Een kemel in de Bijbel? Of een kemel in De Standaard?

Dit artikel is samen met dr. Peter G. van der Veen geschreven.

Pieter Van Dooren schreef een artikel met de titel “Een Kemel in de Bijbel1 Hierin stelt hij: ‘Wat de Bijbel ook moge beweren, de aartsvaders hadden géén kamelen.’ Hij beroept zich op de kranten Haaretz en de Times of Israel, die het hebben van Erez Ben-Yosef en Lidar Sapir-Hen, archeologen van de Universiteit van Tel Aviv. Wat in Genesis 32 staat, namelijk dat Jacob melkkamelen aan zijn broer Esau stuurt, is daarom niet mogelijk. De oudste tamme kamelen in Israël dateren van 930 v. Chr. Daarom is het verslag in Genesis honderden jaren na de feiten opgetekend.

De bactrische kameel (Camelus bactrianus) in een dierentuin. Bron: Wikipedia.

Nu is dit idee van latere terugprojectie (retrojectie) al heel oud. Zo reeds bij Albright, de vader van de Bijbelse archeologie in 1942. Hij noemde dit een anachronisme, een aanpassing (in eigenlijke zin dus een vervalsing) van oudere teksten om die in overeenstemming te brengen met de veranderde maatschappelijke omstandigheden. Sedert de tijd van Albright zijn er archeologisch echter tamelijk wat aanwijzingen gevonden, zodat dit beeld bijgesteld moet worden. Dit is onlangs nog op een rij gezet door Uwe Zerbst in hoofdstuk 6 van het boek Volk ohne Ahnen? Auf den Spuren der Erzväter und des frühen Israëls.2 Daarin verwijst hij tevens op de veel uitgebreidere bespreking bij Martin Heide, die 2010 in het archeologisch vaktijdschrift Ugarit Forschungen van de Universiteit van Münster op het gebruik van de kameel in Mesopotamië rond 2000 v. Chr. (dus ongeveer de tijd van Abraham) diepgaand is ingegaan. Daaruit enige dingen. Het is nodig onderscheid te maken tussen twee soorten kamelen: de dromedaris met één bult en de tweebultige Bactrische kameel. Welke kamelen ontving Abraham van de farao in Egypte in Genesis 12:16, zo’n twee eeuwen vóór Jacob? Meestal opteert men voor de dromedaris, maar dat is vanuit het Hebreeuwse begrip niet duidelijk.

Enige Bactrische kamelen kwamen vermoedelijk reeds aan het eind van het derde millennium v. Chr. in het Nabije Oosten voor, wat ook in spijkerschriftteksten uit de eerste helft van het tweede millennium, dus ongeveer uit de tijd van de aartsvaders, blijkt. Gedomesticeerde kamelen bereikten tevens het dal van de Nijl tussen 2500 en 1400 v. Chr., wat o.a. ook aan de hand van dierfiguurtjes en zalfpotjes in de vorm van kamelen (zoals bijv. een stenen zalfdoos uit het Egyptisch Museum in Berlijn in de vorm van een korf dragend kameel uit Abusir el-Meleq) blijkt. Dit zelfde geldt ook o.a. voor Syrie, bijv. in Tel Mardich/Ebla, waar een hoofdje van een kameelfiguurtje uit de periode omstreeks 2000 v. Chr. is gevonden. Deze bevindt zich in de verzameling van de Arbeitsgruppe für Biblische Archäologie in Duitsland. Desalniettemin speelden deze dieren economisch in deze vroegere tijd nog een duidelijk ondergeschikte rol, wat ook uit het verhaal van Abraham in Genesis 12:16 blijkt, waar kamelen als laatste in een rij van zeven soorten geschenken worden genoemd.3

Het bezit van kamelen speelde in de (latere) geschiedenis van Israël in het Oude Testament, in tegenstelling tot het Arabische schiereiland en de Negev-woestijn, nauwelijks een rol. Wie zich met dit thema diepgaander bezighoudt, zal ontdekken dat de veronderstelde terugprojectie uit latere tijd naar de vroege tijd van de aartsvader onnodig is. Dat betekent ook dat de datering van het boek Genesis honderden jaren eerder gebeurd moet zijn, dan vaak wordt aangenomen.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit VErbindinG. De volledige bronvermelding luidt: Koorevaar, H.J., Veen, P.G. van der, 2014, Kamelen in Genesis: Een kemel in de Bijbel? Of een kemel in De Standaard?, VErbindinG 34 (3): 8.

