Home » Ecologie

Categorie archieven: Ecologie

Heilige wolven of veilige schapen?!

In de week 8 -14 september zijn 14 dode schapen aangetroffen in de Rijnuiterwaarden bij Opheusden. Doodsoorzaak waarschijnlijk wolf gezien de keelbeten. DNA-onderzoek moet uitsluitsel geven. Een wrede slachting (dat zullen zij die tegen kosjer slachten zijn zeker vinden), met veel boerenverdriet. Zijn we wijs bezig?

Er zijn gevestigde en zwervende wolven. Gevestigde wolven komen vooral voor op de Veluwe. Daar vinden ze voldoende rustgebieden én voldoende voedsel: grote hoefdieren als reeën, zwijnen en herten. Zwervende wolven, op zoek naar een nieuw leefgebied, pakken heel vaak schapen: makkelijke prooi. Uit ‘Verspreiding wolf in Nederland – BIJ12’blijkt dat het totaal aantal dode slachtoffers in januari-juni 2024 (door mij opgeteld) 1193 bedraagt (265 zijn er geëuthanaseerd) . Bijna 100% schaap: 1200 dode schapen in zes maanden!!! Vergoedingskosten naar schatting 240.000 euro. Daarbij komen nog bijkomende kosten. Schade 2024 minimaal half miljoen euro!

Wolven zijn roofdieren. Buiten de Veluwe valt er weinig te jagen. We hebben geen natuur, een beetje halfnatuur, veelal cultuur. Wolven los laten lopen buiten de Veluwe is vragen om schade aan landbouwdieren. Maar mogen wij onze landbouwdieren opofferen ten behoeven van hen die dromen van pure natuur of graag een wolf willen spotten? De Veluwepopulatie dienen wij te beperken om toename van zwervende wolven erbuiten tegen te gaan. Wolfwerende rasters zijn niet te plaatsen in bijvoorbeeld uiterwaarden. Wolven hebben rust nodig. Onze schapen helemaal. De mens moet rentmeesterlijk beheren: geen heilige wolven, maar veilige schapen!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Heilige wolven of veilige schapen?!, Het GemeenteNieuws 23 (39): 7.

Graag Puttervriendelijk beheren

Op 6 augustus reed ik vanuit Zuid-Holland naar mijn geboorteplaats Zuilichem in de Bommelerwaard. Het was prachtig weer, zonnig en warm. Onderweg daarom een keer gestopt. Naar buiten, waar de vogels fluiten! Ik kwam terecht bij de ingang van het fietspad Munnikenland. De kleiberm was rijk aan fraaie, hoge, pluizige distels.

Lopend op het fietspad kreeg ik een handvol Putters langdurig van dichtbij te zien! Op de foto ziet u er één van. Een kleurrijke vogel: gezicht rood, verder een zwart-witte kop, zwarte vleugel met gele vleugelstreep en ook nog wat bruin. Een ongelooflijk bijzondere kleurencombinatie! Zo fleurig lopen wij er nooit bij.

Putters eten voornamelijk rijpe en onrijpe zaden van planten als distels, zonnebloemen en paardenbloemen (allemaal composieten). Ze zijn met hun spits-driehoekige snavel meesters in het eten van distelzaden. Weten de pluizige zaadjes te ontpluizen om ze daarna naar binnen te werken. Wie de kleine zaden niet eert…

Geniet u van de Putter op de foto? De soort is, nogmaals, vrijwel geheel afhankelijk van zaden. Putters zijn in ons Rivierengebied regelmatig te horen of te zien. Gedraag u daarom niet stekelijk jegens met name distels! Kunt u distels niet luchten of zien? Weet dat onderzoek heeft uitgewezen dat het overgrote deel van de zaden in een cirkel van 20 tot 40 meter rond de distelhaard af valt. Van problemen op grotere afstanden lijkt dus geen sprake: geen graslanden vol distelsl Voer daarom zo veel mogelijk een Puttervriendelijk beheer op de grond u toevertrouwd!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Graag Puttervriendelijk beheren, Het GemeenteNieuws 23 (38): 9.

Toch jongen of vroege trekkers?

“Ja, ik sta nu op eigen poten.” “Of ik in de Gouverneurspolder geboren ben? Tja, dat weet ik niet precies. Ik weet wel dat ik als zelfstandig jong hier mijn eigen kostje bij elkaar moet zoeken.”

