Home » Biologie

Categorie archieven: Biologie

Blote-Billen-Lepelaar

Op 16 januari 2024 keek ik vanaf de Tollewaardbrug over de Tollewaard. De waard was grotendeels drooggevallen. Alleen het iets lager gelegen onverharde klompenpad (Batouwepad) stond nog onder water. Tot mijn grote verbazing zag ik naast de vele Meerkoeten op het pad een heen en weer lepelende grote witte vogel. Niet te geloven: een Lepelaar en dat in januari.

Jaarlijks arriveren de eerste Lepelaars eind februari in de Blauwe Kamer. Natuurlijk vanaf de brug foto’s genomen. Het betrof geen volwassen vogel maar een juveniel gezien de kleur van de snavel en het verdere uiterlijk. Het is heel wel mogelijk dat het een laat jong betrof van de kolonie in de Blauwe Kamer bij Rhenen. Op 7 september 2023 zag ik daar vanuit de vogelkijkhut nog vier jonge vogels op of bij de nesten! De leeftijd van één jong schatte ik op ongeveer drie weken: dit jong was pas vliegvlug in oktober!

Ik kan me voorstellen dat er dan van wegtrekken naar Afrika niet veel komt. De Nederlandse Lepelaars trekken normaliter via Franse en Spaanse moerassen naar winterkwartieren langs de West-Afrikaanse kust (vooral Banc d’Arguin) (Vogelbescherming).

Lepelaars zoeken voedsel in ondiep water. Dat moet voor deze jonge vogel toch niet makkelijk zijn geweest in de koude weken voor 16 januari. Trouwens best verbazend dat dit broekie (hoewel zonder broek) op het klompenpad liep te lepelen naar vissen en dergelijke. Zou die gemerkt hebben dat bij het droogvallen van de Tollewaard de aanwezige vissen geconcentreerd werden in het resterende water?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Blote-Billen-Lepelaar, Het GemeenteNieuws 23 (5): 7.

‘Taphonomy, the Fossil Record, and Clues about the End of the Flood’ – Dr. Leonard Brand sprak voor de livestream van Logos Research Associates

Dr. Leonard Brand heeft een groot deel van zijn leven onderzoek gedaan naar tafonomie. Hij heeft zijn werk grotendeels gepubliceerd in naturalistisch-wetenschappelijke tijdschriften of gepresenteerd op geologische conferenties, zoals die van de Geological Society of America. Afgelopen week was hij te gast in de livestream van Logos Research Associates om daar delen van zijn werk te presenteren.

Onder de video staat een uitgebreide beschrijving (in het Engels):

From years of attendance at the Tucson Fossil and Mineral Show, and other evidence, Dr Brand will take a close look at the quality of preservation throughout the fossil record. The quality of this preservation can help us evaluate which parts of the fossil record could be after the flood, and which parts need the catastrophic burial that would be typical of a global catastrophe.

Hoe een wetenschapper christen werd – Science4Truth interviewt dr. Peter Borger

Science4Truth interviewt dr. Peter Borger. Het interview verscheen op 8 februari 2024 en duurt iets meer dan 16 minuten. Dr. Peter Borger is een moleculair bioloog en heeft als onderzoeker gewerkt aan de Universitair Medische Centra te Sydney, Basel en Zurich. In de video laat hij zien dat het mogelijk is om tegelijkertijd wetenschapper en christen te zijn. In Nederland is Borger bekend vanwege zijn boek ‘Terug naar de Oorsprong‘. Over biologische onderwerpen wordt hij regelmatig geïnterviewd en houdt hij in Nederland en Vlaanderen lezingen.1 De onderstaande video is in het Engels en bevat Engelstalige ondertiteling.

