Home » Recensie

Categorie archieven: Recensie

‘De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie’ – Dr. Henk Hofman recenseert de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’

Op het moment van schrijven loopt er een tentoonstelling in Museum Catharijneconvent met de naam De schepping van de wetenschap. Volgens de website van het museum hebben religie en wetenschap meer gemeen met elkaar dan velen denken. De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie. Het boek Inzicht spoort helemaal met deze opvatting en diept het thema geloof-wetenschap grondig uit.

In het Woord vooraf schrijven de drie redacteuren: “Het christelijk geloof heeft eeuwenlang een positieve rol gespeeld in de ontwikkeling van de wetenschappen. Dat heeft te maken met de orde die door God in de schepping gelegd is. Hij heeft de natuurwetten ingesteld.” Alle auteurs van dit boek onderschrijven het standpunt dat binnen hun vakgebied geloof en wetenschap prima samen kunnen gaan.

Het boek is opgebouwd rondom vier thema’s:

  • Het eerste thema behandelt materiaal over de historiciteit van Bijbelse gegevens, de schepping van de mens en het Bijbelse mensbeeld.
  • Het tweede thema bespreekt de relatie tussen geloof en wetenschap in het verleden. Veel wetenschappers waren in het verleden overtuigde christenen: Blaise Pascal, Isaac Newton, Herman Boerhave, Robert Boyle, Jan Swammerdam, Bernard Nieuwentijt, William Paley. De lijst is lang. Al deze natuurvorsers waren onder de indruk van de harmonie, doelmatigheid en schoonheid van de schepping. De gedachte dat het leven in al zijn veelkleurigheid en veelvormigheid spontaan en bij toeval zou zijn ontstaan wijzen ze als ongeloofwaardig van de hand.
  • Het derde thema gaat in op de verhouding tussen wetenschap en filosofie. Het gaat over vooronderstellingen als uitgangspunt voor onderzoek en de kracht maar ook de beperking van wetenschappelijke kennis.
  • Het vierde thema gaat in op de natuurwetenschappelijke stand van zaken. Natuurconstanten zijn zodanig precies afgesteld dat leven op aarde mogelijk is geworden. Een geringe wijziging in één van die constanten zou menselijk leven al onmogelijk maken. Levende organismen zijn al op het niveau van de eenvoudigste cel ongelooflijk complex en voorzien van digitale informatie die niet evolutionair ontwikkeld kan zijn. De kennis die de mens krijgt door onderzoek van de natuur levert toepassingen op voor technologische ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn waterafstotende coatings, honingraatpanelen, klittenband, het ontwerp van vliegtuigvleugels. De mens imiteert als het ware de natuur (biomimetica).

De rode draad in het boek is de opvatting dat wetenschap toetsbaar moet zijn en experimenten herhaalbaar. Daarom kan de wetenschap geen uitspraken doen over het ontstaan van leven. Niemand was erbij toen leven ontstond en niemand kan het in een laboratorium nabootsen. Dat leven spontaan en toevallig kan ontstaan na een Big Bang van een paar miljard jaar geleden is een onbewezen vooronderstelling. De auteurs van dit boek zien overal in de natuur doelgerichte ontwikkeling (in plaats van toevallige), orde en schoonheid. Er is om die reden volgens hen sprake van een ontwerp en dat wijst op het bestaan van God. De bevestiging van hun zienswijze vinden ze terug in de Bijbel.

Dit boek bevat diepgravende bijdragen. De meeste zijn desondanks heel leesbaar. Voor sommige bijdragen geldt dat een bèta-achtergrond een voordeel is. Het boek is vooral bedoeld voor jonge mensen/studenten en voor christenen die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Daarnaast constateer ik dat Inzicht een waardevolle rol kan spelen in de discussie met wetenschappers die geen christelijke achtergrond hebben. Inzicht baseert zich op gedegen onderzoek en stelt op basis daarvan lastige vragen over wetenschappelijke conclusies die moeilijk houdbaar zijn geworden. Er is geen enkele reden om hautain neer te zien op christelijke wetenschappers. Er is eerder alle reden om kennis te nemen van de resultaten van hun onderzoek en de terechte vragen die in dit boek worden gesteld te pareren. Als christelijke wetenschappers de moeite nemen om zich grondig te verdiepen in het werk van andersdenkenden mag het omgekeerde ook verwacht worden.

Alle auteurs van Inzicht zijn gepromoveerd in hun vakgebied. Het merendeel is verbonden aan een universiteit, een HBO-instelling of een onderzoeksinstelling. Ik wil geen namen noemen om niemand te kort te doen, want alle bijdragen zijn van een hoog niveau.

Wel noem ik graag de naam van de enige niet-academicus in dit gezelschap. Dat is Jan van Meerten, die geen bijdrage schreef, wel redacteur was en tevens de initiatiefnemer is van deze bundel. Als kartrekker heeft hij onvermoeibaar gezwoegd om het werk van twintig auteurs te coördineren. Het resultaat mag er zijn en die lof geldt ook de andere drie redacteuren.