Vanwaar deze vragen? Zal ik toelichten. De Kleine Plevier (14 – 15cm) is een pioniersoort: broedt op kale of zeer schaars begroeide grond . Alle hier door mij gevonden nesten lagen in de oeverzone. Half april nam ik in de Gouverneurspolder mijn eerste Kleine Plevieren waar. Op 29 april lieten zich zeker twee alarmerende paren zien. Op 8 mei werd één nest met 2 ei gevonden. Helaas was dit nest op 15 mei verdwenen. Pas op 1 juli hier weer geweest. Het geheel stond toen behoorlijk onder water. Er werd geen enkele Kleine Plevier gezien. Mijn indruk was daarom dat er dit jaar waarschijnlijk helemaal geen jongen groot gekomen zijn. Kleine Plevieren kunnen als broedvogel snel verschijnen en verdwijnen. Ik nam aan dat de soort vertrokken was.

Op 5 augustus hier weer wezen vogelen. Het verraste mij op een ‘wadvlakte’ – het water was ten opzichte 1 juli duidelijk gezakt – zes Kleine Plevieren te tellen! En heel opmerkelijk, het waren sowieso grotendeels juveniele vogels! Zou één ouderpaar hier vier jongen groot gebracht hebben? Of waren deze vogels al aan de najaarstrek begonnen? U begrijp dat ik dit nooit te weten zal krijgen. Neemt niet weg dat ik blij was een juveniele Kleine Plevier te kunnen fotograferen. Was me namelijk nog nooit eerder gelukt.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Toch jongen of vroege trekkers?, Het GemeenteNieuws 23 (37): 7.

Klauwieren bij Elst

Op 18 juli het natuurgebied Willem III plantage bij Elst bezocht. Een vriend-vogelaar had mij getipt dat er Grauwe Klauwieren zaten. Vanaf de ingang gelopen naar een open vlakte met fraaie BRAAMeilanden. De naam ‘klauwier’ slaat namelijk op de gewoonte om voorraden aan te leggen door insecten op doorns te spietsen. Maar zocht ik geen spelt in een hooiberg?

Ik trof het geweldig. Een vogelaarster was de vogel aan het observeren. Al gauw kreeg ik de vogel ook te zien. Echter te ver om goed te fotograferen. Maar zij wist nog een territorium! Ik moest verderop een zijpad inslaan, voorbij de kruising en een bankje lopen en daar onder een hoge boom door kreeg ik zeker een Grauwe Klauwier te zien.

Een gouden tip: een adult mannetje met grijze kruin, roodbruine mantel, opvallende brede zwarte oogstreep (ANWB vogelgids: ‘bandietenmasker’) en een haaksnavel op uitkijk.

De soort zit, na een grote dip in de vorige eeuw, de laatste decennia sterk in de lift. Profiteert naast lokale natuurherstelmaatregelen van het warmere weer. Tussen 2018 en 2023 zijn de aantallen in ons land meer dan verdubbeld met in 2023 ongeveer 1400 paar (SOVON). De vogel pakt vooral grote insecten als kevers, bijen en hommels. Is een late broedvogel: broedt van half mei-juli.

De soort is een lange-afstandstrekkers. Ze vertrekken vanaf eind juli-september, overwinteren in zuidelijk Afrika, in Kenia, Tanzania en ten zuiden van Congo. Keren veelal in mei terug. Die vogels zien nog eens wat! En wij hopelijk hen jaarlijks bij Elst!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Klauwieren bij Elst, Het GemeenteNieuws 23 (35): 5.

Vogels blijven verrassen

U ziet twee meeuwen. Ze staan op de brugleuning van het Tollewaardviaduct en houden mij goed in de gaten. Want ik had gezien dat de voorste vogel geringd was en kwam sluipend fotograferend dichterbij.

In mijn optiek zag ik twee adulte Zilvermeeuwen. Mooi die opvallend oranjerode vlekken op de gele snavels. De voorste vogel draagt een blauwe ring en een gele ring met de code LT. De foto verstuurd naar het Vogeltrekstation. Altijd boeiend om te weten waar en wanneer een vogel geringd is. Vogeltrekstation gaf mij het adres van iemand van een meeuwenproject.