Noot van de redactie: Jan van Meerten schreef voor de KompasApp voor jongeren ook een stukje over kamelen tijdens de aartsvaders. Dit artikel is ook op deze website geplaatst.

Voetnoten

Rondom het congres 2023 (6): Lezing van dr. Jan-Hermen Dannenberg meest bekeken op YouTube-kanaal Geloofstoerusting

Op 21 oktober 2023 organiseerde Fundamentum een congres over Bijbel & Wetenschap. Ondertussen zijn de video’s ook afzonderlijk geplaatst op deze website, het YouTube-kanaal van Fundamentum en al eerder via het YouTube-kanaal van Geloofstoerusting.

De lezing van dr. Jan-Hermen Dannenberg is de via het YouTube-kanaal van Geloofstoerusting de meest bekeken lezing van dit congres. De afzonderlijke video van deze lezing werd tot aan vandaag maar liefst 1.583 keer aangeklikt. De opname van deze lezing is ook via onze website te bekijken.1

(meer…)

Waar blijven we met ”En God zag dat het goed was”?

Dit artikel is samen geschreven met ir. Ko van Dijke, drs. H.J. (Eric) van der Poel en dr. Ruth Seldenrijk.

Christenen horen vanuit Gods Woord en in geloof het contact aan te gaan met de werkelijkheid om hen heen, dus ook met de schepping. Wie niet vanuit deze houding kennisneemt van wat de wetenschap als „bewijsmateriaal” voor de evolutie aanvoert, zal ook nooit meer bij God uitkomen. In het boek ”En God zag dat het goed was” is dat de kardinale fout.

De Russische leider Chroetsjov zei in 1961, kort na de eerste ruimtevlucht: „Gagarin vloog in de ruimte, maar zag er God niet.” Heel anders was de reactie van de Amerikaan Irwin, die in juli 1971 op de maan landde en de Bijbel citeerde: „Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal.” Deze zeer tegengestelde reacties leren ons iets heel belangrijks: de feiten waren min of meer gelijk, maar de interpretatie en de conclusies waren totaal verschillend.

Dat geldt ook voor allerlei gegevens met betrekking tot de evolutietheorie. De feiten zijn gelijk, maar de interpretatie en conclusies zijn sterk afhankelijk van de bril waardoor je ernaar kijkt, ofwel van de vooronderstellingen die worden gehanteerd.

En God zag dat het goed was” vinden we een schokkend boek. Waarom? Omdat de meeste auteurs (pag. 11), zeker de redactie, de seculiere evolutietheorie als „bewezen” aanvaarden, en vervolgens de Bijbel confronteren met de implicaties van deze theorie. Dat is precies het omgekeerde van wat God van ons, en zeker van theologen, vraagt. Wij behoren vanuit Zijn Woord en in geloof het contact aan te gaan met de ons omringende werkelijkheid, dus ook met de schepping.

Het toepassen van de moderne natuurwetenschappelijke methode op de wording van de kosmos en het leven op aarde (daarover spreekt de Bijbel nadrukkelijk) verschilt wezenlijk van het toepassen van deze methode in het onderzoek van de bestaande werkelijkheid, in het kader van het bebouwen en bewaren van de schepping.

Jesaja zegt (40:28): „De eeuwige God, de Heere, de Schepper van de einden van de aarde.” Wie niet vanuit deze houding kennisneemt van wat verschillende wetenschapsgebieden aan bewijsmateriaal voor de evolutie aanvoeren, zal ook nooit meer bij God uitkomen. Bij het interpreteren van feiten en gegevens houdt de moderne natuurwetenschappelijke methode geen rekening met het bestaan van God! Hier zit naar onze mening de meest kardinale fout van dit boek.

