeden door hedendaagse gedachten.

In de derde plaats gaat het van de kant van Jonathan waarschijnlijk vooral om politieke verbondenheid met David. Hij weet en erkent dat niet hij maar David de huidige koning Saul zal opvolgen. Hij aanvaardt Gods keuze voor David en hij ondersteunt hem. Wanneer we letten op de vermelding van Jonathans mantel, zwaard, gordel en boog, zien we dat het verbond dat hij met David sluit in 1 Samuel 18:3-4 vooral een politieke zaak is. Jonathan overhandigt de tekens van zijn rang aan David als aan een meerdere.

In de vierde plaats is in 1 Samuel 18 iedereen dol op David, zie de verzen 16, 20, 22 en 28. Dit relativeert de woorden over de liefde van Jonathan.

In de vijfde plaats had Jonathan tenminste één kind, een bewijs van heteroseksueel gedrag (2 Samuel 9), en toont David zich ten opzichte van Bathseba (2 Samuel 11) en zijn wettige vrouwen ook duidelijk heteroseksueel.

Kortom, het is een misverstand dat er tussen David en Jonathan sprake was van een homoseksuele relatie.

Dit is een boekfragment uit ’50 nieuwe Misverstanden over de Bijbel’. Het boek is uitgegeven door Uitgeverij Gideon en hier te bestellen. Dr. Pieter J. Lalleman sprak op het congres ‘Bijbel en Wetenschap 2023’ over de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

In orthodoxe kerken is juist geen sprake van verborgen vrijzinnigheid, integendeel

Je kunt orthodoxe kerken er niet van beschuldigen dat ze het ene voorschrift uit de Bijbel wel en het andere niet serieus nemen, betogen theologen Sjaco van Gurp, Johan Mouthaan en Jonard Roukens.

In zijn column geeft Ad de Bruijne aan dat hij hevig verontrust is over orthodoxe kerken die het Bijbelse spoor verlaten (ND 2 juli). De verborgen vrijzinnigheid is erin gelegen dat in deze kerken vaders een ambt bekleden terwijl zij ongelovige kinderen zouden hebben. Dit geheel tegen de voorschriften van Paulus (Titus 1:6).

Een dergelijk verwijt klinkt vaker. Die orthodoxe kerken lijken wel zo rechtlijnig, maar intussen shoppen zij in Bijbelse gegevens en verklaren sommige onderdelen ervan ook als cultuurgebonden.

Cultuurgebonden

Rondom seksualiteit volgen zij wel een universele lijn, maar de heilige kus acht men cultuurgebonden. De handen worden ook niet omhoog geheven zoals Psalm 134 het zegt en ambtsdragers blijken ongelovige kinderen te mogen hebben. Is de zorg van De Bruijne terecht? Zijn er ‘honderden’ ouderlingen en voorgangers wier kinderen niet meer ter kerke gaan? En is dat waar Paulus op doelt?

Paulus’ opmerking inzake de gelovige kinderen is onderdeel van de voorschriften voor het kiezen van ambtsdragers. Om in aanmerking te komen voor een ambt is onberispelijkheid een voorwaarde. Deze onberispelijkheid blijkt uit het feit dat hij monogaam is en ‘gelovige kinderen’ heeft. Nu zijn wij geen hartenkenners. Een voorbeeldige levenswandel is geen garantie voor godsvrucht in het gezin (denk aan Demas, vergelijk Kolossenzen 4:14 met 2 Timotheüs 4:10).

Volgens Titus 1:6 zijn gelovige kinderen niet te beschuldigen van overdadigheid of ongehoorzaamheid. Vergelijkbare gegevens vinden we in 1 Timotheüs 3:4-5, waarin Paulus tegen Timotheüs zegt dat een ouderling zijn eigen gezin moet aankunnen. Als een vader zijn eigen kinderen niet kan onderwijzen in de christelijke leer en levenswandel, hoe kan hij dan dienstbaar zijn in de gemeente? Het draait hier dus om de leiderschapskwaliteiten van de vader, die onder andere zichtbaar zijn in het gezinsleven.

De Bruijne isoleert één van de onderdelen van het voorschrift en past dat naar eigen inzicht toe. Paulus gaat het om het totaalplaatje: wie het gezag van Gods Woord niet weet uit te oefenen in zijn gezin, moet geen ouderling zijn.

Ambt neerleggen

Waar ligt dan de grens? Als één van de leden van het gezin ongehoorzaam is of de kerk verlaat, moet vader dan zijn ambt neerleggen? De Bruijne suggereert dat de sociale structuren in de oudheid zo sterk waren dat kinderen de kerk niet verlieten. De cultuur was inderdaad anders, maar de mensen waren hetzelfde.

We weten dat in diezelfde oudheid slaven net als kinderen onder het gezag van hun meester vielen en onderdeel waren van het gezin. Het regeren van het eigen huis betreft ook de slaven.

We lezen in Paulus’ brief aan Filemon van Onesimus, de weggelopen slaaf. Een toonbeeld van ongehoorzaamheid. En het was Filemon blijkbaar niet gelukt om hem bij zich te houden. Desondanks wordt Filemon door Paulus aangesproken als ‘medearbeider’. Kennelijk hoeft Filemon van Paulus niet uit zijn ambt te stappen nu een van zijn gezinsleden het verkeerde pad op is gegaan. De Bruijnes argument snijdt dus geen hout.

Bij de heilige kus (Romeinen 16:16 en 1 Thessalonicenzen 5:26) en de geheven handen gelden is iets vergelijkbaars aan de hand. Het gaat Paulus er niet om dat de Romeinen en Thessalonicenzen elkaar gaan groeten met een kus (want dat deden ze al), maar dat die kus heilig is, in tegenstelling tot de kus van Joab (2 Samuel 20:9) of Judas (Lukas 22:48). De geheven handen (1 Timotheüs 2:8) zijn niet het gebod, maar dat er geen toorn of twisting moet zijn.

Niet consistent

De Bruijnes verontrusting blijkt niet alleen onterecht, maar ook ongemeend. Het voorbeeld van de ambtsdragers met ongelovige kinderen wordt een springplank voor het advies om elkaar een beetje begripvol tegemoet te treden inzake homoseksuele relaties en vrouwen in het ambt. Zij die in het Bijbelse spoor zeggen te gaan, zijn toch ook niet zo consistent.

