Home » Biologie » De fout van de sluipwesp (2) Een drieluik over de uitdagende vraag van de sluipwesp

De fout van de sluipwesp (2) Een drieluik over de uitdagende vraag van de sluipwesp

Een jonge collegabioloog, hij noemt zichzelf online AJ, heeft een heel aantal vragen bij het christelijk geloof, waarmee hij is opgevoed. Die vragen dagen uit. Ze vragen om een reactie. Ik ga niet in op aspecten van de betrouwbaarheid van de Bijbel, omdat ik geen theoloog ben.1

Een uitdagende vraag die ik wel graag zou willen proberen te beantwoorden:

“Is Gods schepping echt zo prachtig en getuigend van Hem? Of: Hoe wespen Gods karakter illustreren.”

In dit voorbeeld volgt de auteur de denktrant van Charles Darwin. Darwin kon het zich niet voorstellen dat een goede almachtige God zulke dieren als sluipwespen zou hebben geschapen. Of zoals AJ citeert:

“I cannot persuade myself that a beneficent and omnipotent God would have designedly created the Ichneumonidae with the express intention of their feeding within the living bodies of caterpillars (…)”(Darwin, 1860).

Sluipwespen zijn zeer gespecialiseerde insecten waarvan het vrouwtje voor de voortplanting afhankelijk is van andere insecten of spinnen. Het vrouwtje zoekt deze insecten op en legt er met behulp van een legboor eitjes in. Deze eitjes ontwikkelen zich tot larven die het levende insect, bijvoorbeeld een rups langzaam maar zeker opeten zonder het in eerste instantie te doden. Uiteindelijk gaat de rups dood, komen de wespenlarfjes uit de rups, verpoppen ze en ontstaan er weer nieuwe volwassen sluipwespjes klaar voor de paring.

AJ vindt dit een gruwelijk gebeuren, net zoals een leeuw die een prachtige gazelle verslindt. Het heeft misschien mooie kanten, maar is gruwelijk. Hij vindt het verschrikkelijk.

Hier is heel veel op te zeggen. In een vorige reactie heb ik gesteld, dat het consequenties heeft, voor ons handelen, als we iets gruwelijk vinden en de mogelijkheid hebben om er iets aan te doen.2 We zijn er dan moreel toe verplicht dit te verhinderen. Maar nu zou ik meer in detail de vraag willen bestuderen: Is de levenscyclus van een sluipwesp gruwelijk, in de zin van kwaadaardig? Als we deze vraag slechts puur op ons gevoel beantwoorden, dan mist het elke objectiviteit. Het is dan maar net welk gevoel iets oproept. Dat kan per persoon en per situatie verschillen. Een gevoel is een ander ook niet op te leggen. Gevoel is door gewoontevorming eenvoudig te manipuleren.

Er zijn voor het analyseren van een morele kwestie grofweg twee benaderingen mogelijk, die respectievelijk utilisme en deontologie worden genoemd. Bij het utilisme is datgene goed wat het meeste geluk oplevert voor de meeste individuen (mensen, maar dit kunnen we uitbreiden naar dieren). Bij een deontologische benadering kan ervoor gekozen worden om een andere grond te gebruiken voor de stelling of iets goed of fout is. Een bepaalde handeling kan dan toch beschouwd worden als verwerpelijk hoewel het praktisch gezien leidt tot het meeste geluk voor de meeste mensen en dieren. Soms leidt de benadering vanuit het utilisme tot andere beslissingen dan die vanuit deontologie. Volgens het utilisme kan het bijvoorbeeld beter zijn dat een onschuldige voor het volk sterft, dan dat een heel volk verloren gaat. Volgens deontologie mag een onschuldige persoon nooit ter dood gebracht worden, zelfs al zou het oproer en verder bloedvergieten voorkomen. Dan is het dus principieel fout, dat een onschuldig persoon opgeofferd wordt (Wie herkent hier niet het voorbeeld van Jezus voor Pilatus?). Deontologie en utilisme kunnen op verschillende manieren of op verschillende niveaus tegelijk in een argumentatie gebruikt worden. Maar het is goed om ons van het verschil in uitgangspunt bewust te zijn.

