Home » Evolutietheorie

Categorie archieven: Evolutietheorie

Genesis tegenover evolutieleer

Een paar weken geleden was er opzienbarend nieuws. Er zou een nieuwe voorloper van de mens zijn ontdekt in Zuid-Afrika. Een zogenaamde mensachtige. Een tussenvorm tussen een aap en een mens. Er waren veel botten en ook schedels gevonden. Daarvanuit werd een reconstructie gemaakt zoals u hier ziet afgebeeld.1 Natuurlijk twijfelden sommige geleerden eraan of het wel echt mensen waren of toch gewoon apen, maar velen spraken van een revolutionaire vondst. De vraag die op ons afkomt is wat doen dit soort vondsten ons? Zetten deze het Genesis verhaal in een ander daglicht? Of moeten we het gewoon als onzin afwijzen?

Is het nu Schepping èn evolutie of is het Schepping òf evolutie? Met andere woorden kunnen wij Bijbel en evolutie met elkaar in overeenstemming zien? Of is er een onoverbrugbare tegenstelling tussen de schepping van Genesis en de bevindingen van de wetenschap?

In zowel het Reformatorisch Dagblad als het Nederlands Dagblad is in de afgelopen maanden uitgebreid aandacht aan deze zaak geschonken. Aanleiding was o.a. de switch die de Evangelische School te Amersfoort heeft gemaakt door Bijbel en evolutie met elkaar in harmonie te willen brengen. Ook de presentatie van het boek Het geheime logboek van topnerd Tycho van Prof. dr. C. Dekker (met als medeauteur mevr. C. Oranje), waarin ditzelfde wordt ondernomen, kreeg ruime aandacht. Is het Schriftgeloof dat uitgaat van de letterlijke betekenis van Genesis 1 en 2 nog wel te handhaven? Maak je het met name jongeren in de kerk niet onnodig moeilijk om in de wetenschap nog een rol te kunnen spelen, zonder hun geloof op te zeggen?

Onlangs is er als tegenhanger van genoemde aanpassingstreven een nieuwe website in het leven geroepen: www.logos.nl van het eveneens nieuwe Logos Instituut, dat de Bijbel juist als norm wil hanteren tegenover de evolutieleer.

Schepping en/of evolutie?

We kunnen heel globaal drie benaderingen aanwijzen met betrekking tot het ontstaan van het leven. De eerste benadering is die van het geloof in Gods Woord, waarbij geloofd wordt dat God de hemel en aarde in zes dagen heeft geschapen. Daarbij wordt eraan vastgehouden dat het boek Genesis letterlijk-historische gebeurtenissen beschrijft.

De tweede benadering is die waarbij men niet in God gelooft, maar zichzelf tot norm is, autonoom. Waarbij men én alleen gelooft wat men in de natuur waarneemt én daaruit zelf conclusies trekt, het naturalisme. Daarbij hoort het uitgaan van een evolutieproces, dat zich heeft voltrokken over drieënhalf miljard jaren. In die tijd is ook het leven tot stand gekomen en zijn uit lagere levensvormen hogere levensvormen ontstaan. Met als ‘eindproduct’ de mens.

De derde weg wil de eerste en de tweede benadering combineren. Men maakt ruimte om te geloven dat het Scheppingsverhaal over zes dagen in werkelijkheid gaat over een evolutie in drieënhalf miljard jaren. Een door God geleide, theïstische evolutie. Hierover handelen de twee andere artikelen van mijn hand in dit nummer (zie kader onderaan deze pagina).

Naturalisme en evolutionisme

Ook sommige christenen volgen de derde weg van het naturalisme en evolutionisme. Zij brengen een scheiding aan tussen aan de ene kant geloof waarvoor je de Bijbel nodig hebt, en aan de andere kant wetenschap waarvoor je de natuur gebruikt. Uit beide boeken kun je immers God leren kennen? Dat zegt toch ook NGB artikel 2? Ja, daar worden wel twee boeken genoemd, maar daar staat ook dat wij God béter leren kennen uit zijn Woord! We zeggen met Calvijn: we moeten de natuur lezen “door de bril van Gods Woord”, om God en Zijn daden, ook Zijn scheppingsdaden, pas echt goed te kennen.

Bij deze eerste benadering past geen geloof in bovennatuurlijke wonderen van God. Daarmee wordt de schepping in zes dagen verworpen en komt men in strijd met de NGB artikel 12. In dat artikel wordt Gods Woord na gesproken, dat God de Schepper schept en onderhoudt. Men wil echter alleen uitgaan van menselijke waarnemingen en stelt zo de evolutietheorie boven de Schrift. Dat gaat ook in tegen NGB artikel 7, dat zegt dat Gods Woord boven alle menselijke ideeën en theorieën gaat. De aanhangers van de evolutietheorie stellen natuurwetten zoals de zwaartekracht en andere wetmatigheden absoluut. Volgens hen zijn zij er altijd zó geweest en zullen ze ook altijd zó blijven. Ook leren de aanhangers ervan dat elk leven er is door toeval. Wij stellen daartegenover dat ook natuurwetten onderworpen zijn aan God. Het zijn zelfs verordeningen van God. NGB artikel 13 zegt: niets gebeurt zonder Zijn beschikking. Dat betekent dat er bij zogenaamde wetmatigheden ook veranderingen mogelijk zijn. Denk aan het stilstaan van de zon in Jozua 10:12. Ook de aanname van het toeval in allerlei evolutieprocessen strijdt direct met Gods voorzienigheid.

Verder stelt men dat de overeenkomst tussen dieren erop wijst dat het hogere voortgekomen is uit het lagere. Wij zeggen echter op grond van Gods Woord, naar NGB artikel 12, dat God alle schepselen uit niets heeft geschapen, toen het Hem goed dacht. Ook belijden we daar dat niet het ene dier uit het andere zich heeft ontwikkeld, maar dat “God elk schepsel zijn wezen en gedaante heeft gegeven”. Met andere woorden: God heeft de dieren al onmiddellijk heel verschillend geschapen.

De overeenkomst tussen verschillende dieren in lichaamsbouw, organen, gedrag wijst bij het licht van Gods Woord op de eenheid in het scheppingsplan van één en dezelfde Schepper en Bouwmeester, namelijk God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.

Evolutionisme en oude aarde

Volgens de evolutietheorie is de mens uit lagere dieren ontwikkeld via aapachtigen en mensachtigen. Zo’n 200.000 jaar geleden zou zo de eerste echte mens zijn ontstaan. Volgens berekeningen zijn de oudste levende mensen nu de aboriginals (autochtonen) in Australië die zo’n 45.000 jaar geleden zijn ontstaan uit voorlopers. Volgens evolutionistische inschatting zou er 10.000 jaar geleden voor het eerst plaats kunnen zijn voor mensen als Adam en Eva. Met ander woorden, volgens hen waren er al mensen op aarde vóórdat mensen zoals Adam en Eva er konden zijn. Dat aanvaard je dus met de evolutietheorie!

Gods Woord zegt het heel anders dan de evolutiegedachte, zoals duidelijk samengevat is door NGB artikel 14: Wij geloven dat God de mens uit het stof van de aarde geschapen heeft. Op basis van de geslachtsregisters in Genesis komen we erop uit dat dit ongeveer 6000 jaar geleden heeft plaats gevonden.

Wat is “waarheid” in de natuur?