Dit helpt de discussie niet. Theologie is het ‘na-denken’ van Gods gedachten. Dat betekent een worsteling om te verstaan hoe de Schrift zichzelf uitlegt. De Heere laat Zich vinden waar wij buigen onder en beven voor Zijn Woord (Jesaja 66:2).

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Gurp, J. van, Mouthaan, J.N., Roukens, J.A., 2024, In orthodoxe kerken is juist geen sprake van verborgen vrijzinnigheid, integendeel, Nederlands Dagblad 80 (21.719): 15 (artikel).

Zitten er gaten in de Bijbelse geslachtsregisters?

Sommige christenen voelen zich door de evolutietheorie gedrongen om de aardgeschiedenis uit te rekken. Vaak doen ze dat door te beweren dat de geslachtsregisters die in Genesis staan, niet compleet zijn. Er zouden tientallen tot wel honderden generaties missen. Klopt dat?

Bijbelgetrouwe christenen baseren de ouderdom van de aarde allereerst op de Schrift. Die is zo’n 6000 tot 8000 jaar, afgaande op de leeftijden van de geslachtsregisters in Genesis 5 en 11. Sommige christenen beweren dat die geslachtsregisters niet compleet zijn, en dat je er best wat missende jaartjes tussen mag denken. Héél véél missende jaartjes, welteverstaan.

Dat gaat echter niet. Ten eerste staan er in de geslachtsregisters vaak korte opmerkingen die uitsluiten dat er gaten in zitten. Zo kun je er niet omheen dat Adam de vader was van Seth (Genesis 5:3) en dat Lamech de vader was Noach (vers 29). Daarnaast laat de formulering ‘X was zoveel jaar oud toen Y werd geboren’, zoals je die telkens tegenkomt in Genesis 5 en 11, geen ruimte voor gaten. Zelfs al zou Adam niet de vader, maar de groot- of overgrootvader van Seth zijn, dan nog was hij 130 jaar oud toen Seth werd geboren.

Ten slotte zouden gaten in de genealogieën je nog geen duizend jaar extra opleveren. Dat is bij lange na niet genoeg om een evolutionaire voorgeschiedenis in te proppen.

CVandaag plaatst de komende tijd een vijftal boekfragmenten uit ‘Had Adam een navel?’. We hebben daar op deze website al over geschreven. Het boek is een uitgave van ‘Weet Magazine’ en is hier in hun webshop verkrijgbaar.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Jeremia over de ark (uit de tempel) – Reactie van dr. Arie Dirkzwager

Koning David brengt de Ark des Verbonds naar Jeruzalem. Bron: Free Bible Images.

Noot van de redactie: Onlangs plaatsten we op deze website een artikel van dr. Mart-Jan Paul over de vermeende vondst van de ‘Ark des Verbonds’. Daarop volgend kwam deze reactie binnen van dr. Arie Dirkzwager. Om het gesprek in stand te houden geven wij hier graag gehoor aan.

Van tijd tot tijd lezen we artikelen die melden, dat de ark teruggevonden is. Daarna volgen dan artikelen die de vraag naar bijzonderheden over zulk een gemelde vondst bespreken. Het is hier niet de plaats om de zoveelste vondst te bespreken. Wel verbaast mij telkens, dat een toch belangrijke tekst uit de Bijbel hierbij nooit geciteerd en besproken wordt:

“15 En Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis en verstand. 16 Als gij u dan vermeerdert en vruchtbaar wordt in het land in die dagen, luidt het woord van Jahweh, dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond van Jahweh. Zij zal niemand in de zin komen, men zal aan haar niet meer denken en haar niet zoeken en zij zal niet weer gemaakt worden. 17 In die tijd zal men Jeruzalem de troon van Jahweh noemen en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam van Jahweh te Jeruzalem en zij zullen niet meer wandelen volgens de verstoktheid van hun boos hart.” Jeremia 3: 15-17 (HSV)

Jeremia schreef in de tijd waarin Jeruzalem ingenomen werd door de Babyloniërs, de tijd waarin ook de ark verdwenen is. Nu kan er verschillend gedacht worden over de vraag, wanneer de omstandigheden die Jeremia beschrijft, zouden gaan plaatsvinden. Inmiddels is echter de ark inderdaad niet meer gemaakt. De vraag is dus legitiem, of de oorspronkelijke ark nog wel gevonden is of gevonden gaat worden.

Studiesecretariaat Schriftgezag over het gezag van de Heilige Schrift en het moderne leven – De verhouding tussen Schriftverstaan en zelfverstaan belicht

Het Studiesecretariaat Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeenten is na enige maanden van opstarten en interne bezinning naar buiten getreden. In De Saambinder is in maart/april een serie gestart, die vooral ging over Schriftverstaan en zelfverstaan. Door omstandigheden hebben we deze serie nog niet kunnen samenvatten. Dat hopen we in dit artikel wel te doen. De serie bestaat uit een aankondigend deel, dat wij al eerder hebben samengevat1, en vier inhoudelijke delen. Over het opstarten van dit studiesecretariaat hebben wij al vaker geschreven op onze website.2

Alleen het Woord van God is een veilige Gids om door en uit dit leven te komen. Bron: Pixabay.

Met de Bijbel alle kanten op?

De scribent geeft aan dat er van alles aan de hand is in onze samenleving. Wellicht klinkt dat logisch. “Mensen zonder God hebben geen kompas.” Toch is daarmee niet alles gezegd, want ook in de kerk ‘is er verwarring, onzekerheid en soms een bedenkelijke zwijgzaamheid’. Met dezelfde Bijbel komen kerkmensen soms tot heel andere conclusies. Daarom vragen moderne vraagstukken ook in de kerk nadrukkelijk om aandacht. “En dan gaat het niet alleen over seksualiteit, maar evengoed over wetenschap en de moderne cultuur. De moeilijkheid van deze moderne vragen is dat ze als nieuw gepresenteerd worden.” Heeft het verleden afgedaan?3 De scribent geeft aan dat de vraagstukken alles te maken hebben met de Heilige Schrift. Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit, Gods schepping (tegenover de evolutietheorie), gender (en transitie) en vrouwen in het ambt? Er wordt in het artikel gesignaleerd dat je met dezelfde Bijbel een tegengestelde kant op kunt: ‘Kun je dan met de Bijbel alle kanten op?” Ook ‘positieve’ ervaringsverhalen, met een tegengestelde opinie, spelen een rol. “Vanuit deze gedachte zal ieder mens (…) ook andere keuzes maken, want we zijn allemaal anders.