Volgens het utilisme is het bestaan, en de levenswijze van de sluipwesp goed, als het meer goede dan kwade dingen oplevert voor het leven op aarde. We kunnen nu een lijstje maken met goede en met kwade facetten van de cyclus van de sluipwesp. Niet alle facetten zijn waarschijnlijk even belangrijk en ook zijn ze niet even makkelijk te duiden. Iemand anders kan wellicht nog veel meer facetten inbrengen.

Goede zaken:

  • sluipwespen houden hun eigen soort in stand.
  • sluipwespen voorkomen dat hun prooidieren zich ongebreideld vermenigvuldigen
    • dit voorkomt dat prooidieren verhongeren.
    • dit voorkomt dat andere dieren verhongeren doordat de gastheer teveel consumeert
    • dit voorkomt dat andere dieren gedood worden, bijvoorbeeld als de prooi van een sluipwesp een roofinsect of een spin is.
  • sluipwespen zorgen voor stabiliteit in een ecosysteem.
  • sluipwespen zijn een voedingsbron voor andere organismen.

Slechte zaken:

  • sluipwespen ontnemen hun gastheer gezondheid en hun natuurlijk gedrag. Al kun je je afvragen welk gedrag in de natuur natuurlijk is of onnatuurlijk.
  • sluipwespen bezorgen hun gastheren misschien pijn en ongerief. Dit is hypothetisch, hoewel AJ er op grond van enkele recente artikelen nogal stellig over is.
  • sluipwespen doden hun gastheer.

Saldo

Als we de goede en slechte zaken tegen elkaar afwegen, dan hebben we dat enerzijds de gastheer dood gaat, terwijl sluipwespen het leven krijgt. Het punt is, dat er meerdere sluipwespen opgroeien op kosten van één gastheer. Als we een sluipwespleven van even veel waarde achten als een gastheerleven, betekent dit dat met betrekking tot dood-en-leven de sluipwespcyclus een positief saldo heeft.

Ten tweede hebben we het over het in stand houden van de diersoort. Sluipwespen houden hun eigen diersoort in stand zonder hun gastheerdiersoort uit te roeien. Er zijn dus tegelijkertijd sluipwespen en gastheren. Dit geeft dus ook een batig saldo.

Ten derde dragen sluipwespen bij aan het ecosysteem en zijn zij ook weer een waardevolle voedingsbronnen voor andere dieren, zodat sluipwespen ook op die manier een gunstig saldo opleveren.

Er blijft dan over dat sluipwespen de gezondheid van hun gastheer benadelen. Dat is een eenvoudige waarneming. Maar in welk opzicht is dit een kwalijke zaak? Is ziekte bij organismen als insecten of spinnen verkeerd? Is het voor een insect of spin erger om langzaam dood te gaan, dan om snel dood te gaan? Maar gaan veel dieren niet vanwege de eigen aard van het beestje langzaam dood? Waarom zou het slechter zijn, dat dieren vanwege parasitisme door sluipwespen dood gaan, dan dat ze dood gaan door de loop van de natuur? Is het voor een rups beter om een vlinder voort te brengen, dan om een aantal sluipwespen voort te brengen? Is het ziekzijn van een rups erger dan het ziekzijn van een beukennootje? Waarom zou dat zo zijn? Vinden we het gruwelijk als een rups door een sluipwesp geparasiteerd wordt, maar vinden we het niet gruwelijk dat een pruim door een pruimenmot wordt opgegeten? Is het het bezit van zenuwcellen? Dat bespreken we enkele alinea’s verderop.