Voetnoten

Ooievaar Neder-Betuwe broedvogel van Overbetuwe

Op 2 februari 2024 reed ik over de Rijndijk bij Randwijk. Vanaf de dijk zag ik twee Ooievaars staan op het dak van de Hervormde kerk. Eén van de twee vogels bleek geringd. Dichterbij foto’s genomen. De linkervogel heeft een pootring. Het bleek thuis Ooievaar 2 E 320 te zijn, door mij op 18 oktober 2023 bij de Steenkuil tussen Randwijk en Heteren waargenomen. De vogel is geringd op 25 juni 2013 (nestplaats IJzendoorn/Ommeren ), nog geen 15 kilometer vliegen. Grappig deze Ooievaar uit de gemeente Neder-Betuwe als broedvogel in de gemeente Overbetuwe (wel apart dat verschil in schrijfwijze)!

De vogels broeden niet op de schoorsteen van het kerkdak. Iemand van de Hervormde gemeente vertelde me dat de vogels afkomstig waren van een paalnest aan de oostkant van Randwijk. De foto toont takken op de schoorsteen. Met nestelen zou de uitlaat van de CV ketel verstopt raken, daarom moeten de takken verwijderd worden.

Zouden deze Ooievaars sympathiseren met Extinction Rebellion, die activistische beweging die zich verzet tegen klimaatsverandering en het verlies van biodiversiteit? Want zo’n CV-ketel verbruikt fossiele brandstof. Ik maak me ook zorgen over klimaat en verlies aan biodiversiteit. Maar nog meer over de waarde van menselijk leven. Er zijn mensen die niet mogen waken bij abortusklinieken, want dat zou te intimiderend zijn. Er zijn echter wel rebellerende mensen die intimiderend snelwegen mogen blokkeren. We zijn allemaal gelijk, maar de een is meer gelijk dan de ander. Een verschil dat de menselijke biodiversiteit aantast.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Ooievaar Neder-Betuwe broedvogel van Overbetuwe, Het GemeenteNieuws 23 (7): 7.

Van Andel Creation Research Center (VACRC) krijgt met dr. Joel Brown een nieuwe ‘Lab Director’

Vandaag maakte de Creation Research Society bekend dat ze een nieuwe ‘Lab Director’ hebben benoemd voor het Van Andel Creation Research Center (VACRC). Sinds het overlijden van de microbioloog dr. Kevin Anderson was er nog geen nieuwe directeur benoemd voor dit onderzoekscentrum.1 Terwijl wetenschappelijk onderzoek op creationistische grondslag een belangrijk punt is voor de voortgang van het scheppingsparadigma. Daar is sinds vandaag verandering in gekomen met de benoeming van geneticus en ontwikkelingsbioloog dr. Joël Brown.

Bovenaanzicht van het Van Andel Creation Research Center op de campus van Arizona Christian University. Bron: Google Maps.

Dr. Joël M. Brown behaalde zijn bachelor in Biology Education aan het Pensacola Christian College. Hij een behaalde een mastergraad in Biology aan de University of West Florida. In 2018 promoveerde hij in het vakgebied Genetics, Genomics en Development aan Cornell University.2 Zijn proefschrift had als titel: ‘Investigating Mammalian Development Using Mouse Forward Genetics’. Na zijn promotie volgde een postdoctorale studie aan de Washington University School of Medicine. Hier onderzocht hij mechanismen voor neuroplasticiteit in het ruggenmerg van de zebravis en hoe dit toegepast zou kunnen worden bij de genezing van zenuwbeschadiging bij zoogdieren. Naast deze onderzoekservaring heeft dr. Brown ook onderwijservaring. Al sinds zijn tienerjaren is Brown aan het nadenken over het Bijbelse oorsprongsmodel. Hij raakte als jonge man betrokken bij Kent Hovind’s Dinosaur Adventure Land. In die tijd begon hij ook spreekbeurten te geven over schepping en evolutie.

Als nieuwe directeur van het ‘Van Andel Creation Research Center’ gaat dr. Brown leiding geven aan de twee grote onderzoeksprojecten van de Creation Research Society, het eKINDS-project en de iDINO-projecten. Dit In-Depth scheppingsonderzoek zal ook gepopulariseerd moeten worden, zodat dit werk toegankelijk wordt voor leken. Daarnaast zal hij de laboratoriumvoorzieningen beheren. Dr. Brown zal ook twee biologiecolleges per semester geven aan de Arizona Christian University. Het ‘Van Andel Creation Research Center’ is gelokaliseerd op de campus van deze particuliere christelijke universiteit. Tenslotte zal dr. Brown spreken voor scholen en kerken, de jaarlijkse CRS-conferentie organiseren en scheppingsonderzoek onder de leden van de Creation Research Society bevorderen.