Schriftgezag

Het Studiesecretariaat Schriftgezag ziet dat er reactie nodig is. “Er wordt wel gezegd dat de Bijbel gezaghebbend is, maar in de praktijk is ze niet meer het einde van de discussie.” Tegenwoordig lijkt hoe je zelf in een onderwerp staat uit te maken hoe de uitleg van de Schrift gaat. Dat vraagt reactie van degenen die in de praktijk vast willen houden aan Schriftgezag. De scribent signaleert dat de moderne cultuur een soort oerwoud is, waar maar moeilijk door te dringen is. Verder zit de moderniteit overal doorheen verweven. “Deze manier van denken en leven heeft zich breed verspreid onder alle lagen van de bevolking en komt zelfs in het leven van alledag geregeld naar voren.” Wanneer er reactie wordt gegeven, moet met deze zaken rekening worden gehouden. Het is daarom nodig dat sommigen zich diepgaand bezinnen op de inhoud, maar ook dat sommigen dit kunnen vertalen naar de dagelijks praktijk. In deze serie zal vooral ingegaan worden ‘op hoe we met de botsing tussen moderniteit en Schriftgezag om moeten gaan’. Wat is ons vertrekpunt? Bij moderne antwoorden lijkt de mens zelf veel ruimte te krijgen, en de Bijbel maar beperkte ruimte. “De Bijbel mag natuurlijk wel iets zeggen, maar de Bijbel mag niet bepalen hoe wij (willen) zijn. De Bijbel is het Woord van God, maar we mogen zelf bepalen hoe we ons identificeren. Dit zegt iets over hoe de Bijbel gezien wordt: de Bijbel als inspiratiebron of als gespreksvriend. We spreken dan van een modern Schriftverstaan.” Dit moderne Schriftverstaan heeft gevolgen voor de praktijk. “Moderne mensen vormen eerst een beeld van wie ze zelf (willen) zijn, vervolgens kijken ze wat ze al dan niet nog aan de Bijbel hebben.4

Schriftverstaan én zelfverstaan

Hierboven hebben we kunnen zien dat bij de moderne mens niet de Bijbel, maar het moderne zelfverstaan het hoogste gezag heeft. In het tweede inhoudelijke deel van deze serie wordt verwezen naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB). In de artikelen drie tot en met zeven van dit belijdenisgeschrift gaat het over de Schrift. God heeft Zijn Woord gesproken en de opdracht gegeven dát op te schrijven (art. 3). Tegen deze Heilige Schrift valt niets in te brengen (art. 4). Dat de Heilige Schrift het Woord van God is kun je allermeest weten door het getuigenis van de Heilige Geest (art. 5). De apocriefe boeken zijn van veel minder waarde dan de canonieke boeken (art. 6). De scribent ziet artikel 7 als hoogtepunt van de artikelen over de Schrift. Het belang van dit artikel zit niet in de autoriteit van de Schrift, maar vooral in de genoegzaamheid van de Schrift. “De Schrift is voldoende én afdoende voor geloof en leven. Anders gezegd: de Schrift is bron en norm voor geloof en leven. Voor het dienen van God is een fundament in de Schrift nodig.” Daarom mogen we niet onze eigen inzichten volgen, maar allereerst en allermeest luisteren naar Gods stem. Niets mag boven de Schrift gesteld worden. Artikel 7 laat zien dat ‘alle mensen [uit] (…) zichzelf leugenaars [zijn]’. “Zonder dat Woord verdwalen zondaren en zullen ze nooit de weg vinden naar het Vaderhuis.” Dit is de reden dat in de gereformeerde dogmatiek de behandeling van de eigenschappen en noodzakelijkheid van de Schrift altijd voorop geplaatst wordt. “Leugenachtige zondaren kunnen de Schrift niet missen. Ze hebben de Schrift nodig om als een blinde geleid te worden op de weg die ze niet geweten hebben (Jes. 42:16).” Omdat mensen van nature niet te vertrouwen zijn, zijn de cultuur en de traditie ook niet volmaakt te vertrouwen. De scribent sluit deze alinea af met te stellen dat alleen het Woord van God een veilige Gids is.

“De Schrift is voldoende én afdoende voor geloof en leven. Anders gezegd: de Schrift is bron en norm voor geloof en leven. Voor het dienen van God is een fundament in de Schrift nodig.” Bron: Pixabay.

Artikel 7 heeft ons ook veel te zeggen in de wereld van vandaag. We dienen hoogachting voor de Schrift te hebben en de mens moet onderworpen zijn aan de Schrift. Moderne mensen wijzen dit vertrouwen op de Schrift af, ‘omdat ze juist wel vertrouwen in zichzelf hebben’. Dat mensen van nature leugenachtig zijn, zullen ze afwijzen. De Schrift komt op hen eerder beknellend en hinderlijk over. Sommige moderne christenen willen hun Schriftverstaan combineren met hun moderne zelfverstaan. “Zodra duidelijk is hoe ze zichzelf verstaan, proberen ze de Schrift te gebruiken om hun zelfverstaan te bevestigen en te ondersteunen.” Voor klassieke christenen geldt dat precies omgekeerd. Zij ijken hun zelfverstaan voortdurend aan de Schrift. “In de overtuiging dat hun eigen gevoelens, verlangens, wensen en oriëntatie uitleg en correctie van de Schrift nodig hebben.” Om gesprek aan te gaan met andersdenkenden, hoeft men niet eerst alle antwoorden te hebben op vragen over seksualiteit en identiteit. De scribent constateert dat dit evenzo onmogelijk is ‘omdat de vragen zo ingewikkeld zijn’. In de gesprekken kunnen vragen gesteld worden over het Schriftverstaan en zelfverstaan. De verleiding is groot om een beroep te doen op gezond verstand. “Hoewel daarin wel enige waarde ligt, is dat geen benadering die aan te bevelen is voor pastoraat en opvoeding”.5 De scribent ziet het gevaar dat je daardoor elkaar niet meer verstaat en bereikt. Binnen het zelfverstaan van de moderne mens heeft zelfs de wetenschap weinig te zeggen. Naast dat de standpunten verharden is een beroep op het gezonde verstand ook in strijd met theologische uitgangspunten, namelijk dat, al is er nog enig licht over gebleven, ons verstand verduisterd is. Pastoraal en pedagogisch gezien kan er goed gekomen worden tot gesprek. “Wie de Schrift afwijst of voor zijn zelfverstaan niet nodig heeft, heeft iets uit te leggen.” Oprechte aandacht voor noden kan goed samengaan met het wijzen op de Weg.6