Ik denk dat we hier alleen een punt hebben, als we schade aan insecten in principieel opzicht een probleem vinden. Maar ik kan geen reden bedenken waarom schade aan insecten moreel gezien kwalijker is dan schade een pruim of aan een beukennootje. Of het zou moeten zijn dat een insect een dier is en een beukennootje een plant. Maar waarom zou een individueel dier beschermwaardiger zijn dan een individuele plant? Toch vinden we veel dieren wel beschermwaardiger dan planten. Honden zijn beschermwaardiger dan bloemkolen. De redenen dat we honden beschermwaardig vinden is voor een groot deel gebaseerd op de aanname dan deze organismen bewustzijn hebben. Deze dieren kunnen lijden. Als deze dieren lijden, dan beschouwen we dat als een kwalijke zaak, net zoals we lijden bij mensen een kwalijke zaak vinden. Het is hierbij belangrijk om onderscheid te maken tussen pijn voelen en pijn lijden. Bij pijn voelen, is er een bepaalde schadelijke prikkel, die door een organisme wordt waargenomen, en een reactie teweeg brengt. Dit hoeft niet gepaard te gaan met negatieve emoties. Bij dieren die bewustzijn hebben, kan pijn gepaard gaan met negatieve emoties en dan is er sprake van pijn lijden. Nu is het de vraag of insecten bewustzijn hebben. Deze vraag is door de historie heen door biologen eigenlijk altijd negatief beantwoord. Het zenuwstelsel van insecten is te eenvoudig, om een bepaalde vorm van bewustzijn mogelijk te maken. Daarom gelden er in Nederland ook geen wetten voor het vriendelijk behandelen van insecten, zoals er wel wetten zijn voor de omgang met gewervelde dieren en ook inktvissen.

Recent gaan er stemmen op om meer aandacht te hebben voor bewustzijn bij insecten. Men wil daarbij de term bewustzijn niet gebruiken (consciousness in het Engels) maar gebruikt de term gevoel (sentience). Er wordt dan gewezen op nieuwe inzichten die aangeven dat beschadigende prikkels bij insecten bepaalde specifieke gedragspatronen kunnen induceren en op inzichten die aangeven dat insecten veel ingewikkelder gedragspatronen kunnen aanleren en uitvoeren, dan men vroeger gedacht had.

Het zwakke punt hierbij is, dat het uitoefenen van gedragspatronen in reactie op een prikkel niet betekent dat er sprake is van bewustzijn. We zien dat in de apparaten die we zelf maken. Computers en robots. Zelfrijdende auto’s kunnen allerlei handelingen uitvoeren in reactie op een potentieel gevaarlijk signaal. Ze kunnen zelflerend vermogen vertonen in de omgaan met de signalen. Toch denken we niet dat er bij zelfrijdende auto’s sprake is van bewustzijn. Om van bewustzijn te kunnen spreken, zal er toch wel sprake moeten zijn van een functionaliteit die enigszins lijkt op die van ons mensen, zoals gewervelde dieren die hebben. Insecten hebben dat niet. Het zenuwstelsel van een fruitvliegje bevat grofweg zo’n 100.000 neuronen. De hersenen van een mens bevatten zo’n 100.000.000.000 neuronen. Dat is pakweg een miljoen keer zo veel: een astronomisch verschil. Een ander voorbeeld: wij mensen hebben een zeer uitgebreid zenuwstelsel in ons maagdarmkanaal. Dit is een ingewikkeld systeem met een scala aan verschillende neurotransmitters. Het is in staat tot ingewikkelde gedragspatronen. Deze brain-in-the-gut bevat 100.000.000 neuronen. Duizend keer meer dan die van een fruitvlieg. Toch hebben we geen enkele neiging om het neurale systeem in onze ingewanden een eigen bewustzijn toe te kennen. Er zijn eigenlijk geen goede argumenten te geven voor het idee dat insecten een bewustzijn zouden hebben en als gevolg van pijn of andere prikkels negatieve emoties zouden kunnen ondergaan.

Toch is AJ hier best wel stellig over. Ik vind dat hij te grote conclusies trekt op basis van de artikelen die hij noemt. Hij citeert een artikel van Gibbons uit 2022. Deze groep heeft zelf recent een aantal criteria uitgedacht om te beoordelen of insecten pijn hebben. Hierbij gaat het over het vermogen om een pijnprikkel waar te nemen en het vermogen om hier met specifiek gedrag op te reageren. Gibbons heeft het keurig geïnventariseerd. Dit blijkt inderdaad vaak aanwezig te zijn. Het zenuwstelsel van insecten is complex. Met betrekking tot bewustzijn, hanteert Gibbons het principe dat afwezigheid van bewijs nog niet betekent dat er bewijs is van afwezigheid. Op zichzelf genomen is dit waar, maar als positief argument is het niet sterk. Ook stelt Gibbons voor om het voorzorgsprincipe te hanteren, en er vanuit te gaan dat insecten gevoel hebben. Hiermee ben ik het niet eens. Dit heeft volgens Gibbons implicaties voor het houden van insecten. Uiteindelijk nuanceert Gibbons het toch wel: “Notably, each of these criteria is likely to be necessary, but not sufficient, for sentience in insects; therefore, we stress that these criteria are only meant to add to the case for sentience.

