Home » Biologie

Categorie archieven: Biologie

Faillissement Intelligent Ontwerp en Schepping? Echt waar?

Dirk van der Wulp heeft naar aanleiding van het recente debat tussen voor- en tegenstanders van de evolutietheorie een artikel geschreven met de titel ‘Het fundament en het faillissement van het creationisme’.1 Hier geef ik een reactie op zijn artikel. Noch intelligentie, noch teleologie, beide fundamenten voor menselijke creativiteit, zijn stuwende krachten van de evolutietheorie, maar zijn immanent in de persoonlijke almachtige Schepper.

Het is jammer dat de discussie schepping-evolutie steeds harder van toon wordt binnen Christelijk Nederland. Laten we ons realiseren dat Jezus ons de taak gaf de wereld in te gaan en discipelen te maken (Mat. 28:19) en de boodschap van verzoening met God uit te dragen (II Cor. 5:18-21). Dit is het beste bereikt door eenheid onder Christenen (Joh. 17) en respect voor de visie van de ander. Deze missie, waarin we elkaar moeten ondersteunen, delen alle Christenen, of we nu in evolutie of schepping geloven. Laat het duidelijk zijn: onze verzoening met God is niet afhankelijk van ons geloof in schepping of evolutie, of van wat we doen of bereiken, maar van de genade die God schenkt in Jezus Christus (Rom. 6:23). Dit is het gemeenschappelijke fundament dat ons verenigt.

Van der Wulp noemt in zijn betoog vijf kenmerken van creationistische bezwaren tegen de evolutietheorie, welke ik puntsgewijs zal behandelen.2

Bijbelopvatting

Het is correct dat creationisten de Bijbel zien als een onfeilbare openbaringsbron. Dit is, neem ik aan, niet alleen van toepassing op creationisten maar op alle Christenen. Het is de interpretatie van deze onfeilbare openbaringsbron waarin Christenen onderling verschillen. Creationisten zijn er inderdaad van overtuigd dat Genesis 1 literair-historisch gelezen moet worden en een creatio ex nihilo laat zien in plaats van een geleidelijke ontwikkeling van het leven.

De Bijbel beschrijft talloze wonderen die niet wetenschappelijk te verklaren zijn. De wonderen bij uitstek zijn de maagdelijke geboorte van Jezus en zijn fysieke opstanding uit de dood! Zonder deze wonderen wordt Jezus een gewoon mens en zijn Christenen de meest beklagenswaardige mensen op aarde (I Cor 15:12-19). In weerwil van de wetenschap, maar door Goddelijke openbaring (Mat 16:15-17), geloven wij in de maagdelijke geboorte en wederopstanding van Jezus. Kortom, Goddelijke openbaring speelt een cruciale rol in het Christelijk leven. Wellicht heeft openbaring ook een functie in ons begrip over de oorsprong van alle levensvormen en kán een andere lezing van Genesis de deur open zetten voor een niet-letterlijke interpretatie van de opstanding van Jezus met alle gevolgen van dien voor het Christelijk geloof.

Dit gevaar is niet alleen door creationisten gesignaleerd, maar zelfs voorgesteld door atheïsten als een wapen om Christenen van hun geloof af te brengen: ‘Die Christenen die het scheppingsverhaal als een mythe of allegorie zien ondermijnen de rest van de Schrift, want als er geen Adam was, was er geen zondeval; en als er geen zondeval was, dan is er geen hel; en als er geen hel is, dan is er geen enkele reden voor Jezus als tweede Adam en vleesgeworden zaligmaker, gekruisigd en opgestaan…. Evolutie is daarmee het krachtigste wapen om het Christelijk geloof te vernietigen!3

Creatie als wetenschappelijk alternatief

Er wordt wel gesteld dat het scheppingsmodel geen wetenschappelijk alternatief kan zijn voor de evolutietheorie omdat het zich niet zou houden aan het methodologisch naturalisme. De onuitgesproken aannames hier zijn dat 1) de evolutietheorie dat wel zou doen en 2) methodologisch naturalisme een antwoord op de oorsprongsvraag zou kunnen geven. Dit berust echter op een misvatting want in de kwestie schepping of evolutie hebben we te maken met singuliere gebeurtenissen in het verleden die om een andere, dan de natuurwetenschappelijke, benadering vragen. Een voorbeeld is de archeologie, waar men geen problemen heeft om artefacten een intelligente oorsprong toe te schrijven. Bovendien weten we uit ervaring dat informatie, zoals in boeken en software, niet automatisch ontstaat maar een intelligente oorsprong heeft. Hoewel er talloze boeken geschreven zijn die naar eigen zeggen – volgens hen ogenschijnlijk – intelligent design afdoende kunnen verklaren door middel van natuurlijke selectie, is het opvallend dat in de speurtocht naar de waarheid evolutionisten erkennen een tunnelvise te hebben4:

‘Het is niet dat de methoden en instituties der wetenschap ons op een of andere manier dwingen tot een materialistische uitleg voor de waarneembare wereld, integendeel, wij zijn gedwongen door onze a priori acceptatie van materialistische oorzaken een apparaat van onderzoek en een serie concepten te creeren, die een materialistische uitleg tot gevolg hebben, ongeacht hoe contra-intuitief of raadselachtig het is voor de niet ingewijdde. Inderdaad, dat materialisme is absoluut, want we kunnen geen goddelijke voet binnen de deur laten.’

Onbegrip van de evolutietheorie

Hier moet me van het hart dat geen van de voorbeelden die van der Wulp noemt een indicatie zijn dat aanhangers van het scheppingsmodel geen benul hebben van de evolutietheorie. Uiteraard weet van Heugten ook wel dat de oerknal en de oorsprong van het leven niet hetzelfde zijn als de ontwikkeling van het leven. Sterker nog, in het aangehaalde stukje scheidt van Heugten deze aspecten van de oorsprongsgeschiedenis expliciet! Het is voor de kwestie ook niet van belang of Darwin op zijn sterfbed al dan niet zijn theorie heeft herroepen. Het lijkt wel of van der Wulp hier een ‘stropop’ probeert omver te halen. In de context van het boven aangehaalde citaat van Lewontin is de opmerking van van der Wulp interessant ‘…dat de evolutietheorie een op het eerste gezicht tegen-intuïtieve theorie is, die (anders dan veel wordt gedacht) niet direct eenvoudig te begrijpen is’. Is het misschien zo dat onze intuïtie het bij het rechte eind heeft en we inderdaad geen complexe evolutietheorie nodig hebben?

Bronnen

Interessant is dat van der Wulp veronderstelt dat de specialistische kritiek van creationisten slechts komt van hen zonder wetenschappelijke scholing op de betreffende vakgebieden en dat alle kritiek op de evolutietheorie overtuigend is weerlegd. Er zijn echter talrijke respectabele creationistische wetenschappers. Natuurlijk zullen evolutionisten zeggen dat ze de argumenten van de creationisten hebben weerlegd, maar zeggen creationisten niet hetzelfde over de argumenten van evolutionisten? Een open discussie over de kwestie schepping – evolutie kan alleen dan plaatsvinden wanneer men niet al bij voorbaat de beweringen van de ander als weerlegd beschouwd.

Retoriek

Creationisten wordt verweten retorische zinsneden te gebruiken om de discussie te omzeilen. Ook hier ben ik bang dat van der Wulp een onterecht beeld schetst van creationisten. Waar beweerd wordt dat de creationisten de discussie omzeilen door bv te spreken over ‘christen of evolutionist’ is het interessant dat van der Wulp betoogt dat het scheppingsmodel geen wetenschap is. Hij stelt zelfs: ‘Op deze manier wordt zowel van de Bijbel als van de wetenschap een karikatuur gemaakt’; niet echt een goede basis voor een eerlijke, respectvolle, wetenschappelijke discussie met creationisten.

Evolutietheorie

De evolutietheorie is inderdaad een rationele theorie voor het ontstaan van de huidige levensvormen. De discussie is hier echter, of een scheppingsmodel niet een betere verklaring is. Er zijn vraagtekens te plaatsen bij vele zogenaamde ‘icons of evolution’.5 De geobserveerde voorbeelden van evolutie, zoals de ontwikkeling van bacteriële antibiotica resistentie, sikkel cel anemie in Afrika en de soortvorming in cichliden zijn zonder uitzondering voorbeelden van microevolutie; variatie binnen een soort of taxonomische Familie. Microevolutie past uitstekend in zowel het scheppings- als evolutiemodel. Creationisten zijn zich terdege bewust van de rol die wordt toegeschreven aan natuurlijke selectie in de evolutietheorie, maar laten we ons dit realiseren: natural selection selects for survival but not arrival of favoured races. Interessant is dat dit zelfs doorschemert in de volledige titel van Darwin’s boek (1859): ‘The origin of species by means of natural selection’ or ‘The preservation of favoured races in the struggle for life’.