Diepe leegte

Hierboven hebben we gezien dat de manier waarop mensen de Bijbel zien (Schriftverstaan) te maken heeft met hoe de mensen zichzelf zien (zelfverstaan). Het derde inhoudelijke deel van deze serie gaat in op de mogelijkheden tot gesprek. Het doel van de serie is ‘om het moderne ervan (van al die moderne vraagstukken, JvM) te ontmaskeren’. Voor het zelfverstaan heeft de moderne mens ‘eigenlijk geen echte basis’. De moderne mens heeft wel een beeld van zichzelf, maar geen gezaghebbende bronnen om daarop hun beeld te onderbouwen. “Hij verwerpt de Schrift als bron van zelfkennis, maar heeft geen andere bronnen daarvoor in de plaats. Hij ziet zichzelf als een individu die het eigendom van zichzelf is.” Dit laatste wordt zelfindentificatie genoemd, maar hierachter zit een diepe leegte. Deze leegte wordt, volgens de scribent, zichtbaar in onze samenleving. “Met name in de behoefte aan bevestiging. Mensen hebben vandaag een grote behoefte aan bevestiging van hun identiteit door de omgeving.” Als deze bevestiging er niet is, wordt dat ervaren als persoonlijke aanval. “Wie niet meedoet met het bevestigen van iemands zelfidentificatie, die moet zelf maar uitgesloten worden.” De scribent adviseert hier niet zomaar in mee te gaan. Immers, iemand bevestigen in zijn of haar onbijbelse zelfbeeld is juist liefdeloos en harteloos. Daarnaast doet dit ‘afbreuk aan de bouw van het Rijk van God’.7

Verlichtingsdenken

Gevoelens moeten niet worden weggedrukt, ‘maar ze moeten eerst vanuit de Schrift worden uitgelegd’. Het is goed om op te merken dat onze kennis van onszelf beperkt is. Naar Psalm 139 geeft de scribent aan dat alleen God ons ten diepste kent. Wij hebben schepselkennis van onszelf, maar God heeft Schepperkennis van ons. “Ieder mens moet dus bereid zijn de kennis over zichzelf op grond van Gods Woord te laten corrigeren. Wat wij wensen, willen en voelen is nog niet hetzelfde als wie of wat we zijn volgens de alwetende God.” De auteur legt het uit met twee praktijkvoorbeelden. Authentiek zijn is tegenwoordig het sleutelwoord. Maar wanneer ben je authentiek? “Is je zelfkennis verkeerd, dan ben je dus ook niet echt trouw aan jezelf. (…) Trouw zijn aan jezelf is dus in de eerste plaats als schepsel trouw aan God en Zijn Woord zijn.” Het artikel sluit af met de vraag of moderne vragen die op christenen afkomen wel zo nieuw zijn. “Vanuit de nauwe verbinding van zelfverstaan en Schriftverstaan blijkt dat de vorm waarin de moderne vragen zich voordoen wel nieuw is, maar dat ze hun oorsprong hebben in veel oudere ontwikkelingen in de kerkgeschiedenis.” Sinds de Verlichting is het afhankelijkheidsbesef en het schuldbesef steeds verder afgenomen. “Dit ontbrekende schuldbesef en het gevoel van onafhankelijkheid vormt de basis van moderne vragen rond seksualiteit, wetenschap en cultuur.” Daarom wordt er geconstateerd dat de moderne vragen ‘niet meer dan een radicale vorm van het verlichte denken’ zijn. “De wortels van dit verlichte denken zijn echter zo in strijd met het klassieke christendom, dat het in het belijden van de kerk allang is weerlegd.8 De gevolgen van de moderne vragen die tot ons komen zijn zeer ingrijpend. “Opnieuw is er een poging om de soevereine God in te wisselen voor de autonome mens in een soevereine cultuur.” De scribent roept daarom op om trouw te blijven aan de belijdenis.9

“De wortels van dit verlichte denken zijn echter zo in strijd met het klassieke christendom, dat het in het belijden van de kerk allang is weerlegd.” Een compromis met het moderne wereldbeeld zal mogelijk kunnen leiden tot een verwaterde kerk. Foto: De kerk van Sant Romà de Sau, Vilanova de Sau, Spanje. Bron: Pixabay.