Het bestuur van de Creation Research Society geven aan de Schepper dankbaar te zijn dat hun gebeden zijn verhoord en dat Hij het hart van deze getalenteerde wetenschapper geneigd heeft om deze positie te willen vervullen. We hopen dat zijn benoeming een impact zal hebben voor het scheppingsonderzoek. Soli Deo Gloria!3

Voetnoten

Kunnen dieren wel pijn voelen maar lijden zij niet? – Samenvatting van een opiniestuk in ‘Trouw’ als bijdrage in het debat over dierenleed en dierenwelzijn

In het scheppingsdebat proberen theïstische evolutionisten op allerlei manieren Gods goede schepping en het dierlijke lijden met elkaar te combineren, zonder daarbij een kosmische zondeval te hoeven erkennen. Publicist Robert Plomp doet ook een duit in het zakje, door aan te geven dat dieren wel pijn kunnen hebben maar niet daaraan lijden. Dierlijk lijden is binnen deze visie een contradictio in terminis, omdat dieren geen reflectief vermogen hebben, kunnen ze niet lijden. In 2015 was er in dagblad Trouw een soortgelijke discussie tussen een paleontoloog en een ethicus en dierenarts. De paleontoloog beweerde dat dieren mogelijk niet lijden, omdat ze geen reflectief bewustzijn hebben en niet kunnen nadenken. Naast fundering in het natuurwetenschappelijk en ethisch onderzoek denk ik juist dat de Schrift ons laat zien dat dieren kunnen lijden. Op grond van Romeinen 8:20-22 en Spreuken 12:10 meen ik dat dieren wel degelijk ‘zuchten’ onder de zondeval en de ‘wreedheden’ van een ‘goddeloze’.

Aanleiding

Op deze website schreef bacterioloog en dierenarts dr. ir. Erik van Engelen een reactie op een artikel van Robert Plomp over evolutie en Gods goede schepping.1 Gisteren verscheen van laatstgenoemde hierop een reactie.2 Het is opmerkelijk dat een theïstische evolutionist zelfs het bestaan van lijden bij de ‘hogere’ dieren zoals olifanten, dolfijnen en apen wil ontkennen. Terwijl deze ideologie wel leert dat de mens een gemeenschappelijke voorouder met de dieren heeft en het menselijk gedrag vanuit de evolutionaire gedragsbiologie (ethologie) wordt verklaard.3 Althans, er wordt een poging gedaan om te komen tot een evolutionaireverklaring.4 Wordt hier een inconsistentie zichtbaar binnen het theïstisch evolutionistische wereldbeeld? De discussie tussen Van Engelen en Plomp laat ik aan beide heren. Van Engelen heeft aangegeven D.V. te reageren, via deze website, op de reactie van Plomp. Terwijl ik mij wat aan het oriënteren was op het thema dierlijk lijden, kwam ik een interessante discussie tegen. Omdat deze discussie, met uitzondering van de theologisch-ethische/christelijke dimensie, lijkt op de discussie tussen Van Engelen en Plomp is het goed om deze samen te vatten.

Jelle Reumer

In 2015 verscheen er in het dagblad Trouw een artikel van paleontoloog dr. Jelle W.F. Reumer5 over pijn en lijden bij haringen (vissen). Hebben haringen wél pijn, maar lijden zij géén pijn? Reumer vermoedt dat dit zo is: “Pijn hebben is iets objectiefs, pijn lijden niet. Om te lijden moet een dier beschikken over een bewustzijn, waardoor het zich bewust is van dit lijden. Het dier moet kunnen denken: ‘Ik ondervind pijn en daar heb ik last van’.” Reumer gaat ervan uit dat een haring niet zo ontwikkeld is dat het reflectief bewustzijn heeft. “Tegelijkertijd moet ik erkennen dat zelfs als een haring dat bewustzijn wel zou hebben, hij ons dat niet zou kunnen vertellen.6 Op dit artikel werd, via een opiniestuk, in hetzelfde dagblad gereageerd door ethicus en dierenarts dr. Frans R. Stafleu.7 Hij heeft zich, samen met anderen, ingezet voor dierenwelzijn en ook op academisch niveau over het thema ‘lijden bij dieren’ nagedacht.

