Home » Recensie

Categorie archieven: Recensie

‘De theïstische evolutie roept veel vragen op’ – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’

Moeten we onverkort vasthouden aan de Bijbelse schepping of is het mogelijk de theïstische evolutieleer te aanvaarden en tegelijk te blijven vasthouden aan het geloof in God als Schepper? De auteur toont in dit lijvige boekwerk duidelijk aan dat dit niet mogelijk is.

De theïstische evolutie roept veel vragen op. Velen willen schepping en evolutie combineren. Zij stellen dat God geschapen heeft via evolutionistische processen. Het boek geeft veel informatie en er is veel stof te vinden voor hen die onverkort willen vasthouden aan de Bijbelse scheppingsleer. Vooral voor wetenschappers en studenten wordt veel stof tot overdenking en verweer tegen moderne opvattingen geboden. Aan de orde komen onder meer: wetenschapsonderzoek, oorsprongsvraag, deep time, oerknal, leven maken, finetuning, cel als fabriek, micro- en macro-evolutie, bewijzen voor en tegen de evolutietheorie.

Ook de gevolgen van het theïstisch evolutionisme worden beschreven. Het heeft grote gevolgen voor de onfeilbaarheid van Gods Woord en voor de historiciteit van Gods Woord. Het heeft ook ingrijpende gevolgen voor de geloofsleer: de goede schepping, de mens geschapen naar Gods beeld, de staat der rechtheid, de zondeval en de dood als de bezoldiging der zonde. Een van de conclusies in dit boek luidt als volgt: “Met het aanvaarden van het theïstisch evolutionisme nemen de aanhangers afstand van de historiciteit van de eerste elf hoofdstukken van de Bijbel. De schepping in zes dagen, de volmaakte staat der rechtheid, Adam en Eva, de zondeval, de zondvloed en de spraakverwarring. Een volgende stap is het ter discussie stellen van de autoriteit, de inspiratie, de onfeilbaarheid en de betrouwbaarheid van de Bijbel; alle wonderen in de Bijbel kunnen immers volgens de naturalistische wetenschap niet zijn gebeurd? Wat moeten we met Christus’ opstanding en hemelvaart? En ten slotte zegt ook de heilsgeschiedenis niets meer: een historische Adam heeft nooit bestaan; waarom zou je dan nog in de tweede Adam Christus geloven?” Deze conclusie haalt ds. D.E. v.d. Kieft aan in zijn voorwoord op het boek.

Tenslotte citeren we wat we lezen op blz. 303. “Het ontkennen of afzwakken van de staat der rechtheid heeft ernstige gevolgen voor de heilsgeschiedenis: 1. Adam en zijn vrouw zijn nooit zondeloos geweest. 2. De hof van Eden is geen werkelijke plaats meer op aarde; het is de vraag of het paradijs Gods in de hemel dan wel werkelijkheid zal zijn. 3. De beide bomen in de hof worden eveneens figuratief of mythisch in plaats van twee werkelijke bomen. 4. De universele zondigheid van de mensheid door Adams zondeval is onbegrijpelijk geworden. 5. Het verband tussen het verlies van Gods beeld en de oorspronkelijke gerechtigheid en het dragen van kleding gaat teloor. 6. Het is onduidelijk waaruit en waartoe mensen moeten worden hersteld. 7. Christus’ verzoenend lijden en sterven krijgt een meer horizontale invulling, omdat Gods geschonden gerechtigheid uit het blikveld verdwijnt.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Bewaar het Pand. De volledige bronvermelding luidt: Heteren, A. van, 2024, Boekbesprekingen, Bewaar het Pand 59 (17): 10.

Een moedig en krachtig getuigenis tegen de genderideologie – Bespreking van ‘Five Lies of Our Anti-Christian Age’

Er wordt wel eens gevraagd naar de stem van vrouwen in het debat over de genderideologie en dan wel als het gaat om afwijzing daarvan. Een vrouw die al meer dan eens haar stem heeft laten horen is Rosoaria Butterfield, die jarenlang zelf een lesbische relatie had en overtuigd feminist was. In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam zij tot inkeer, een inkeer waarvan zij verslag heeft gedaan in haar boek: Een onwaarschijnlijke bekering.

In haar jongste publicatie, het boek Five Lies of Our Anti-Christian Age, analyseert zij vijf leugens die breed ingang hebben gevonden in de westerse samenleving, leugens waarmee ook menig christen is besmet.

Bij de vijf leugens gaat het om de volgende zaken:

  1. Homoseksualiteit is normaal.
  2. Een persoon die vanuit de mens denkt, is vriendelijker dan een bijbels christen.
  3. Feminisme is goed voor de wereld en de kerk.
  4. Transgenderisme is normaal.
  5. Ingetogenheid/zedigheid is een achterhaalde last die de mannelijke dominantie dient en vrouwen tegenhoudt

Niet de mens maar Gods Woord moet ons uitgangspunt zijn

Vanuit haar eigen strijd met deze overtuigingen waarvan zij voor een deel aanvankelijk ook na haar bekering, zo getuigt de schrijfster, niet helemaal was verlost, ontvouwt zij de rijkdom van de bijbelse boodschap met betrekking tot huwelijk, seksualiteit en de positie van man en vrouw. Met kracht keert zij zich tegen de gedachte dat de scheppingsorde op zijn best tot de rand van de geloofsinhoud behoort. Ik moest zelf denken aan Tertullianus. In zijn Apologeticum stelt hij dat christenen niet alleen één zijn in geloof, maar ook in zedenleer. Wie niet leeft zoals God dat van ons vraagt vanuit Zijn Woord, is volgens Tertullianus in ieder geval op dat moment geen christen.
Butterfield ontmaskert de genderideologie. Zonder enige reserve is de waarheid van de Bijbel haar uitgangspunt. Dat uitgangspunt komt in het gedrang als empathie voor ons het belangrijkste is. Dat leidt onvermijdelijk tot een wereldse droefheid. De normen die God ons stelt maken ons bedroefd in plaats van onze ongelijkvormigheid eraan.

De auteur wijst erop dat in de Bijbel Christus Zelf ons wel als medelijdende (sympathy) maar niet als invoelende (emphathy) Hogepriester wordt getekend. Heel intimiderend kan aan christenouders die de wens van transitie van hun zoon afwijzen, worden gevraagd of zij dan liever een dode zoon hebben dan een levende dochter. Voor christenouders is het eeuwig behoud van hun kinderen het belangrijkste. De ingang in het koninkrijk der hemelen is onverenigbaar met een homoseksuele levensstijl of met een transitie. In beide gevallen is er sprake van opstand tegen God onze Schepper en wat Hij van ons vraagt. Butterfield ontkent niet dat de strijd om naar het bijbelse getuigenis te leven zwaar kan zijn, maar voor haar staat ook vast dat voor wie werkelijk in Christus gelooft alle dingen mogelijk zijn.

Zij verwijst trouwens ook nog naar de studie van Abigail Shier, Irreversible Damage. Schier is geen christen maar laat zien hoezeer bij een zeer groot deel van de meisjes die om transitie vraagt, die vraag door het eigentijdse culturele klimaat wordt bevorderd. Door de sociale media wordt de optie van de transitie onder de aandacht van vele gebracht. Shier kritiseert dat de wens naar transitie wel heel snel wordt gehonoreerd zonder naar onderliggende oorzaken te kijken en zonder dat zij die met deze wens mee gaan en helpen te realiseren lijken te beseffen wat voor een grote en onherstelbare schade er wordt aangericht.