Bij tegenovergestelde leringen komt de vraag op: Wat is nu waarheid? Wat de natuur ons leert, of wat in Gods Woord staat? Nu moeten we ervoor oppassen te zeggen dat Gods Woord iets anders leert dan de natuur ons leert. We moeten namelijk onderscheiden tussen (1) waarnemingen van feiten en (2) de beoordeling, de interpretatie van die waarnemingen.

1. Waarnemingen van ouderdomsbepalingen. Deze berusten deels op methodes die niet betrouwbaar zijn. Dat geldt zeker de radioactieve koolstofmethode (C-14).2

Ook kunnen mensen opzettelijk verkeerde berekeningen opgeven. Het kan ook een vergissing zijn, doordat men geen rekening heeft gehouden met bepaalde omstandigheden.

2. De interpretatie, de verklaring van de waarneming, wordt beïnvloed door het vooroordeel dat je hebt: je geloof of wereldbeschouwing. Deze interpretatie is dus niet neutraal. Het gaat uit van geloof in Gods Woord òf geloof in evolutie. Bij ouderdomsbepalingen zal een ongelovige geen rekening houden met de zondvloed, met de schepping en met wonderen. Hij interpreteert met als achtergrond de evolutie. Maar een gelovige wetenschapper houdt daar wel rekening wel. Er kan zo een heel verschillende betekenis worden gehecht aan een waarneming.
Zo moeten we ook kijken naar de vondsten in Zuid Afrika. Vanuit de evolutie kun je denken dat ze de evolutie bevestigen. Maar dit is nog heel iets anders dan dat de natuur dit ons werkelijk leert.

Wat is “waarheid” in de wetenschap?

Ook gelovige wetenschappers moeten voorzichtig zijn om iets van hun bevindingen waarheid te noemen. We kunnen op zijn best zeggen dat er aangenomen waarheden zijn als ze rusten op waarnemingen in het licht van Gods Woord. Alleen Gods Woord Zelf is de absolute waarheid. Daar zal een bevinding ook niet mee mogen strijden.

Wat betreft de interpretatie moeten we dus zeggen dat geloof in Gods Woord hier staat tegenover het ongeloof van de evolutie. Zo begon het al bij de zondeval dat de slang tot de vrouw zegt: God heeft zeker wel gezegd… (Gen. 3: 1). Geloof staat zeker niet tegenover wetenschap, als die wetenschap zich maar onderwerpt aan Gods woord.

Tenslotte moet worden opgemerkt dat Gods Woord ons niet bedriegt over Gods schepping. Als we iets van de natuur niet kunnen verklaren, betekent dit niet dat God ons met zijn Woord bedriegt. Maar het wijst erop dat ons verstand door de zonde verduisterd is.

De Schrift spreekt

Als we de Schrift laten spreken zien we dat de Bijbel in zijn geheel steeds dezelfde boodschap heeft. Ik citeer hier uit de Herziene Statenvertaling. Gen 1:1 spreekt van een begin van hemel en aarde, van tijd en schepselen: In het begin schiep God de hemel en de aarde. Om dit aan te nemen is geloof nodig zoals we lezen in Hebr. 11:3: Door het geloof zien wij in, dat door het Woord van God is de wereld tot stand gebracht en wel zo dat de dingen die men ziet niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is. De Heere laat wondermooi zien hoe Hij in zijn schepping alle soorten schepselen, dieren en mens apárt heeft gemaakt, niet als voortkomend uit elkaar: En God schiep / maakte de dieren naar hun soort, Gen. 1: 21, 24, 25. En God schiep de mens naar Zijn beeld, Gen. 1: 2. Ook de apostel Paulus zegt dit in 1 Kor. 15:39: Het vlees van mensen, dieren, vissen en vogels is verschillend, Niets in de Schrift wijst op een evolutiegedachte: Toen vormde de Heere God de mens uit het stof van de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus, Gen. 2: 6. Het Nieuwe Testament sluit het bestaan van mensen voór Adam uit: De eerste mens adam is geworden tot een levend wezen …, 1 Kor. 15:45. Ook het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk heeft de Heere al direct tijdens zijn scheppingsdagen aangebracht: Mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen, En de Heere God bouwde de rib die hij uit Adam genomen had, tot een vrouw, Gen.1: 27. Opnieuw bevestigt ook het NT dit gegeven in 1 Kor. 11:8: De man is niet uit de vrouw maar de vrouw uit de man. Kortom de evolutieleer is in flagrante tegenspraak met de Schrift. Er is geen enkele overeenstemming!

Evolutieleer is mensenbedenksel

Maar er zijn óók geen harde bewijzen voor de evolutietheorie in de natuur. Charles Darwin had geen enkele waarneming waarbij er evolutie plaatsvond van de ene diersoort naar de andere. Hij heeft dit gewoon bedacht. Hij zag verschillende dieren en kwam toen met zijn theorie. En zo is het nog steeds. Er is geen bewijs. Ja er is wel op kleine schaal evolutie: zogenaamde micro-evolutie, die variaties geeft binnen een soort. Maar er is geen enkel bewijs van evolutie van de ene diersoort naar de andere toe, macro-evolutie. Ook niet in experimenten. In het laboratorium is nog steeds geen leven te maken uit iets wat niet leeft.

Vanuit het evolutie-denken is er geen enkele verklaring voor het ontstaan van de levenloze materie van zaken als logisch denken, geest en ziel. Ook niet voor het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk.

Wel bestaan er veel wetenschappelijke bezwaren tegen deze macro-evolutie. Ik kan er maar kort een paar noemen. Er is gesteld:

  • Het leven zelf is te complex, te ingewikkeld dat het uit toevallige ontwikkelingen zou kunnen zijn ontstaan. Denk met name alleen aan de genetische structuur van DNA en van ingewikkelde structuren als cellen, de organen.
  • Het is niet denkbaar dat zoiets zich uit het niets heeft ontwikkeld door een reeks toevallige veranderingen.
  • Spontane veranderingen in erfelijk materiaal zijn meestal minder gunstig voor de overleving van dier of de plant. Om vleugels te kunnen krijgen als landdieren zou er dan een geweldig complexe samenwerking moeten zijn van vele positieve factoren tegelijk. Dit is alleen al wetenschappelijk ondenkbaar.
  • Mensen van de evolutietheorie plaatsen de dieren in een bepaalde volgorde van overeenkomst en noemen dat een stamboom. Maar zo’n “phylogenetische stamboom” is zelf bedacht en vormt geen enkel bewijs voor de evolutie van het ene dier uit het andere. Het is een cirkeldenken. Nee, de overeenkomsten wijzen juist op dezelfde Schepper.
  • Sommige organen in het lichaam van de mens worden wel “rudimentaire” organen genoemd. Dat suggereert dat ze nutteloze overblijfsels zijn van een voorstadium. Het stuitje en de blindedarm bijvoorbeeld. Maar ook hier geldt dat overeenkomst van bouwplan wijst op één en dezelfde Schepper. De functie ervan blijkt er vaak wel degelijk te zijn, al is dat na een lange tijd van onbekendheid. Ook is er geen enkele lévende overgangsvorm van het ene soort naar andere soort dier te vinden.
  • Ten slotte: de evolutietheorie komt voort uit de oerknal, de Big Bang. Zo zou alles begonnen zijn. Maar wat was er dan vóór die zogenaamde knal? Want hoe kan iets spontaan uit het niets voortkomen? Daarop blijft men het antwoord schuldig.