Gewervelde dieren lijken op elkaar

Dr. Stafleu geeft in zijn opiniestuk aan dat hij van het artikel van Reumer een déjà vu kreeg. “Hebben we deze discussie niet al eens gevoerd in de jaren tachtig, en nemen we sindsdien niet aan dat gewervelde dieren zoals vissen pijn kunnen lijden?” Op deze vaststelling zijn, volgens de ethicus, een aantal wetten gebaseerd, bijvoorbeeld de Wet op de Dierproeven. Bovendien stelt Stafleu de vraag: “Is het verschil tussen ‘last hebben van pijn’ en ‘pijn lijden’ niet een kwestie van gradatie? En is een dier ‘last van pijn’ bezorgen moreel gezien minder erg dan hem ‘pijn te laten lijden’?” Pijn heeft als doel ‘een wezen adequaat te laten reageren op een schadelijke prikkel’. Volgens de dierenarts bestaan er tussen gewervelde dieren onderling geen grote verschillen in gedrag en qua zenuwstelsel. Dieren die wél ‘last hebben’, maar geen ‘pijn lijden’ is een vreemde constructie. “Je kan dan beter zeggen dat een dier geen pijn voelt.

Onaangename ervaring

Volgens Reumer moeten we haringen niet onverdoofd opensnijden, want daar hebben ze last van. “Hier slaat de verwarring toe, hebben de dieren volgens hem nu last van pijn of niet?” Stafleu vraagt zich af of lijden ‘niet gewoon’ betekent ‘dat het erg onaangenaam is?’ “Dus als een haring kronkelt van de pijn wijst dat op een heel onaangename ervaring en noemen we dat lijden.” Wanneer pijn bij dieren zorgt voor een onaangename ervaring dan noemen we dat lijden. Dat lijkt mij een beter criterium, dan het pas lijden noemen wanneer er reflectief bewustzijn aanwezig is. Met zo’n definitie is direct het dilemma van een dementerende oudere die pijn heeft verholpen. Is er pas sprake van lijden als je daarover na kunt denken? Dat vindt Stafleu een vreemde constructie. “Nadenken over pijn kan het onaangename gevoel (…) meer of minder maken, maar het leidt niet tot een structureel andere ervaring.” Hij concludeert, en deze conclusie is nuttig voor de discussie tussen Plomp en Van Engelen: “Als een dier pijn heeft dan heeft hij daar last van, als hij heftige pijn heeft dan lijdt hij. Of zo’n dier erover kan nadenken doet er niet toe. Dieren onnodig laten lijden is ethisch onjuist en dat moeten we voorkomen, (…).8

Peter Gootjes

In de rubriek met korte ingezonden stukjes verscheen in hetzelfde dagblad Trouw ook een stukje van, de voor mij onbekende, Peter Gootjes. Hij reageert ook op dr. Jelle W.F. Reumer. Gootjes geeft aan dat hij blij is dat een baby (zonder reflectief bewustzijn) ‘vóór een operatie volledige anesthesie (narcose) krijgt’. Maar dat geldt ook voor zijn hond of kat ‘die volledige anesthesie en pijnbestrijding krijgt, bij bijvoorbeeld een sterilisatie’. Hoewel reflectief bewustzijn bij deze dieren (nog) niet is aangetoond, dat is wel het geval bij apen, olifanten en dolfijnen. “Maar lijden doen ze allemaal als er extreme pijnprikkels worden toegediend.9 Zo zie je maar weer, de discussie over pijn en/of lijden maakt veel los. Een interessante discussie waar het laatste woord nog lang niet over gezegd is. Wat echter wel gezegd kan worden is dat dieren kunnen lijden aan pijn. Pijn blijft ook voor hen een onaangename ervaring waarbij dieren zich oncomfortabel voelen. Zelfs zonder reflectief vermogen kunnen we dat lijden noemen. Het ganse schepsel zucht onder de gevolgen van de zonden, zelfs als in barensnood zijnde. Maranatha!