Bijbels perspectief

In het slotdeel van deze serie wordt het zelfverstaan geplaatst in het licht van Gods Woord. Ons zelfverstaan, zo hebben we gezien, moet geijkt worden aan de Schrift. “Wat we voelen, denken of willen is daarmee nog niet waar en bepaalt ook nog niet wie we behoren te zijn. Het licht van de Schrift is nodig.” Het ijken dient altijd te gebeuren ‘in de ontmoeting met de sprekende God door Zijn Woord’. Wat is dat Bijbelse perspectief? Allereerst zijn wij schepselen zijn van God de Schepper. Daardoor zijn wij van Hem afhankelijk. “Als wij ons dus sterk en onafhankelijk voelen, moeten we ons gevoel laten corrigeren door het Woord. Alle sterkte die we hebben, is een gave van de Schepper.” Dit vraagt ook verantwoordelijkheid om ons leven, wat eveneens een gave is van de Schepper, tot Zijn eer in te richten. De Schrift leert ons dat het God goed gedacht heeft om via een weg van seksualiteit het menselijke geslacht in stand te houden. Hij heeft het huwelijk ingesteld ‘als de enige plaats voor de beleving van seksualiteit’. Ten tweede zijn wij sinds de zondeval, naast schepsel, ook zondaar. “Mensen zijn van zichzelf dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1). Ons verstand is verduisterd (Ef. 4:18) en wij zijn vervreemd van God (Kol. 1:21). De gedachten van het hart zijn van nature zondig (Gen. 8:21). Niemand zoekt uit zichzelf naar God, allen zijn afgeweken (Rom. 3:11-12). Vanaf onze ontvangenis liggen wij in de zonde (Ps. 51:7).” Dit heeft gevolgen voor onze ingevingen, gevoelens en gedachten. Die kunnen we niet zondermeer als uitgangspunt nemen. “De Schrift leert ons juist dat dergelijke gedachten een uiting van vijandschap zijn (1 Kor. 2:14).” We hoeven binnen het Bijbels perspectief niet in een mineur te eindigen. Ten derde is er verlossing mogelijk dóór het verzoenende werk van de Heere Jezus Christus, waardoor wij zondaren de welverdiende straf kunnen ontgaan en wederom tot genade kunnen komen “Dankzij de komst van Christus is er verlossing voor al degenen die in Hem geloven.Ten vierde wordt er door de scribent op gewezen dat wij allen op reis zijn en hier geen blijvende stad hebben. De weg van schepping-zondeval-verlossing-voleinding kunnen wij het Bijbelse perspectief noemen. Door dit Bijbelse perspectief moeten wij ons laten leiden. “Mensen moeten zich niet laten leiden door hun eigen gedachten en gevoelens, maar door Gods Woord.

Bij de Schrift vandaan bewegen

Dit mensbeeld en deze Schriftvisie heeft gevolgen voor hoe christenen naar de werkelijkheid kijken. Het is een gebroken wereld waarin wij niet onze eigen diepste gevoelens moeten navolgen, maar waarin het juist draait om gehoorzaamheid aan de God van de Schrift en om zelfverloochening. “Het licht van Gods Woord moet schijnen over al onze gevoelens, wensen en verlangens.” De scribent erkent dat gevoelens van homoseksualiteit en genderdysforie zeer ingrijpend zijn. Maar hij ziet het als nog meer ingrijpend ‘als we de eer van mensen liever hebben dan de eer van God en daarom het principe van het christelijke leven maar aanpassen’. De auteur ziet dat het geduld van de moderne mens met deze Bijbelse visie op seksualiteit afneemt. Voor klassieke christenen is deze Bijbelse visie compleet verweven met de Bijbelse boodschap van God, mens, zonde en genade. “Hier is geen ruimte voor meebewegen.” Compromissen van moderne christenen leiden schipbreuk. “Het gaat er echter niet om dat onze gevoelens precies zo in de Bijbel staan, maar het is juist zo dat het Bijbelse perspectief ons laat zien wat onze gevoelens en verlangens waar zijn. Wie zich aan dat perspectief wil onttrekken, beweegt zich bij de Schrift vandaan.

Ten slotte

De serie wordt afgesloten met een terugblik. De gevonden inzichten van het Studiesecretariaat Schriftgezag dienen nu te worden toegepast in de praktijk van het leven. Niet alleen toegepast op anderen, maar ‘het allermeest op onszelf’. Dan gelden de vragen: “Bent u overtuigd van de noodzaak van Gods Woord? Bent u bereid u te laten leiden door de Schriften, ook als het dwars tegen uw wensen en verlangens ingaat?” De Schrift dient onze leidraad te zijn, ook (of juist) als deze Schriftwoorden lijnrecht tegen onze gevoelens, gedachten en denkpatronen ingaan. Ons zelfverstaan moet daarmee ook dienstbaar zijn aan het Schriftverstaan. Wie dat niet doet zal de Schriftwoorden moeten afwijzen of verdraaien. Het zien van de juiste verbinding helpt ‘om moderne vragen te duiden en te bevragen’. Juist dan is een gesprek over moderne vragen mogelijk. We kunnen deze moderne vragen niet als belachelijk afdoen. Zelfverheffing is hier niet mogelijk. Immers, zowel moderne als klassieke christenen zijn zondaren voor God. “Wie zichzelf vertrouwt, heeft geen Bijbel als gids nodig. Hij vindt zelf de weg wel. Maar wie zichzelf niet vertrouwt en de weg naar het Vaderhuis niet vinden kan, die verlangt naar de leiding van Gods Woord.10

Voetnoten

Is het Oude Testament minderwaardig omdat er veel geweld plaatsvindt?

Het verwijt dat het Oude Testament zo gewelddadig is hoor je steeds vaker. En het is waar, er vallen behoorlijk wat doden daar. Maar het is een misverstand dat het Oude Testament daarom geen goed boek zou zijn. Niet alles wat in de Bijbel wordt verteld wordt ook door de verteller goedgekeurd. Veel van het geweld in het Oude Testament heeft niet de instemming van God en zijn volk, het wordt alleen beschreven.

Ten tweede is de wereld van de Bijbel niet heel anders dan de wereld waarin wij leven. De Bijbel ontstond in een wereld vol geweld, die heel realistisch wordt weergegeven. Wij leven in een wereld waarin mensen graag lezen over geweld en waarin de meeste computerspellen, films en series een flinke portie geweld bevatten. Daartegen protesteren niet veel mensen. In onze wereld worden leden van drugsbendes geliquideerd, vragen nabestaanden van een moord in het openbaar om bloedwraak en zijn haatmails het nieuwe normaal. En dat terwijl het Oude Testament bloedwraak sterk inperkt, zie Leviticus 19:18 en 24:17-21.

Binnen een eeuw hebben wij Stalin, Hitler, de moord op de moslims in Bosnië, Rwanda in 1994, de aanslag op 11 september 2001 en ISIS meegemaakt. De wereld is nu weinig beschaafder dan het Oude Oosten destijds en veel beschrijvingen in de Bijbel zijn zeker herkenbaar. We moeten dus oppassen dat we niet met twee maten meten door van de Bijbel te verwachten dat die ‘onschuldiger’ is dan de wereld om ons heen.