Waarin creationisten en evolutionisten van mening verschillen is macro-evolutie; het ontstaan van nieuwe levensvormen zoals bijvoorbeeld de huidige walvissen uit een landbewonende voorouder. Darwin formuleerde zijn theorie onder andere op grond van de enorme variatie die in korte tijd in duiven (zijn hobby) bereikt kan worden door kunstmatige (analoog aan natuurlijke) selectie, en extrapoleerde dat natuurlijke selectie hetzelfde kan bereiken als er maar genoeg tijd is. Planten en dierenfokkers zien echter consistent dat hoewel de snelheid van verandering in een geselecteerde eigenschap in het begin hoog is, deze snel afvlakt en een grens bereikt; in andere woorden, de variatie binnen een taxonomische Familie is beperkt, iets wat door het scheppingsmodel voorspeld wordt en in tegenspraak is met de evolutietheorie! Dit verschijnsel zien we indirect ook in het fossielenbestand waar ‘Het is nog steeds overweldigend waar, net als ten dage van Darwin, dat de eerste vertegenwoordigers van alle grotere klassen van organismen die bekend zijn in de biologie al zeer karaktersitiek zijn voor hun klasse wanneer ze voor het eerst in de fossiele kolom verschijnen’.6 Dit gebrek aan overgangsvormen wordt wel de ‘trade secret of paleontology’ genoemd en was de aanleiding tot de formulering van de theorie van punctuated equilibria.7 Hoewel deze theorie, ook volgens het scheppingsmodel, adequaat soortvorming verklaart, schiet het tekort voor macro-evolutie.8 Bovendien hebben de Jong en ik in een peer reviewed wetenschappelijk artikel argumenten gegeven dat de voorgestelde mechanismen voor evolutie inadequaat zijn voor macroevolutie.9

Uiteraard stimuleert het mensen zoals ik om onze positie te heroverwegen wanneer mensen voor wie ik persoonlijk respect heb, zoals Prof. Cees Dekker, het scheppingsmodel niet onderschrijven of zelfs, zoals Andries Knevel en prof. Willem Ouweneel, het scheppingsmodel de rug toe keren. Maar ook hier geldt dat overtuigingen van mensen geen adequate argumenten in de discussie zijn. Er zijn immers ook respectabele wetenschappers die de evolutietheorie de rug toe hebben gekeerd, zoals Prof. AE Wilder-Smith, Dr. Robert V. Gentry, en Prof Dean H Kenyon; stimuleert dit niet tot kritische heroverweging van de evolutietheorie?

Het is niet echt verbazingwekkend dat weinig creationistische artikelen in seculiere vakbladen verschijnen, gezien de aversie in wetenschappelijke kringen tegen de creatiegedachte. Laat ik als illustratie de Council of Europe Resolutie 1580, artikel 2 (2007)10 aangaande onderwijs in creatie citeren: ‘…de Parlementaire Vergadering is bezorgd over de mogelijk schadelijke effecten van de verspreiding van creationistische ideeën binnen ons onderwijs en over de gevolgen voor onze democratieën. Als we niet oppassen wordt creationisme een bedreiging voor de mensenrechten, welke een belangrijk punt is voor de Council of Europe’. Dit, en wat Lewontin beschrijft, kan nauwelijks gezien worden als een onbevoordeelde benadering van het scheppingsmodel.

Bijbelvisie

Ik deel de visie van van der Wulp dat Genesis 1 een contrast vormt met het heidendom waar zon, maan en sterren vereerd werden. De kracht van het argument van Genesis 1 tegen het heidendom is natuurlijk enorm versterkt als het relaas in Genesis 1 ook nog eens een accurate beschrijving van de schepping is. Hoewel er Bijbelwetenschappers zijn die Genesis 1 niet als een historisch verslag van de schepping zien, zijn er andere Bijbelwetenschappers die dat wel zo zien en was een literair-historische lezing van Genesis 1 gemeengoed voor Bijbelwetenschappers voor de komst van Darwin.11 Sterker nog, Berkhof schrijft ‘Deze hoofdstukken (HD: Genesis 1-2) komen bij de onbevoordeelde lezer zonder twijfel over als een historisch relaas, en een beschrijving van historische gebeurtenissen’.12 Een dergelijk lezing wordt ondersteund door talloze Bijbelverzen.13 Hadden al die Bijbelwetenschappers het fout? Is het echt zo dat een historische lezing van Genesis 1 haaks staat op de wetenschappelijk bevindingen? Ik hoop in het voorgaande op zijn minst stof tot nadenken te heben gegeven.

Tenslotte, de discussie is geholpen als we eerlijk naar elkaar luisteren. Het is daarbij van het grootste belang dat we ons kunnen verplaatsen in het gedachtenpatroon en het gevoels- en geloofsleven van die ander, en elkaar daarin wederzijds respecteren. Dit vereist meer dan een oppervlakkige studie van het scheppingsmodel en de evolutietheorie.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website Geloof en Wetenschap. Het originele artikel is hier te vinden.

Recent heeft dr. ir. Hans Degens, samen met dr. ir. Wim de Jong, een artikel over het verschil tussen micro- en macro-evolutie gepubliceerd in Qeios. Meer informatie daarover is hier en hier te vinden.

Voetnoten

Is macroevolutie een opeenstapeling van een heleboel microevolutie?

Veel mensen denken dat er maar één soort verandering is en dat de opeenstapeling van een heleboel kleine veranderingen uiteindelijk leidt tot een grote verandering. In een peer-approved paper tonen Wim DeJong en Hans Degens aan dat er twee soorten verandering zijn die fundamenteel van elkaar verschillen en dat de opeenstapeling van een heleboel microevolutie niet kan leiden tot macroevolutie. Gevolg is dat de overvloedige bewijzen voor microevolutie niet gebruikt kunnen worden als bewijs voor macroevolutie.

Verandering in parameters of in dimensies

Bij hun onderzoek van micro- en macroevolutie maken DeJong en Degens gebruik van een systeemtheoretische aanpak. Elk systeem, dus ook een biologisch systeem (bijvoorbeeld: een cel, een orgaan, een organisme of een ecosysteem), kan beschreven worden met een toestandsvector, die de waarde door de tijd heen weergeeft van een aantal karakteristieke eigenschappen van het systeem. De toestandsvector van een systeem kan op twee, fundamenteel verschillende, manieren veranderen: in zijn parameters of in zijn dimensies. De eerste manier waarop de toestandsvector van een biologisch systeem kan veranderen, definiëren DeJong en Degens als 1e-orde evolutie en de tweede manier als 2e-orde evolutie. Ze laten zien dat beide soorten evolutie veroorzaakt worden door totaal verschillende moleculaire processen. Eerste-orde evolutie wordt gedreven door: productie, recombinatie en selectie van gen-varianten; gen-regulatie; en epigenetische modificatie. Tweede orde evolutie wordt gedreven door de opeenstapeling van niet-gerepareerde, code-uitbreidende mutaties. Doordat de onderliggende moleculaire processen totaal verschillen, kan 1e-orde-evolutie geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. De auteurs illustreren dit met een simulatie van de evolutionaire dynamica van een populatie van digitale amoebes. Tenslotte tonen zij aan dat microevolutie en macroevolutie grotendeels gelijk zijn aan 1e-orde evolutie, respectievelijk 2eorde-evolutie; en dat 1e-orde evolutie en 2e-orde evolutie geen continuüm vormen, maar twee fundamenteel van elkaar verschillende veranderingsprocessen zijn. Dit betekent dat het concept ‘evolutie’ nauwkeuriger gespecificeerd kan worden door aan te geven welk type evolutie bedoeld wordt.

Niet valide bewijsvoering voor 2e-orde evolutie

Dikwijls worden in discussies over schepping en evolutie voorbeelden van 1e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering in de vorm van de snavels van Darwin-vinken) aangevoerd als bewijs voor 2e-orde evolutie (bijvoorbeeld de verandering van bacteriën in mensen). Het onderzoek van De Jong en Degens maakt duidelijk dat deze bewijsvoering niet valide is. De zelfverzekerde claim van Darwinisten en Naturalisten dat de wetenschap allang heeft aangetoond dat bacteriën na vele miljarden jaren van opeenstapeling van mutaties getransformeerd zijn tot mensen, is onjuist. Bovendien is het belangrijk te weten dat het mechanisme dat 2e-orde evolutie tot stand moet brengen (de opeenstapeling van niet-gerepareerde code-uitbreidende mutaties) tegengewerkt wordt tijdens de productie van geslachtscellen. De simulatie van 2e-orde evolutie van een populatie digitale amoebes door DeJong en Degens, illustreert hoe lastig het is om, gedreven door toevalsprocessen, te komen tot opeenstapeling van code-uitbreidende mutaties die een selectief voordeel heeft.