Als gedrag zondig is, zijn ook de gevoelens eronder zondig

Als het gaat om homoseksualiteit, komen we in de kerk wel de gedachte tegen dat weliswaar homoseksueel gedrag in strijd is met Gods bedoelingen, maar dat homoseksuele gevoelens neutraal zijn. Ik val Butterfield helemaal bij dat de Schrift voor dat laatste geen grond biedt. Als de Schrift gedrag afwijst, worden ook de gevoelens die daaronder liggen afgewezen. Een christen breekt met zondig gedrag en strijd met zondige gevoelens. Verdwijnen bepaalde zondige gevoelens niet dan duurt die strijd tot de dood.

Butterfield houdt nadrukkelijk de optie open dat homoseksuele gevoelens kunnen verdwijnen. Zij heeft dat in haar eigen leven ervaren. Zij ontkent niet dat bij anderen de strijd ertegen intenser en langer van duur kan zijn. De auteur heeft haar bedenkingen tegen het uit de kast komen. Het grote gevaar is dat je je zelf met je zondige gevoelens identificeert en die tot een neutrale categorie maakt. Christenen die te maken hebben met andere zondige gevoelens dan homoseksuele gevoelens zullen dat veelal ook niet breed delen. Zelf denk ik wel dat het helpt als anderen met ons kunnen meeleven in onze strijd. Op zijn minst moet overwogen worden die strijd slechts met enkelen te delen.

De eerste taak van een getrouwde vrouw ligt in haar gezin

Heel nadrukkelijk houdt Butterfield vast aan het bijbelse getuigenis over man en vrouw. Man en vrouw zijn voor God gelijk maar hebben wel verschillende taken van Hem gekregen. Zij vertelt hoe zij in de tijd dat zij nog volop feministisch dacht en een lesbische relatie had een kerkdienst bijwoonde waarin Psalm 113 werd gezongen. Zij waande zich toen even terug bij het zingen over een blijde moeder van kinderen. Nu komt zij er vrijmoedig voor uit dat de eerste roeping van een vrouw in haar gezin ligt. Zij wijst dan onder andere op Titus 2:5. Daar wordt van getrouwde vrouwen gevraagd hun huishouden te verzorgen. Van de lof op de deugdelijke huisvrouw in Spreuken in 31 kunnen we leren dat een getrouwde vrouw als zij tot publieke werkzaamheden wordt geroepen, altijd weet van haar relatie tot haar man en haar kinderen. Ik merk op dat het heel verdrietig is dat onze overheid met haar belastingpolitiek ondergraaft dat het gezin een eenheid is en zo menige vrouw dwingt meer buitenshuis te werken dan zij zelf wil.

De neergang van de bijbelse moraal

Als het gaat om huwelijk en seksualiteit geeft Butterfield terecht aan dat een wissel omgaat als vooruitgrijpen op het huwelijk wordt geaccepteerd. De volgende stap is dat in samenwonen geen bezwaar wordt gezien en dan moet het ons niet bevreemden dat goedkeuring van homoseksuele relaties en vervolgens transitie tot een kwestie worden waarover christenen verschillend mogen denken. Nodig is bekering waarbij wij beseffen dat onreinheid voor God niet kan bestaan en dat die ons zonder verootmoediging en breken met zondige levenspatronen buiten Gods koninkrijk houdt.

De neergang van de bijbelse moraal ook onder christenen staat, zo ziet Butterfield terecht, niet los van het feit dat de gedachte dat de rampzaligheid meer en meer als een randmogelijkheid wordt gezien en zeker niet eeuwig is steeds meer ingang vindt in kerkelijke kring. Zij wijst op de theoloog Preston Sprinkle die op dit punt eerst een helder geluid gaf, maar inmiddels daarvan afwijkt. Groot is het gevaar dat wij door het eigentijdse levensklimaat worden beïnvloed en de eeuwige rampzaligheid voor ons niet meer een ernstige en vreeswekkende realiteit is.

Hoe moeten wij omgaan met hen die als het gaat om seksualiteit en de optie van transitie een onbijbelse visie hebben? Butterfield maakt dan een onderscheid tussen aanvaarden en goedkeuren. Met aanvaarden bedoelt zij niet dat je iemands opvattingen en levensgedrag aanvaard, maar wel dat je zijn of haar persoon aanvaardt en zoekt lief te hebben. Je kunt echter hun opvattingen en levensgedrag niet goedkeuren. Is er sprake van een homoseksuele relatie dan zul je bidden of die vanuit het geloof wordt verbroken. De gedachte dat een persoon die je liefheeft zonder bekering buiten Gods koninkrijk zal blijven dringt je op de knieën te gaan. Het bijwonen van een ceremonie waarin de homoseksuele relatie een officiële status krijgt, wijst zij af. Wel pleit zij ervoor contact open te houden en in gesprek te blijven. Zo kunnen we de ander al is het maar omdat hij aanwezig is bij gebed en Schriftlezing na de maaltijd met het bijbelse getuigenis confronteren.

We moeten daar naar de kerk gaan waar bijbels onderwijs wordt gegeven

Butterfield wijst erop hoe essentieel het voor onszelf en anderen is daar naar de kerk te gaan waar het gezag van de Bijbel zonder reserve wordt aanvaard en in de prediking bijbels onderwijs wordt gegeven. Ik merk op dat het eerste het geval kan zijn en toch als het gaat om concrete levenspraktijk het tweede veel te weinig gestalte krijgt. Ik vrees dat dit de laatste tientallen jaren in tal van gemeenten binnen de gereformeerde gezindte het geval is geweest. Nu krijgen we daarvoor de rekening gepresenteerd. Het is mede de schuld van de kerk dat menig kerkganger als zo geïnfecteerd is met een onbijbels gedachtengoed als het gaat over seksualiteit.

Het belang van zedigheid en matigheid/ingetogenheid

Butterfield voert een heel krachtig pleidooi voor zedigheid in kleding. Niet voor niets krijgt dan in de Schrift zelf de kleding van de vrouw meer aandacht dan die van de man. Vrouwen roepen door onzedige en uitdagende kleding bij mannen en jongens onreine lusten op. Binnen de christelijke gemeente moeten mannen en vrouwen elkaar juist bijstaan in de strijd tegen zondige begeerten. Dat hier de gereformeerde gezindte bekering nodig heeft, behoeft geen betoog. Ook mensen buiten deze kring valt op dat vooral jongere vrouwen en meisjes nogal sensueel gekleed zijn. En dan weet ik dat er gelukkig uitzonderingen zijn, maar die vormen wel de minderheid. Heel verdrietig is als een bruid al met haar trouwjurk laat zien dat zij Christus niet kent en liefheeft. Dan is overigens ook een kerkenraad tekort geschoten in het uitoefenen van tucht.

De auteur wijst erop dat tucht behoort bij de kenmerken van een gemeente die trouw is aan het Woord. En dan heeft tucht het positieve doel dat wij in leer en leven bij het Woord bewaard blijven en echt bereid zijn om de ontmoeting met God aan te gaan. Naast zedigheid in kleding pleit Butterfield ook voor een ascetische/ingetogen houding als het gaat om gebruik van sociale media. We moeten die niet gebruiken om onszelf te etaleren. Hier past juist matigheid en ingetogenheid. Hoe dan ook is het van belang meer tijd te steken in het bestuderen van de Bijbel dan in het surfen op internet, zo stelt zij. En dan kan ik alleen maar onderstrepen.

