Home » Biologie » McGrath is erudiet, vriendelijk én denkt dat de evolutietheorie waar is – Bespreking van ‘Darwinism and the Divine: Evolutionary Thought and Natural Theology’

McGrath is erudiet, vriendelijk én denkt dat de evolutietheorie waar is – Bespreking van ‘Darwinism and the Divine: Evolutionary Thought and Natural Theology’

Kort geleden las ik een boek, geschreven door Alister E. McGrath genaamd Darwinism and the Divine: Evolutionary Thought and Natural Theology. Ik had hier hoge verwachtingen van want ik heb enkele Nederlandstalige boeken van hem gelezen en die waren indrukwekkend. McGrath staat bekend als een zeer intelligent en bekwaam verdediger van de Christelijke waarheid. Hij heeft zowel een natuurwetenschappelijke als een theologische graad en hij is in staat om atheïsten als Dawkins met gemak de mond te snoeren. Inmiddels is hij met pensioen, maar hij is nog productief, erudiet en vriendelijk. McGrath is daarnaast een kenner van C.S. Lewis. Wat mij bevreemdt, is dat hij denkt dat de evolutietheorie waar is. Hij is geen creationist en ook geen aanhanger van de Intelligent Design gedachte. Dat roept vragen op. Welke redenen zou hij hebben om deze positie in te nemen? En snijden die redenen hout? Om deze vragen te beantwoorden heb ik dit boek gelezen.

Het boek is goed geschreven, bevat veel informatie en heeft een uitgebreid notenapparaat. McGrath heeft veel nieuws te vertellen. Het boek handelt over de vraag hoe de evolutietheorie zich verhoudt tot natuurlijke theologie. Natuurlijke theologie is het verschijnsel dat theologen op grond van waarnemingen in de natuur uitspraken doen over God. Natuurlijke theologie heeft zeer oude papieren. We komen het tegen in de Griekse oudheid, maar ook in de Bijbel en in de vroeg-Christelijke kerk. In de 18e eeuw, net als in de eeuwen ervoor was het algemeen aanvaard dat de natuur sporen droeg van een goddelijke oorsprong. Dit was het algemeen aanvaarde raamwerk. In 1802 resulteerde dat in de publicatie van het beroemdste boek hierover van William Paley, Natural Theology. Van hem is het beroemde verhaal afkomstig waarbij je wordt gevraagd je voor te stellen dat je op de heide loopt en je ziet naast het pad een steen en een horloge liggen. Van het horloge denk je dan onmiddellijk dat het ontworpen is, designed, en van de steen denk je dat niet. Dit voorbeeld wordt bij Paley uitgeplozen en de auteur geeft ettelijke voorbeelden van design in de biologie. De beschrijvingen zijn gedetailleerd en spreken voor zich: levende wezens zijn ontworpen door een almachtig en goed Opperwezen. Paley’s boek was beroemd en werd door velen gelezen. Het werd aanbevolen als leerstof op de universiteiten. Darwin kende het boek en waardeerde de voorbeelden, hoewel hij de conclusie niet deelde.

Niet zo positief over Paley

McGrath is niet zo positief over Paley. Er was bij Paley sprake van een aantal zaken, die zijn geloofwaardigheid voor de mensen aantastten. Hoewel, mensen dat in 1802 nog niet zo beseften, zorgden die zaken er ten tijde van Charles Darwin voor dat de notie van ontwerp in de biologie spoedig verdween.