Zondeval

Hetzelfde geldt voor hoofdstuk 2, waarin Jeroen de Ridder schrijft over de wetenschappelijke status van de evolutietheorie: „De overheersende gedachte is dat het een wetenschappelijke theorie is waarvoor geen goede wetenschapsfilosofische gronden zijn om er bezwaar tegen te maken.” Tenzij we „wetenschapsscepticus” zijn. Want „hoe je het ook wendt of keert, de evolutietheorie is wetenschappelijk enorm succesvol.” Hoezo? „Veruit de meeste biologen – gelovig en ongelovig – beschouwen de kernonderdelen van de evolutietheorie als ongeveer net zo succesvol als het periodiek systeem in de scheikunde of de kwantummechanica in de natuurkunde.” Is dit alles? Zo vragen we.

In dit hoofdstuk wordt verder onderscheiden tussen observationeel en experimenteel bewijs. Wij spreken liever van observationeel en experimenteel verkregen feiten en gegevens in plaats van „bewijs”. Tussen „feiten en gegevens” enerzijds en „bewijs” anderzijds zit namelijk onze interpretatie. Dáár spelen vooronderstellingen een cruciale rol. Volgens De Ridder is er naast observationeel bewijs ook experimenteel bewijs voor de evolutietheorie, maar hij noemt slechts voorbeelden van micro-evolutie (aanpassing aan veranderende omstandigheden door mutaties). „In Nederland zijn de grote filosofische en theologische vragen over de relatie tussen christelijk geloof en evolutie te lang onder het tapijt geschoven; er is sprake van achterstallig onderhoud” (pag. 12). Van „achterstallig onderhoud” is echter pas sprake als de evolutietheorie voor waar en bewezen wordt aanvaard. Wie dat niet doet, heeft zeker ook huiswerk, maar van achterstallig onderhoud (doordenking van de theologische vragen in dit boek) is geen sprake.

In de gereformeerde geloofsleer is de zondeval van de mens een essentieel gegeven. De boekinleiding noemt die met geen woord. De gevolgen ervan voor het functioneren van de schepping worden niet benoemd, evenmin de verduistering van het menselijk verstand (in onder meer ons kennen van de werkelijkheid).

Misleidend

De auteurs zijn volgens ons te optimistisch over de natuurwetenschappelijke methode. Die is per definitie reductionistisch van aard en geeft dus geen volledig beeld van de werkelijkheid. Het boek onderkent dit onvoldoende, wat resulteert in een onkritische acceptatie van de evolutietheorie. Daarom gaan we ook kort in op hoofdstuk 1 en de appendix.

De slotparagraaf van hoofdstuk 1 begint met: „Een christelijke studente die van huis uit misschien sceptisch staat tegenover evolutie, maar gedurende haar studie overtuigd raakt van de evolutionaire ontwikkeling van het leven, kan in haar zoektocht aansluiten bij de traditie door zich te realiseren dat christenen traditioneel niet afwijzend tegenover de wetenschap hebben gestaan.”

Dit is een misleidende manier van schrijven. Het klopt dat christenen niet afwijzend staan tegenover „de wetenschap”, maar het gaat hier over de houding van christenen tegenover de evolutietheorie. In de inleiding heet het debat over geloof en evolutie een „reizend probleem”: „Eerst geaccepteerd door de seculiere bevolking, daarna door wat meer liberale en vrijzinnige christenen en ten slotte door de orthodox-christelijke gemeenschap.” Kúnnen orthodoxe christenen de evolutietheorie aanvaarden met behoud van hun orthodoxe Bijbelvisie? Of leidt acceptatie onvermijdelijk tot aanpassing of loslating van deze visie?