De Bijbel: Een lamp voor onze voet en een licht op ons pad

Butterfield besluit haar studie met een appendix waarin zij beginselen ontvouwd die wezenlijk zijn voor het onderzoeken van de Bijbel. We moeten van de eenheid en duidelijkheid van de Schrift uitgaan. Daarom kan de Schrift haar eigen uitlegster zijn. Deze studie is een getuigende en moedige studie. In de tweede helft van de zeventiende eeuw hebben in Frankijk de nonnen van Port Royal de genadeleer van Augustinus moediger verdedigd dan de bisschoppen. Die hielden zich op hun best op de vlakte en afzijdig. Helaas komt deze houding als het gaat om het bijbelse onderwijs over huwelijk en seksualiteit en dat in relatie tot de genderideologie ook voor onder predikanten. Laten predikanten en allen die leiding hebben te geven in de kerk een voorbeeld nemen aan het moedige getuigenis van Rosaria Butterfield. Ook daar zien we meer dan eens de houding zich weliswaar niet tegen het bijbelse getuigenis te keren maar zich wel zoveel mogelijk op de vlakte te houden. Hoe dan ook kan ik iedereen die weerbaar wil gemaakt wil worden tegen het onbijbelse denken over huwelijk, seksualiteit en reinheid het lezen van dit boek hartelijk aanbevelen.

N.a.v. Rosaria Butterfield, 2023, Five Lies of Our Anti-Christian Age, woord vooraf door Kevin DeYoung (Wheaton: Crossway).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Het boek van James is een krachtige aansporing om onbeschaamd voor de Bijbelse boodschap uit te komen’ – Bespreking van ‘Leugens en waarheid’

Het is een goede zaak dat het boek Leugens en Waarheid van Sharon James in een Nederlandse vertaling verscheen. De auteur studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Cambridge, theologie aan het Toronto Baptist Seminary en is gepromoveerd aan de Universiteit van Wales. Leugens en waarheid bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over de leugens waarmee we in onze samenleving worden geconfronteerd. In het tweede deel wordt daar de Bijbelse visie op de wereld en de mens tegenover gesteld.

Leugens ontmaskeren

James noemt verschillende leugens waarmee we worden geconfronteerd: dat er geen God is, geen absolute moraal, geen universele waarheid en geen gemeenschappelijke humaniteit. In het eerste deel passeren een aantal personen uit de negentiende en twintigste eeuw de revue. Elk van hen heeft zijn deel gehad aan het verspreiden van de leugens die nu de samenleving hebben doortrokken. Feuerbach voor wie God een wensdroom was; Darwin, de vader van de evolutieleer; Marx die alle privébezit afwees; Nietzsche die niet van een objectieve moraal wil weten en Freud, Reich en Sanger die allen de mens allereerst als een seksueel wezen zien wiens seksualiteit niet belemmerd mag worden. De meeste mensen in de westerse samenleving leven zonder rekening te houden met de levende God die boven onze werkelijkheid staat. Men meent dat er geen werkelijkheid is buiten de werkelijkheid die wij kunnen zien. Zo vindt men zijn uitgangspunt in zichzelf of in de omgeving waarin men zich beweegt. Men bepaalt zelf wat goed en kwaad, leugen en waarheid is of laat mensen om zich heen dat bepalen, maar in ieder geval niet God die door Zijn Woord tot ons spreekt.

Dit eerste deel biedt een eerste en globale oriëntatie op de leugens in de samenleving. Het kan daarom erg geschikt zijn voor bijvoorbeeld middelbare scholieren in de laatste jaren van hun schoolopleiding. Wie een brede en diepe analyse wil krijgen van de besproken denkers zal naar andere studies moeten grijpen. Echter, met deze eerste oriëntatie kan ieder zijn of haar winst zeker doen.

De waarheid van de groep

Het gebrek aan gemeenschappelijke humaniteit is het verschijnsel dat mensen niet als mens beoordeeld worden, maar naar de groep waartoe zij behoren. Mensen presenteren zichzelf ook als ‘behorend tot een groep’. Bijvoorbeeld als blank, man en heteroseksueel of als zwart, gay, queer, enzovoorts. De gedachte erachter is, dat datgene wat je voorstaat altijd bepaald wordt door de groep waartoe je behoort, en dat er geen objectieve waarheid is. Waarheid is verbonden met een groep. Het betekent ook dat je aan de verwachtingen die men van die groep heeft moet beantwoorden. Is dat niet het geval, dan wordt je als schuldige gezien die zijn of haar schuld niet onder ogen ziet. Bevoorrechte groepen staan tegenover benadeelde groepen. Individuele rechten worden uitgehold en onderworpen aan groepsidentiteit. Behoor je bij de ene groep, dan wordt je per definitie als dader van onrecht gezien; behoor je bij de andere groep, dan ben je slachtoffer. James wijst erop dat goede rechtspraak niet de groep maar het individu als uitgangspunt heeft.

Vasthouden aan de Waarheid

In het tweede deel zet James de centrale noties van een Bijbelse visie op de wereld en de mens uiteen. God is ons aller Schepper. De mens is naar Zijn beeld geschapen. Hij is een beelddrager van God, maar is ook sinds de zondeval een zondaar die vergeving van zonden en wedergeboorte nodig heeft. De boodschap van vergeving op grond van het werk van Christus is universeel geldig. Niemand mag dan op grond van de groep waartoe hij behoort of op grond van levensgeschiedenis worden uitgesloten.

Levenswandel en ethiek

Als het gaat om levenswandel en ethiek komt James op voor het recht en de betekenis van volkeren. Zij vormen een bescherming tegen globale tirannie. Als het gaat om het belang van gemeenschappen, denkt James ook aan zorg die wij behoren te hebben voor mensen om ons heen. Christenen zijn geroepen daarin zelf verantwoordelijkheid te nemen. Zij wijst dan op het belang van liefdadigheid. We moeten vrezen voor te grote overheidsbemoeienis. De overheid moet haar grenzen kennen.

Matigheid

Bij het bespreken van de plaats van de overheid met betrekking tot de economie had naar mijn overtuiging James er goed aan gedaan, al was het maar kort, in te gaan op het verschil tussen het zogenaamde Rijnlandse model van kapitalisme en het Angelsaksische model waar de markt hoe dan ook het laatste woord heeft. Dat laatste model kent weinig tot geen barrières tegen het aanjagen van het verlangen naar steeds meer materiële welvaart. Dat gaat altijd ten koste van andere zaken. En bij een christelijke levensstijl hoort ook matigheid.

Klassiek gezin

Niet in de laatste plaats onderstreept James de grote betekenis van het gezin bestaande uit een vader en een moeder die elkaar trouw zijn. De ideologie van seksuele vrijheid ondermijnt het klassieke gezin. Altijd zijn kinderen van deze ontwikkeling de dupe. Hier blijkt de maatschappelijke relevantie van de Bijbelse visie op de wereld en de mens en hoe ontwrichtend het is als die wordt losgelaten. Veelzeggend is dat het overgrote deel van de jongeren die ontsporen, uit gebroken gezinnen afkomstig zijn.

Slot

Het boek van James is een krachtige aansporing om onbeschaamd voor de Bijbelse boodschap uit te komen. Dit betreft alle thema’s: van schepping, zondeval, verzoening, verlossing, en de betekenis daarvan zowel persoonlijk als voor alle levensverbanden. De ideologie waartegen zij zich keert, beïnvloedt ook het denken van christenen en dringt kerken binnen. Een ideologie gebaseerd op leugen kan alleen door waarheid worden overwonnen. Als christenen weten wij waar wij die waarheid kunnen vinden. Laat die waarheid ons leven stempelen en laten we die waarheid ook onbeschroomd belijden. Zonder anderen uit te sluiten zou ik vooral middelbare scholieren willen zeggen: laat dit boek niet ongelezen.

Van de auteur van dit boek verscheen eerder op deze website een opiniestuk.

N.a.v.: S. James, 2023, Leugens en Waarheid. De consequenties van wereldvisies (Apeldoorn: De Banier). Het boek is verkrijgbaar via de webshop van De Banier.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen’ – Bespreking van ‘Gods goede orde’

Het zijn ingrijpende en tere onderwerpen die dr. M. Klaassen aan de orde stelt in dit boek. Vanuit het klassieke perspectief van de scheppingsorde wil hij licht op deze thematiek werpen. In dat kader trekt de auteur de lijnen op grond van de Schrift, ondanks de verwarring en de verlegenheid die zowel in de kerk als in de maatschappij bestaat rondom de thema’s lichaam, gender, seksualiteit en gezin.