Voortgang van de wetenschap

De voortgang van de wetenschap bestaat dikwijls uit het nauwkeuriger definiëren van concepten en van de processen die er mee samenhangen. Een voorbeeld daarvan is het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ door een onderscheid te maken tussen 1e- en 2e-orde evolutie, en de onderliggende drijvende moleculaire processen. Darwinisten en Naturalisten hebben geen behoefte aan het nauwkeuriger definiëren van het concept ‘evolutie’ en de onderliggende moleculaire processen, en blijven liever vasthouden aan hun overtuiging dat organische moleculen een innerlijke drang hebben om zich te ontwikkelen tot steeds ingewikkelder structuren, waarbij kleine veranderingen optellen tot grote veranderingen, als je maar lang genoeg wacht.

Scheppingsgeloof

Christenen geloven dat de levende natuur geschapen is door God. Die levende natuur past zich voortdurend aan aan wisselende omstandigheden in 1e-orde evolutie. Maar 1e-orde evolutie kan geen 2e-orde evolutie tot stand brengen. Iedereen mag geloven dat nog onbekende processen in organische moleculen stap voor stap 2e-orde evolutie tot stand kunnen brengen, maar dat is een irrationeel geloof. Geloven dat een scheppende kracht van buiten onze fysische werkelijkheid de levende natuur tot stand heeft gebracht (inclusief de mechanismen voor 1e-orde evolutie en inclusief de mechanismen die code-uitbreidende mutaties tegenwerken), is een rationeel geloof.

Referenties

[1] De Jong, W., & Degens, H. (2024). Micro-and Macroevolution: A Continuum or Two Distinct Types of Change? Qeios.

Over de paper van dr. ir. Wim de Jong en dr. ir. Hans Degens is hier ook een artikel te lezen.

Deze gastbijdrage is met toestemming van de redactie overgenomen van de website Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.

Dr. Don Batten: “We zouden niet (meer) moeten bestaan”

Noot van de redactie: Bovenstaand vraaggesprek wordt gevoerd in het Engels. Er zijn helaas geen Nederlandse ondertitels beschikbaar.

Vanuit een evolutionistisch perspectief zou de mensheid niet meer moeten bestaan. We bewegen genetisch gezien achteruit met 62 willekeurige mutaties die per nieuwe generatie worden toegevoegd.

In deze aflevering hebben we een gesprek met Dr. Don Batten, voormalig CEO en senior wetenschapper bij Creation Ministries International (CMI). Don is een tuinbouwkundige met een PhD van de Universiteit van Sydney in New South Wales, waar hij op een boerderij is opgegroeid. Dr. Batten vertelt hoe hij aanvankelijk evolutie als vanzelfsprekend beschouwde, maar hoe zijn universitaire jaren hem ervan overtuigden dat Darwinisme, als theorie van afstamming vanuit biologisch en genetisch perspectief, onmogelijk is. Aanvankelijk maakte dat hem tot een oudeaardecreationist, omdat dat door de aardwetenschappen leek te worden aangegeven. In zijn zoektocht naar een samenhangende bijbelse- en wetenschappelijke wereldbeschouwing, kwam hij uiteindelijk uit op het klassieke christelijke of katholieke scheppingsbeeld, zoals de kerkvaders deze onderwezen.

In dit gesprek beantwoordt Dr. Batten ook enkele van de grote vragen die veel mensen stellen over de schepping. Welke bewijzen heeft u dat het scheppingsverhaal in de Bijbel geschiedenis is? Hoe pasten alle dieren in de ark van Noach en hoe kon de aarde zich in de paar duizend jaar sinds die tijd opnieuw bevolken met soorten? Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan?

Voedsel om te overdenken en te overpeinzen! Sluit je bij ons aan voor deze stimulerende ontmoeting met Dr. Don Batten in Queensland, Australië. Kijk hierboven of luister via Spotify of Apple.

Deze gastbijdrage is met toestemming van dr. Benno A. Zuiddam vertaald en overgenomen van zijn website Signs of the Times. Het originele artikel is hier te vinden.

In 2013 was dr. Don Batten in Nederland en sprak hij voor studenten aan de Wageningen Universiteit. Deze lezing werd opgenomen en is hier terug te kijken.

Noord-Europese creationisten beleggen in het Zweedse Malmö een onderzoeksconferentie over het ontstaan van de biodiversiteit

Op donderdag 17 oktober 2024 D.V. en vrijdag 18 oktober 2024 D.V. beleggen een aantal Noord-Europese creationisten een onderzoeksconferentie. Het thema van deze conferentie is ‘A creationist perspective on the origin of diversity in biological life’. Het betreft ‘The First Nordic Creation Research Conference’. De organisatie ligt in handen van de Zweedse Genesis Society in samenwerking met de Finse Scandinavia School of Theology’. Op de conferentie worden ook plannen gepresenteerd om te komen tot Europese samenwerking op het gebied van scheppingsonderzoek.

Praktisch

Op deze onderzoeksconferentie presenteren dr. Tomi Aalto (uit Finland), dr. Peter Borger (uit Duitsland), dr. Nigel Crompton (uit de VS), dr. Frank Karlsen (uit Noorwegen), dr. Andy McIntosh (uit VK), Boris Schmidtgall (uit Duitsland) en dr. Ola Hössjer (uit Zweden) hun wetenschappelijke werk. De onderzoeksconferentie is op donderdag en vrijdag. Aansluiten hoopt er een reguliere creationistische conferentie plaats te hebben, georganiseerd door de Zweedse Genesis Society. Op maandag staat er aansluitend op de conferentie een excursie gepland, waarbij in de voetsporen van Carl Linnaeus getreden wordt. Voor de reguliere conferentie én de excursie verwijs ik u graag naar de website van de organisatie (zie voetnoot).1 De voertaal van de onderzoeksconferentie is Engels. De kosten voor deelname bedragen 550 Zeedse Kronen (omgerekend ongeveer 48,50 Euro). Studenten betalen 250 Zweedse Kronen (omgerekend ongeveer 22,00 euro). De conferentie hoopt plaats te vinden in de Immanuel Church in Malmö. Aanmelden kan via de website (zie voetnoot).2

Inhoudelijk

We volgen hieronder het programma van de onderzoeksconferentie. De aanloop naar deze conferentie op donderdag is lang, door check-in en diverse openingswoorden. Om 13.00 uur in de middag is de eerste biologisch-inhoudelijke lezing. Deze wordt gehouden door dr. Ola Hössjer en heeft als titel ‘Review of created kinds and baraminology’. Om 14.00 uur spreekt dr. Peter Borger over ‘Variation inducing genetic elements – a new ‘old’ look at transposable and transposed elements’. Om half vier is de Duitse dr. Boris Schmidtgall aan de beurt met een lezing over ‘Review Created diversity in life’s light harvesting systems’ . Voor het eten spreekt vanaf vijf uur dr. Nigel Crompton over ‘Mendelian Speciation and the Origin of Species’. Na het eten spreekt de Noorse dr. Frank Karlsen over ‘A new theory on how God created Elomics – a possible deeper understanding on how the Trinity created and organized the ultimate diversity of biological, bioecological and molecular biological events within 6 days’. Na deze mond vol is de eerste conferentiedag ten einde. Na afloop van iedere lezing is er gelegenheid tot het stellen van vragen. De tweede conferentiedag start, ná een ‘morning service’, om negen uur met een lezing van dr. Tomi Aalto over ‘Organismal Variation in a Post-Genesis World in the Light of Epigenetics. Vanaf half elf spreekt dr. Andy McIntosh over ‘Some observations concerning the thermodynamic implications of the endergonic bonds in living systems’. De conferentie wordt afgesloten met een presentatie waarin Samuel L. plannen zal presenteren voor een ‘European Creation Research Site’. Dat laatste klinkt zeer bemoedigend en ik ben benieuwd naar deze plannen van de Noord-Europeanen.3

Voetnoten

Information as the Foundation for Life – Dr. Peter Borger sprak voor Forum of Christian Leaders (FOCL)

In 2024 hield moleculair bioloog dr. Peter Borger een lezing voor Forum of Christian Leaders (FOCL) over biologie en informatiewetenschap vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof. Deze lezing is de moeite van het kijken/luisteren waard. Met dank aan FOCL kunnen wij deze lezing terugkijken via het YouTube-kanaal van de organisatie.

Op het YouTube-kanaal wordt ook een soort samenvatting gegeven: “The latest research in the origin of life, self-replication, and nonequilibrium thermodynamics demonstrates that the foundation of living systems is information. This talk explains why even the simplest possible cell requires significant quantities of externally provided information. We explore how cellular organisation is best understood within an engineering framework and how studies into life’s origin represent the earliest stages of the next great scientific revolution centred on the return of teleology to biology.