Schriftgezag

De appendix zet in met de alinea: „Binnen de natuurwetenschappen bestaat er een zeer grote consensus over de realiteit van een miljarden jaren durende evolutie van het leven.” Suggereert dit dat je alleen in de natuurwetenschap actief kunt zijn als je de evolutietheorie als waar aanvaardt? Daarna volgt een beschrijving van uitsluitend argumenten vóór de evolutietheorie. Veel van wat genoemd wordt, heeft weer betrekking op micro-evolutie: daartegen hebben tegenstanders van de evolutietheorie geen bezwaar. De appendix bewijst ook dat er de laatste decennia geen wezenlijk nieuwe inzichten bij gekomen zijn.

Waarom wordt met geen woord gerept over de serieuze bezwaren die tegen de evolutietheorie zijn en worden aangevoerd? We kunnen hier niet uitgebreid op ingaan en volstaan daarom met de conclusies van prof. dr. J. Bruinsma in zijn artikel ”Evolutie in theorie en praktijk” te vinden op de site zoektocht.net:

  • Het leven op aarde kan niet ‘spontaan’ zijn ontstaan.
  • Evolutie speelt zich alleen af op het microniveau van de soort, door het mechanisme van natuurlijke selectie.
  • Voor macro-evolutie volgens de evolutietheorie bestaat geen genetisch of moleculair-biologisch mechanisme en is er geen bewijs uit de ”fossil record” (het fossiele archief) dat zij ooit plaatsvond.
  • Thermodynamisch, statistisch en volgens de informatieleer is evolutie onmogelijk.

Ten slotte: De kop van dit artikel heeft een dubbele bodem. Het eerste deel, ”Waar blijven we?” is de titel van een boekje van prof. dr. J. Lever (1969). Wie het verloop van het debat over geloof en evolutie kent, weet welke verstrekkende consequenties dit heeft gehad voor de theologische ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Kerken, onder invloed van Kuitert en anderen. Bijbelgetrouwe christenen beoordelen deze ontwikkelingen als desastreus voor het gezag van de Bijbel. We bidden onze getrouwe God of Hij ons voor een herhaling wil bewaren.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit het Refomatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Blok, M.C., Dijke, K. van, Poel, H.J. van der, Seldenrijk, R., 2019, Waar blijven we met ”En God zag dat het goed was”?, Reformatorisch Dagblad 49 (166): 20-21 (artikel).

Kinderboek over evolutie verzet de theologische bakens vrij grondig

Dit artikel is geschreven samen met dr. Marc J. de Vries.

De hoogleraar Cees Dekker en schrijfster Corien Oranje leggen in een kinderboek uit dat de schepping door evolutie tot stand is gekomen. Dit boek helpt jongeren vast om te begrijpen hoe er in de natuurwetenschap wordt gedacht. Maar helpt het hen te begrijpen wat de Bijbel zegt?

De auteurs hebben grote bewondering voor Gods scheppingswerk, schrijven over de liefde van God voor mensen en geloven in de opstanding van Jezus Christus. Maar er verschuift tegelijkertijd ook veel. Er wordt aan kinderen uitgelegd dat de mens is ontstaan vanuit voorafgaande organismen en dat apen ‘neven’ van de mens zijn. Er wordt uitgelegd dat er veel is dat niet in Genesis 1 en 2 is opgeschreven — en dat vele is voor moderne mensen nu juist het eigenlijke verhaal. Er wordt uitgelegd dat de dood er al was, ook in Gods goede schepping.

Het is de intentie van de auteurs dat jongeren die op school of aan de universiteit te maken krijgen met de evolutietheorie hun geloof niet verliezen als ze de Bijbel lezen. Die intentie delen we. Het is goed als met jongeren wordt gesproken en het is waar dat geloof en wetenschap verbonden kunnen worden. Die verbinding zoeken wij ook in ons werk. Maar in de verbinding die hier wordt gemaakt, worden natuurwetenschappelijke theorieën en hypothesen bepalend voor de manier waarop Gods scheppingswerk wordt gezien. Het helpt jongeren niet als ze moeten leren om het verhaal van de Bijbel aan te passen aan de uitkomsten van natuurwetenschappelijk onderzoek. Het doet iets met hun houding tegenover de tekst van de Bijbel als blijkt dat er iets anders in gelezen moet worden dan er staat.