Hij gaat in deze studie tegen de mainstream van de westerse wereld in. In hoofdstuk 1, ‘In goede orde. De betekenis van de scheppingsorde vandaag’, tekent hij hoe de westerse wereld afscheid nam van het ‘statische’ denken vanuit de schepping en de bedoelingen van de Schepper, met alle onzekerheid die dat met zich meebrengt. De scheppingsordeningen daarentegen bieden vastheid en structuur, omdat ze teruggaan op God Zelf. Het denken vanuit deze visie heeft betrekking op het gehele leven in huis, kerk en samenleving. In ‘Een kleine theologie van het lichaam’ (hoofdstuk 2), gaat hij in op de schepping van de mens als bezield lichaam. Het lichaam heeft blijvende waarde. De ziel is incompleet zonder lichaam. Naast de schepping van het lichaam is de opstanding fundamenteel voor de blijvende positieve bejegening van het lichaam.

In hoofdstuk 3 komt de gendercrisis aan de orde. De vanzelfsprekendheid waarmee eeuwenlang het geslachtelijke onderscheid tussen man en vrouw werd erkend, is in de westerse cultuur losgelaten. Klaassen duidt de Bijbelse visie aan als complementair. Dat houdt in dat man en vrouw gelijkwaardig zijn, maar niet hetzelfde. Waardoor die Bijbelse visie is losgelaten, heeft te maken met de opkomst van het feminisme dat zich in vier fasen ontwikkelde. Vooral in fase 4 zien we de invloed van internet en sociale media. De auteur beschrijft hoe op meerdere fronten het feminisme schadelijk en gevaarlijk is.

In de excurs over de transgenderrevolutie (3.6) wordt een aantal betrippen omschreven. Als wegbereiders voor de genderrevolutie noemt Klaassen het feminisme, de seksuele revolutie en de anticonceptiecultuur, de voortgaande secularisatie, het individualisme en de ontkenning in het postmodernisme, dat er geen absolute waarheid is.

Het huwelijk, als een groot goed en machtig geschenk van God, is voor velen tegenwoordig slechts één van de vele mogelijkheden voor het samenleven van man en vrouw. Er zijn diverse redenen voor deze ontwikkeling. Deze ontwikkeling laat ook de kerk niet onberoerd. Ook kerkmensen worden beïnvloed door de veranderde visie op seksualiteit en op het huwelijk. Dat wordt versterkt als een andere visie en omgang met de Schrift wordt gepropageerd.

Het thema seksualiteit krijgt in hoofdstuk 5 ruime aandacht. Samen met de excurs over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan en die over homoseksualiteit maakt dit hoofdstuk bijna een derde van het hele boek uit. Terecht krijgt dit thema veel aandacht. Het denken over seksualiteit en de beleving daarvan heeft immers direct te maken met de andere thema’s. Ik vraag me daarbij wel af of een uitvoerige beschouwing over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan helemaal past binnen het hoofdstuk seksualiteit, al heeft het er uiteraard wel meet e maken.

Het gezin als hoeksteen van de samenleving staat onder druk, met alle gevolgen van dien. Klaassen haalt een uitspraak aan van Christoffer West: ‘Het gezin – en de vormende kracht die daarvan uitgaat – bepaalt het wel en wee van de samenleving’. Het is de bakermat van nieuw leven en socialisatie en navigerende steun in de uitdagende terreinen van het leven. Het gezin staat niet alleen onder druk, maar wordt in de westerse wereld zelfs verdacht gemaakt. Daarom is het van groot belang dat de ouders de primaire opvoeders van de kinderen zijn.

Dr. Klaassen biedt ons veel om over na te denken. Hoewel ds. C. Sonnevelt in het Voorwoord schrijft dat het boek op academisch niveau is geschreven en toch toegankelijk is voor een breed publiek, schrijft de auteur zelf in de introductie dat het niet op academisch niveau is geschreven. Laten we het er maar op houden dat het er dichtbij komt, gelet op de uitgebreide onderbouwing en verwijzing naar tal van relevante bronnen.

Gelet op de actualiteit wensen we dit boek in veler handen. Als het tot een tweede druk komt, kan een aantal onvolkomenheden, vooral in de eerste honderd pagina’s, hersteld worden.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Silfhout, W., 2024, Boekennieuws, De Saambinder 102 (29): 11.

Afstand tussen tekst en lezer – Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes

In zijn boek Theologie en hermeneutiek wil dr. Ad Prosman een discussie losmaken over de vraag of de seculiere, filosofische hermeneutiek niet te veel de agenda heeft bepaald en nog steeds bepaalt van de theologische hermeneutiek. Dat is zijn agenda.

Over hermeneutiek is veel te doen. Bijna tegelijkertijd verscheen Geestspraak van dr. Henk van den Belt en het boek van dr. Ad Prosman. De auteurs zijn eensgeestes, toch laten deze publicaties zich moeilijk vergelijken.

Ingewikkelde dans

Prosman beweegt zich nadrukkelijk op het grensvlak van theologie en filosofie, met als kernvraag of de invloed van de seculiere, filosofische hermeneutiek op de theologische hermeneutiek niet te groot is. In zijn inleiding stelt hij dat vanaf de jaren tachtig gereformeerde theologen zich te argeloos hebben opgesteld tegenover het historisch-kritisch bijbelonderzoek. Hij refereert aan het befaamde eerste nummer van Kontekstueel. Er moet meer duidelijkheid komen. In de Bijbel spreekt God tot ons. Maar precies dat kan niet worden gehonoreerd door de filosofische hermeneutische methode. Zonder dat zouden we terechtkomen in willekeur, mogelijk zelfs met een beroep op de Heilige Geest. Dat brengt ons dus tot een ingewikkelde dans. Niemand ontkomt aan hermeneutische beslissingen.

Geen openbaring

Hermeneutiek is communicatie. In alle eeuwen is daarover nagedacht. (Daarom is de term ‘nieuwe hermeneutiek’ verwarrend, beter is het te spreken over ‘postmoderne hermeneutiek’.) De delen krijgen hun betekenis in een geheel, en een geheel bestaat uit onderdelen. (Bijbel)wooorden krijgen betekenis in het geheel van de canon.

Wetenschap erkent echter geen canon. Gebeurtenissen krijgen hun betekenis in de geschiedenis. Alleen: wie zegt dat de geschiedenis een doel heeft? Giambatista Vico kon daarvoor Gods voorzienigheid inroepen. Maar zijn tijdgenoot René Descartes won uiteindelijk aan invloed. De Verlichting zette een wissel om. Filosofen moesten nu op zoek naar een ankerpunt van de geschiedenis dat opkomt uit de geschiedenis zelf (immanent).

Prosman geeft een uiteenzetting van de filosofie van de geschiedschrijving, die bijzonder interessant is, ook voor historici. Hegel zocht de zin van de geschiedenis in de voorstuwing van een evolutionistische geest. Gadamer dacht aan patronen van overlevering, traditie. In de geschiedenis lichten patronen op, waarin wij zin kunnen ontdekken. Tegenwoordig zoeken filosofen het oriëntatiepunt in de taal, maar in alle gevallen wordt uitgesloten dat er openbaring is. Het vooropgezette idee is dat immanentie (binnenwereldlijkheid) de norm is. In die zin is het postmodernisme even dogmatisch als het modernisme.