Voetnoten

De Kluuh-Kluuh-Kluu specht

Op 23 januari een tijd stilgestaan op de Rijnbandijk, niet ver van de kruising met de provinciale weg. De autoloze dijk is daar omzoomd met hoge bomen, stukjes bos en overjarig riet. Verder van de dijk af overheersen de vlakke velden. Waarom ik daar stil stond? Om het mooie weer te beleven. Het was ca. 7 graden, bij een matige zuidwestenwind en veel zon! Ik ademde als het ware de eerste lentelucht in, met mijn oren wijd open. Ik noteerde Koolmees, Vink, Grote Bonte Specht, Merel, Ekster, Kramsvogels, Houtduif én een Groene Specht. Hoog op een smal dood stuk tak. In de volle zon. Wel behoorlijk ver weg. U ziet op de foto een volwassen vrouwtje. De vogel heeft een groene rug, rode kruin, en een zwarte vlek rondom het oog. Het mannetje heeft ook nog rood onder het oog. Op de foto – alleen op de digitale versie? – is een teen voorwaarts, en een teen achterwaarts gericht te zien.

De Groene Specht is na de Grote Bonte Specht de meest voorkomende specht van Nederland. De soort is een uitgesproken standvogel: verblijft het hele jaar hier. De winter is tot op heden niet streng geweest. Want – zeker met sneeuw – is het vinden van dierlijk voedsel op de grond niet eenvoudig en dan kan de soort een flinke klap krijgen. Nu is de lange, lachende, en hinnikende roep in de boomrijke streken van het Rivierengebied regelmatig te horen. Het gaat de soort goed.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, De Kluuh-Kluuh-Kluu specht, Het GemeenteNieuws 23 (6): 15.

Van bevruchting tot geboorte – Een 3D Medical Animation van dit wonderlijke proces

Noot van de redactie: We beseffen dat een video zoals hieronder bijzonder pijnlijk kan zijn voor kinderloze echtparen/mensen of echtparen/mensen die een kind hebben verloren. Het is niet onze bedoeling hen hiermee (opnieuw) te treffen! 

Op het YouTube-kanaal van ‘Dandelion Medical Animation’ is een 3D-animatie te vinden van het proces van bevruchting tot geboorte. Dit is een wonderlijk proces, een Meesterwerk! Met dank aan dr. Jonathan McLatchie die deze video deelde in zijn artikel ‘The Exquisite Design of Egg Cells’.1

Voetnoten

Een vierluik naar aanleiding van ‘Genetic Entropy’ (van dr. John Sanford) – Samenvatting deel 4

Het stond nog altijd op mijn to-do-list om het boek Genetic entropy van J.C. Sanford te lezen. Sanford is een emeritus hoogleraar aan Cornell University, een zeer gerenommeerd instituut, die de genetica van planten tot zijn vakgebied had. Hij heeft veel onderzoek verricht. Oorspronkelijk was hij evolutionist, maar hij heeft die zienswijze verlaten en is creationist. Hij heeft, inmiddels al wel heel wat jaren geleden het boek Genetic Entropy geschreven omdat hij denkt dat de genen met de tijd niet door evolutie steeds verrijkt worden, maar daarentegen aan slijtage onderhevig zijn doordat zich mutaties ophopen. In drie eerdere delen (één, twee en drie) heb ik een samenvatting van de eerste negen hoofdstukken gegeven. Nu volgen de laatste hoofdstukken.