Macro-evolutie is “axioma”

Ondanks dat de evolutieleer dus onbewezen is, zelfs wetenschappelijk zeer onwaarschijnlijk en als waarneming niet te herhalen, en ondanks dat er veel weerleggingen zijn en de leer onoplosbare vragen oproept, ondanks dit alles blijft de wetenschap toch de evolutieleer aanhangen. Hooguit past men de theorie een beetje aan bij te duidelijke weerleggingen. Maar nog steeds verklaart de wetenschap deze leer als onbetwistbaar, en als enige toegestane visie in de wetenschap. Dáárom is de evolutieleer een geloof, een onbewezen grondslag, een axioma. Ook al noemt dit evolutie-geloof zichzelf “wetenschappelijk”.

Onze conclusie moet zijn dat de Schepping naar Gods Woord en de evolutietheorie tegenover elkaar staan. Het vooroordeel van de evolutietheorie verdraagt zich niet met het Schriftgeloof, dat God van ons vraagt om alles voor betrouwbaar te houden wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft (HC zondag 7). Ook m.b.t. het boek Genesis geloven wij zonder in enig opzicht te twijfelen, alles wat zij bevat (NGB art. 5). Terwijl Gods Woord helder is, volmaakt en in alle opzichten volledig is, verwerpen wij alles wat met deze onfeilbare regel in strijd is (NGB art. 7).

Daarnaast concluderen we dat de evolutietheorie niet alleen wetenschappelijk onbewezen is maar ook omgeven door onopgeloste vraagstukken.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website Een in Waarheid. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

De apostel Paulus op de Areopagus en het evolutiedenken

De apostel Paulus ontdekte dat de Griekse wereld vol van het evolutiedenken was, de heidense leer betreffende de oorsprong der dingen. Een dergelijke wereld kende allerlei vooroordelen tegen het hart van het Evangelie: de dood en de opstanding van Jezus Christus. Voor veel Grieken, die hun leven op het geloof in de evolutie bouwden, was er eenvoudig geen leven ná het huidige bestaan. Plezier, zintuiglijke genoegens en materialisme was het enige dat van belang was; dat waren de afgoden in hun leven.

Geïdealiseerde reconstructie van de Areopagus (voor) en de Akropolis (achter) door Leo von Klenze in 1846. Bron: Wikipedia.

Het evolutiedenken in het Epicurisme beheerste het wereldbeeld van de Grieken

De diverse Griekse filosofieën in die dagen beschouwden de prediking van het kruis van Christus als dwaasheid (1 Kor. 1:18,23). Het Epicurisme leerde dat de wereld in een regen van atomen begon, waarvan sommige, door puur toeval, door een kleine beweging met andere in botsing kwamen. Deze botsingen veroorzaakten weer andere botsingen, totdat uiteindelijk door deze bewegingen het huidige heelal tot stand kwam. De kosmologie van het Epicurisme is dezelfde als die van de moderne materialistische filosofie. In een dergelijke wereld van chaos zou er noch doel, noch ontwerp kunnen zijn. Daarom was het ‘goede’ ook niet definitief of absoluut. Epicurus, de stichter van deze filosofie, zag genieten als het hoogst mogelijke goed, dat hij definieerde als de afwezigheid van pijn. Hij drong aan op de keus van die genoegens, die het individu de meest volledige bevrediging zouden bieden. Klinkt ons dit niet bekend in de oren? Het is het overheersende thema in het huidige onderwijssysteem. Dit de reden waarom wij vandaag de dag met zoveel problemen te maken hebben.
Als onthouding van bepaalde genoegens uiteindelijk een grotere bevrediging zou geven, leerden deze Grieken inderdaad onthouding. Maar slechts weinigen hadden een dergelijke wilskracht in een immorele en heidense omgeving, die gebaseerd was op evolutionaire uitgangspunten en die het genieten tot het belangrijkste doel van het leven maakte. Epicurisme was ten diepste antireligieus, want in een wereld die voortkomt uit materie en toeval is een Schepper niet noodzakelijk. Daarom schoof het elke gedachte aan zonde, of het afleggen van verantwoording in een uiteindelijk oordeel, opzij. Epicurisme gebaseerd op evolutiedenken leidde tot afgoderij en immoraliteit in de heidense Griekse cultuur.

Een andere Griekse filosofie, die de proclamatie van het kruis van Christus als dwaasheid zag, was het Stoïcisme. Deze filosofische school werd gesticht door Zeno (340-265 voor Christus), die niet in een persoonlijke God geloofde. Hij leerde dat het heelal een rationeel geordend geheel vormde, dat werd beheerst door een absolute rede of een goddelijke wil die erin woonachtig was. Het wereldgebeuren wordt dus niet bepaald door toeval, maar door een hoger doel. Stoïcisme leidde tot onderwerping aan de rede (het verstand, het intellect), en de rede werd het hoogste goed. Het persoonlijk gevoel is onbelangrijk of zelfs schadelijk, omdat het ertoe neigt de rationele oplossing van menselijke problemen aan het wankelen te brengen. Perfecte zelfbeheersing, onverschillig voor sentimentele overwegingen, was het grote doel van deze filosofie. De houding die daaruit voortkwam, gaf ons de moderne betekenis van de term stoïcijns. Stoïcijnen geloofden dat de natuur was zoals die moest zijn, en dat alles wat plaatsvond werd geregeld door middel van de Voorzienigheid. Er was geen ruimte om het proces te wijzigen, of van koers te veranderen. Het heelal was er om geaccepteerd te worden, niet om het te veranderen. Deze fatalistische houding bracht zelfbeheersing bij en bevorderde een tamelijk hoogstaande ethiek. Het Stoïcijnse credo, hoe positief ook, hield echter geen rekening met de vrije wil of het bestaan van kwaad. Deze opvatting sloot iedere gedachte van hervorming, of van verandering in de bestaande orde der dingen, buiten. Voor de Stoïcijn was er geen persoonlijke relatie met God. Als de natuur alle mensen onpartijdig behandelde, zou zij uiteindelijk voor niemand een bepaalde voorkeur hebben. Het Epicurisme was populairder dan het Stoïcisme, omdat het appelleerde aan de verdorven aard van de natuurlijke mens.

Paulus daagde de intellectuelen van Athene uit met zijn boodschap over de schepping en het komende oordeel

Tijdens de tweede zendingsreis sprak Paulus met mensen in de stad Athene, die deze twee verschillende filosofieën aanhingen: “En ook sommigen van de Epicureïsche en Stoïcijnse wijsgeren redetwistten met hem, en sommigen zeiden: Wat wil deze naprater toch zeggen? En anderen: Hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn, – omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde” (Hand. 17:18). De eerste vraag werd gesteld door Epicureeërs en de tweede door Stoïcijnen. Paulus’ geest werd in hem geprikkeld, toen hij zag hoe de stad Athene zich geheel had overgegeven aan afgoderij (Hand. 17:16).