Bakens worden verzet

Het theïstisch evolutionisme, dat via dit kinderboek aan kinderen wordt uitgelegd, verzet de theologische bakens, en vrij grondig ook. Is er nog wel een eerste mensenpaar, geschapen door Gods hand? Hoe kan Paulus een beroep doen op het gegeven dat Adam eerst geschapen is en daarna Eva als die volgorde helemaal niet bestaan heeft? Hoe moet de dood als straf op de zonde worden geduid als de dood er al was voor de schepping van de mens? Waarvoor stierf Jezus Christus dan precies? Wat betekent de belofte dat de dood er niet meer zal zijn op de nieuwe aarde? Als God dat belooft, wordt daarmee een vloek en een kwaad weggenomen. In de evolutietheorie is de dood een ‘natuurlijk’ verschijnsel, noodzakelijk zelfs voor het verbeteren van de soort en niet per definitie een kwaad in de wereld. Waarom wordt deze belofte dan gedaan?

Ook vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn er serieuze vragen te stellen. Het theïstisch evolutionisme bouwt voort op waarnemingen van het verschijnsel evolutie. Maar het is niet geoorloofd om die waarnemingen door te trekken tot een alomvattende theorie over het ontstaan van de soorten en dan te beweren dat ze ‘bewezen’ is. Het evolutieverschijnsel kan worden waargenomen, maar al die stukjes waarneming samen bewijzen nog niet een evolutionair ontstaansproces van alles wat bestaat. Wie dat beweert moet heel wat sprongen maken in z’n denken en interpreteert vanuit een hypothese naar de waarnemingen.

De kritiek op creationisten was altijd dat zij het scheppingsverhaal wetenschappelijk wilden bewijzen. De kritische reflectie op de aard en de grenzen van de wetenschap ontbrak bij hen. Maar die reflectie lijkt ook in het theïstisch evolutionisme te ontbreken. De wetenschap krijgt de stem van de beslissende autoriteit. Wij vinden het belangrijk onze voorstellingen primair te blijven voeden door wat de Bijbel zegt over de schepping van mens en dier en wereld. Daarbinnen plaatsen en toetsen we uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Waar ons dat kan brengen weten we niet. Ieder geloof leidt tot inzicht en vermeerdert het.

Dit artikel is overgenomen met toestemming van de auteurs. Bron: Vries, M.J. de, Kuiper R., 2015, Kinderboek over evolutie verzet de theologische bakens vrij grondig, Nederlands Dagblad 72 (19043): (Artikel).

Doopinschrijving van Christia van Meerten (1651-?)

Doopinschrijving van Christia van Meerten (1651-?). Christia werd op 23 april 1651 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gorinchem.1 Zij was een dochter van Jan van Meerten en Catria (Huijbertus) Trebelius. Als getuigen waren Lijsbet (Huijbertus)2, Lambert (Everts) van Meerten3 en Hellia Praw4 aanwezig.

Voetnoten

Doopinschrijving van Cornelis van Meerten (1650-?)

Doopinschrijving van Cornelis van Meerten (1650-?). Cornelis werd op 6 mei 1650 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gorinchem.1 Hij was een zoon van Lambert (Evertsen) van Meerten en Maria (Huijberts) Trebelius. Als getuigen waren Jan (Everts) van Meerten en Trijntien (Huijberts) Tribelius aanwezig.2

Voetnoten

Doopinschrijving van Maria van Meerten (1649-?)

Doopinschrijving van Maria van Meerten (1649-?). Maria werd op 7 februari 1649 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gorinchem.1 Zij was een dochter van Jan (Everts) van Meerten en Trijntien (Huijberts) Tribbius. Als getuigen waren Lambert (Everts) van Meerten en Maria (Huijberts) Tribellius aanwezig.2

Voetnoten

Jan van Meerten als doopgetuige aanwezig bij de doop van Maria Trebellius (1648-?)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Maria Trebellius (1648-?) weergegeven. Zij werd op 10 maart 1648 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gorinchem. Haar vader was Joost (Aerts) van Burchgraeff en haar moeder was Geertruijd (Huijberts) Trebellius. Als getuigen waren Lijsbeth (Cornelis) en Jan (Everts) van Meerten.1

Voetnoten

Mijlpaal: drieduizend artikelen op oorsprong.info!