Neerwaartse curves realiteit? (Hoofdstuk 10)

Zijn de neerwaartse curves realiteit? Sanfords antwoord: alle bewijzen wijzen op genetische degeneratie. Hij noemt studies die een degeneratiepercentage noemen van 1% tot 5% per generatie. In het boek zijn verschillende curves te zien. Allemaal wijzen ze in dezelfde richting, namelijk degeneratie. Gezien het diepgewortelde geloof in vooruitgaande evolutie is het idee van degeneratie simpelweg niet te geloven. Maar in de afgelopen 60 jaar hebben vooraanstaande genetici toch herhaald zich serieus afgevraagd hoe de evolutietheorie degeneratie kan voorkomen. Sanford heeft ook veel energie gestoken in de studie van dit onderwerp en veel berekeningen gedaan, die ook gepubliceerd zijn en die degeneratie als uitkomst hebben. Op filosofische gronden hebben biologen aangenomen dat selectie het werkende middel was om entropie tegen te gaan. De degeneratieve krachten zijn echter te groot, vooral in grote genomen. Sanford geeft verder nog als nieuw argument dat natuurlijke selectie geen intelligentie heeft en niet kan voorzien wat in de toekomst handig is. Verder vergelijkt Sanford genetische schade met veroudering, en veroudering verkort de levensduur. Dit geldt zowel een individu als ook een populatie. Daarna gaat Sanford in op het verloop van de duur van de levens van de personen uit de Bijbel voorafgaand aan de zondvloed. Er is een wiskundig patroon van afname van de overlijdensleeftijd te zien die goed is te rijmen met een patroon van genetische degeneratie. Hoe is dat mogelijk, als de schrijvers niets wisten van moderne wiskunde of genetica? Zouden die leeftijden misschien toch gewoon waar kunnen zijn geweest?

Modellering laat zonder uitzondering zien: de meeste nadelige mutaties worden niet weggeselecteerd, voordelige mutaties zijn schaars en het genoom is in verval. ICT leert ons dat computerprogramma’s nooit spontaan ontstaan, zelfs virussen niet. Computerprogramma’s degenereren. Dat dit niet sneller gebeurt, komt omdat er continu onderhoudt plaats vindt. Toename van entropie is een hoofdwet in de natuur.

Nieuwe Wetenschappelijke Ontwikkelingen (Hoofdstuk 11)

Een samenvatting van de belangrijke nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. De conclusie van Sanford; de zaak van genetische entropie is nu veel sterker dan toen de eerste versie van het boek geschreven werd in 2005.
Dit zien we in nieuwe experimentele bewijzen van mijn (Sanford’s) medewerkers en mezelf.

1) Genetic Entropie werd gevalideerd middels numerieke simulaties. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een biologisch realistisch computer simulatieprogramma dat Mendels accountant werd genoemd. Dit programma werd niet voorgeprogrammeerd om ook maar enig resultaat te boeken, maar slechts om de biologische werkelijkheid realistisch weer te geven. Opwaartse evolutie werd alleen gezien als instellingen werden gebruikt die biologisch gezien onrealistisch waren. Ten eerste werd waargenomen dat nadelige mutaties grenzeloos accumuleerden. Ten tweede werd waargenomen dat voordelige mutaties voor het grootste deel zich niet verspreidden. Ten derde werd gevonden dat het mutatie-count mechanisme en synergistische epistase niet konden voorkomen dat nadelige mutaties zich ophoopten. In feite leidde synergistische epistase tot versnelde afbraak van het genoom. Ten vierde werd aangetoond dat een programma vanuit evolutionistische hoek genaamd Avida, als hierin ook biologisch realistische instellingen werden gebruikt aangaf dat er geen opwaartse evolutie is. Ten vijfde werd Haldanes dilemma bevestigd, namelijk dat in 6 miljoen jaar in een populatie van 10. 000 individuen maar 1 000 mutaties kunnen worden gefixeerd. En zo was er ten tijde van deze druk nog meer werk onderweg.
2) Het optreden van genetic entropie wordt bevestigd in de natuur zelf. Sanford ziet het terug in genetische degeneratie van het H1N1 griepvirus. De pathogeniciteit van dit virus is met de jaren sterk afgenomen. Sanford ziet dat als afname van fitness (EvE, ik denk dat Sanford hierin niet correct is). Daarnaast ziet Sanford zijn zienswijze terug in een beroemd experiment van Lenski, waarbij in een laboratorium al tientallen jaren een bacterie (E. coli) wordt doorgekweekt en de evolutie wordt vervolgd. Hier heeft Sanford gelijk. Inderdaad is te zien dat het genoom van de betreffende E. coli degradeert.