Paulus probeerde de mensen in deze stad met het Evangelie van Jezus Christus te bereiken: de Joden, en de godsdienstige of godvrezende personen die zich vanuit de heidenen tot het Jodendom hadden bekeerd, en ook hen die hij dagelijks ontmoette op de markt in Athene (Hand. 17:17). Ten slotte brachten de Epicureeërs en Stoïcijnen Paulus op de Areopagus (of: de heuvel van Mars), om de Atheense filosofen van toen toe te spreken (Hand. 17:19-21). In Handelingen 17:22-31 bracht Paulus de mensen van Athene het Evangelie, terwijl hij daarbij de schepping als uitgangspunt nam. Dit is een samenvatting van zijn preek:

  1. De mensen van Athene waren zo godsdienstig dat zij zelfs een altaar hadden gemaakt dat was gewijd aan ‘een onbekende God’ (Hand. 17:22-23).
  2. Deze ‘onbekende God’ is echter de Heer, de Schepper van hemel en aarde. Als Schepper heeft Hij geen tempels of standbeelden nodig, maar Hij geeft Zelf leven, adem en alle dingen aan de mens (Hand. 17:24-25).
  3. Deze Schepper-God heeft alle mensen uit één bloed gemaakt, en ons natuurlijke godsbesef vereist dat wij Hem met heel ons hart zouden zoeken (Hand. 17:26-27).
  4. De Schepper, die geen afgod is van goud, zilver of steen, geeft leven aan de mens en maakt de mensheid tot Zijn geslacht, zoals ook enige Griekse dichters zeiden (Hand. 17:2829).
  5. Deze Schepper-God, die geduldig is geweest met de mens in het verleden, beveelt nu dat alle mensen overal zich moeten bekeren, omdat Hij een definitieve oordeelsdag heeft bepaald om de mensen in gerechtigheid te oordelen (Hand. 17:30-31).
  6. Het is zeker dat deze oordeeldag zal plaatshebben, want de Rechter – Jezus Christus – is door God opgewekt uit de doden (Hand. 17:31).

Toen Paulus de opstanding noemde, onderbraken de Atheense filosofen hem: “En toen zij van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen” (zoals ook de meeste evolutionisten het Jodendom en het Christendom bespotten), maar de Stoïcijnen wilden het onderwerp heroverwegen.

Paulus’ benadering om het Evangelie te prediken aan de hand van het scheppingsdenken, was ‘succesvol’ in een door evolutiedenken gedomineerde omgeving

Paulus’ benadering om het Evangelie te brengen en daarbij de schepping te beklemtonen werkte heel goed:

  1. Hij kreeg spot van de kant van de Epicureeërs/ de evolutionisten.
  2. Hij kreeg heroverweging van het Evangelie door de Stoïcijnen, en
  3. Hij kreeg bekeerlingen van beide groepen, juist door vanuit het gezichtspunt van de schepping het Evangelie te prediken: “Sommige mannen echter sloten zich bij hem aan en geloofden, onder wie ook Dionysius de Areopagiet, en een vrouw genaamd Damaris, en anderen met hen” (Hand. 17:34).

Zo is evangelieverkondiging aan de hand van de schepping nuttig in een wereld die door het evolutiedenken wordt beheerst. Deze benadering doet een beroep op het godsbesef van de mens. God is de Schepper, maar tevens de Rechter. Creationisme brengt met zich mee dat er ook een laatste oordeel is, en het richt zich tot het geweten van de mens, zodat hij zijn behoefte aan redding inziet. Deze methode opent de deur om het kruis van Christus en Zijn opstanding te verkondigen.

De wijze waarop Paulus het Evangelie heeft gebracht op de Areopagus is een voorbeeld voor ons in deze tijd. Het toont de dringende behoefte om de Bijbelse gegevens serieus te nemen en de nauwkeurigheid van de Schrift, wat betreft de schepping en de geschiedenis, te gebruiken als hulpmiddel bij ons getuigenis. Dit zal in de komende jaren nog veel belangrijker worden, aangezien het evolutiedenken onze maatschappij blijft infiltreren

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Blosser, O., 2007, De apostel Paulus op de Areopagus en het evolutiedenken, Rechtstreeks 4 (6): 8-9.

Kuyper en de evolutieleer

Honderd jaar geleden overleed Abraham Kuyper. Hij werd op 29 oktober 1837 in Maassluis geboren. Hij studeerde theologie in Leiden. In zijn eerste gemeente Beesd kwam Kuyper in aanraking met het orthodox-gereformeerde denken. Sindsdien was hij op allerlei fronten actief om het moderne denken te bestrijden. Dit wil niet zeggen dat Kuyper op een bepaalde manier ook niet modern was. Hij wilde het calvinisme in rapport brengen met zijn eigen tijd en ging volgens velen daarin te ver. Zijn beweging wordt daarom wel neo-calvinisme genoemd, nieuw calvinisme. In de kolommen van De Saambinder heeft ds. G.H. Kersten daar met ernst tegen gewaarschuwd, met name als het ging om de zgn. ‘veronderstelde wedergeboorte’.

De verdiensten van Kuyper mogen intussen niet verzwegen worden. Hij stichtte in 1880 een universiteit, de Vrije Universiteit, waarin de Schrift en de gereformeerde beginselen als uitgangspunt werden genomen voor de wetenschapsbeoefening. De christenwetenschapper had tot taak ´het kunstwerk van den Oppersten Bouwmeester en Kunstenaar´ na te speuren. In meerdere lezingen zette hij zijn grote bezwaren tegen de evolutieleer uiteen. Het is de moeite waard om vandaag zijn argumenten opnieuw te bezien.

Gods paleis

Kuyper had kritiek op de wetenschapsbeoefening van zijn dagen omdat de werkelijkheid werd gezien als een stoomwerktuig dat op eigen krachten draait. Het natuurkundig onderzoek beperkte zich tot ‘meten en wegen’. Kuyper daarentegen stond een Bijbels gefundeerde wetenschap voor. Onze wereld wordt door God geregeerd. Kuyper gebruikte hiervoor het beeld van een koning in zijn paleis; de natuurkrachten zijn de dienaren van Gods hoog bevel: ‘Gods koninklijke wil werkt ongezien door en is de grondoorzaak van alles wat dag aan dag plaats grijpt.’ Heel concreet schreef Kuyper dat ‘als er een steen valt, trekt God die steen naar beneden, en als er een boom groeit, drijft God hem naar boven.’ Kuyper sloot hiermee aan bij de woorden van de Heidelbergse Catechismus. ‘De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde onderhoudt en regeert.’ (HC 10)

Evolutie

Hoewel het deïsme al langer beleed dat God sinds de schepping op geen enkele wijze meer ingrijpt in het proces van de natuurwetten, bood de evolutieleer een verklaring voor de totale afwezigheid van God in de kosmos. Kuyper sprak van een atheïstische hypnose, waarom hij deze leer zo hartstochtelijk veroordeelde.

In de eerste plaats kritiseerde Kuyper de gedachte dat alles in onze werkelijkheid toevallig verloopt. Er is in de evolutiegedachte geen doel, geen vastgemaakt bestek van een grote Kunstenaar en Bouwmeester. De evolutieleer gaat uit van een richtingloos fysisch-chemisch proces.

In tweede plaats merkte Kuyper op dat de evolutie ‘onethisch’ is, omdat de ontwikkeling naar het hogere leven hardvochtig verloopt, waarbij het sterkere ten koste van het zwakkere wordt uitgeselecteerd. Een derde kritiekpunt hangt samen met het getuigenis van het scheppingsgebeuren in Genesis 1. In het eerste hoofdstuk van de Bijbel worden de soorten ‘naar hun aard’, dus naast elkaar geschapen, terwijl de evolutieleer de soorten uit elkaar ziet voortkomen.

Naar zijn aard

Op grond van deze kritiekpunten concludeerde Kuyper dat er tussen de christelijke religie en de evolutieleer een kloof gaapt waarover geen brug te slaan valt. ‘Het zijn elkaar over en weer uitsluitende systemata.’ De gedachte dat Kuyper de mogelijkheid zou openlaten voor een theïstische evolutie, een evolutie door God aangestuurd, moet m.i. worden verworpen. Dr. Gijsbert van den Brink brengt dit naar voren op grond van een enkele zin uit een rede van Kuyper in 1899 (The Kuyper Center Review, vol. 5). Kuyper stelde o.a. dat ‘wanneer het God beliefd had niet Zelf soorten te scheppen, maar soort uit soort te doen opkomen, de Schepping er even wonderbaar om zou zijn.’ Kuyper wilde zeggen dat God vrij is in de manier van scheppen. ‘Wij zullen onze stijl niet opdringen aan de opperste Bouwmeester van het heelal.’ Op grond van de Bijbel stelde Kuyper evenwel dat God de soorten naast elkaar geschapen heeft.