Ik

Prosman geeft een gedegen en kundig overzicht van de geschiedenis van de filosofie, steeds toegespitst op de vraag van de hermeneutiek. Ik kan in deze bespreking geen recht doen aan de rijke en rijpe inhoud van zijn studie. Prosman voert ons door de geschiedenis heen, vanaf de Vroege Kerk, via de Reformatie en de Verlichting naar de huidige tijd. Hij schetst helder en beknopt welke worstelingen de filosofen zich hebben getroost rondom de vragen van zingeving en hermeneutiek. Hij bespreekt onder andere Illyricus, Schleiermacher, Dilthey, Gadamer, Heidegger, Ricoeur, Pannenberg en Witzier.

Prosman ziet in de filosoof Günter Figal (onlangs overleden) een belangrijke gesprekspartner. Figal bestrijdt dat tekst en lezer in het verstaansproces zouden moeten versmelten (tegen Gadamer). Er is juist afstand nodig tussen tekst en lezer. Alleen zo kan een tekst voor zichzelf blijven spreken. Ook orthodoxe theologen moeten gevoelig blijven voor de vreemdheid van de tekst. In het postmoderne klimaat lopen we het risico dat de interpreet zijn autonome ik inbrengt in de tekst.

Nieuw is beter

Het modernisme gaat uit van wat concreet zichtbaar en meetbaar is. Alles wordt tot object gemaakt, ook het ik. Voor de exacte wetenschappen heeft dat grootse resultaten opgeleverd. In de geesteswetenschappen wordt alles juist tot subject gemaakt. Dat geeft een andere dynamiek. In de theologie is lang gezocht naar de ‘historische Jezus’ en naar het ontstaan van de bijbeltekst. Maar wat is ‘historisch’? Het lijkt alsof de historische wetenschap feiten vaststelt, maar in feite bepaalt de gekozen methode wat wel of niet voor historisch door mag gaan. Er vindt een filtering plaats.

Bovendien wordt het heden allesbeheersend, omdat de Verlichting ervan uitgaat dat het verloop van de geschiedenis een opgaande lijn laat zien. Het oude is oud, het nieuwe is beter. Met het absurde, het kwaad, de chaos weet de Verlichting geen raad. In het modernisme krijgt het geheel een zó grote ideologische lading dat de concrete gebeurtenissen verdwijnen.

Bevrijding

De opkomst van de postmoderniteit is in zekere zin een bevrijding uit de knellende banden van de ‘grote verhalen’. Het historisch-kritisch onderzoek heeft z’n tijd gehad. Het gaat voortaan niet meer om het ontstaan van de tekst, maar om het verstaan, niet om wat áchter de tekst ligt, maar om wat ervóór ligt: de lezer.

Dat is enigszins voorbereid door het existentialisme (Bultmann). Toch gaat postmoderniteit een stap verder: er is niets buiten of boven deze wereld wat zin geeft aan de geschiedenis, ook ons eigen ik niet. In feite bestaat er geen geheel meer, er zijn alleen nog versnipperde delen. De hermeneutische cirkel is failliet. Het subject blijft over. Ten slotte blijft alleen de tijd over, dat wil zeggen: de dood (Heidegger).

Derde weg

Prosman betoogt dat zowel de moderne als de postmoderne filosofische hermeneutiek ons allerlei inzichten geeft. Ze maken ons gevoelig voor tendensen. Tegelijk kunnen ze beide ons niet verder helpen. Er is een derde weg nodig: de erkenning dat God de Schepper is. Hij leidt de geschiedenis. Christus is het centrum van de geschiedenis.

Er is een zekere fundering nodig, een zingevend raamwerk. De geschiedenis zelf brengt die niet voort. In het postmoderne klimaat blijven bijbelteksten losse, dwarrelende verhalen. Dat kun je terughoren in preken. Er worden wel mooie dingen gezegd over de gekozen bijbelpassage, maar er is geen verband, geen vaststaande boodschap, geen verkondiging van de daden van God. Wat nodig is: beklemtonen dat de Bijbel een geheel is. Wij begrijpen een deel alleen wanneer er een geheel is. Bij de prediking over een bijbeltekst is een stemvork nodig, de ‘regel van het geloof’.

De moderniteit lijkt houvast te geven, veel orthodoxen zoeken er veiligheid. Het postmodernisme maakt alles relatief en daardoor zinloos. ‘Het evangelie van kruis en opstanding staat zowel tegenover moderniteit als tegenover postmoderniteit. Kruis en opstanding vertellen hu eigen verhaal. Het zijn gebeurtenissen in onze wereld en tegelijk zijn ze niet te herleiden tot deze wereld. De heilsfeiten doorbreken de mogelijkheid van deze wereld en scheppen een nieuwe realiteit’ (p. 257). Wie dat buiten beschouwing laat, verstaat de Bijbel niet.

Ontmaskerend

Prosman schonk ons een diepgravende en bevlogen studie, die van groot belang is na en naast de stemmen van H.W. de Knijff en A.W. Zwiep. Prosman schrijft gedrongen, elke zin doet ertoe en vraagt om overweging. Hij geeft een haarscherpe en ontmaskerende analyse van de onderliggende vragen in onze cultuur, onze kijk op de geschiedenis, ons zelfverstaan – en hoe al deze dingen (vaak onbewust) zich vermengen met onze hermeneutische keuzes. Dit boek mag in geen enkele pastorie ongelezen blijven.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2024, Afstand tussen tekst en lezer. Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes, De Waarheidsvriend 112 (35): 14-15.

Leven volgens Gods orde – Boek van dr. Klaassen kan bezinning op omstreden thema’s zoals gender verrijken

Over huwelijk, seksualiteit en gezin is in de afgelopen decennia in christelijke kring veel gepubliceerd. Over lichaam en gender is dat veel minder het geval. Met name voor die onderwerpen biedt dr. M. Klaassen in Gods goede orde een waarden-volle aanvulling op bestaande theologische literatuur.

De ondertitel van het boek, dat dr. Klaassen schreef in opdracht van het Bijbels Beraad m/v. luidt Lichaam, gender, huwelijk, seksualiteit en gezin in het licht van de schepping. Deze ondertitel wijst op een centraal kenmerk van dit boek, namelijk dat het begrip scheppingsorde een belangrijke plaats inneemt in de presentatie en argumentatie over de genoemde onderwerpen. Klaassen, die hierbij veel Angelsaksische literatuur citeert, zet de klassiek-gereformeerde visie op elk thema helder uiteen en verdedigt die.

Scheppingsorde

De ondertitel geeft de volgorde waarin de onderwerpen aan bod komen, na een introductie en het eerste hoofdstuk, dat handelt over scheppingsorde. Klaassen betoogt dat dat begrip in de protestantse ethiek de afgelopen halve eeuw helaas aan aandacht en betekenis heeft verloren. Hij wijt dat onder meer aan de invloed van de Zwitserse theoloog Karl Barth, al ziet hij daarachter ook de invloed van de Verlichting en de daarmee gepaard gaande individualisering en de invloed van het evolutiedenken.

Klaassen geeft een korte theologische verantwoording van het begrip waarin hij diverse andere auteurs citeert. Dat maakt het niet per se allemaal duidelijker. Hij ziet scheppingsordeningen als door God gewilde patronen en structuren in de werkelijkheid. Het zijn inzettingen van God voor alle tijden en culturen, die op een bepaalde manier en in een bepaalde mate door alle mensen gekend worden, dankzij Gods algemene genade (p. 23).

Scheppingsordeningen kunnen we zien als opdrachten aan de mens die God expliciet heeft voorgeschreven. Dit lijkt te suggereren dat voor kennis van de scheppingsorde de bijzondere openbaring van het Woord niet nodig is. Dat spreekt Klaassen evenwel krachtig tegen. Door de zondeval worden we ernstig gehinderd de orde te zien en voor zover we die nog zien, zijn we moreel niet gewillig die te honoreren. We kunnen de scheppingsordeningen niet zomaar afleiden uit de natuur; wie de schepping losmaakt van het Woord, komt in drijfzand terecht (p. 29).