Wetenschap wordt helaas gestuurd door vooroordelen

Het is volgens Gerard Peppink een utopie te denken dat het in de wetenschap nog zou gaan om een waardevrij, objectief debat.

De Nijmeegse filosoof Frank Hartmann bestrijdt terecht de misvatting dat wetenschap en geloof niet zouden samengaan (ND, 6 september). De empirisch-materialistische vooronderstelling van de seculiere wetenschap leidt echter niet slechts tot een misvatting, maar tot een bedenkelijke, dogmatische boycot van serieuze wetenschappers met andere vooronderstellingen. Hun artikelen worden geweigerd in internationale vaktijdschriften. Peer reviews (een methode om de kwaliteit en objectiviteit van wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk werk, gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift, te verbeteren, verifiëren of controleren) zijn hierdoor niet mogelijk. Uitgevers worden onder druk gezet. Er wordt gedreigd met ontslag. Financiering wordt stopgezet, vergunningen voor veldonderzoek worden ingetrokken.

Uitgaan van bijbelse chronologie

Zo heeft archeoloog en epigraaf Douglas Petrovich moeten ervaren dat zijn artikelen door vakbladen werden geweigerd, omdat hij uitgaat van de bijbelse chronologie. Hierdoor liep hij ook peer reviews mis. Toen hij vervolgens zijn onderzoeksresultaten in boekvorm liet uitkomen, werd hem verweten dat hij deze niet eerst gepubliceerd had in vakbladen met de mogelijkheid van peer reviews. Zie zijn Origins of the Hebrews uit 2021. Toen Amerikaanse uitgevers een eerder boek van hem (The World’s Oldest Alphabet) hadden geweigerd, moest hij uitwijken naar uitgeverij Carta in Jeruzalem.

De Universiteit van Bazel dreigde moleculair bioloog Peter Borger met ontslag omdat hij enkele artikelen had geschreven voor een creationistisch blad. In het Reformatorisch Dagblad beklaagde hij zich daar eind 2021 over: ‘Een wetenschapper wordt pas serieus genomen als hij de evolutietheorie aanvaardt. En als je er niet in gelooft, en je zegt dit hardop, dan gaat vaak ook de geldkraan dicht. Dan stopt daar je wetenschappelijke carrière. Dat heb ik bij meerdere mensen zien gebeuren.

Geoloog Andrew Snelling heeft jarenlang moeten procederen om een verlenging te krijgen van zijn vergunning voor onderzoek in de Grand Canyon. Deze was hem aanvankelijk geweigerd omdat hij creationist is. Het is een utopie te veronderstellen dat het in de wetenschap nog zou gaan om een waardevrij, objectief debat. De empirisch-materialistische wetenschap wordt tegenwoordig helaas gestuurd door vooroordeel, geld, eer en macht.

Noot van de redactie: In 2017 werd, over deze laatste kwestie, een persbericht verstuurd namens ‘Logos Instituut’ (zie hier). Later, na voorbereidingen om te komen tot een rechtszaak door ‘Alliance Defending Freedom’ (ADF), bleek dat dr. Snelling alsnog onderzoek mocht doen (zie hier). Dit onderzoek leidde tot een aantal omvangrijke papers in ‘Answers Research Journal’ (ARJ).

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Peppink, G., 2024, Wetenschap wordt helaas gestuurd door vooroordelen, Nederlands Dagblad 80 (21.787): 16 (artikel).

‘De schepping is radicaal veranderd door de vloek in Genesis als gevolg van de zondeval’

Afgelopen vrijdag, 11 maart 2016, organiseerde de Evangelische Hogeschool een congres over de aloude vraag: Is het schepping of evolutie? Zowel het Reformatorisch Dagblad1 als het Nederlands Dagblad2 legden verslag van de gebeurtenis. Ook een redacteur van De Nieuwe Koers, die eerder die week een eenzijdig theïstisch evolutionistisch verhaal had geplaatst in zijn magazine3, schreef een verslagje voor de website.4 Namens Logos Instituut was ik aanwezig om verslag te doen.5

Sterrenstelsel Andromeda. Bron: Pixabay.

Drs. Andries Knevel, bekend van de Evangelische Omroep, begon de middag door met ons te lezen uit Psalm 8 en Romeinen 5. Hij kondigde aan dat dit geen Republikeins debat maar meer een waardige standpuntenuitwisseling belooft te worden. De hoogleraren kregen 7 minuten spreektijd, m.i. net iets te weinig om een stelling goed te kunnen onderbouwen.

Prof. dr. M.J. Paul geeft aan diverse bezwaren te hebben tegen een theïstische evolutie. Hij wijst de evolutietheorie af als onverenigbaar met een zorgvuldige uitleg van de Bijbel. Hij heeft daarvoor 14 argumenten. Het eerste argument is de strekking van Genesis. Volgens prof. Paul is Genesis 1-3 geen wetenschappelijke of journalistieke tekst maar wel een historische openbaring met goddelijk gezag. Je moet Genesis als één geheel nemen. Genesis 1-50 is de beschrijving van de schepping tot het ontstaan van Israël. Hij noemt de oplossing dat ‘de Bijbel vertelt dat God de Schepper is, de evolutietheorie hoe dat proces verlopen is’ simplistisch. Het tweede argument zijn de dagen in Genesis. Zes keer wordt daar een avond en een morgen genoemd die samen een dag vormen. Voor prof. Paul zijn Ex. 20:11 en 31:17 leessleutels voor het lezen van het scheppingsverhaal. Er zijn geen aanwijzingen voor symbolische opvattingen of perioden. Het derde argument is de oorsprong van Genesis. Volgens prof. Paul is Genesis een oude overlevering, voor een deel afkomstig van voor de zondvloed, en niet Israëls weergave van het begin van de wereld. Het vierde argument, de goedheid van de schepping, is voor prof. Paul het sterkste argument. Zes keer komt in Genesis 1 het woordje ‘goed’ voor en een keer ‘zeer goed’. Dit staat in contrast met de evolutietheorie waarin wreedheid, lijden, ziekte, dood en uitsterven van soorten aan de orde van de dag zijn. De schepping is radicaal, tot in de wortel (radix) veranderd door de vloek in Genesis als gevolg van de zondeval. Het vijfde argument is de schepping van de mens. God schiep Adam uit de aarde en niet uit een dier. Eva werd geschapen uit de zijde van Adam.

In heel de Bijbel wordt gesproken van één eerste mensenpaar. Volgens prof. Paul biedt de accommodatietheorie (God past Zich in Zijn spreken aan mensen aan) geen goede oplossing. Het zesde argument gaat over de toekomst. Prof. Paul haalt Jesaja 11 en 65 aan, maar ook Ezechiël 28. Er is een relatie tussen Genesis en Openbaring. De klassieke uitleg is dat deze visioenen niet alleen gaan over de toekomst maar dat ze ook van betekenis zijn voor de uitleg van Genesis 3. Wat erbij gezegd moet worden is dat de toekomst het verleden wel overtreft. Het zevende argument is de wereldwijde vloed. Wie de evolutietheorie accepteert en denkt dat de mens als groep uit een aapachtige voorouder is ontstaan moet de zondvloed als lokale vloed aannemen, maar dat valt niet af te leiden uit de tekst, integendeel. Het achtste argument van prof. Paul zijn de uitspraken in het Nieuwe Testament. De Heere Jezus verwijst verschillende keren naar het begin van de schepping. De mens is er volgens het NT niet gekomen na miljoenen jaren ontwikkeling en ook niet als groep ontstaan vanuit aapachtige voorouders. Het negende argument is dat Christus bij de schepping betrokken was. De Zoon weerspiegelt in zijn handelen op aarde het karakter en de werkwijze van de Vader. Een evolutietheorie is hiermee in tegenspraak en kan daarom niet Gods scheppingsmechanisme zijn. Het tiende argument is het zuchten van de schepping zoals beschreven in Romeinen 8. De klassieke uitleg hierbij is dat dit het effect is van de zondeval en de vloek in Genesis 3. Het elfde argument van prof. Paul zijn het bestaan van wonderen en het perspectief op de toekomst. Gods handelen in wonderen is meestal direct en ook de nieuwe hemel en de nieuwe aarde ontstaan niet door evolutie. Prof. Paul werpt de vraag op: Zou het begin dan wel zo ontstaan zijn? Het twaalfde argument van prof. Paul is de kerkgeschiedenis. De kerkvaders hebben evolutietheorieën van Griekse en Romeinse auteurs afgewezen. De kerkvaders belijden allen dat God de aarde gemaakt heeft in maximaal zes dagen, sommigen zelfs in veel minder dan zes dagen. Het dertiende argument is dat de evolutietheorie van Charles Darwin grotendeels filosofisch bepaald was, zijn grootvader was bijvoorbeeld de naturalist Erasmus Darwin. Het veertiende en laatste argument is gericht op theïstische evolutionisten. Bij het aanhangen van de theïstische evolutie moeten zowel de Schrift als de evolutietheorie gereduceerd worden. Volgens prof. Paul is het theïstisch evolutionistische standpunt te oppervlakkig en helpt het niet op de langere termijn. De huidige christenen (ook studenten) dienen grondiger geholpen te worden. Prof. Paul laat weten dat hij op grond van de voornoemde 14 argumenten kiest voor de traditionele uitleg van Genesis 1 tot 3. Hij verwijst ook nog kort naar de grondslag van de Evangelische Hogeschool waarin dit wordt genoemd. Het betoog van prof. Paul gaf een duidelijk overzicht van de bezwaren die er zijn op de theïstisch evolutionistische positie vanuit het klassieke perspectief op Genesis. Helaas had prof. Paul maar 30 seconden de tijd per aandachtspunt, zodat sommige punten wat onderbelicht moesten blijven.