Samenvattend heeft Kuyper als christenwetenschapper voornamelijk drie bezwaren tegen de evolutieleer ingebracht. De evolutie is ‘doelloos’ omdat het bestek van een grote Bouwmeester wordt gemist. De evolutie is ‘hardvochtig’, omdat de sterkere wordt uitgeselecteerd. De evolutie is ‘onbijbels’, omdat in Genesis 1 de soorten naast elkaar geschapen zijn en niet uit elkaar voortkomen. Het diepste motief van de evolutietheorie is volgens Kuyper de zucht van mensen om van God af te komen. Kuyper beëindigde zijn wetenschappelijke rede met het eerste artikel van de apostolische geloofsbelijdenis: ‘Ik geloof in God Almachtig, Schepper des hemels en der aarde.’

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Clements, G., 2020, Kuyper en de evolutieleer, De Saambinder 99 (9): 4.

Zijn degenen die vasthouden aan Gods Woord ‘niet meer van deze tijd’? – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’

Regelmatig verschijnen er artikelen en boeken van voor- en tegenstanders van de evolutieleer. Het boek van dr. G. van den Brink (VU, Amsterdam, niet te verwarren met dr. G. van den Brink van de TUA Apeldoorn) met als titel ‘En de aarde bracht voort’, heeft bij verschijnen in 2017 veel teweeggebracht. Kort hierop heeft het Deputaatschap Onderwijs, Opvoeding en Catechese (DOOC) aan dhr. L.C. (Bart) van den Dikkenberg (inmiddels ouderling te Ochten) gevraagd om voor onze jongeren in een brochure de bezwaren tegen theïstische evolutie uiteen te zetten. Hieronder wordt verstaan ‘de visie dat God de schepping heeft voortgebracht via natuurwetten en natuurlijke processen’. Het resultaat van zijn studie – de geraadpleegde literatuur omvat ca. 1000 voornamelijk Engelstalige artikelen en boeken – heeft de brochurevorm ruimschoots overschreden en heeft uiteindelijk geleid tot het huidige boek.

Ongeveer de helft van het boek omvat een zeer gedegen beschrijving van de theorieën en meningen, maar ook de weerleggingen ervan, van een groot aantal wetenschappers uit verschillende disciplines. Naast theologen betreft het biologen, (bio)chemici, filosofen, genetici, natuurkundigen en wiskundigen. Verschillende illustraties heb ik eerder gezien in universitaire studieboeken. Ieder die meer wil weten over bijvoorbeeld de nevelhypothese, de Haeckels-recapitulatietheorie, atavismen, enz. kan hier terecht. Elk hoofdstuk heeft aan het eind een paragraaf ‘Evaluatie’. Ondanks fundamentele kritiek heeft de evolutietheorie zich een belangrijke plaats verworven in de wetenschap en in de maatschappij. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is schepping uit niets onvoorstelbaar. Degenen die vasthouden aan Gods Woord worden vaak beschouwd als ‘niet meer van deze tijd’ te zijn. Evolutie wordt als een vaststaand feit gezien.

Het tweede gedeelte van het boek beschrijft hoe een en ander zich verhoudt tot de eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Genesis. In dit gedeelte wordt onder andere de visie van Van de Brink weerlegd (zoals beschreven in zijn hierboven genoemde boek). Volgens dr. Van den Brink is aanpassing van de klassieke uitleg van Genesis noodzakelijk. Theïstisch-evolutionistische theologen pogen het conflict tussen de Bijbel en de evolutieleer op te lossen door te claimen dat Genesis 1-3 geen feitelijke historie weergeeft. Velen gaan niet meer uit van de historiciteit van Genesis 1-11.

Ronduit schokkend is te lezen wat dit voor gevolgen heeft. Sommigen zien God als een kosmisch goochelaar. Adam en Eva zijn geen echt historische, maar mythische personen, literaire figuren die de mensheid symboliseren. Anderen zien hen als een oorspronkelijk echtpaar te midden van ongeveer 10.000 mensen die 200.000 jaar geleden ergens in Afrika leefden. De zondeval is niet echt gebeurd, maar is meer een beeldend, mythisch verhaal. De toestand voor de zondeval was allesbehalve perfect. Enzovoorts…

Van den Dikkenberg toont aan dat het in twijfel trekken van Bijbelse waarheden leidt tot kerkverlating en uiteindelijk tot atheïsme. Hij verdient veel waardering voor het resultaat van zijn grondige studie. De ondertitel ‘Een kritisch commentaar op theïstische evolutie’ is geheel waargemaakt. De argumenten waarmee (theïstische) evolutie verdedigd wordt, zijn wetenschappelijk zwak of onjuist. Duidelijk is dat we ons, ondanks de visie van moderne theologen, onverkort kunnen vasthouden aan hetgeen de Bijbel ons leert. Het lezen van dit boek vereist minimaal hbo-niveau. Het lijkt me ook zeer geschikt om door studenten in studiegroepen bestudeerd te worden.

Het boek bevat een verklarende woordenlijst en is voorzien van een aanbeveling door ds. D.E. van de Kieft. We hopen dat de beloofde brochure, waarin de belangrijkste zaken in eenvoudige taal beschreven worden, er spoedig komt.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Verboom, W., 2024, Boekbesprekingen, De Wachter Sions 71 (30): 7.

Is Morganucodon een overgangsvorm? – Zoöloog dr. Marc Surtees bespreekt dit bijzondere fossiel

Zoöloog dr. Marc Surtees publiceerde in 2020 een paper in Journal of Creation met als titel ‘Is Morganucodon a transitional fossil?1 Door sommige naturalisten wordt dit beestje gezien als gemeenschappelijke voorouder van alle zoogdieren, inclusief de mens.2 Dr. Surtees denkt daar anders over. Naast de publicatie in het voornoemde tijdschrift, maakte hij hier een video over voor zijn YouTube-kanaal ParadigmShift. Met dank aan Surtees delen wij deze video hieronder.

Voetnoten

Hongaren beleggen conferentie en andere creationistische activiteiten met Lucien Tuinstra als hoofdspreker

Op 13 april 2024 D.V. wordt er een scheppingsconferentie gehouden in Orgovány (Hongarije). Orgovány is een dorp in de buurt van de stad Kecskemét. Het dorp heeft zowel een dinopark als een creationistisch marien museum. Sprekers op de genoemde scheppingsconferentie zijn Donátné Fiscor, Barbara Kardós en Lucien Tuinstra. De thema’s hebben betrekking op de scheppingsleer, het scheppingsonderwijs en de gevolgen daarvan voor het wetenschappelijk wereldbeeld.1