Buiten het paradijs

De posities die Klaasse inneemt over de diverse onderwerpen, ontleent hij feitelijk dan ook in sterke mate aan exegese van bijbelteksten en bijbelse motieven. Wat biedt het begrip scheppingsorde dan in normatieve zin? Het belangrijkste punt bij Klaassen is, als ik het goed zie, dat de aanwijzingen van God voor het leven, de Thora, niet losstaan van de geschapen werkelijkheid maar daarop juist aansluiten. De wet verwoordt de morele orde die God in de schepping heeft gelegd. Afwijken daarvan verstoort die gegeven ordeningen en daarmee het leven van mensen. In die zin deel ik Klaassens nadruk op scheppingsorde als wezenlijk voor de christelijke ethiek.

Het probleem van de kénnis van de scheppingsorde als morele aanwijzing voor ons leven werkt Klaassen mijns inziens onvoldoende uit. Niet alleen ons kennen van die orde is door de zonde aangetast. De natuur is niet meer de ongeschonden, maar de verstoorde schepping.

En hoewel de scheppingsorde ook naar mijn inzicht normatief nog geldt, is het de vraag of die orde in onze gevallen wereld als zodanig nog volledig functioneert. De uitspraak over de man-vrouwverhouding buiten het paradijs: ‘Naar uw man zal uw begeerte uitgaan en hij zal over u heersen’ (Gen. 3:16) zal niet normatief bedoeld zijn, maar zegt wel iets over de stand van zaken buiten het paradijs. In hoeverre is de lezing van Genesis 2 over de man-vrouwverhouding, die in het hele betoog van Klaassen over die verhouding in alle verbanden een belangrijke rol vervult, gekleurd door deze realiteit?

Verstoring

Bovendien is de schepping dynamisch en het leven van mensen kent een geschiedenis. Dit betekent mijns inziens niet dat de scheppingsorde in normatieve zin opgeheven wordt, althans niet vóór de volkomen openbaring van Gods Rijk. Maar wel dat de ordeningen, als universele normatieve structuren, in het alledaagse leven in de geschiedenis concreet gestalte moeten krijgen. Het huwelijk als normatieve ordening heeft in de loop van de geschiedenis ook onder christenen op heel verschillende wijzen vorm gekregen. In veel daarvan zal iets van de bedoelde orde zichtbaar zijn en ook steeds iets van de verstoring.

Bij Klaassen lijkt de scheppingsorde, zoals hij die interpreteert, in haar directe betekenis boventijdelijk en bovenhistorisch te zijn. Dat lijkt me niet terecht. Zou de verdiscontering van de dynamiek in schepping en geschiedenis niet tot een genuanceerdere positionering geleid hebben ten aanzien van de man-vrouwrelatie in de diverse instituties en sociale verbanden en bijvoorbeeld met betrekking tot kwesties als gezinsvorming?

Veel van wat Klaassen hierover schrijft, kunnen we slechts tot onze schade laten liggen, maar het toont soms een rigiditeit en soms een spanning tussen diverse uitspraken die niet helemaal voldoet. Er zijn wereldwijd nog altijd situaties waarin vrouwen in de relatie met hun echtgenot geen enkele inbreng hebben als het gaat over seksualiteit en gezinsvorming. Natuurlijke methoden van voorkomen van zwangerschap werken dan niet. Zou dat niet meegenomen moeten worden in de bezinning op gebruik van anticonceptiemiddelen, zowel met het oog op leven en gezondheid van de vrouw als van de kinderen die op een bepaald moment al zijn geboren en zorg en aandacht behoeven?

Bronnen

Ik vind het jammer dat literatuur uit de kring van de Christelijke Filosofie en het Prof. Lindeboom Instituut nauwelijks aan bod komt, terwijl wel neocalvinistische bronnen uit de Angelsaksische literatuur worden aangehaald. Die literatuur had het betoog op diverse punten kunnen verrijken. Als een theologische doordenking van een onderwerp als kennis van de scheppingsorde zich geen rekenschap geeft van onderliggende filosofische kwesties, dan gaan feitelijk aanwezige filosofische noties uit onze culturele omgeving een rol spelen. Opmerkelijk is dat in een voetnoot W.H. Velema wordt genoemd maar dat de betreffende publicatie van het Lindeboom Instituut niet in de lijst voorkomt.

Dit alles neemt niet weg dat dr. Klaassen een waarden-vol boek heeft geschreven dat de bezinning op deze belangrijke en omstreden thema’s kan verrijken. Het boek bevat een ethische positionering en presenteert zich ook als zodanig. Dat het geen handreiking is voor het pastoraat bij deze ingrijpende kwesties, kan Klaassen niet verweten worden.

N.a.v. Klaassen, M., 2024, Gods goede orde. Lichaam, gender, huwelijk, seksualiteit en gezin in het licht van de schepping (Apeldoorn: De Banier). Het boek is te bestellen via de website van de uitgeverij.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Jochemsen, H., 2024, Leven volgens Gods orde. Boek van dr. Klaassen kan bezinning op omstreden thema’s zoals gender verrijken, De Waarheidsvriend 112 (34): 14-15.

Het heelal vanuit scheppingsperspectief voor kinderen – Bespreking ‘Sterren en planeten voor kids’

Er zijn niet zoveel informatieve kinderboeken over astronomie die uitgaan van het klassieke scheppingsgeloof. Vaak moeten christelijke scholen en ouders het daarom doen met naturalistisch materiaal, waarbij uitgegaan wordt van een miljarden jaren oud heelal en een (slechts) door natuurlijke processen ontstaan van de kosmos. In die leemte heeft Grace Publishing House, in samenwerking met Stichting Logos Instituut, willen voorzien. Begin dit jaar (2024) werd het boek ‘Sterren en planeten voor kids’ uitgebracht, een vertaling van het vorig jaar (2023) uitgegeven ‘Creation Astronomy for kids’ van dr. Jonathan Sarfati en Lita Sanders.

“Het heelal beschrijven vanuit scheppingsperspectief zal voor veel ouders en kinderen een verademing zijn.” Bron: Pixabay.

Bijbelvast

Er was al een astronomieboek voor kinderen die uitging van het klassieke scheppingsgeloof. In 2008 verscheen bij Stichting De Oude Wereld het kinderboek ‘Wat weten we van Astronomie?’, een toen (deels) geactualiseerde vertaling van ‘The Astronomy Book’ van dr. Jonathan Henry uit 1999.1 Omdat wetenschap veranderlijk is en steeds nieuwe ontdekkingen doet, is dit boek niet actueel meer. Het is daarom mooi dat ir. Gert-Jan van Heugten aan het werk is gezet om ‘Creation Astronomy for kids’ te vertalen. Het is overigens nog steeds nuttig om dat verouderde boek, naast dit nieuwe boek te lezen, omdat daar ook nog andere vragen worden beantwoord. Het uitgangspunt van het nieuw vertaalde boek is dat God de Schepper van hemel en aarde is en dat Hij dit Goddelijke werk voltooid heeft in zes (met de rustdag erbij gerekend, zeven) dagen. Dit is door het hele boek heen merkbaar. Er wordt regelmatig verwezen naar wat de Bijbel zelf zegt over de schepping en het heelal. In het boek wordt er meermaals op gewezen dat de planeten en de sterren tot Gods eer zijn geschapen. Dit sluit aan bij de psalmdichter van Psalm 19. Onze kinderen krijgen in dit boek echter niet alleen te horen dat God het heelal geschapen heeft, maar ook de standaard naturalistische theorieën worden besproken en weersproken. Wanneer creationistische wetenschappers iets ontdekt hebben, wordt dat niet verzwegen. Zo wordt bij Uranus en Neptunus bijvoorbeeld verwezen naar creationistisch onderzoek, door dr. Russell Humphreys, inzake het magnetische veld van deze planeten. Naturalisten dachten in 1984 dat het magnetisch veld van de genoemde planeten erg zwak zou zijn. Dr. Humphreys voorspelde op basis van zijn theorie (waarin uitgegaan werd van het klassieke scheppingsgeloof) het tegenovergestelde. Dr. Humphreys bleek gelijk te hebben, een opsteker voor hen die uitgaan van het klassieke scheppingsgeloof. Het heelal beschrijven vanuit scheppingsperspectief zal voor veel ouders en kinderen een verademing zijn.