Maandenlang vernam ik niets. Opnieuw informatie opgevraagd. En wat bleek uiteindelijk? De verstuurde informatie bereikte niet mijn mailbox. In de praktijk bouncen (nooit van gehoord, betekent mixen) hetnet.nl en planet.nl regelmatig niet!

Op 23 juli kreeg ik via een app de gevraagde gegevens. De meeuw was op 22 juni 2021 als nestjong geringd op het stuwcomplex van Amerongen. Het was het jong van een mengpaar, dus een hybride. Ouders: een Zilvermeeuw (Larus argentatus) en een uit Zuid-Europa afkomstige Geelpootmeeuw (Larus michahellis)!

De geringde vogel lijkt sterk op een Zilvermeeuw maar er zijn verschillen. O.a. in pootkleur: Zilvermeeuwen roze, Geelpootmeeuwen gele (bio-logica!), de fotomeeuwen beige. Allebei waarschijnlijk hybride. Bijna alle broedgevallen van Geelpootmeeuwen in Nederland betreffen mengparen of hybride nazaten daarvan. Verassend!

De geringde vogel is gespot 6 augustus 2021 Amerongen stuwcomplex, 8 oktober 2021 Barneveld vuilstort en 31 december 2021 Oss vuiloverslag. Door mij drie jaar later bij Lienden. Ook verassend!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Vogels blijven verrassen, Het GemeenteNieuws 23 (34): 5.

Snap ik geen ‘hol’ van Holenduiven?

Holenduiven kunnen zich, zo is mijn ervaring, geheimzinnig gedragen. Zo legden ze ook dit voorjaar eieren in de bosuilnestkast die ik enkele jaren geleden opgehangen heb in de weelderige klimopbegroeiing van de notenboom. Holenduiven broeden ruim twee weken. Daarna zitten de jongen zo’n 24 dagen op het nest (Vogelbescherming). Wat ik nu niet begrijp? Dat ik ook dit jaar geen Holenduiven met voedsel af en aan heb zien vliegen! Wat is er mis met het nestkasthol?

In juli verblijdde een welluidend Holenduifgekoer mij. Regelmatig zag ik Holenduiven bij de klimopboom. Hoewel, ze gingen de nestkast niet in! Op 17 juli de ladder gepakt voor inspectie. Mijn vermoeden werd bewaarheid. Het paar Holenduiven liet, nota bene, de nestkast links liggen, had een nest in de klimopbegroeiing boven de nestkast gemaakt. De foto toont het nest met twee eieren in het klimophol. Liever een natuurlijk nest dan een cultuurlijke nestkast?! Snapt u dat?

Na de vakantie op 3 augustus weer bij het nest geweest, want ik zag en hoorde vanaf het begin van terugkomst niets. Het nest was leeg. Onduidelijk wat er is gebeurd. Ik had gehoopt u jonge Holenduiven te kunnen laten zien, maar tot op heden is dus de bosuilnestkast voor de Holenduif niet vruchtbaar geweest.

Maar wie weet: Holenduiven produceren meerder legsels per jaar, tot soms zelfs vier toe. En als weldenkend mens zeg ik: eieren zijn veiliger in een nestkast dan in een natuurlijk hol. Of snap ik geen ‘hol’ van Holenduiven?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Snap ik geen ‘hol’ van Holenduiven?, Het GemeenteNieuws 23 (33): 11.

COLUMN: Het vogelbekdier

Een vogelbekdier is een van de bijzonderste dieren van ons dierenrijk. Samen met de mierenegel (ook al zo’n bijzonder dier) vormen zij de orde van de eierleggende zoogdieren (cloacadieren). Het is ook een grappig beest om te zien: een snavel als een eend en een staart als een bever. Ik schrijf ‘als’ want er zijn zeker grote verschillen te noemen.

Een vogelbekdier legt eieren, tegelijkertijd is het een zoogdier. Ze hebben namelijk melkklieren. De melk komt echter niet uit tepels, maar uit zogenoemde melkvelden. De bekende internetencyclopedie Wikipedia geeft nog meer overeenkomsten met zoogdieren: ‘Ze zijn warmbloedig en hebben een vacht, een onderkaak die uit één bot bestaat en (…) drie gehoorbeentjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel)‘. Kortom, het beestje indelen bij de zoogdieren is niet vreemd. Het vogelbekdier komt alleen in Oost-Australië en op het eiland Tasmanië voor en is daar veel in het water te vinden.