Prof. dr. G. van den Brink besprak zijn positie als theïstisch evolutionist.6 Hij vindt dat overigens een lelijk woord en zou willen dat er alternatieven bestonden. Prof. van den Brink wil neodarwiniaanse evolutie combineren met het christelijk geloof. Hij besprak drie thesen (stellingen) die voor hem erg belangrijk zijn voor deze combinatie: de geologische tijdschaal, de gemeenschappelijke afstamming en het mechanisme daarachter. Bij de eerste these heb je te maken met de miljoenen jaren, bij de tweede these met een afstamming van verschillende soorten in de loop van die miljoenen jaren en bij de derde these met het mechanisme van toevallige mutaties en natuurlijke selectie. Hoe zeker zijn deze stellingen? Volgens prof. van den Brink staat de geologische tijdschaal vrijwel vast. Hij heeft er zelfs aarzelingen bij om vrijwel te noemen. Volgens hem moet je wel van hele goeden huize komen om de gedachte van een miljoenen jaren oude aarde aan te kunnen vechten. De these van gemeenschappelijke afstamming lijkt voor hem plausibel, d.w.z. als je heel objectief naar de gegevens kijkt dan passen, volgens prof. Van den Brink, de puzzelstukjes heel goed in elkaar. Overigens laat hij de optie open dat het ontstaan der soorten ook anders kan, maar die andere optie is voor hem veel gekunstelder. Prof. van den Brink stelt dat de meeste discussie in punt 3 zit, namelijk of natuurlijke selectie binnen de gemeenschappelijke afstamming als enige principe een rol speelt of dat er nog andere mechanismen een rol spelen. Voor Prof. van den Brink is het uitgangspunt dat hij de wetenschapper serieus wil nemen, net zoals hij de dokter en automonteur serieus neemt.

De Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2, is hierbij zijn ondergrond: Het geloof dat de twee openbaringsbronnen elkaar uiteindelijk niet tegenspreken maar het werk zijn van dezelfde Schepper. Prof. van den Brink werpt de vraag op: Stel dat deze drie thesen waar zijn, wat betekent dat dan voor het christelijk geloof? De eerste these valt niet te harmoniseren met het klassieke scheppingsgeloof: de aarde kan niet tegelijkertijd maximaal 10.000 jaar en miljarden jaren oud zijn. Hierbij komt de vraag van de hermeneutiek al volop naar voren: Hoe lezen wij de Bijbel? Prof. van den Brink noemt accommodatie als een mogelijke oplossing. Wanneer God Zich openbaart dan past Hij Zich zo aan dat wij het kunnen begrijpen. Volgens Prof. van den Brink zijn de eerste hoofdstukken van Genesis als gevolg van accommodatie beschreven zoals ze beschreven zijn. Bij de tweede these zijn heel veel vragen te stellen: Zijn wij mensen uniek als wij een gemeenschappelijke voorouder hebben met de dieren? Hoe zit het met de dieren, stierven die altijd al? Hebben Adam en Eva wel bestaan? Als zij de driften van hun voorouders erfden is er dan wel een zondeval geweest? Is de dood dan nog wel de straf op de zondeval? Volgens prof. van den Brink kun je zowel de theorie van de gemeenschappelijke afstamming verdedigen als op al deze vragen ‘Ja’ antwoorden. Rondom de derde thesen zijn al sinds Darwins tijd vragen. De christelijke reactie in de tijd van Darwin was, volgens prof. van den Brink, niet zozeer op Genesis gericht maar had te maken met de vraag of evolutie samen kon gaan met Gods voorzienigheid. Prof. van den Brink vindt het probleem van het lijden voor de zondeval samen met prof. Paul het moeilijkste punt, maar wil dat relativeren met de opmerking dat we vandaag de dag ook al veel lijden om ons heen zien. Zijn totaalconclusie: ‘De evolutietheorie is verenigbaar met het orthodox-christelijk geloof. En daarom hoeven christelijke studenten zich ook niet anti-evolutie op te stellen. (…) Laat maar zien waar je voor bent als christen. Dat is veel mooier en belangrijker ook’. Volgens prof. van den Brink is het evolutieproces zonder het Evangelie een uitzichtloos gebeuren.

Wat opvalt is dat prof. Van den Brink in zijn lezing er wel heel sterk vanuit gaat dat de naturalistische wetenschappen het bij het goede eind hebben. Hij noemt, dat hij de huidige wetenschap serieus wil nemen. Dat zou impliceren dat creationisten dat niet doen, wat niet correct is. Wat prof. van den Brink doet is echter veel meer dan wetenschap serieus nemen, hij aanvaardt die wetenschap met zijn naturalistische vooronderstellingen. Er zijn goede bezwaren te noemen tegen de heersende naturalistische opvatting, zowel geologisch als biologisch. Niet dat de naturalistische theorie van de geologische tijdschaal en de gemeenschappelijke afstamming hiermee als flauwekul moet worden weggezet, we moeten serieus omgaan met de gegevens die aangedragen worden door de naturalisten en deze beantwoorden. Maar dat betekent niet dat we op dergelijke naturalistische argumenten onze theologie moeten bouwen. Het is m.i. gevaarlijk om op een naturalistische wetenschappelijke theorie een theologie te funderen. Er zijn voorbeelden in de kerkgeschiedenis te vinden waarbij dat mis ging. Jammer dat prof. van den Brink niet genoeg tijd kreeg om op de door hem opgeworpen problemen dieper in te gaan. Voor mij als luisteraar staan de problemen er wel maar de antwoorden zijn (nog) niet gegeven. Wellicht moeten we wachten op zijn boek in 2017.

Prof. dr. C.G. Kruse sprak over wat geloven is en wat wetenschap is. Hij heeft zeven stellingen. De eerste stelling gaf een kernschets van de twee dingen waar het over gaat: Wat geloven is en wat wetenschap is. Hij kwam tot de volgende conclusie: Bij geloven gaat het om dingen die je zeker weet, maar niet kunt begrijpen en bij wetenschap gaat het om dingen die je onzeker weet en die je wel kunt begrijpen. Het zijn twee heel verschillende activiteiten, de ene gaat over dingen die we kunnen doorgronden, waar we theorieën over kunnen maken, het andere gaat over dingen die onze werkelijkheid overstijgen en waar we vaak genoeg verbaasd over zijn. Volgens prof. Kruse moeten we de wetenschap serieus nemen. Voor hem betekent dat, dat hij wetenschappelijke interpretaties van gegevens met respectvol wantrouwen tegemoet treedt. Sommige theologen zeggen: ‘alle wetenschappers zeggen dat evolutie bewezen is, dan ga ik er maar vanuit dat het zo is.’ Voor prof. Kruse is dat wel sympathiek en respectvol maar is het niet een serieus nemen van wetenschap. Wetenschap komt alleen maar verder als je voortdurend met een kritische houding ernaar kijkt en voortdurend zegt: ‘O ja, is dat zo? En hoe zit dit dan, en hoe zit dat dan?’ Prof. Kruse is juist uiterst op zijn hoede als wetenschappers allemaal het zelfde zeggen. Wetenschappers werken namelijk binnen paradigma’s en met vooronderstellingen.