Ten eerste was er voorafgaand aan die periode al een ontwikkeling geweest waarin de verwijzing vanuit de natuur naar het Opperwezen niet zozeer samenhing met de complexiteit van de natuur, maar juist van eenvoud en aanwezigheid van vaste wetmatigheden. Het Engeland van die tijd was Protestants getoonzet. Protestanten hebben sinds de reformatie een sterke drang om zich af te zetten tegen het Rooms Katholicisme. De Rooms Katholieke kerk hechtte in de middeleeuwen voor apologetiek veel waarde aan allerlei wonderen die bijvoorbeeld werden gerelateerd aan relikwieën of aan heiligenverering. Bij Protestanten was er een sterke neiging om het bestaan van wonderen te wantrouwen of die dan toch in ieder geval zo veel mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld tot alleen die in de Bijbel genoemd worden, of betreffende de heilsgeschiedenis opgeschreven zijn. Er was ook een neiging om te zeggen dat wonderen eigenlijk geen ander karakter hebben dan natuurlijke alledaagse verschijnselen. Newton zei dat het enig verschil tussen een wonder en een natuurlijk verschijnsel de frequentie van voorkomen was. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die neiging zelf herken. Het leidde er ook toe dat ontwerp vooral werd gezien in de prachtige samenhang en eenvoud van de natuurwetten. Wat kan leiden tot een Deïstische benadering.

Ten tweede was de benadering van Paley achterhaald. Hij toonde aan hoe bijzonder goed en uitgebalanceerd levende wezens in elkaar steken, hoe alle onderdelen samen meewerken aan het overleven van het dier en hoe functie en structuur op elkaar ingrepen. Hij gebruikte hiervoor het woord “contrivance”. Hij meende dat alleen al het tonen van de complexiteit er voor zou zorgen dat men wel begreep dat dergelijke structuren door een alwijze God zouden moeten zijn geconstrueerd. Hij meende dat ontwerp direct zichtbaar was. Maar dat is volgens McGrath niet zo. Men kan ontwerp niet waarnemen. Men kan slechts op grond van waarnemingen en een bepaalde theorie tot een bepaalde conclusie komen, namelijk dat er sprake is van ontwerp. Ten tijde van Palye was men al tot het besef gekomen dat waarnemingen van zichzelf niet betrouwbaar zijn. In de rechtspraak van die tijd is sprake geweest van een omwenteling. Werd vooraf een verdachte eenvoudig schuldig of onschuldig verklaard op grond van enkele waarnemingen, die als direct bewijs werden gezien, men ging zich realiseren, dat waarnemingen gekleurd kunnen zijn en dat men zowel alle feiten, als ook een samenhangend theoretisch model moest hebben. Daarmee begon het tijdperk van advocaten, die op allerlei manieren proberen om waarnemingen in een gunstig of ongunstig daglicht te plaatsen. Men raakte ook in de wetenschap bewust, dat elke waarneming een theoriegeladen waarneming is, geïnterpreteerd binnen een eigen raamwerk. Daarom voldeed de opzet van Paley niet meer. Hij toonde wel aan hoe buitengewoon complex en mooi de biologie in elkaar stak, maar hij gaf niet aan waarom dit op een Ontwerper zou wijzen.

Een derde punt waarom Paley volgens McGrath geen pluspunten verdiende is, dat hij weinig origineel is geweest. Hij heeft een heel groot deel van zijn voorbeelden overgenomen van een Nederlandse wetenschapper. Namelijk Bernad Nieuwentijt die bijna honderd jaar ervoor een Nederlands boek schreef getiteld: Het regt gebruik der werelt beschouwingen, ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen. Het boek van Nieuwentijt werd in veel talen vertaald en maakte veel opgang. In Nederland is hij echter vrijwel compleet vergeten. In Engeland was zijn werk meer bekend en breed gewaardeerd. Paley deed eigenlijk niet veel anders dan een zelfde soort werk schrijven en verder uitbreiden.

Ten vierde was het uitgangspunt en de conclusie van Paley een buitengewoon stabiel maar ook statisch wereldbeeld. Organismen waren onveranderd sinds de schepping. Er was geen verandering en alle structuren waren perfect toegerust zoals ze indertijd door de Schepper waren ontworpen. Hooguit waren er in de tijd enkele imperfecties ontstaan. Maar soorten waren onveranderlijk. Ook waren er geen soorten uitgestorven. Dat we nu fossielen aantreffen waarvan we geen hedendaagse vertegenwoordigers van kennen, zou gewoonweg komen omdat we de hele wereld nog niet hebben doorvorst. Ze zouden echter nog steeds leven. Ik weet niet of McGrath van Paley een stroman maakt. Ten tijde van Darwin was men in wetenschappelijke kringen al overtuigd geraakt dat de aarde miljoenen jaren oud moest zijn en dat er wezens op aarde hadden geleefd die nu niet meer leven en dat nu levende wezens er in het verleden niet waren.