Een vogelbekdier is ook een gevoelig dier. Het is zeer moeilijk om vogelbekdieren in gevangenschap, zoals in dierentuinen, te houden. De dieren mogen niet als huisdier gehouden worden en de Australische regering heeft export van vogelbekdieren, bijvoorbeeld naar dierentuinen buiten Australië, verboden. Toen reizigers in 2023 een vogelbekdier meenamen in de trein kregen zij daarvoor een flinke boete. Australische dierentuinen en natuurreservaten, zoals het Warrawong Reservaat, hebben wel vogelbekdieren. In het laatstgenoemde reservaat planten zij zich, volgens een schrijver op Beesies, ook met succes voort. Logisch dat we het vogelbekdier in een Nederlandse dierentuin niet tegenkomen!

Dat levert vragen op voor wetenschappers die uitgaan van het klassieke scheppingsgeloof. Want hoe is dat beest in Australië gekomen? Fossielen van vogelbekdierachtigen (Platypoda) worden vooral gevonden in Australië, maar ook in Zuid-Amerika. In 2023 vond met een molaar (kies) van een fossiel vogelbekdierachtige. Het fossiel werd samen met resten van enkele dinosauriërs, schildpadden en slangen gevonden. Dat laat zien dat deze Zuid-Amerikaanse vogelbekdierachtige in het leefgebied van de dinosauriërs leefde. Men dacht altijd dat de specifieke kenmerken van een vogelbekdier ontstaan zijn in Australië en dat het beest daarna zich verspreidde over Australië en Antarctica (toen nog ijsvrij) en Zuid-Amerika. De genoemde nieuwe vondst uit 2023 laat zien dat het ook omgekeerd kan zijn: Zuid-Amerika via Antarctica naar Australië. Sommige wetenschappers die uitgaan van een wereldwijde zondvloed, menen dat ná de zondvloed de continenten nog (deels) aan elkaar zaten. Ten tijde van Peleg (Genesis 10:25) zijn de continenten op hun huidige plaats terechtgekomen, mogelijk als een nawee van de zondvloed. Tussen Noach en Peleg moeten deze vogelbekdieren da via Zuid-Amerika en Antarctica in Australië terechtgekomen zijn.

Niet alleen bij creationisten, maar ook bij naturalisten, is het laatste woord nog niet gezegd over de vogelbekdierverspreiding. Wel kan dit beest gezien worden als een bijzonder schepsel!

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2024, Het vogelbekdier, Om Sions Wil 2024 (15): 15. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2024
COLUMN 1: Het hart.
COLUMN 2: De getijgerde lijmspuiter.
COLUMN 3: Het vogelbekdier.

Spotvogel ‘gespot’

De kenmerkende zang van de Spotvogel ken ik vanuit mijn Hollandse periode. De soort is door mij in de Betuwe bij Opheusden, Ochten, Kesteren, Lienden zelden waargenomen. Bijzonder was dan ook om op 17 juni in de boomstruikrand van een onverhard pad langs de Rijnbandijk bij Lienden een Spotvogel te horen jubelen.

‘De spotvogel is een zomergast die ons land slechts drie maanden bezoekt om te broeden. Het grootste deel van het jaar brengt hij door in tropisch Afrika. De Spotvogel broedt vanaf begin – half mei tot juli. De soort staat bekend als een insectivoor (insekteneter). Hij zoekt zijn voedsel in het gebladerte van bomen en struikgewassen (Vogelbescherming).’ Is daardoor ook moeilijk te fotograferen!

Nu maakt één waarneming nog geen broedgeval. Doch op 8 juli hoorde ik ‘s middags op dezelfde plek weer het mannetje zingen! Dus sprake van een broedterritorium. Helaas kreeg ik de vogel niet te zien. Toch ziet u een foto van deze landelijk nog best algemene zomervogel, die helaas al decennia achteruitgaat.