Als theoloog is het daarom, volgens prof. Kruse, gevaarlijk om wetenschappers te volgen. Maar prof. Kruse staat ook gereserveerd naar theologen die zeggen: ‘nu weet ik hoe Genesis 1 gelezen en geïnterpreteerd moet worden.’ Prof. Kruse gaat verder over het ontstaan van het heelal. Volgens prof. Kruse zijn er uiteindelijk maar twee rationele verklaringen voor het ontstaan van het heelal die het antropisch principe (De fijnafstemming van de natuurconstanten) kunnen verklaren, nl. die van het Multiversum (er zijn veel heelallen waarvan de onze er één is) en die van de Ontwerper. Die theorieën, zegt prof. Kruse, zijn beide even rationeel waarschijnlijk. Daarna spreekt prof. Kruse over het ontstaan en de ontwikkeling van leven. Hij erkent dat er veranderingen plaats vinden binnen soorten en dat er een verbluffende verwantschap tussen de soorten te vinden is. Als je deze feiten op je in laat werken zijn er volgens prof. Kruse weer twee verklaringen mogelijk. De ene verklaring is die van evolutie via mutaties en selectie, de andere verklaring is dat een Schepper op beslissende momenten heeft ingegrepen, zeker als het gaat om het vormen van nieuwe domeinen (leven, planten, dieren). Beide verklaringen zijn rationeel even waarschijnlijk. Voor de overeenkomst in het DNA van de soorten is evolutie zeker niet de enige mogelijke verklaring, ook de Schepper zou van dezelfde materialen gebruik gemaakt hebben en ook dat zou er voor zorgen dat er een grote overeenstemming is tussen verschillende soorten, aldus prof. Kruse. De Bijbel leert, volgens prof. Kruse, onmiskenbaar dat God de Schepper is en dat Hij de schepping heeft gemaakt door op beslissende momenten in te grijpen, door woorden te spreken. Ook de tweede persoon in het Goddelijke wezen, de Zoon, heeft daarbij een centrale rol gespeeld. Door die Wijsheid is alles tot stand gekomen. Voor prof. Kruse is scheppen een groot mysterie en zou God ook van vormen van evolutie gebruik gemaakt kunnen hebben. Dit was een interessante gebalanceerde lezing uiteindelijk ga ik niet met de eindconclusie mee maar de afweging is weloverwogen.

Prof. dr. H. Falcke liet zien hoe groot het heelal is en dat Gods grootheid daarin te zien is. In de sterrenkunde kijk je volgens prof. Falcke op grote schalen. Prof. Falcke zegt dat hij dezelfde traditionele opvatting over de Bijbel heeft als andere orthodoxe christenen, nl. dat God de wereld heeft geschapen, dat Hij zich heeft geopenbaard in de geschiedenis en dat Hij betrouwbaar is tot in de dood en zelfs daarna. Zijn opdracht als natuurwetenschapper is om te kijken naar de schepping zelf, en wat die schepping zelf over God zegt. Hij haalt daarbij de tekst uit Psalm 19 aan. Als je naar Versailles gaat dan leer je iets over de Zonnekoning, als je naar paleis Noordeinde gaat dan leer je iets over een burgerkoning in Nederland en zo leer je als je naar het heelal kijkt iets over God. Een van de belangrijkste aspecten die het heelal ons volgens prof. Falcke leert is grootheid. De grootheid van ruimte en tijd en natuurlijk ook de schoonheid van het heelal.

Prof. Falcke gaat verder met het uitleggen van hoe afstanden gemeten worden in de natuurkunde. Hij vertelt dat een van zijn studenten aan de universiteit betrokken is bij dit soort metingen. Hij vertelt: ‘Je hebt een aarde die gaat rond de zon en daardoor sta je op verschillende plekken in het heelal. Dan kijk je een keer van deze kant en een keer van deze kant naar een ster of een stervormingsgebied. Dan zie je dat in het voorjaar en in het najaar de positie van dit soort sterren licht verschuift omdat je vanaf verschillende hoeken kijkt. Hoe verder je weg bent hoe kleiner die verschuiving. Door dit te meten kan je heel direct meten vanaf de aarde (…) met behulp van een radiotelescoop.’ De afstand die we hiermee direct kunnen meten is 42.000 lichtjaar, ongeveer de helft van onze Melkweg. De totale Melkweg is dus 80.000 tot 100.000 lichtjaar groot. Volgens prof. Falcke weten we hoe snel licht beweegt en daarom weten wij dat het licht dat wij nu waarnemen van deze sterren 40.000 jaar onderweg is geweest. Kijken we verder weg dan komen het Andromeda-sterrenstelsel tegen. Deze heeft dezelfde structuur als onze Melkweg, maar is kleiner. Als je dezelfde metingen doet als hierboven maar op een iets andere manier dan kom je erachter dat dit stelsel 2,5 miljoen lichtjaar van de aarde verwijderd staat. Jesaja had al een indruk van de onmetelijke grootheid van het heelal. Prof. Falcke citeert hierbij Jesaja 40:26. We hebben honderden miljarden sterren in ons eigen Melkwegstelsel, waar we overigens maar 1% van kunnen tellen. Maar God kent elke ster en elke planeet. Prof. Falcke toont een afbeelding van de Hubble-Deep-Field (HDF). Hubble, een ruimtelescoop, heeft ongeveer twee weken ingezoomd op een klein stukje heelal. Je kijkt op dit plaatje (zie foto hiernaast) door het oog van een naald naar een stukje van de hemel. Elk stipje op deze foto van Hubble is een sterrenstelsel. Deze staan nog verder weg dan het Andomedastelsel, we hebben het dan over 13,85 of 13,6 miljard lichtjaar. Het zijn volgens prof. Falcke zeker geen zesduizend jaar. Zelfs ons eigen Melkwegstelsel is veel groter dan zesduizend lichtjaar. ‘Ik vind het een beetje God klein maken als we Hem beperken tot die zesduizend jaar. Laten we ons verrijken door ons heelal te vergroten, God groter maken door de wetenschap op dit punt serieus te nemen. Te accepteren dat het een groot en heel oud heelal is en dat het groter is dan alles wat wij ons kunnen voorstellen. Het is verrijkend en het is ook een punt van nederigheid, we moeten gewoon accepteren hoe God de dingen heeft gemaakt. Het is niet ons idee dat belangrijk is. (…) Wij moeten accepteren wat Hij ons laat zien.

Vol verwondering kunnen we inderdaad de grootheid van het heelal beschouwen. Ik meen dat een creationist dat net zo goed, of misschien wel beter kan dan een naturalist (theïstisch of niet). Samen met prof. Falcke wil ik de teksten naspreken die deze verwondering uitspreken. Helaas is voor prof. Falcke grootheid hetzelfde als ouderdom, alhoewel hij nog wel de opmerking maakt: ‘als dit klopt wat wij vandaag meten en weten over de snelheid van het licht’. Voor sommige creationisten ligt het probleem niet in de grootheid van het heelal, maar in de snelheid van het licht of de structuur van het heelal. Met de opmerking ‘we maken God klein als we uitgaan van zesduizend jaar’, doet hij creationisten geen recht. God wordt niet kleiner of groter door een zesduizend jaar jonge Schepping, want God is een eeuwig God en niet afhankelijk van ruimte en tijd. God kan niet groter worden dan Hij is (want Hij is eeuwig), maar Hij kan ook niet kleiner worden dan Hij is (want Hij is eeuwig). Uiteraard kunnen we God wel klein denken te maken door klein van Hem te spreken, de discussie is dan wie dat doet een creationist of een theïstische evolutionist. Prof. Falcke blijkt daarnaast onvoldoende op de hoogte van creationistische alternatieven. Bij de vragen die drs. Knevel stelde na afloop van deze presentatie blijkt niet alleen dat prof. Falcke erg stellig is in zijn visie, maar dat hij ook slechts één creationistisch model kent, namelijk dat het heelal zo oud lijkt maar het niet is. Deze visie vindt hij niet overtuigend. Of dat terecht of onterecht is? Daar zou je over kunnen discussiëren. Maar er zijn nog minstens zes andere modellen. In 2014 heeft journalist Bart van den Dikkenberg een lekenoverzicht gemaakt van zes verschillende creationistische alternatieven.6

Prof. dr. ir. H. Jochemsen liet zien ‘hoe wetenschap werkt’ en dat je voorzichtig moet zijn met stellige uitspraken. Prof. Jochemsen wil eerst iets zeggen over hoe we het debat dienen te voeren en in de tweede plaats wil hij een aantal kwesties noemen waarbij een standpunt doorklinkt. Prof. Jochemsen wil zich daar echter niet helemaal op vastleggen. In het denken van mensen, ook in de wetenschapsbeoefening zijn volgens prof. Jochemsen een aantal niveaus te onderscheiden. Het hoogste niveau is dat van het geloof. De relatie met God in het christelijk geloof, de manier van Bijbellezen, het horen van Gods stem en geloofsovertuigingen. Het tweede niveau is dat van het wereld- en mensbeeld. Theologie en filosofie. Theologie reflecteert en bezint op Gods openbaring (Zijn Woord) en Gods handelen in de wereld. Filosofie gaat over de kosmos en de samenstelling en samenhang van de dingen. Hier valt ook de wetenschapsfilosofie onder. Het derde niveau is dat van de wetenschappelijke theorieën, waarvan de evolutietheorie er een is, maar bijvoorbeeld ook het kosmologische model. Het vierde niveau is dat van de waarnemingen. Waarnemingen kunnen directe waarnemingen zijn maar veel waarnemingen vinden indirect plaats, bijvoorbeeld met behulp van instrumenten. Het vijfde niveau is dat van de feiten. Feiten zijn de stand van zaken op zich, als we niet meten. Wanneer we een zogenaamd feit waarnemen dan heeft er al een interpretatiestap plaatsgevonden. We hebben volgens prof. Jochemsen wetenschappelijk gezien niet de toegang tot de feiten zelf, een stand van zaken die onweerlegbaar is en niet te bediscussiëren. De verschillende niveaus beïnvloeden elkaar, maar determineren elkaar niet. Het is niet zo dat het een christelijke geloofsovertuiging tot een eenduidig wereldbeeld leidt waar geen discussie over zou kunnen zijn. Ook van onderaf geldt dat.