AJ citeert ook een artikel van Bridi (2020) die zou suggereren dat er homologe neurale structuren zijn bij insecten en vertebraten. Dit artikel toont aan dat bepaalde regulerende genen in het motorische systeem van zowel insecten als vertebraten een rol spelen. Het vormt geen aanwijzing dat insecten pijn kunnen lijden.

Ik denk dat de recente gedachten in onze maatschappij, dat insecten bewustzijn hebben, enerzijds ingegeven is door onze intuïtieve neiging, voorwerpen en gebeurtenissen, vooral als het beweegt, doelgerichtheid toe te schrijven. (Ons Feilbare denken, Kahneman). Kahneman toont dit mooi aan met een beschrijving van een filmpje met een paar bewegende stipjes op een scherm, waarbij niet-autistische kijkers direct de interpretatie hebben: dit stipje is boos en dat stipje is bang. Intuïtief gaat men te menselijk over rupsen te denken. Anderzijds denk ik dat het veroorzaakt wordt door de denkfout van het evolutionisme. Men ontdekt dat biologische structuren veel complexer zijn, dan men voordien vermoedde. De logische gevolgtrekking zou zijn, dat voor een bepaalde functionaliteit kennelijk veel complexiteit nodig is, dat zulke complexiteit niet zomaar ontstaan en dat Intelligent Design het meest voor de hand ligt. Maar omdat de mogelijkheid van ontwerp vanuit evolutionisme vooraf al wordt afgeserveerd, ontstaat een denktrant de andere kant op. Men denkt dan: Er is veel complexiteit, nou dan zal deze en die functionaliteit ook wel spontaan kunnen zijn ontstaan. Vanuit emotivisme, die in onze maatschappij ook opkomt kan de neiging bestaan om het ontkennen van bewustzijn in die enkele zenuwknopen van een insect, te beschouwen als een vorm van speciesisme.

Persoonlijk vind ik het overigens een pijnlijke zaak, dat we discussiëren over pijn bij insecten, maar dat over het welzijn van een ongeboren menselijke vrucht in Nederland wordt heen gewalst.

Maar goed. Stel nu, dat we toch tot de gedachte moeten komen, dat de cyclus van de sluipwesp gruwelijk is, en niet samen kan gaan met een schepping door een goede God? Dan geven orthodoxe christenen het argument dat deze gruwel het een gevolg geweest kan zijn van de zondeval. Maar daar heeft collega AJ ook problemen mee:

“Het punt dat ik niet begrijp dat een liefhebbende, almachtige God dit bewust ontworpen moet hebben.” “Oh ja, dat is als straf op de zonde. Maar waarom moet al die dieren, miljarden en miljarden, zeker over de tijden heen, die straf ook ervaren? En los daarvan blijft het opvallend dat God blijkbaar heeft zitten ‘nadenken’ over hoe ontwerp ik nou eens zulke perfecte killermachines?”

Hier hoop ik in een volgende bijdrage een antwoord op te formuleren.

HET DRIELUIK OVER DE SLUIPWESP
Dr. ir. Erik van Engelen heeft een drieluik geschreven over een vraag rond de sluipwesp. Hieronder worden zijn bijdragen overzichtelijk bij elkaar gezet.

  1. Stop de sluipwesp.
  2. De fout van de sluipwesp.
  3. De vloek van de sluipwesp.

Voetnoten

  1. Dit is een drieluik naar aanleiding van: https://uitdagendevragen.nl/2024/03/15/is-gods-schepping-echt-zo-prachtig-en-getuigend-van-hem/.
  2. https://oorsprong.info/stop-de-sluipwesp-1-een-drieluik-over-de-uitdagende-vraag-van-de-sluipwesp/.

Archieven