Vandaag heeft oorsprong.info opnieuw een mijlpaal bereikt: er staan drieduizend artikelen op de website. Net iets meer dan de helft van die artikelen gaan over de genealogie van het geslacht Van Meerten. Er is dus veel meer. Hartelijk bedankt voor uw betrokkenheid de afgelopen tijd. Hieronder volgt een top-10 van meest gelezen artikelen aller tijden. Bij het (her)lezen hiervan veel leesplezier en zegen toegewenst. Feedback kunt u geven via de pagina ‘Hier mag u uw hart luchten’. Het vorige ‘mijlpaal’-artikel is hier te vinden.

Top-10

  1. Rouwdienst en begrafenis Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022).
  2. Er is wel degelijk een stikstofprobleem – Hoogleraar Wim de Vries reageert op tegenwerpingen.
  3. COLUMN: De les van de kokmeeuw.
  4. Homo-activist Leon Houtzager draaft door – Ds. Kort moet nog dieper door het stof.
  5. Tim Hofmans aanval op Pro-lifers is erger dan je denkt.
  6. “Adam niet geleerd, Christus niet begeerd” – Interview met Gereformeerd Venster.
  7. Gebed gevraagd voor ds. Kort (OGGiN) in de zaak Houtzager-Kort – Predikant wordt vandaag gehoord.
  8. ‘Kerngroep Bezinning GKV’ haakt vanwege doorwerking van moderne hermeneutiek af – Zaterdag 19 november 2022 studiedag voor verdere bezinning.
  9. Ds. Kort wordt op 16 februari 2022 gehoord – Zaak Houtzager-Kort één van lange adem.
  10. Livestream congres 2023.

Bruiloftskleed en Kerst

In Hét Gemeente Nieuws van 2 oktober 2023 schreef ik dat mannetjessmienten na de broedtijd ruien. Dat dan het versleten zomerse prachtkleed met opvallende kleuren vervangen wordt door een onopvallend verenkleed waardoor ze sterk op vrouwtjessmienten lijken.1

Nu is het half december. De mannetjes hebben allemaal hun fel gekleurde veren weer terug. De woerd op de foto heeft een prachtige kleurendiversiteit: kastanjebruine hals en ronde, relatief grote kop; voorhoofd en kruin goudgeel gekroond; borst grijsachtig roze, rest van lichaam grijs met wit en zwart op ‘achtersteven’. Opmerkelijk dat ze voor de winter er al zo bij vliegen! Dat ze nu al hun baltskleed, hun bruiloftskleed dragen!

Doet me denken aan de naderende Kerstdagen. Kerst staat voor de geboorte van Jezus Christus, Die naar de aarde is gekomen om mensen te verlossen van hun zonden. Wie in Hem als Redder gelooft, wacht de hemelse bruiloft van deze Koningszoon!

De predikant Pérégrin de la Grange werd met Guido de Brès, de opsteller van de Nederlandse geloofsbelijdenis, vanwege deze leer, op 31 mei 1567 opgehangen. Pérégrin de la Grange vroeg bij de galg om een borstel en toen men hem verbaasd vroeg waarvoor hij die gebruiken wilde, antwoordde hij op waardige wijze: “Dat is omdat ik ga naar de bruiloft van het Lam”, waarna hij zijn kleren afborstelde en zijn schoenen poetste. Hoe rijk om voordat de strenge winter van moeiten en koude komt, bekleed te zijn met het bruiloftskleed passend bij de hemelse bruiloft. Een heerlijker perspectief is er niet.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2023, Bruiloftskleed en Kerst, Het GemeenteNieuws 22 (51): 9.

Voetnoten