Op 21 mei met een schoonzus vogels wezen spotten vanaf een oude zeedijk van polder Arkemheen. Wij kregen deze verborgen vogel, heel verrassend, even heel goed te zien! Op de foto vallen op de gele onderdelen en het parmantig goed aankijkend oog! Uiterlijk is er geen verschil tussen mannetje en vrouwtje. De Spotvogel is een lange-afstandstrekker en vertrek al weer vroeg. Eind augustus zijn bijna alle spotvogels vertrokken. Overwintert ten zuiden van de evenaar.

Met genoegen deel ik met u deze zomergroet!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Spotvogel ‘gespot’, Het GemeenteNieuws 23 (30): 13.

Schilderij Stil leven

Maandenlang nauwelijks vlinders gezien. Het weer was vaak wat koud en nat. Hoe zou het rupsen en vlinders vergaan? Verassend! Veel rupsen zijn het aparte voorjaar goed doorgekomen. Vanaf eind juni zie ik vooral Dagpauwoog en Atalanta op de ineens overal bloemrijke Vlinderstruiken, de Buddleja’s.

Op 1 juli stond ik in de kleurrijke tuin naast het eethuisje De Veerstoep Ochten. Zag zeker 10 Atalanta’s en 2 Dagpauwogen. Ik sprak de eigenaars. Ook juist zij zagen de laatste dagen veel vlinders. Wezen mij op het te belopen stukje natuur achter De Veerstoep, bij de Waal. Een stukje ruigt: wat bomen, veel bramen, rijk aan planten en vogels. Ik hoorde onder andere Zwartkop, Tuinfluiter, Grasmus en Kneu. Zag ook hier Dagpauwoog en Atalanta en één Kleine Vos. Grappig: Het landelijke waarneming.nl vermeldt voor 1 juli Atalanta 781 waarnemingen, Dagpauwoog 285, Kleine Vos 26. Mijn waarnemingen bij Ochten resp. 15, min. 3 en 1 (niet ingevoerd).

Het gaat de Kleine Vos niet goed in ons land. Ik zie de soort ook heel weinig. Vandaar dit stukje. De Kleine Vos is een vlindersoort die als volwassen vlinder overwintert en niet als eitje of rups. Bij goed weer fladdert de soort dan met name in april rond en plant zich dan voort. De nieuwe generatie is vooral te zien in de periode half juni tot en met eind september. Deze Kleine Vos was goed te fotograferen, heerlijk zonnend op een steen. Ik stond er stil bij: hoe mooi dit schilderij Stil leven!

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Schilderij Stil leven, Het GemeenteNieuws 23 (29): 8.

Spees-valken

De Spees is een hooggelegen gebied tussen Kesteren en Opheusden aan de zuidoever van de Nederrijn. In 1799-1800 is hier een aarden vestingwerk aangelegd, een hoornwerk.

Fort De Spees ligt op de plek waar de Marsdijk en de Rijnbandijk bij elkaar komen. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog zijn hier versterkingen in de vorm van loopgraven en kazematten aangebracht en was dit vestingwerk een belangrijk onderdeel van de Betuwestelling. Aansluitend op het aan de noordoever liggend Hoornwerk aan de Grebbe, waarom in mei 1940 zo zwaar gevochten is.

Bij het fort staat al jaren op een paal een torenvalknestkast. Vanaf de wandeldijk goed te overzien, Eind maart 2024 nam ik hier een paar Torenvalken waar. Diverse keren daarna wezen kijken. In juni keken drie jongen me vanuit de nestkast aan. Bijzonder dat de oudervogels in het natte en frisse voorjaar drie jongen hebben weten groot te brengen!

Op 26 juni om half zeven naar De Spees gefietst. Het is beter fotograferen bij ochtendzon dan als de zon hoog aan de hemel staat. De jongen hadden de nestkast juist die ochtend verlaten en genoten als dakkelingen van de ochtendzon op het dak van het schuurtje bij de nestkast. In alle rust voor hun voedsel wachtend op hun oudervogels. De nestkast staat op een strategische plek. Op de wandeldijk staat het monument De Wachter van Gerry van der Velden, in 2013 geplaatst. Een boerenvrouw kijkt vanaf De Spees uit over de Rijn richting de Grebbeberg. In het broedseizoen kijken Spees-valken mee.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Spees-valken, Het GemeenteNieuws 23 (28): 5.