3) Daarnaast is er meer werk van Sanford die de stelling van het boek ondersteunt. Dat is het verschijnsel dat codes in het DNA overlappen. Dat zorgt ervoor dat een mutatie zeer, zeer zelden onverdeeld positief uitpakt en dan ook nog impactvol genoeg is om geselecteerd te worden. Daarnaast is een fundamentele stelling van Fisher, die aan de basis stond van het neo-darwinisme, ontkracht, namelijk dat het nettoresultaat van mutaties neutraal moet zijn. Fisher dacht dat voordelige mutaties net zo veel zouden voorkomen als nadelige en net zo veel effect zouden hebben. Dit is ontkracht. Het netto-effect van mutaties is negatief en zo wordt een hoeksteen van het neodarwinisme weg gehaald.
Nieuw bewijs van andere wetenschappers is er ook.

Zo is er het boek: Biological Information: New Perspectives. Er zijn resultaten van een enorm groot project, ENCODE geheten dat het concept junk-DNA wegvaagde en aantoonde dat het meest menselijke DNA functioneel is en dat DNA-codes overlappen. En er zijn nieuwe artikelen die aantonen dat het menselijke DNA momenteel snel degradeert. Sanford geeft aan dat hij ten tijde van eerste druk van het boek niet had verwacht dat 10 jaar later door de wetenschap zo veel bewijs voor zijn stelling zou zijn geleverd.

Hoop? (Hoofdstuk 12)

Dit hoofdstuk heet: What hope? Sanford geeft aan dat er in God en in Zijn Zoon Jezus alle hoop te vinden is.

Uiteindelijk

Uiteindelijk vind ik dit boek dermate zinvol, dat ik er een samenvatting van heb gemaakt. Basisprincipes die Sanford beschrijft zijn principes die grotendeels bij biologen bekend zijn en die bij bacteriologen en genetici die zich bezighouden met veredeling in de praktijk gebruikt worden. Af en toe is hij net wat te stellig in bepaalde uitspraken. Dat is jammer, want ook zonder dat staat zijn visie als een huis. Een belangrijk aspect dat Sanford noemt is het bestaan van recombinatieblokken. Dat wil zeggen dat het genoom is opgeknipt in gebieden waarbij de afzonderlijke gebieden makkelijk recombineren, maar binnen dat gebied (vrijwel) geen recombinatie plaats vindt. Hij baseert zich op een artikel van Gabriel in Science uit 2002. Gabriel noemt dergelijke blokken haplotype blocks. Sinds 2002 zijn er 3000 artikelen verschenen over haplotype blocks (PubMed). Het bestaan van deze blokken is belangrijk voor de evolutietheorie, omdat gunstige mutaties die bij verschillende individuen ontstaan binnen zo’n block niet bij elkaar kunnen komen. Nadelige mutaties hopen zich binnen zo’n block op, en gunstige mutaties blijven gelinkt aan nadelige mutaties. Muller’s ratchet is hier van toepassing. De grootte van zo’n blok wordt in Gabriel’s publicatie gesteld op zo’n 10-20 000 nucleotiden. Sanford lijkt hier een heel sterk punt te hebben, dat ik eerder over het hoofd zag. Muller’s ratchet is ook een fenomeen dat in recente wetenschappelijke literatuur honderden keren serieus wordt behandeld. Als er geen uitwisseling is van genetische informatie, dan hopen heel licht nadelige mutaties in de afzonderlijke lijnen zich op. Dat is een serieus probleem voor mitochondrieel DNA, voor het Y-chromosoom en dus ook voor alle andere chromosomen, als het bestaan van haplotype blocks waar is.