Je neemt alleen iets wetenschappelijk waar als er een bepaalde commitment is voor een visie op de wereld. Als we niet een bepaald kader hebben, nemen we niets wetenschappelijk waardevols waar. Volgens prof. Jochemsen bestaat er niet zoiets als een neutrale feitelijkheid die dwingend bepaalde theorieën voorschrijft. Natuurlijk zijn bepaalde wetenschappelijke theorieën plausibeler dan anderen. Prof. Jochemsen gaat verder in op de kwestie geloof-en-wetenschap. De grote vraag in de kwestie geloof-en-wetenschap is volgens prof. Jochemsen: ‘Hoe verbinden we het geloof in Gods handelen en Zijn voorzienigheid met de wetenschappelijke beschrijving van de zaken’. Hij bespreekt daarna de evolutietheorie. Je moet binnen de evolutietheorie onderscheid maken in het patroon, het proces en het mechanisme van de evolutie. Evolutie als patroon zie je in alle levende dingen vrij sterk, overigens volgens prof. Jochemsen niet onomstotelijk. Je ziet dat op allerlei manieren in de DNA-structuren maar ook op een bepaalde manier in de fossielen, al wordt ook dat betwist. Met betrekking tot evolutie als proces is er wat voor te zeggen dat er een mate van evolutie is, maar volgens prof. Jochemsen is er geen empirisch bewijs dat het patroon vanaf de primitieve eerste cel tot aan de mens een doorgaande lijn van afstamming is. Volgens prof. Jochemsen is het zelfs zo dat de hedendaagse biologie en genetica daarmee in strijd zijn en momenteel vast zitten op de vraag: ‘Hoe gaan we dit oplossen?’. En dan hebben we nog evolutie als mechanisme. Daarbij wordt vaak gedacht aan natuurlijke selectie. De afgelopen tien tot vijftien jaar werd duidelijk dat evolutie absoluut niet met natuurlijke selectie verklaard kan worden. De wetenschappers die dat poneren zijn overigens nog steeds evolutionist dus je kunt deze mensen volgens prof. Jochemsen niet zomaar voor je eigen karretje spannen. ‘Ik denk dat je kan zeggen dat de waarnemingen van de patronen meer en meer ook compatibel en te verenigen zijn met een visie waarin de verschillende ontwikkelingslijnen van leven naast elkaar ontstaan. En dat dit evenzeer een geldige en valide interpretatie is van de gegevens als de evolutionaire lijn.’ Het was een leerzame lezing met betrekking tot achtergronden en principes van wetenschap, schepping en evolutie.

Voor de pauze kregen eerst de studenten de gelegenheid om hun vragen te stellen. Het waren mooie vragen die leefden bij de studenten daarom vond ik het spijtig dat de vragen van deze studenten communicatief niet altijd even ‘correct’ behandeld werden. Iets wat ook prof. van den Brink terecht opmerkte: ‘We moeten de vragen van de student serieus nemen.’ Na de pauze kreeg de zaal de gelegenheid om vragen te stellen. Hierbij viel op dat de zaal zich afvroeg of dit debat wel nut had in eeuwigheidslicht. Ook de lezing van Van den Brink riep veel vragen op. De vragen gingen voornamelijk over een historische Adam en een zondeval en betroffen vragen over hoe Genesis 1 tot 3 een zondeval en een historische Adam te combineren zijn met theorie van gemeenschappelijke afstamming waar dood, verderf en leed volop plaats hebben. Het was een waardig en respectvol debat waarin de standpunten goed uitgewisseld werden. De Evangelische Hogeschool wordt bedankt voor het organiseren van dit debat.

Voetnoten

Biologie is niet Evolutie – Het verschil tussen micro- en macro-evolutie

Biologie is de leer van het leven: het omvat dus meer dan evolutie. Sterker nog, evolutie is niet herhaalbaar en het hoort daarom thuis bij de historische wetenschappen.

Al sinds mensenheugenis denken biologen na over het ontstaan en de ontwikkeling van het leven. Al in de oudheid werden ideeën geopperd die veel weg hebben van een evolutie-idee. Kortom, de overtuiging dat de hedendaagse levensvormen door evolutie zijn ontstaan is niets nieuws. Echter, pas in 1859 kwam Darwin met een mechanisme om evolutie te verklaren: natuurlijke selectie. Hij baseerde zijn idee primair op de bevindingen in de plantenteelt en dierenfokkerij, waar men door kunstmatig te selecteren de meest uiteenlopende variëteiten van een soort kon verkrijgen. Ook in de natuur trof hij een rijke variatie binnen soorten aan, en hij speculeerde dat onder invloed van natuurlijke selectie over lange tijdsperioden een soort geleidelijk aan in een andere soort zou kunnen veranderen. Inderdaad zijn er aanwijzingen dat nieuwe soorten kunnen ontstaan.

Onderscheiden: Micro-evolutie en Macro-evolutie

Wat men hierbij in het oog moet houden is dat er mogelijk sprake is van een nieuwe soort (al valt daarover te discussiëren), maar dat er geen aanwijzingen zijn voor het ontstaan van nieuwe levensvormen. De eerstgenoemde verandering noemt men wel micro-evolutie, terwijl het ontstaan van nieuwe levensvormen macro-evolutie wordt genoemd. Het onderscheid tussen micro- en macro-evolutie is van belang in discussies over evolutie. Zo zal geen enkele bioloog twijfelen aan het optreden van micro-evolutie, zoals gewas- en antibioticaresistenties, terwijl er genoeg biologen zijn die hun twijfels hebben over het optreden van macro-evolutie; micro-evolutie is immers aangetoond, maar macro-evolutie is niet meer dan gededuceerd. De overtuiging dat macro-evolutie is opgetreden vloeit voort uit de naturalistische filosofie, waarbij alles verklaard moet worden met behulp van natuurwetten. Dit is dus een filosofisch uitgangspunt, welke geen ruimte laat voor het alternatief creatie. Hoewel in de archeologie een constructie, hoe vervallen ook, direct op een ontwerper wijst, wordt een dergelijke, mijns inziens legitieme, redenering over het algemeen niet geaccepteerd in de biologie. Micro-evolutie mag dan een feit zijn, voor macro-evolutie is dit niet het geval. Het voert dan ook te ver om te veronderstellen dat biologie alleen begrepen kan worden als men een redelijke kennis van (macro-)evolutie heeft. Bovendien weet ik uit eigen ervaring dat goed biologisch onderzoek verricht kan worden zonder macro-evolutie aan te hangen, en heeft het evenmin effect op de kwaliteiten van een (biologie) docent. Voor problemen als ziekenhuisinfecties, genetische modificatie, biodiversiteit etc. is kennis van macro-evolutie irrelevant. Waar het immers bij deze voorbeelden om gaat is het ophelderen van de oorzaken van de problemen, ontwikkeling van technieken, ontrafelen van werkingsmechanismen en handhaven van de huidige biodiversiteit Hierbij kan kennis van de mechanismen van micro-evolutie wel van nut zijn, maar speelt macro-evolutie geen rol. Begrip en kennis van macro-evolutie zijn dus niet nodig voor een goed begrip van biologie. Kortom: biologie is iets anders dan evolutie!

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website evolutie.biz. Het originele artikel is hier te vinden.

Stichting Creaton organiseert komende maand D.V. een last-minute excursie naar de Ardennen

De Ardennen is een huzarenstukje geologie in onze achtertuin.1 Creationisten zijn daarom al jaren geïnteresseerd in deze fascinerende geologische puzzel. Al weer een aantal jaren geleden organiseerde Weet Magazine in samenwerking met Stichting Creaton een meerdaagse excursie naar dit gebied.2 Komende maand D.V. organiseert Stichting Creaton een last-minute excursie naar de Ardennen.