Darwin en teleologie

Toen Darwin op het toneel verscheen, leek het werk van Paley de norm te zijn, maar er waren al verschillende ontwikkelingen gaande die het werk van Darwin in vruchtbare aarde deden vallen. Toen Darwin zijn theorie in zijn boek On the origin of species in 1859 ontvouwde, was zijn theorie nog behoorlijk speculatief. Er waren veel problemen, maar hij had het vertrouwen dat deze problemen in de tijd zouden worden opgelost. Nu kan men als criterium van een goede theorie hebben, dat deze het vermogen heeft om controleerbare voorspellingen te doen, die bij controle bewaarheid worden. Een ander criterium is, of een theorie in staat is tot het creëren van een compleet raamwerk waardoor allerlei feiten die anders losliggend zouden zijn tot een geheel worden samen gevoegd. McGrath noemt die feiten als losliggende parels en een goede theorie is dan de draad die de losse parels samenvoegt tot een parelketting. Zo positioneerde Darwin zijn theorie en zo heeft het er ook toe geleid dat de gemeenschap de evolutietheorie ging accepteren. Er zijn volgens McGrath vier “feiten” die zich voordien voordeden als onverklaarde losse zaken, en die door Darwins theorie eenvoudig, elegant en overtuigend verklaard werden: 1) het bestaan van rudimentaire organen, 2) dat veel soorten zijn uitgestorven, 3) dat diersoorten op eilanden verschillen van die op het vaste land en onderling ook van elkaar, 4) dat organismen zijn aangepast aan de situatie waarin zij leven. Paley zag daarin een situatie waarin God de soorten zo geschapen had maar Darwin kon verklaren hoe het zo ontstaan was. Paley’s beeld was statisch, dat van Darwin dynamisch.

Maar hoe zit het sinds Darwin met teleologie? Ook Darwins taalgebruik is teleologisch getoonzet. Ook hij schrijft steeds over de verbeteringen die plaats vinden als er door selectie veranderingen plaats vinden. Die teleologie is echter niets meer dan gericht op de overleving van het dier. Dit is het enige en ultieme doel van evolutie. Ondanks dat meende Asa Gray, dat Darwin de natuurlijke theologie heeft gered, en dat Darwins theorie elegant laat zien hoe God in de biologie werkt, net zoals Newtons theorie elegant Gods ontwerp in de natuurkundige wetten laat zien. Daar waren anderen weer mordicus op tegen.

Toch was er uiteindelijk geen sprake meer van dat men in God geloofde omdat men ontwerp in de biologie zag. De leus werd dat men ontwerp in de biologie zag, omdat men in God geloofde. Het echte diepe ontwerp, de elegante bron van teleologie, lag er niet in dat men geloofde dat God de soorten ontworpen had, maar dat God een werkelijkheid had gecreëerd die zichzelf kon ontwikkelen. Wat is er grootser dan dat God wezens schiep die zichzelf konden scheppen? Voor McGrath is het spontaan ontstaan van leven en het ontwikkelen van leven vanuit eenvoudige levensvormen tot de mens niet aan vragen onderhevig. Hij neemt het gewoonweg aan. Hij gebruikt hiervoor de term emergence. In het Nederlands vaak overgenomen als emergentie. Emergentie betekent dat bepaalde stoffen onder bepaalde omstandigheden en op een bepaald niveau compleet andere eigenschappen vertonen dan onder andere omstandigheden. Die eigenschappen zijn niet te voorspellen vanuit de andere situatie. Zo zijn in een voorbeeld van McGrath de eigenschappen van bladgoud niet te voorspellen uit de eigenschappen van de goudatomen, terwijl de eigenschappen van bladgoud wel ergens in de eigenschappen van de goudatomen vastliggen. Dit is waar, maar nu past hij emergentie toe op het ontstaan van leven en op het ontstaan van complexe structuren. Hierbij maakt hij naar mijn idee een denkfout. Weliswaar heeft materiaal onder andere omstandigheden (zoals in een levend organisme) compleet andere, nieuwe eigenschappen, er is in de biologie geen mechanisme dat tot emergentie leidt. Emergentie kan ook niet voorspeld worden, alleen achteraf vastgesteld. Er kan dus geen natuurlijke teleologie naar emergentie zijn. Met het gebruik van het woord emergentie, blijft het steeds zo, dat men een onverklaarbaar wonder beschrijft.