Een derde opmerking van Sanford, die het controleren waard was, was zijn stelling dat fitness een heel lage erfelijkheid heeft. Dat leek me nog wel een boude uitspraak. Toch wordt die zienswijze inderdaad in de wetenschappelijke natuur gehanteerd. Het gaat nog veel verder en dat is bepaald humoristisch. De gedachte dat genen die te maken hebben met fitness een lage erfelijkheid hebben is een oude these binnen de evolutietheorie. Ze staat bekend als Fishers theorem on natural selection. Een theorie uit de jaren ‘30. Deze gedachte is gebaseerd op de aanname dat de soort al een tijd selectie op fitness heeft ondergaan, zodat de genetische variatie op het gebied van fitness is verdwenen. De soort is in evenwicht. Er is dus geen “survival of the fittest” (meer). Er zijn ook verschillende veldstudies die aantonen dat er inderdaad geen selectie op fitness is. Dat komt doordat niet-genetische factoren (residual variance) veel belangrijker zijn voor het verkrijgen van veel nakomelingen dan genetische factoren (additive genetic variance).

Persoonlijk denk ik dat de evolutietheorie een mythe is, die zich dermate heeft genesteld in het referentiekader van de seculiere westerse mens, dat dit niet meer zal verdwijnen. Maar voor christenen die een wetenschappelijk verantwoord standpunt willen innemen is de publicatie van Sanford een mooi voorbeeld van consonantie tussen Bijbel en wetenschap.

Buitenaards

Mijn aandacht werd gevangen door ‘Buitenaards leven is kans voor het geloof’ (Taede A. Smedes, ND Gulliver, 27 september 2019). Leuk, iemand die gewoon durft te zeggen wat er te zien is. Natuurlijk is er buitenaards leven. De bijbel zelf spreekt er overduidelijk over, een geestenwereld die niet van deze aarde is; God zelf is trouwens ook zeer onaards.

Maar dat bedoelen we meestal niet. We zoeken buitenaardse intelligentie op ons niveau. En UFO’s of UAP’s zijn een mooie aanwijzing. Dat zouden alsnog die geesten kunnen zijn, en dus niet wat we bedoelen; maar natuurlijk ook wezens van andere werelden, waarom niet? C.S. Lewis dacht daarover al in zijn Out of the Silent Planet (1938), waarin de aarde was afgegrendeld van alle andere (bewoonde) planeten om die laatste te beschermen voor de zonde die bij ons was neergestreken.

Maar dat Smedes dit koppelt aan evolutie is een onnodige stap. Dat hij dit baseert op speculaties wordt bij goed lezen gelukkig in zijn woordkeuze duidelijk. Maar waarom hij toch die keuze maakt, is mij volstrekt onduidelijk. Hij lijkt bovendien anders denkende christenen weg te zetten als een soort achterlopers, met zinnen als ‘We hebben al zoveel moeten accepteren.’ en ‘bij velen nog altijd een bittere pil, getuige felle reacties’ en ‘de obsessie van sommige creationisten voor ufo’s.’ Dat is pijnlijk.

Juist als bioloog kan ik niets met de evolutietheorie. Die is dan ook geen bittere pil, want een pil heeft genezing als doel. Het is een bittere onwaarheid, niet in overeenstemming te brengen met zovele vondsten en overleveringen, met het doel om ons bij Gods verlossing weg te leiden. Want: geen werkelijke schepping, dan ook geen zondeval en dus geen verlossing nodig; het maakt de bijbel tot een leugen. Het zou me niets verbazen, als God ons inderdaad heeft geïsoleerd van andere planetaire culturen; we hebben er niets goeds te brengen met onze besmettelijke ziekte in het denken.

Een uitgebreidere versie van dit artikel is vandaag ook op onze website gepubliceerd.

Dit artikel is met toestemming van de auteur bewerkt en overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Poeder, H.F., 2019, Buitenaards, Nederlands Dagblad 75 (20.255): 13.