Ten derde worden in de Bijbel zaken en gebeurtenissen vaak erger voorgesteld dan ze achteraf blijken te zijn. Zo lees je in 2 Koningen 10:28 dat koning Jehu de Baälsdienst uitroeide. Maar nog op dezelfde bladzijde, in 2 Koningen 11:18, is er toch weer sprake van een Baältempel en Baälpriesters in Israël. Jehu’s opruiming was blijkbaar niet zo grondig geweest… Op dezelfde manier wordt in Jozua 10:36-37 (en 14:6-15) verteld over de inname en verwoesting van Hebron; maar in Richteren 1:10 blijkt dit nogmaals te moeten gebeuren. Deze overdrijvende manier van vertellen is een vorm van retoriek die wij misschien niet prettig vinden, maar waar we wel doorheen moeten kijken. Het boek Jozua heeft de neiging Jozua’s successen retorisch uit te vergroten.

Ten vierde laat het Bijbelse wereldbeeld zien dat God de schepper en eigenaar is van de hele aarde. Geen enkel volk heeft eigendomsrecht op het gebied waar het woont en God kan het toewijzen aan wie Hij wil. De oorspronkelijke bewoners van het land hebben er in Gods ogen niet meer recht op dan Israël.

Maar nu het echte probleem. Kritische bijbellezers zeggen dat bij de inname van het beloofde land door het volk Israël onterecht geweld werd gebruikt in opdracht van God. Dit misverstand is zowel begrijpelijk als hardnekkig. Inderdaad is God degene die opdracht geeft tot het gebruik van geweld, met name op diverse plaatsen in Deuteronomium, maar het is geen onterecht geweld. In de eerste plaats houdt de uitdrukking die vaak voor de behandeling van de volken van het land wordt gebruikt, ‘met de ban slaan’, niet altijd doden in. Het Hebreeuwse woord cherem betekent in de eerste plaats dat iets of iemand wordt afgezonderd, speciaal toegewijd aan God (de HSV en de vertaling-1951 vertalen cherem consequent als ban, maar de NBV21 helaas niet). Onder andere in Deuteronomium 7:2 en Jozua 6:17-21 lijkt ‘met de ban slaan’ ‘doden’ te betekenen, maar in Leviticus 27:21, Numeri 18:14 en Ezra 10:8 is duidelijk geen sprake van doden. Ook worden mensen die zich bekeren, zoals Rachab in Jozua 2, niet ‘met de ban geslagen’ maar opgenomen in Gods volk. Israël houdt zich bovendien aan verdragen met andere volken, zie Jozua 9.

In de tweede plaats werd de soep niet zo heet gegeten als zij werd opgediend en heeft Israël de oorspronkelijke bevolking van het land helemaal niet uitgeroeid. Het boek Jozua wekt hier en daar wel de indruk dat Israël het beloofde land snel en volledig veroverde (Jozua 6-10, 11:23, 18:1, 23:1-4, 9), maar op andere plaatsen niet. Denk bijvoorbeeld aan Jozua 23:12-13:

…als u zich vastklampt aan de rest van deze volken, deze hier die bij u overgebleven zijn, en u huwelijksbanden met hen aangaat, en u zich met hen zult inlaten en zij met u, weet dan zeker dat de HEERE, uw God, niet zal doorgaan met het verdrijven van deze volken uit hun bezit van voor uw ogen. Maar zij zullen een strik en een val voor u zijn, een gesel op uw zijden en prikkels in uw ogen, tot u verdwenen bent uit dit goede land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft.

Er zijn dus aan het slot van het boek Jozua nog steeds oorspronkelijke inwoners van het beloofde land aanwezig en zij zullen ook in latere tijden een verleiding blijven vormen voor Israël. Bijvoorbeeld in Richteren 1:19, 21, 28-34 en 2:12 wordt duidelijk dat Israël de andere volkeren naast zich moest tolereren. Direct aan het begin van Richteren 1 komt dan ook de vraag aan de orde, hoe Israël de overgebleven Kanaänieten kan verdrijven.

Maar in 1 Koningen 9:20-21 is duidelijk dat er allerlei niet-Israëlieten in het land wonen. Archeologische ontdekkingen en sporen bevestigen deze situatie van een gedeeltelijke en moeizame verovering van het beloofde land, want er zijn weinig sporen van verwoesting. Het gebruik van geweld was dus beperkt.

Toen ik aan dit hoofdstuk begon dacht ik dat ik zou kunnen verwijzen naar Genesis 15:13-16, waar God tegen Abram zegt dat zijn nakomelingen nog niet permanent in het beloofde land kunnen wonen, ‘want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol’ (vers 16; de Amorieten staan hier voor de hele bevolking van Kanaän). Maar al schrijvend merkte ik dat ik hier zelf het slachtoffer was geweest van een misverstand. De verovering van het land en de ban over de inwoners worden namelijk nergens voorgesteld als Gods straf voor de wrede volken die in het beloofde land woonden, ook niet in Genesis 15 (Deze mensen waren wel heel wreed en brachten zelfs kinderoffers, maar dat wordt niet als argument gebruikt en is dus niet ter zake). Nergens lees je dat deze mensen door God waren gewaarschuwd om zich te bekeren, en nergens worden hun zonden beschreven. De inname van het beloofde land was geen straf van God.

Tot slot is het belangrijk om op te merken dat wat er in de tijd van Jozua gebeurde strikt eenmalig was. Alleen in die tijd gaf God opdracht om het land te zuiveren. Gods volk wordt later nooit meer opgeroepen om hun vijanden uit te roeien. In het Nieuwe Testament krijgt de christelijke gemeente bovendien geen grondgebied toegewezen om in bezit te nemen en verkondigt Jezus dat wij zelfs onze vijanden moeten liefhebben.