Lijden van dieren

Voor de evolutietheorie was er een probleem met het lijden van dieren. McGrath beschrijft dat dit probleem met de evolutietheorie veel nijpender is geworden dan voorheen. Ten eerste wordt dan verondersteld dat er immens veel meer dierenleed heeft plaatsgevonden dan men vroeger dacht. Ten tweede is de ernst van dierenleed veel aangrijpender, doordat mens en dier steeds meer op een zelfde voetstuk zijn komen te staan. Voor het vraagstuk van het lijden in de geschiedenis van de aarde, uitgaande van de waarheid van de evolutietheorie, hebben moderne christenen oplossingen gezocht. Dat zijn oplossingen zoals te suggereren dat God meelijdt met de scheppen. Of dat God Zichzelf in de schepping ontledigt, gekoppeld aan de term kenosis. Of dat God lijden nodig had om deze wereld, die de best mogelijke is, te scheppen. Of de troostvolle gedachte dat er eenmaal ook dieren in de hemel zullen zijn. Dit soort gedachten worden door McGrath kort besproken en hij beschouwt ze als diepe gedachten die voortkomen uit een diepere doordenking van wat de Drie-eenheid van God feitelijk inhoudt.

Ontwerp of design

Na het Darwinisme ziet McGrath ontwerp of design niet zozeer aanwezig in levende wezens als wel in de bouwstenen waaruit levende wezens zijn opgebouwd. Hij steunt op het fine tuning argument. Het gegeven dat een heel set natuurkundige constanten een dermate op het leven gerichte waarde heeft, dat hier wel ontwerp achter schuil moet gaan. Een van die factoren is de evenwichtige verdeling van de beschikbaarheid van zuurstof en koolstof. Dat deze balans zo precies uitkomt als ideaal is voor het ontstaan en onderhouden van leven is bijzonder. Maar als de condities eenmaal goed zijn, dan ontstaat en ontwikkelt leven zich, volgens McGrath, vanzelf.

McGrath beschouwt de theologie en de natuurlijke theologie in Engeland in de dagen rond Darwin als een kokervisie. Men had een specifieke blik ontwikkeld, en men dacht dat men in alle orthodoxe kringen zo over God en schepping dacht. Volgens McGrath hadden Thomas van Aquino met zijn eerste en tweede oorzaken en Augustinus met zijn idee van rationes seminales een scheppingsleer die veel beter aansloot bij de evolutietheorie dan die van de orthodoxe theologen van Darwins dagen. Hij filosofeert dat, als Augustinus en Thomas bekender waren geweest in de 19e eeuw, er wellicht geen clash was geweest van het Darwinisme met de theologie.