Kort over de inhoud

Iets over de opbouw van het boek. ‘Sterren en planeten voor kids’ begint met beide benen op de grond. In hoofdstuk één staat de vraag centraal wat je allemaal in de nachthemel ziet. Daarna wordt ingezoomd op het ontstaan van dit alles. Hoofdstuk drie gaat over de sterren. Vanaf hoofdstuk vier is ons zonnestelsel aan de beurt: de zon (H5), de maan (H6), de rotsplaneten (H7), de aarde (H8), de gasreuzen (H9), de ijsreuzen (H10) en dwergplaneten, astroïden en kometen (H11). Het laatste hoofdstuk gaat over planeten rond andere sterren. Het boek gaat uit van een ronde aarde (p. 35). Eratosthenes, de directeur van de beroemde Bibliotheek van Alexandrië, berekende in 200 v. Chr. al de vorm en grootte van de aarde. Deze geleerde uit de oudheid zat er met zijn berekening niet ver naast. Er wordt, door de auteurs, aangegeven dat sommige atheïsten, ten onrechte, beweren dat de kerk tot Columbus leerde dat de aarde plat was. Met een aantal voorbeelden (zoals het werk van de Engelse monnik Beda (673-735) en de Franse geleerde Johannes de Sacrobosco2 (±1195-±1236)) wordt laten zien dat deze atheïsten de plank misslaan.3 Over de aarde zelf wordt geschreven dat deze bijzonder goed ontworpen is om een diversiteit aan leven te herbergen.4 Prachtig dat Pluto, met dank aan The New Horizons, veel duidelijker dan in 1999 (het vorige Nederlandstalige kinderboek) afgebeeld kan worden (p. 47). Ten slotte bevat dit boek een tabel met feiten en cijfers over ons zonnestelsel (p. 54-55) en een uitgebreide verklarende woordenlijst (p. 56-60)

Aanmerkingen

Zijn er dan geen aanmerkingen te maken? Daar ontkomt geen enkel boek aan. Verschillende keren komt het woord ‘evolutionisten’ voor5, hier zou ik ‘naturalisten’ van maken. De eerste keer een korte verklaring erbij schrijvend, dat een naturalist iemand is die voor het ontstaan en de ontwikkeling van het heelal alleen natuurlijke processen als verklaring gebruikt (al dan niet aangestuurd door God de Schepper). De reden is dat de evolutietheorie, zoals deze bij biologie geleerd wordt, per definitie niet gaat over het heelal. De vertaling van het boek is goed leesbaar te noemen. Alleen ‘controverse’ (p. 20) is denk ik een té moeilijk woord voor een leerling van tien tot twaalf jaar. Het woord kan ook weggehaald worden, dan is de tussenkop nog prima te volgen. ‘Nieuwe maan’ zou ik los van elkaar schrijven (p. 27/28), al zag ik dat schrijfwijze ‘nieuwemaan’ ook mogelijk is.6 In hoofdstuk 12 zou ik één keer (bij de uitleg) spreken van ‘extrasolaire planeten’ en daarna van ‘exoplaneten’ (p. 50-53). Wel mooi dat exoplaneten een apart hoofdstuk krijgen in dit boek . Dr. Henry (van ‘Wat weten we van astronomie?) moest in 1999 nog zeggen dat we geen planeten hebben gevonden rond andere sterren. Inmiddels zijn dat er al duizenden. Het is inhoudelijk jammer dat de planeet Saturnus met zijn manen, bijvoorbeeld Enceladus en Titan, niet meer ruimte in het boek gekregen hebben. Dat is jammer want juist deze manen passen beter bij een jong zonnestelsel.7 Maar deze kleinigheden doen niets af aan het boek.

Aanbevolen

Uit de breedte van kerkelijk Nederland wordt het boek aanbevolen (p. 2/3). Het boek bevat interessante activiteiten voor kinderen die hen laten verwonderen over de sterren- en planetenwereld die God gemaakt heeft. Daarnaast geeft het antwoorden op vragen die kinderen kunnen hebben. Zo wordt bijvoorbeeld afgevraagd waarom de Heere zoveel sterren heeft geschapen, als je sommigen toch niet kunt zien. Het boek is geschikt voor kinderen uit groep 7 en 8 van de basisschool en klas 1 van het voortgezet onderwijs. Voor reformatorische scholen en kinderen zijn niet alle creationistische boeken geschikt. Soms wordt er algemene verzoening verdedigd of gepreekt. In dit boek is dat gelukkig niet het geval, al zou ik ‘ons te redden’ (p. 53), vervangen door ‘Zijn kinderen te redden’. Het gebruik van de Herziene Statenvertaling kan mogelijk wat spanning opleveren. Desondanks wil ik het boek van harte aanbevelen voor gebruik op de scholen en in de gezinnen. Het is hard nodig dat er dergelijke informatieve boeken verschijnen vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof.

Het boek is te bestellen via de webshop van Grace Publishing House of bij uw lokale boekhandel.

Voetnoten

‘Wie een toegankelijke inleiding in de filosofie zoekt kan nu stoppen met zoeken’ – Bespreking van ‘Oriëntatie in de filosofie’

Toen ik natuurkunde studeerde, was filosofie nog een verplicht vak. Ik kreeg het aan de hand van het boek Geschiedenis van de filosofie, van Hans Joachim Störig. Destijds was dat een veelgebruikt studieboek/ Had ik toen maar het boek Oriëntatie in de filosofie van Gijsbert van den Brink gehad. Störig was nu niet bepaald het toppunt van toegankelijkheid en het boek van Van den Brink leest als een trein. We kennen Van den Brink als een auteur die enorm helder kan schrijven en vooral in een boek dat beoogt een inleiding in de filosofie te geven is dat een geweldig voordeel. Wie dus een toegankelijke inleiding in het abstracte vakgebied van de filosofie zoekt, kan nu stoppen met zoeken en het boek van Van den Brink aanschaffen.

De titel zou twee soorten opzetten kunnen suggereren: een historische en een systematische. In de eerste opzet passeren de belangrijkste filosofen in de volgorde van de tijd waarin ze hun werken schreven. De tweede opzet zou hoofdstukken bevatten met titels als: kenleer, zijnsleer, wetenschapsfilosofie, ethiek en dergelijke. Dit boek is geschreven volgens de eerste opzet. Na een terreinverkenning behandelt de auteur achtereenvolgens de antieke filosofie, de Griekse filosofie en het vroegchristelijke denken, de middeleeuwse scholastiek, de filosofie van Renaissance en Reformatie, het rationalisme van de zeventiende eeuw, de Verlichting, het idealisme en materialisme van de achttiende eeuw en de belangrijkste filosofen van de twintigste eeuw.

De uitsmijter is een hoofdstuk over de 21e eeuw, die natuurlijk nog maar betrekkelijk jong is. Een leestip: negeer het verschil tussen de kleinere en grotere letters. Op vrijwel elke pagina staan alinea’s met een kleiner lettertype om de lezer de gelegenheid te geven verkorte routes te nemen. Advies: niet doen, want je mist te veel interessants. Een enkele keer word je zelfs ‘gestraft’ voor het overslaan van die stukjes. Wie ze heeft overgeslagen, snapt het uitroepteken niet in de zin ‘In 1933 kwam Sartre via werk van zijn tijdgenoot Levinas (!) in aanraking met het werk van Husserl.’ Levinas is namelijk tot dan alleen in de kleine lettertjes voorgekomen. Gewoon alles lezen dus. Je hebt toch al betaald voor het hele boek.