Dit is een boekfragment uit ’50 nieuwe Misverstanden over de Bijbel’. Het boek is uitgegeven door Uitgeverij Gideon en hier te bestellen. Dr. Pieter J. Lalleman sprak op het congres ‘Bijbel en Wetenschap 2023’ over de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Ir. Bart van den Dikkenberg kritisch op theïstische evolutionisten: “In feite beroven ze God van Zijn eer”

Hoe moet je de schepping bekijken, letterlijk of is er ook ruimte voor interpretatie? Ir. Bart van den Dikkenberg, wetenschapsjournalist bij het Reformatorisch Dagblad, wil in zijn boek ‘De werken van Zijn handen’ laten zien dat de Bijbel als Woord van God voldoende is voor een christen. “Hoewel theïstische evolutionisten zeggen de twaalf artikelen (van de Apostolische Geloofsbelijdenis, red.) nog steeds te onderschrijven, ook als Schepper van hemel en van aarde, beroven ze Hem in feite van Zijn eer.”

U schreef het boek om te kijken of het theïstisch evolutionisme samen kan gaan met de Bijbel, het Woord van God. Wat is de belangrijkste conclusie?

“Dat is heel eenvoudig: je hoeft als christen geen water bij de wijn te doen om Genesis 1 tot en met 11 te laten staan. Het bewijs van de universele afstamming van soorten is een zwakke hypothese. Dat wil zeggen: als het gaat om de afstammingslijn vanaf een eerste oercel tot ons, is het bewijs zwak.”

Dat het een zwak verhaal is zijn stevige woorden. Doet u de wetenschap daarmee recht?

“In mijn boek leg ik uit dat er geen biochemische en biologische mechanismen bestaan die het ontstaan van leven kunnen verklaren. Ze kunnen de toename van genetische informatie waardoor er complexe organismen zouden kunnen ontstaan, niet verklaren. De aardlagen en de fossielen die zich daarin bevinden zijn voor meerdere interpretaties vatbaar. Hetzelfde geldt voor de overeenkomsten tussen allerlei soorten organismen. Uiteindelijk concludeer ik dat er niet veel over blijft van het zogenaamde sterke bewijs voor de gemeenschappelijke afstamming van de soorten, wat een van de belangrijkste bouwstenen is van de evolutie.

Natuurlijk doe ik niets af van soortvormingen. God heeft alles heeft geschapen, dat deed Hij bij alle soorten naar hun aard. Wolven, hyena’s, vossen en honden, ze lijken allemaal op elkaar. Dat is ook een vorm van soortvorming. Zij hebben zich vanaf een oorspronkelijke oersoort aangepast naar hun leefgebied, waarin ze terecht zijn gekomen. Een poolvos ziet er anders uit dan een vos in een bos in Nederland. Dat kan je een vorm van adaptatie noemen. Datzelfde geldt voor een bacterie die zich aanpast aan een antibioticum en daardoor resistent wordt. Het blijft een bacterie. Daar gaat de controverse ook niet over.”

Sommige christenen nemen die afslag wel. Theoloog Gijsbert van den Brink schreef het boek ‘En de aarde bracht voort’ waarin hij het scheppingsverhaal en de evolutie samenbrengt. Waar slaan mensen met een visie als hij volgens u de plank mis?

“Als het gaat over de natuurwetenschap of biologie, moeten we in de gaten houden dat deze wetenschappers de benadering van het ‘methodologisch naturalisme’ aanhouden. Dat wil zeggen dat we altijd op zoek moeten naar natuurlijke oorzaken, naar natuurlijke fenomenen en natuurwetten. Per definitie wordt goddelijk ingrijpen en een wonder buiten beschouwing gehouden. Dat levert tot op zekere hoogte voor de empirische wetenschap geen knelpunten op.

Het wordt echter problematisch wanneer ze het verleden ook op die manier bekijken. Goddelijk ingrijpen, bijvoorbeeld een straf als bij de zondvloed, wordt daarmee buiten beeld gezet. Het goddelijke scheppingswonder en ander goddelijk ingrijpen is dan uit het verleden verbannen. Dat wordt onvoldoende onderkend bij het bestuderen van de evolutietheorie: er is sprake van een levensbeschouwelijk argument wat aan de theorie voorafgaat.”

Als ik het samenvat: theologen die de schepping en evolutie zien samengaan, gaan mee in de wetenschappelijke aanname dat we moeten zoeken naar oorzaken die zich in ieder geval niet in een god bevinden.

“Inderdaad: door theïstische evolutionisten wordt puur gekeken naar ‘de tweede oorzaken’: natuurwetten, natuurprocessen en natuurlijke fenomenen. De eerste oorzaak (een filosofische benaming voor een god, red.) wordt totaal buiten beschouwing gelaten.”

Is in dit debat niet elk pad betreden? Wat voegt uw boek toe?

“Meestal gaat de discussie erover of een bepaald gen wel of geen gevolg van evolutie is. Een voorbeeld: bij apen en de mens is het gen uitgeschakeld wat codeert voor de aanmaak van vitamine C. Het is een van de redenen dat wetenschappers denken dat de mens van de aap afstamt.

Zelf was ik benieuwd wat er achter die discussie zit. Waarom komen mensen tot de conclusies die ze trekken? Wat zijn hun veronderstellingen en aannames? Wetenschappers interpreteren feiten, een interpretatie die niet zomaar uit de feiten naar voren komt. Dat moeten we ons wel realiseren; we hebben vaak niet door dat er een wereld van overtuigingen achter schuilgaat. In boeken als ‘En de aarde bracht voort’ van Van den Brink blijft de discussie wat dat betreft relatief oppervlakkig: dat soort overwegingen blijven daarin buiten beeld.”

Diezelfde interpretatieslag heeft u ook gemaakt: ook u heeft een uitgangspunt. Is uw boek daarmee wél een ‘eerlijk’ verhaal?

“Jazeker. De vraag is: wat stel je uiteindelijk als kenbron voor de waarheid bovenaan? Is dat Gods Woord of de wetenschap? Als we het vitamine-C-gen als voorbeeld nemen, dat evolutionistische wetenschappers gebruiken als bewijs dat we afstammen van de apen, ga ik uit van Gods Woord. Dat leert geen evolutie, maar een aparte schepping van de mens. Daarom moet ik een andere verklaring zoeken voor het feit dat dit gen bij apen en mensen is uitgeschakeld.”

Als student kwam u hier ook mee in aanraking. Hoe ging u toen de discussie over schepping en evolutie in?