Aan het eind van het boek gaat McGrath in op het vraagstuk of de evolutietheorie ook niet het ontstaan en de ontwikkeling van religie zou kunnen verklaren. Volgens hardcore atheïsten zoals Dawkins en Dennet is godsdienst een evolutionair bijproduct die eventueel de overleving van de mens in het verleden heeft bevorderd maar nu vooral hinderlijk is. McGrath beargumenteert dat het misschien zo zou kunnen zijn, maar dat religie dan toch terecht kan zijn. Ook gebruikt hij het argument weer naar atheïsten terug door te stellen dat evolutie niet leidt tot ware overtuigingen, niet van religie maar ook niet van wetenschap. Dan hebben atheïsten ook geen poot om op te staan. Het Darwinisme is een zuur dat religie wegvreet, maar ook rationaliteit oplost. Het opmerkelijke is dat McGrath hiermee ook zichzelf kwetsbaar maakt. Hij is immers ook een Darwinist. Ook voor hem geldt, dat als hij werkelijk denkt dat overtuigingen door evolutie zijn ontstaan, er voor hem geen basis is om te denken dat zijn overtuigingen waarheidsgetrouw zijn. Hij kan niet atheïsten ervan beschuldigen in een lekke boot te zitten, als hij in hetzelfde schuitje zit.

Teleurgesteld

Ik moet zeggen dat ik in dit boek van McGrath teleurgesteld ben. Als dit dan het beste is wat theïstische evolutie aan visie kan leveren, dan is dat bitter weinig. Een echt diepe coherente samenhang tussen christelijk geloof en biologie vinden we niet. Van werkelijke verwondering over de daden van God in de biologie lijkt geen sprake meer te zijn. Het woord teleologie is misschien gebleven, maar de inhoud is veranderd. Terwijl we niet aan een woord, maar aan een inhoud gehecht zijn. Er is geen oogmerk van de eer van God, er is struggle for life. Een aantal specifieke punten van teleurstelling zijn me na het lezen bijgebleven.

Ten eerste is dit de kritiekloze opstelling ten opzichte van de evolutietheorie. Waar Paley wordt bekritiseerd, omdat deze zich van inzichten van theoriegeladen waarneming niet bewust was, vinden we in het boek geen informatie over of dit dan met de evolutietheorie van Darwin ook niet het geval is.

Ten tweede wordt er een dermate statisch beeld van het creationisme neergezet dat het na verloop van tijd wat ongelovig gaat worden. Dan zouden de vogelsoorten op de Galapagoseilanden nog afkomstig zijn uit het paradijs. McGrath zou toch hebben kunnen weergeven dat er wellicht bredere creationistische denkbeelden waren, die op hun beurt beter konden wedijveren met de evolutietheorie.

Ten derde komt het inconsistent over dat er bij McGrath geen openheid is ten opzichte van Intelligent Design. Deze beweging wordt stelselmatig genegeerd, maar McGrath doet wel een sterke aanbeveling voor het idee van fine tuning in het heelal. McGrath schrijft in zeker opzicht een historische studie, maar omdat deze ook onze tijd omvat, was bespreking van ID op zijn plaats geweest. Ik vermoed dat hij hier geen weerwoord tegen heeft. Dit zien we ook bij Nederlandse theïstisch evolutionisten.

Ten vierde is er geen uitwerking van de problemen die er zijn, als we christendom willen verenigen met evolutietheorie. Zaken zoals hoe de evolutietheorie interfereert met schepping, zondeval, verlossing en heerlijkmaking zoals beschreven in de Bijbel komen niet aan bod.

Ten vijfde gebruikt McGrath teksten van Augustinus op een wijze zoals Augustinus deze niet bedoeld heeft. Augustinus staat een letterlijke lezing van Genesis met een leeftijd van de aarde van, in zijn tijd, zesduizend jaar, Echter, omdat Augustinus leest dat er staat; “en de aarde bracht voort” en daaruit betoogt dat op een scheppingsdag God bepaalde elementen schiep, die vervolgens zich in de aarde ontwikkelden. Deze gedachte van Augustinus gebruikt McGrath voor een ontwikkeling over miljarden jaren.

Ik waardeer McGrath zeer voor het goede werk dat hij doet in het verdedigen van het christendom. Ook merk ik in het boek dat hij kritiek heeft op erg speculatieve oplossingen voor het theïstisch evolutionisme, zoals dat van Polkinghorne en Teihard de Chardin. Het is daarom jammer, dat hij zijn buitengewoon grote gaven niet inzet vóór Intelligent Design. Op deze manier zou hij aan het universele Darwinistische zuur ontkomen.