Natuurlijk zijn er kanttekeningen te maken bij dit waardevolle boek. Als op pagina 90 wordt opgemerkt dat we in het bijbelboek Prediker sporen vinden van een cyclische geschiedbeschouwing, zoals ook bij de Griekse filosofen, denk ik dat we dit toch moeten zien in het licht van het gedachtenexperiment van Prediker waarbij het afschrikwekkende van een wereldbeschouwing van ‘onder de hemel’ gepresenteerd wordt. Ook in het genoemde boek Richteren is eerder sprake van een lijn dan een cirkel, want er zit een duidelijke ontwikkeling in van kwaad naar erger. Nog iets belangrijker is de keuze van de auteur om bij Immanuel Kant te spreken over zijn ‘twee’ belangrijke Kritieken (die van de zuivere rede en van de praktische rede, terwijl het toch min of meer standaard is om ook de Kritiek van het oordeelsvermogen mee te rekenen. Maar dat is natuurlijk een kwestie van keuzen maken. Het gemis van de derde kritiek wordt ruimschoots vergoed door de glasheldere manier waarop de ingewikkelde Kant is beschreven.

Het is erg fijn dat de oorspronkelijk in twee losse delen uitgegeven inleiding nu als één boek beschikbaar is. Breng Störig maar naar de lommerd en schaf dit boek aan. Dan heb je meteen een boek waarin speciaal aandacht besteed is aan het christelijke denken, en dat biedt Störig niet.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Vries, M.J. de., 2024, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 112 (8): 19.

Het kaartenhuis van Darwin – Bespreking ‘Darwins kaartenhuis’

Bijna iedereen heeft wel eens geprobeerd een kaartenhuis te bouwen, en weet dat zelfs een zuchtje wind voldoende is om de constructie omver te blazen. Tom Bethel suggereert met de titel van zijn boek dat het (neo-)Darwinisme ook een soort kaartenhuis is dat bij de minste of geringste verstoring in elkaar zal storten.

Op het eerste gezicht lijkt dit een nogal boude titel, want het (neo-)Darwinisme bestaat nu al meer dan 150 jaar en is de algemeen aanvaarde verklaring voor het ‘Ontstaan der soorten’. De theorie heeft al heel wat opschuddingen ondergaan en staat nog, zo lijkt het, stevig in zijn schoenen. Niets is echter minder waar, betoogt Bethel. De meest belangrijke kaart waarop het hele bouwwerk steunt is ‘Natuurlijke selectie’. Bethel laat een groot aantal respectabele evolutionair biologen aan het woord die niet alleen beweren dat natuurlijke selectie een cirkelredenering is, maar ook dat natuurlijke selectie geen verklaring is voor het ontstaan van nieuwe eigenschappen. Een ander probleem dat aangehaald wordt is zogenaamde convergente evolutie. Velen schrijven zelfs dat alles op het eerste gezicht op ontwerp lijkt te wijzen, maar – en daar komen we bij de crux van het succes van de theorie van evolutie – dat kunnen we niet accepteren; we moeten een materialistische verklaring vinden. Bethel betoogt dat dit materialisme en het geloof in progressie het (neo-)Darwinisme staande houdt. In de tijd van Darwin leek alles vooruit te gaan, progressie te vertonen, en de samenleving was open voor een materialistische theorie van progressie. Thans gelooft de samenleving niet meer in progressie en gaan er steeds meer stemmen op dat natuurlijke selectie niet voldoende is om het ontstaan van alle soorten (laat staand leven) te verklaren. Tom Bethel komt tot de conclusie dat het kaartenhuis van Darwin staat op instorten.

De bespreking van dit boek door theoloog dr. Piet de Vries is hier te lezen.

Een journalistieke reis door het evolutiedebat – Bespreking van ‘Darwins kaartenhuis’

Tom Bethell was redacteur bij enkele gerenommeerde Amerikaanse tijdschriften en is bekend om zijn publicaties op de terreinen van politiek en wetenschap. In Darwins kaartenhuis doet hij verslag over het evolutiedebat en dat vooral aan de hand van ontmoetingen met leidende wetenschappers en denkers. Hij laat zien dat het empirisch bewijsmateriaal voor evolutie vaak flinterdun is en meer dan eens geheel ontbreekt. De theorie is in belangrijke mate gebaseerd op de open gaten en leemten in het bewijsmateriaal.

Hij geeft aan dat de wetenschapsfilosoof Karl Popper zich afvroeg of de evolutieleer wel een wetenschappelijke theorie is. Kenmerkend voor een wetenschappelijke theorie is dat hij in principe gefalsificeerd kan worden. Is dat niet het geval dan is er sprake van een metafysisch uitgangpunt dat aan wetenschap voorafgaat. Volgens Popper is bij de evolutieleer dat laatste het geval. Onder zeer zware druk heeft hij deze bewering min of meer teruggetrokken, maar de kracht ervan blijft staan.

Bethell vraagt aandacht voor de nog steeds groeiende beweging van Intelligent Design. Nu zou je kunnen zeggen dat ook dit een metafysisch uitgangspunt is. Iets wat Bethell feitelijk nalaat aan te geven. Dan nog blijft staan dat het wel een uitgangspunt is dat meerdere empirische gegevens beter kan plaatsen dan de evolutieleer. Onder andere het fossielarchief, natuurlijke selectie, gemeenschappelijke afstamming en informatietheorie passeren de revue.

Ten onrechte werd in het onlangs verschenen boek En God zag dat het goed was door bijna alle medewerkers de indruk gewekt dat de evolutieleer onweerlegbaar is. Echter de evolutieleer is geen feit, maar een interpretatie van de feiten. We moeten ook goed beseffen dat dat de meeste Nederlandse theologen uit de gereformeerde gezindte op wereldniveau eerder tot de liberale linkervleugel van de evangelicals kunnen worden gerekend dan dat zij als confessing evangelicals kunnen worden getypeerd. Dat betreft niet alleen de visie op evolutie maar ook andere centrale thema’s uit de gereformeerde belijdenis. Dat komt terug in de bundel En God zag dat het goed was.

Zeker is dat de evolutieleer niet kan verklaren waarom de werkelijkheid hoe dan ook bestaat. Evenmin is zij bij machte de oorsprong van het leven te verklaren. Evolutie gaat namelijk al van het ontstaan van leven uit. De afstand tussen het hoogst ontwikkelde dier blijft bij alle uiterlijke overeenkomsten en ook die op het DNA-niveau voor de evolutieleer een mysterie. We moeten dan het denkvermogen en de taalvaardigheid van de mens noemen.

Bethell heeft tal van wetenschappers gesproken. Dat maakt wel duidelijk, dat er ook niet-christelijke wetenschappers zijn die zwakten en leemten in de evolutieleer onderkennen. Jammer vond ik dat ik de naam van James Tour niet tegenkwam. Deze geseculariseerde Jood kwam als jongeman tot de overtuiging dat Jezus de Christus en de Zoon van God is. Hij behoort nu tot de top van wetenschappers met wereldfaam, maar aanvaardt niet de evolutieleer. Wie zijn naam op internet intikt, komt op het spoor van boeiende interviews en bijdragen van een topwetenschapper die zich niet schaamt voor Christus. Het kan een mooie aanvulling zijn op het boek van Bethell.

De bespreking van dit boek door bioloog dr. Hans Degens is hier te lezen.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.