“Op de Wageningen Universiteit heb ik ecotoxicologie gestudeerd. Daar kwam ik met vakken als ecologie, biologie en biochemie zijdelings of rechtstreeks in aanraking met de evolutietheorie. Terwijl ik daarover leerde, had ik steeds in mijn achterhoofd dat het niet strookt met dat wat mij is geleerd uit de Bijbel. Hoe het precies zat wist ik niet, al las ik wel het een en ander. Die boeken konden mij alleen niet bevredigen: er ontbrak wat. De wetenschappelijke stap naar het creationisme was voor mij altijd lastig. Mijn grondhouding bleef: Gods Woord is waar. Hoe dan ook.

Heeft u het theïstisch evolutionisme ooit serieus overwogen?

“Als je het boek van Gijsbert van den Brink leest, denk je: zoals hij het stelt, wil ik daar best even over doordenken. Is dat een redelijk alternatief? Als het gaat over de erfzonde, over Gods beeld, wordt het toch wat lastig. Dat geeft hij zelf ook aan in zijn boek. Het loopt zowel wetenschappelijk, filosofisch als theologisch spaak. Dit is niet het goede spoor, zag ik al snel.”

Toen ik bij het Reformatorisch Dagblad ging werken in 2008, was het jaar daarop het Darwinjaar. Toen ging ik er diep in. Wel was ik vrij kort door de bocht met sommige dingen: inmiddels zou ik het wat genuanceerder brengen.”

Wat theïstisch evolutionisten in het algemeen stellen, is dat God in het begin de oerknal in gang heeft gezet. Dat is het scheppingsmoment. Vervolgens brengt de voorzienigheid alles verder tot stand, zoals de vorming van de sterren, planeten en het leven op aarde. Dat noemen ze dan ook schepping. Maar dat is voor mij niet de schepping zoals Gods Woord die beschrijft. Nee: de Heere sprak, met Zijn machtswoord. ‘Er zij’ en er wás. Dat raak ik kwijt met theïstische evolutie.

Lees Johannes 1: ‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God. En het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.’ Dit wil zeggen: Christus (het Woord, red.) heeft als het ongeschapen Woord een belangrijke functie in dat maken vervuld. Of lees in Genesis 1: Gods Geest zweefde over de wateren. In het Hebreeuws staat er: Gods Geest ‘broedde’ op het water. Als het ware broedend op de dingen die voort zouden komen. Daarna zei God: ‘Daar zij licht!’ En daar was licht. Hieruit blijkt de werking van de scheppende Drie-eenheid, die ik bij de theïstisch evolutionisten mis.”

Vindt u dat de theïstische evolutie uiteindelijk de Bijbel tekortdoet?

“Zeker. Hoewel theïstische evolutionisten zeggen de twaalf artikelen (van de Apostolische Geloofsbelijdenis, red.) nog steeds te onderschrijven, ook als Schepper van hemel en van aarde, beroven ze Hem in feite van Zijn eer. Ze schrijven Zijn schepping toe aan natuurlijke processen; God is in dat proces geen Schepper, maar toezichthouder of procesbegeleider. Dat is kort door de bocht wat ik in het boek uitgebreider beschrijf.”

In het boek haalt u Richard Dawkins aan. Hij zei: als Adam een fictieve persoon is, met een fictieve zonde, heeft Christus Zichzelf uiteindelijk voor een fictieve straf voor een fictief persoon opgeofferd. U vindt dat dit een gevolg is van de theïstische evolutie.

“Dat is voor mij inderdaad de kern. Als de dood er vanaf het begin is, is deze geen gevolg van de zonde. Van den Brink beschrijft zonden meer als dierlijke neigingen. Moeten mensen dan eigenlijk nog wel van iets verlost worden? Ze kunnen immers nergens in hersteld worden: ze zijn vervallen in wat ze al waren.

Het wordt ook een moeilijk verhaal om het lijden en sterven van Christus voluit te duiden, zoals Paulus dat doet. Dat Hij als de tweede Adam de lichamelijk, geestelijke en eeuwige dood heeft willen ondergaan om Zijn kinderen daarvan te verlossen.”

Eerder was er bij CVandaag over dit thema een briefwisseling tussen de wetenschapsjournalisten ir. Bart van den Dikkenberg en dr. René Fransen. Hier hebben wij een overzicht gemaakt van de verschenen brieven.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Is Mozes’ rieten mandje geplagieerd?

Een jongetje dat in een rieten mandje te water wordt gelaten en door een hoogstaand persoon wordt geadopteerd. Uniek? Niet helemaal. De Mesopotamische koning Sargon zou net als Mozes uit het water gehaald zijn. Vormde deze legende de inspiratie voor de bekende Bijbelse geschiedenis?

Sargon van Akkad was een heerser die tussen 2334 en 2279 voor Christus de stadstaten van het oude Mesopotamië verenigde tot één machtig rijk. Over zijn afkomst doen verschillende verhalen de ronde. Zo wordt Sargon beschreven als de (buitenechtelijke) zoon van een hogepriesteres, die door zijn moeder in een rieten mandje in de rivier werd gelegd. Ten slotte werd hij door een tuinman gevonden en geadopteerd.

Sommige wetenschappers denken dat deze legende de inspiratie was voor het ‘verhaal’ van Mozes. Dat is echter niet waarschijnlijk. De kleitabletten waarop Sargons geboortelegende beschreven werd, stammen pas uit de zevende eeuw voor Christus en waren onderdeel van de Naru-literatuur, een populair Mesopotamisch genre. Hierin werden verhalen over grote heersers uit het verleden in de eerste persoon naverteld met als doel de lezer iets te leren, niet om te beschrijven wat er werkelijk was gebeurd.

Je kunt het een beetje vergelijken met de middeleeuwse romans over Karel de Grote, die zo’n 500 jaar nadat hij leefde, werden geschreven. Wanneer Sargons verhaal dus rond 700 voor Christus op schrift werd gesteld, is het niet aannemelijk dat Mozes’ geboortegeschiedenis van 500 tot 800 jaar eerder daarop is gebaseerd.

CVandaag plaatst de komende tijd een vijftal boekfragmenten uit ‘Had Adam een navel?’. We hebben daar op deze website al over geschreven. Het boek is een uitgave van ‘Weet Magazine’ en is hier in hun webshop verkrijgbaar.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.