Dagprogramma

De conferentie start om kwart voor negen in de ochtend met de registratie. De dag wordt begonnen door Donátné Ficsor. Hij zal het programma doorlopen en ook aandacht geven aan het Hongaars-creationistische tijdschrift (een vertaling van het bekende Creation Magazine). Vanaf tien uur spreekt Lucien Tuinstra over vragen die de mensen altijd stellen (en ook hebben) rond de schepping. Na een korte pauze spreekt Lucien Tuinstra voor de tweede keer, ditmaal over de geologische aanwijzingen voor een wereldwijde zondvloed. Voor de lunch is uitgebreid de tijd genomen. Om tien voor half drie in de middag spreekt docente biologie en scheikunde en theologe Barbara Kardos over scheppingsonderwijs in Hongarije. Na een korte pauze spreekt Lucien Tuinstra om tien voor half vier over dat alle mensen van één mensenpaar afstammen: Adam en Eva. Aansluitend is er vanaf tien voor half vijf gelegenheid om vragen te stellen aan Lucien Tuinstra. Om zes uur is het congres afgelopen. Als bonus is het mogelijk om na zes uur een christelijk concert in het dorpshuis bij te wonen.2 Naast dit programma zijn er ook kinderactiviteiten gepland, zodat deze dag geschikt is voor het hele gezin. De toegang tot deze conferentie is gratis. Aanmelden is wel noodzakeli.jk, dat kan via de, in de voetnoot genoemde, link.3 De organisatie heeft al bekend gemaakt dat de volgende conferentie plaats zal vinden op 5 april 2025 D.V. Hoofdspreker is dan de eveneens aan CMI verbonden docent en predikant Philip Robinson (M.Div.).

Tournee

In de Ministry Calendar van Creation Ministries International (CMI) wordt ook melding gemaakt van enkele geplande evenementen (een tournee) in Hongarije. Lucien Tuinstra gaat van donderdag 11 april 2024 tot en met zondag 14 april 2024 D.V. op tournee in dit Oost-Europese land. Naast deelname aan een conferentie op zaterdag 13 april 2024 D.V. spreekt hij nog op diverse locaties.4 Zo spreekt hij op donderdag 11 april 2024 D.V. voor een groep studenten aan de Universiteit van Szeged. Op vrijdag 12 april 2024 D.V. ontmoet hij leerlingen in het creationistische mariene museum ‘Hollósi Búvár Birodalom’ in het dorp Orgovány.5 Op zondag 14 april 2024 D.V. is hij in de ochtend in Boedapest6 (Punkosdi Gyulekezet) en in de middag in Székesfehérvár7 (Lehetosgek Haza). Hij spreekt daar resp. over de geologische aanwijzingen voor een wereldwijde zondvloed en antwoorden op vragen over de schepping.8 Mochten er in Hongarije wonende Nederlanders of Nederlandstalige Hongaren zijn, die een kort verslag van deze conferentie of dit tournee willen schrijven voor ‘Oorsprong’, dan houden wij ons aanbevolen. Neem dan contact op via ons contactformulier.9

Voetnoten

Klassieke uitleg Genesis staat nog steeds overeind

Zijn de aanwijzingen voor evolutie overweldigend? Maar dat is de kracht van de klassiek-gereformeerde Bijbeluitleg ook. In een respectvol getoonzet artikel (Nederlands Dagblad 28 november 2015) pleit dr. G. van den Brink voor theïstisch evolutionisme. Het respect was helaas even ver te zoeken toen Van den Brink zei dat geen mens zich meer letterlijk voorstelt dat God de mens boetseerde (maakte van ‘klei’). Ik heb de euvele moed me dat wel letterlijk voor te stellen. Dan moet je wel goed lezen wat er staat. Het Hebreeuws gebruikt een zorgvuldig woord; vertaal het met ‘beeldhouwen’. God nam ‘stof’ (materie) van deze aarde en vormde dat, scheppend als een beeldhouwer, om tot een mens.

Op het punt van goed lezen wat er staat heb ik vier vragen aan Van den Brink:

Menselijk brein

1. Van den Brink heeft wel erg veel respect voor de (natuur)wetenschap. Ik mis het besef dat ook deze wetenschap interpretatie is. Wij theologen interpreteren de Bijbelgegevens. Evenzo interpreteert ‘de wetenschap’ de feiten die zij tegenkomt. Menselijk brein interpreteert waarheden (Bijbelse of waargenomen in de werkelijkheid). Waarom staat wetenschappelijke interpretatie zo vast dat theologische daarvoor moet wijken? Theologen zijn in hun interpretatie niet onfeilbaar, andere wetenschappers net zomin. Daarom staat de klassieke uitleg van Genesis 1-3 even vast als de interpretatie van wetenschappelijke gegevens. Beide zijn feilbaar. Bij Van den Brink prevaleert de (natuur)wetenschap. Waarom? Die aanwijzingen zijn ‘overweldigend’. De klassiek-gereformeerde niet? Dat is een subjectieve ervaring. De natuurwetenschap overweldigt Van den Brink. Dat kan gebeuren. Maar breng dat niet als onomstotelijke waarheid.

2. Met het huwelijk van Kaïn is Van den Brink snel klaar. Dat pleit voor het bestaan van preadamitische mensachtigen. Maar het staat toch nergens vast dat Kaïn en Abel de enige kinderen waren van Adam en Eva op dat moment en Seth nummer drie wordt? Waarom moet het huwelijk en de dreiging van Kaïn opgelost worden met mensachtigen die er geweest moeten zijn? Waarom waren Kaïn en Abel niet het 100e en 150e kind van Adam en Eva? Vervelend overigens om dan het woord incest te gebruiken. Dat zet een foute toon. Adam en Eva waren nog volmaakt geschapen. Daarom was huwen binnen de familie, het gezin, nog niet zo problematisch als het nu is.

3. Is het een probleem voor je godsbeeld dat de schepping zucht onder de zonde van de mens? Je kunt wel dicteren dat het niet in de Bijbel staat, maar in Romeinen 8 staat het toch?

Geen duisternis

4. De schepping was tof, geeft Van den Brink aan. Terecht stelt hij dat dit niet ‘volmaakt’ betekent. Volmaakt is de schepping pas na de jongste dag. Tof betekent evenwel niet beantwoordend aan haar doel, maar beantwoordend aan zijn doel: aan Gods doel. God is goed, licht, zonder duisternis. Jakobus wordt woedend als we God iets van het kwade in de schoenen schuiven (Jakobus 1). Ik vrees dat Van den Brink die woede moet duchten als hij beweert dat het kwade (lijden en de strijd om het bestaan, roven en doden) door God geschapen is (al moet je ‘scheppen’ dan weer tussen hoge komma’s zetten). Laten we voor Gods Naam opkomen en die zuiver houden. Als God iets maakt, beantwoordt het aan zijn doel, dus is het goed, zonder kwaad, lijden, strijd.

Van den Brink lanceerde een stellig verhaal. Ik hoop aangetoond te hebben dat er nog veel vragen te stellen zijn en de klassiek-gereformeerde Bijbeluitleg nog steeds heel goed te verdedigen is.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Voorberg, P.L., 2015, Klassieke uitleg Genesis staat nog steeds overeind, Nederlands Dagblad 72 (19.092): 12 (artikel).

Theïstische evolutie: vlees noch vis

Op een warme oktoberavond benam Jesse Kilgore, een jonge student, zichzelf het leven. Het lezen van Richard Dawkins’ ”The God Delusion” was zo ondermijnend voor zijn christelijke levensbeschouwing dat hij het vooruitzicht met dit atheïstische perspectief te moeten leven, niet aankon.