Creaton laat op haar website weten dat het programma gevuld is met excursies en lezingen. Vrijdag en zaterdag overdag ‘zullen we (…) met hamer en beitel in de hand de bewogen geschiedenis van het Europese continent zichtbaar maken’. De gids volgt de Maas vanaf Couvin in de meest zuidelijke punt van de excursie via Dinant naar Namen. Op vrijdagavond hopen drs. Tom Zoutewelle en dr. Peter Borger ieder een lezing te geven. Zoutewelle geeft een inleiding in de geologie en geschiedenis van de Ardennen. Borger geeft een overzicht van de nieuwste inzichten in de genetica. De excursie vindt plaats van 20 tot en met 22 september 2024 D.V. Wellicht is het in overleg mogelijk om, in verband met de zondagsrust, al op zaterdagavond huiswaarts te keren. De gasten verblijven op het vakantiepark Villatoile aan de rivier Lesse (Dinant). De kosten bedragen 250 euro. Dit is inclusief overnachtingen en maaltijden. Wanneer er voldoende interesse is kan er, tegen een meerprijs van 50 euro, vanaf Utrecht gebruik gemaakt worden van vervoer met een busje. Aanmelden kan via de website van Stichting Creaton (zie voetnoot).3

De website van Stichting Creaton maakt ook nog reclame voor de excursie van Wort und Wissen naar het bekken van Parijs, een week eerder. In dit artikel is daar meer over te lezen.

Voetnoten

Selectie voor perfectie of perfect door intellect

‘Waar komen we vandaan?’ Dit is een fundamentele vraag die ons allen in meer of mindere mate bezighoudt. Dat het ons diep raakt blijkt wel uit de verhitte gemoederen tijdens discussies over ‘schepping of evolutie’.

De gangbare opvatting in onze samenleving is dat er geen twijfel bestaat over de evolutionaire oorsprong van het leven op aarde. Het idee van een schepping, zoals verhaald in Genesis 1 en 2, zou achterhaald zijn. In tegenstelling tot de evolutietheorie zou een zogenaamd scheppingsmodel – dat een alternatieve wetenschappelijke verklaring wil geven – geen voorspellende waarde hebben. En wellicht nog belangrijker: ‘Nothing in Biology makes sense except in the light of Evolution’ (Dobzhansky, 1973). Dus, laat het scheppingsmodel alstublieft buiten de deur der wetenschap.

Bovendien, zo voegen veel christenen daar aan toe, zou een andere interpretatie van Genesis 1 ook een evolutionaire oorsprong van de soorten toelaten. Vasthouden aan het scheppingsmodel is daarom onnodig, en zou slechts getuigen van koppigheid in weerwil van de feiten.

Dat is wat we vaak horen, maar is er echt niets voor schepping volgens Genesis te zeggen, en is deze schepping als ontstaansmodel echt achterhaald? In het vervolg van dit artikel wil ik me concentreren op de voorspelling van het scheppingsmodel dat variatie binnen een groep beperkt is, terwijl de voorspelling van het evolutiemodel moet zijn dat variatie onbeperkt is.

De observaties

Wanneer we spreken over evolutie bedoelen we vaak macro-evolutie: het proces waarbij oorspronkelijk planten- en diervormen door mutaties, genduplicaties etc. en vervolgens recombinatie en natuurlijke selectie over miljoenen jaren tot de huidige levensvormen leidden. Dit betekent in essentie dat variatie onbeperkt moet zijn.

Een van de meest effectieve manieren voor evolutie en vorming van nieuwe soorten is populatie-isolatie (allopatric speciation) (Mayr, 1997). Inderdaad treden er snelle veranderingen op in de verschijningsvorm van soorten wanneer een populatie geïsoleerd raakt (Carroll, 1988). Ook in de duiven- en hondenfokkerij worden enorme variaties in, in evolutionaire termen, ongelooflijk korte tijd bereikt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in talloze leerboeken dergelijke variaties naar voren worden gehaald als bewijs voor de evolutietheorie.

Maar is dit echt een bewijs voor de evolutietheorie? Zonder uitzondering bereikt de variatie uiteindelijk een grens, en dat wordt vaak niet verteld. Deze grens is precies wat het scheppingsmodel voorspelt; een katachtige zal altijd een katachtige blijven en een olifantachtige een olifantachtige! Er wordt wel gezegd dat in deze argumentatie de tijd wordt vergeten, maar is dat niet een geloof in de mystiek van tijd? De herhaalde observatie (wetenschappelijke) is vooralsnog dat er een grens aan de variatie is.

Mechanisme voor evolutie: natuurlijke selectie

Natuurlijke selectie wordt gezien als het mechanisme voor evolutie, waarbij de natuurlijke omgeving selecteert uit de al aanwezige variatie. In andere woorden, die individuen die de meeste reproducerende nakomelingen produceren worden door de natuur geselecteerd. Maar een dergelijke selectie selecteert de slecht aangepaste individuen met hun specifieke variatie aan genotypen weg, wat over tijd juist tot een verarming van de variatie in de soort zal leiden. De logische conclusie is dan ook dat natuurlijke selectie alleen geen nieuwe variatie kan creëren.

De nieuwe informatie die voor nieuwe variatie kan zorgen moet komen van mutaties en andere modificaties van het genetische materiaal, zoals genduplicaties, stelt de huidige evolutietheorie. In genduplicatie bijvoorbeeld kan de kopie over tijd een andere functie krijgen. Dit zou de nieuwe variatie moeten zijn waar de natuur uit kan selecteren. Daar valt wel iets op af te dingen: verandering van een letter in een zin en zelfs verdubbeling van stukken van een zin, analoog aan een mutatie in de genetische code, leidt immers tot informatieverlies! Toch blijkt dat simulaties van mutaties en selectie goed in staat zijn om een goed lopende zin te construeren (Dawkins, 1976). Ook moderne computer programma’s zijn in staat evolutie te simuleren met processen als recombinatie, mutatie en selectie (Foster, 2001; Yedid & Bell, 2002). Daarbij moet aangetekend worden dat de toegestane variatie in deze programma’s beperkt is.

Wim de Jong heeft een simulatieprogramma geschreven waarin ook onbeperkte variatie mogelijk is. Het is een simulatie met digitale ‘damoebes’, computer programmaatjes die kunnen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen of delen. We zagen dat selectie voor een bepaalde damoebe leidde tot een toename in de populatie van de betreffende damoebe. Maar onbeperkte mogelijkheden tot variatie, dus zonder mutatiebescherming zoals die in de natuur en computerprogramma´s veelvuldig voorkomt, leidde tot dysfunctionele damoebes (De Jong & Degens, 2011). Dit laat zien dat onbeperkte mutaties niet tot verbetering van functie leiden, maar degeneratie. Dat mutaties doorgaans negatief zijn blijkt ook al uit het feit dat cellen beschikken over 1. verschillende manieren om zich te beschermen tegen het effect van mutaties en 2. een enorme DNA-reparatie-capaciteit (Wood et al., 2005).

Ten slotte, mutaties zouden zich sneller moeten verspreiden in een asexueel voortplantend dan een sexueel voortplantend organisme, doordat de mutatie in sexueel voortplantende organismen door de recombinatie meestal wordt geneutraliseerd. Toch zien we zelfs in asexueel voortplantende organismen met een korte generatieduur, waar we in korte tijd miljoenen organismen kunnen kweken, nooit een bacterie in een meercellig organisme veranderen.

Onze computersimulatie en de beperkte variatiemogelijkheden in de natuur lijken er op te wijzen dat levensvormen een genenpool bezitten die aanpassing aan wisselende omstandigheden, binnen grenzen, mogelijk maakt. Tegelijkertijd zijn ze voorzien van mechanismen die het effect van ongewenste mutaties: 1. beperkt door de aanwezigheid van meerdere kopieën van een gen in het genoom, 2. zoveel mogelijk wordt voorkomen en 3. effectief wordt herkend en gerepareerd. Dit alles zet een rem op evolutie.

Literatuur

  • Carroll R.C. Vertebrate Paleontology and Evolution. W. H. Freeman and Co. New York, 1988.
  • Dawkins, R. The selfish gene. Oxford University press, 1976.
  • De Jong W., Degens H. The evolutionary dynamics of dynamic and nucleotide codes: a mutation protection perspective. The Open Evolution Journal 5:1-4, 2011.
  • Dobzhansky T. Nothing in Biology Makes Sense Except in the Light of Evolution. The American Biology Teacher 35:125-129, 1973.
  • Foster J.A. Evolutionary computation. Nat Rev Genet. 2:428-436, 2001.
  • Mayr E. This is Biology; Harvard University press, 1997.
  • Wood R.D., Mitchell M., Lindahl T. Human DNA repair genes, 2005. Mutat Res 577:275-283, 2005.
  • Yedid G., Bell G. Macroevolution simulated with autonomou
  • sly replicating computer programs. Nature 420:810-812, 2002.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website Geloof en Wetenschap. Het originele artikel is hier te vinden.