Een extreem geval – maar het illustreert de nietsontziende destructiviteit van het neodarwinisme voor het christelijk geloof. De evolutietheorie biedt immers een verklaring voor de werkelijkheid zonder daarbij God nodig te hebben. Daarmee is het –in de woorden van bioloog William Provine– de grootste motor van het atheïsme ooit bedacht. Evolutionair bioloog Douglas Futuyma brengt het scherp op noemer als hij de consequenties van de evolutietheorie uit de doeken doet. „Als de wereld en zijn schepselen puur door materiële, fysieke krachten ontwikkelde, kunnen ze niet ontworpen zijn en hebben ze geen bestemming of doel.” Provine beschrijft haarfijn de wereldbeschouwelijke implicaties hiervan. „Het begint met het opgeven van een actieve godheid, vervolgens de hoop dat er een leven is na de dood. Als je die twee opgeeft, volgt de rest heel makkelijk. Je geeft de hoop op dat er een immanente moraliteit is. En, ten slotte, er is geen menselijke vrije wil. Als je gelooft in evolutie, kun je niet hopen op enig idee van vrije wil. Er is überhaupt geen hoop dat er enige diepe zin is in het leven: we leven, we sterven, en wij zijn er helemaal geweest als we sterven.

Gezien het enorme aanzien dat het neodarwinisme geniet en de verlegenheid die dit bij christenen oproept, is het niet vreemd dat er gezocht wordt naar synthese. Is het neodarwinisme wel zo bedreigend? Moeten we opteren voor antithese? Of kan het ook anders? Velen menen van wel. De fysicus Karl Giberson schreef enige jaren geleden dat de dichotomie tussen evolutie en schepping verkeerd is. En hij spreekt voor velen. Zo meent de bekende christenfilosoof Alvin Plantinga dat de mutaties van de evolutie door God gepland zijn. Hoe aannemelijk deze gedachte ook is, ze heeft tegelijkertijd iets verbazingwekkends. Walter Rossiter, evolutionair bioloog, die enkele jaren geleden van atheïst christen werd, noemt het samengaan van evolutie en christelijk geloof een verbazingwekkend naast elkaar zetten van twee –in zijn ogen– onverenigbare posities.

Een belangrijke reden om theïstische evolutie af te wijzen wordt door de evolutietheorie zelf aangedragen. Aanhangers van theïstische evolutie menen dat God op bepaalde momenten ingrijpt en zo het evolutieproces stuurt. Maar evolutie is per definitie een blind proces dat alle kanten op kan gaan. In de woorden van de bekende paleontoloog Stephen Jay Gould: „We hadden er net zo goed niet kunnen zijn. En als je de tape zou terugdraaien en opnieuw zou beginnen, zou de uitkomst volslagen anders zijn.” Het is tegenstrijdig om te stellen dat zo’n proces enig beoogd doel kan bereiken. Iets kan niet bedoeld én onbedoeld zijn.

Kerngedachten

Daarnaast kan de theologie van theïstische evolutie de lakmoesproef van christelijke orthodoxie niet doorstaan. Je kunt niet God en Darwin hebben, zonder iets wezenlijks los te moeten laten. Dat betreft bijvoorbeeld de verhouding tussen Schrift en werkelijkheid. Theïstische evolutie gaat uit van twee kerngedachten: dat God de ultieme schepper is en dat evolutie de ontwikkeling van het leven op aarde beschrijft. Er is echter geen noodzakelijke relatie tussen die twee aannames: de aanname dat God Schepper is vereist niet dat evolutie het mechanisme van schepping is. God zou ook op een andere manier geschapen kunnen hebben. Echter, wanneer je uitgaat van de juistheid van de tweede aanname –dat evolutie waar is–, beïnvloedt dat onvermijdelijk de eerste aanname. Als Darwin gelijk heeft, dan bepaalt zijn theorie de manier waarop de Schepper gewerkt moet hebben. We lezen het scheppingsverhaal dus door de bril van de evolutie – niet andersom.

De natuur en de Schriftuur kunnen niet in conflict zijn, zo stellen aanhangers van theïstische evolutie. En dus legt de Schriftuur het loodje ten opzichte van het dictaat van de natuur, in casu de evolutie. De evolutie heeft gelijk, de Schrift is plooibaar, open voor correctie of alternatieve interpretaties. De Schrift danst op de muziek van de wetenschap. Dat is een ontoelaatbaar verstaan van de verhouding natuur-Schriftuur. Een dergelijke lezing van de natuur leidt op meerdere punten tot conflict met de Schrift. In de eerste plaats impliceert theïstische evolutie een deïstisch godsbeeld; er is geen actieve betrokkenheid van God op de werkelijkheid. De god van de theïstische evolutie is een god die hooguit de boel in gang zet en vervolgens miljarden jaren wacht tot de eerste mens op het toneel verschijnt en dan pas actief op de werkelijkheid betrokken raakt. De christenfilosoof James Anderson vergelijkt de god van de theïstische evolutie met een geheim agent die voorzichtig alle sporen van zijn activiteiten uitwist. Dit is zo anders dan het Bijbelse beeld van God Die actief betrokken is op de werkelijkheid en desnoods, als Hij het nodig acht, de natuurwetten doorbreekt.

In de tweede plaats: de kern van het darwinisme is de gedachte dat evolutie plaatsvindt door mutaties; we weten echter inmiddels dat in vrijwel bijna alle gevallen deze mutaties beschadigingen zijn in het DNA; feitelijk is er sprake van degeneratie in plaats van progressie. De gedachte dat God mogelijk evolutie gebruikte, „maakt Hem de auteur van grote destructie en pijn (…) Kwaad, kosmisch onrecht, lijden en dood zijn precies de mechanismen die God gekozen heeft te gebruiken in het scheppingsproces”, aldus Walter Rossiter. Misschien is dit nog wel het meest fundamentele argument. Hoe verhoudt de god van de evolutie zich tot de God en Vader van de Heere Jezus Christus? Hoe verhouden zich de ”struggle for life” en de ”survival of the fittest” tot de God van Israël, Die juist een kennelijke voorkeur heeft voor al wat zwak en gebroken is?

Verder leidt theïstische evolutie tot een nieuw verstaan van de zonde. Als Giberson zegt dat „zonde vooral zelfzucht [is]”, is dat een lachertje. Zelfzucht is immers dé drijvende kracht achter evolutie. Hoe kan datgene wat God blijkbaar als motor van de evolutie beoogd heeft ineens zonde heten? Als zelfzucht de basis van de zonde is, noem het hoe je het noemen wilt, maar noem het geen zonde. Dat geldt ook voor het verstaan van de erfzonde. Volgens gangbare opvattingen stamt de huidige mensheid af van zo’n 10.000 verschillende voorouders. Maar hoezo zou je delen in een schuld van een ander als je niet eens van hem afstamt?

Laatste Adam

Dat geldt ook voor de toekomstige verheerlijking van de christen. Paulus verbindt in 1 Korinthe 15 het dragen van het beeld van de laatste Adam, Christus, aan het gedragen hebben van het beeld van de eerste Adam (1 Kor. 15:49). Dit wordt uiteraard problematisch voor diegenen die niet van hem afstammen – en dat zijn er nogal wat als theïstische evolutie een feit is. We kunnen het beeld van de laatste Adam alleen dragen als we ook het beeld van de eerste Adam gedragen hebben – en dus ook van hem afstammen.

Ten slotte, theïstische evolutie verhoudt zich ook moeizaam met een klassiek verstaan van de scheppingsorde: waar volgens Paulus Adam eerst gemaakt is en daarna Eva –en dat heeft consequenties voor het huwelijk en het gemeenteleven– is de prioriteit van Adam in een theïstisch-evolutionair kader niet vol te houden. Kortom, wie klassiek christelijk geloof wil verenigen met evolutie, komt in de knel. Theïstisch evolutionisme is een gedrocht, vlees noch vis. Onverteerbaar vanuit consequent christelijke orthodoxie, onaanvaardbaar voor naturalisten. Het is of theïsme of evolutie – maar het samenvoegen van die twee is eten van twee walletjes.

Dit artikel is een weergave van het referaat dat de auteur in 2017 hield tijdens de presentatie van het boek van prof. dr. M. J. Paul, ‘Oorspronkelijk’. De boekpresentatie is hier terug te kijken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2017, Vlees noch vis, Reformatorisch Dagblad Accent 47 (137): 5 (artikel).

Wetenschap loopt vast met wonder van de schepping

Wonderen passen niet in een wetenschappelijke hypothese. Daarom is het bezwaarlijk om schepping en evolutie met elkaar te harmoniseren, betoogt dr. A. A. Teeuw.

De discussie over schepping en evolutie of, zoals prof. Van den Brink betoogt, voorzienigheid door evolutie, heeft veel losgemaakt. Op zijn boek ”En de aarde bracht voort” zijn diverse reacties gekomen. Hoewel ik geen wetenschapper ben en niet kan tippen aan de belezenheid van Van den Brink, wil ik een kleine bijdrage leveren aan de discussie.

Het boek heeft me opnieuw laten zien hoe uiterst complex de oorsprongsvragen van de aarde zijn. Welke visie of theorie iemand erop nahoudt, er ontstaan problemen zodra we Bijbel en wetenschap combineren.

De wijze waarop Van den Brink de thematiek benadert, is grondig en sympathiek. Hij komt met de hypothese: Stel dat de evolutietheorie juist is, kan dat dan samengaan met een gereformeerde geloofsvisie? Zijn antwoord is bevestigend. Je kunt orthodox christen zijn en tegelijk aanhanger van de evolutietheorie, aldus de schrijver. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft, ook al voel ik mij persoonlijk meer thuis bij de klassieke scheppingsvisie (dus bij een jonge aarde).

Bruiloft te Kana

Het punt dat ik in deze bijdrage wil maken gaat over de lastige verhouding tussen wetenschap en wonderen. Van den Brink erkent dat evolutie het bestaan van wonderen niet uitsluit. Maar wetenschappelijk bezien zijn wonderen buitengewoon lastig, omdat ze afwijken van de natuurlijke orde en daardoor buiten het bereik van onze onderzoeksmethoden liggen.

Neem als voorbeeld het eerste wonder dat Jezus verricht op de bruiloft te Kana (Joh. 2). De wijn is op en Jezus gebiedt de knechten om de zes watervaten te vullen met water. Dat doen ze. Vervolgens moeten ze het water –dat wijn is geworden– bij de ceremoniemeester brengen. Die proeft en komt tot de ontdekking dat het goede wijn is. De wijn is zelfs van betere kwaliteit dan de wijn die tot op dat moment was geschonken.

Stel nu dat een van de knechten aan de ceremoniemeester vraagt hoe oud deze wijn is of van welk jaar. De ceremoniemeester zou, afgaande op smaak, rijping, afdronk en andere kenmerken van goede wijn, tot de conclusie komen dat de wijn enkele jaren oud is. Het Bijbelse antwoord is echter totaal afwijkend, namelijk enkele minuten.

Het is te kort door de bocht om dit beeld toe te passen op het ontstaan van de aarde. En om misverstanden te voorkomen, Van den Brink zal absoluut niet twijfelen aan de echtheid van dit wonder. Maar het gaat mij om zijn benaderingswijze, en daarom kies ik dit voorbeeld.

Stel dat een monstertje van deze wijn te Kana in handen is gekomen van wetenschappers. Dat het wijn is, zal iedere biochemicus in het laboratorium bevestigen. Dat het goede wijn is, is door vinologen vast te stellen. Dat wijn die zo smaakt, normaliter enkele jaren oud moet zijn, zal geen wetenschapper betwisten. Mogelijk kan de wetenschap op basis van de verhouding van tannine, zuren en restsuikers bepalen van welk jaar en uit welke landstreek de wijn afkomstig is. Maar toch kloppen die tijdsaanduidingen niet vanwege het Goddelijke wonder.

Te hoge prijs

Het voelt nu vreemd aan als ik deze geschiedenis als volgt ga benaderen: Stel dat deze wijn via de weg van geleidelijkheid is ontstaan, want dat sluit het beste aan bij de wetenschappelijke bevindingen van het wijnmonster, kan ik dan de gereformeerde geloofsvisie vasthouden?

Deze benaderingswijze wringt. Want op zijn minst zal dan de ”prima facie lezing” (zoals Van den Brink de min of meer letterlijke lezing van de Bijbel aanduidt) aanpassing behoeven. En dat is wat Van den Brink in zijn boek doet. Toen ik het tweede deel van het boek las, de gedeelten waarin hij Bijbelse thema’s analyseert zoals erfzonde, voorzienigheid en lijden, ervoer ik dat soms als een krampachtige (maar ook een eerlijke en integere) poging om de Bijbel te harmoniëren met wetenschappelijke gegevens.

Het is juist deze poging die mij terughoudend maakt om de evolutie te aanvaarden. Want ik blijf aanlopen tegen het feit dat Adam ons eerste verbondshoofd is. En dat het zelfs noodzakelijk was dat Eva uit een rib van Adam werd geformeerd, in plaats dat ze net als Adam als een los individu werd geschapen. Blijkbaar was dat nodig om de ene stamlijn te waarborgen. Ik mis daarvoor in het boek afdoende verklaringen. Denk ook aan het veranderde godsbeeld (opkomen voor de zwakke past niet in de evolutie) en de onzekere toekomst omtrent de nieuwe hemel en aarde (die in paradijselijke termen wordt beschreven). Ik ga de (theologische) bezwaren die anderen genoemd hebben hier niet herhalen.

Van den Brink gaat op verschillende van deze punten in, maar de prijs die betaald moet worden om het Bijbelse getuigenis te harmoniëren met de evolutielijn, is mij te hoog.

Nog één opmerking. De verandering van water in wijn wordt in de Statenvertaling ”het beginsel der tekenen” (Joh. 2:11) genoemd. Dus niet alleen het eerste teken, maar het eigene van hoe God werkt. Zou dat bij het ontstaan van de aarde anders zijn geweest?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Teeuw, A.A., 2017, Wetenschap loopt vast met wonderen, Reformatorisch Dagblad Puntkomma 47 (92): 8-9 (artikel).

Webinar met dr. William A. Dembski en dr. Winston Ewert over het verschijnen van de gereviseerde editie van ‘The Design Inference’

Begin december vorig jaar berichtten we over het verschijnen van het gereviseerde en sterk uitgebreide boek ‘The Design Inference’.1 Om het verschijnen van het boek te vieren, werd er een speciale webinar georganiseerd. Voor Nederlands viel deze webinar, door de verschillende tijdzones, op een onmogelijke tijd: namelijk midden in de nacht. Het oorspronkelijke boek werd vijf en twintig jaar geleden geschreven door dr. William A. Dembski. Voor deze tweede editie heeft de auteur dr. Winston Ewert verzocht om mee te schrijven. Dr. Ewert is momenteel tekstueel een van de meest productieve voorstander van Intelligent Design.2 Onlangs verscheen van zijn hand opnieuw een paper in Bio-Complexity met als titel ‘On the Origin of Codes: The Character and Distribution of Variant Genetic Codes is Better Explained by Common Design than Evolutionary Theory’.3 De webinar van januari 2024 staat op YouTube en is met dank aan Discovery Institute ook hieronder te bekijken.4

Voetnoten