Het boek is uiteraard voorzien van een uitgebreid notenapparaat en een beknopt register, bij sommige hoofdstukken is een verklarende woordenlijst opgenomen, en tot slot zijn van alle auteurs de personalia vermeld. Inmiddels is van dit prima boek al een tweede druk verschenen.

Dit boek is te bestellen via dit bestelformulier. Een overzicht van alle besprekingen van deze bundel is hier te vinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Leestafel. Het originele artikel is hier te vinden.

Zijn degenen die vasthouden aan Gods Woord ‘niet meer van deze tijd’? – Bespreking van ‘De werken van Zijn handen’

Regelmatig verschijnen er artikelen en boeken van voor- en tegenstanders van de evolutieleer. Het boek van dr. G. van den Brink (VU, Amsterdam, niet te verwarren met dr. G. van den Brink van de TUA Apeldoorn) met als titel ‘En de aarde bracht voort’, heeft bij verschijnen in 2017 veel teweeggebracht. Kort hierop heeft het Deputaatschap Onderwijs, Opvoeding en Catechese (DOOC) aan dhr. L.C. (Bart) van den Dikkenberg (inmiddels ouderling te Ochten) gevraagd om voor onze jongeren in een brochure de bezwaren tegen theïstische evolutie uiteen te zetten. Hieronder wordt verstaan ‘de visie dat God de schepping heeft voortgebracht via natuurwetten en natuurlijke processen’. Het resultaat van zijn studie – de geraadpleegde literatuur omvat ca. 1000 voornamelijk Engelstalige artikelen en boeken – heeft de brochurevorm ruimschoots overschreden en heeft uiteindelijk geleid tot het huidige boek.

Ongeveer de helft van het boek omvat een zeer gedegen beschrijving van de theorieën en meningen, maar ook de weerleggingen ervan, van een groot aantal wetenschappers uit verschillende disciplines. Naast theologen betreft het biologen, (bio)chemici, filosofen, genetici, natuurkundigen en wiskundigen. Verschillende illustraties heb ik eerder gezien in universitaire studieboeken. Ieder die meer wil weten over bijvoorbeeld de nevelhypothese, de Haeckels-recapitulatietheorie, atavismen, enz. kan hier terecht. Elk hoofdstuk heeft aan het eind een paragraaf ‘Evaluatie’. Ondanks fundamentele kritiek heeft de evolutietheorie zich een belangrijke plaats verworven in de wetenschap en in de maatschappij. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is schepping uit niets onvoorstelbaar. Degenen die vasthouden aan Gods Woord worden vaak beschouwd als ‘niet meer van deze tijd’ te zijn. Evolutie wordt als een vaststaand feit gezien.

Het tweede gedeelte van het boek beschrijft hoe een en ander zich verhoudt tot de eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Genesis. In dit gedeelte wordt onder andere de visie van Van de Brink weerlegd (zoals beschreven in zijn hierboven genoemde boek). Volgens dr. Van den Brink is aanpassing van de klassieke uitleg van Genesis noodzakelijk. Theïstisch-evolutionistische theologen pogen het conflict tussen de Bijbel en de evolutieleer op te lossen door te claimen dat Genesis 1-3 geen feitelijke historie weergeeft. Velen gaan niet meer uit van de historiciteit van Genesis 1-11.

Ronduit schokkend is te lezen wat dit voor gevolgen heeft. Sommigen zien God als een kosmisch goochelaar. Adam en Eva zijn geen echt historische, maar mythische personen, literaire figuren die de mensheid symboliseren. Anderen zien hen als een oorspronkelijk echtpaar te midden van ongeveer 10.000 mensen die 200.000 jaar geleden ergens in Afrika leefden. De zondeval is niet echt gebeurd, maar is meer een beeldend, mythisch verhaal. De toestand voor de zondeval was allesbehalve perfect. Enzovoorts…

Van den Dikkenberg toont aan dat het in twijfel trekken van Bijbelse waarheden leidt tot kerkverlating en uiteindelijk tot atheïsme. Hij verdient veel waardering voor het resultaat van zijn grondige studie. De ondertitel ‘Een kritisch commentaar op theïstische evolutie’ is geheel waargemaakt. De argumenten waarmee (theïstische) evolutie verdedigd wordt, zijn wetenschappelijk zwak of onjuist. Duidelijk is dat we ons, ondanks de visie van moderne theologen, onverkort kunnen vasthouden aan hetgeen de Bijbel ons leert. Het lezen van dit boek vereist minimaal hbo-niveau. Het lijkt me ook zeer geschikt om door studenten in studiegroepen bestudeerd te worden.

Het boek bevat een verklarende woordenlijst en is voorzien van een aanbeveling door ds. D.E. van de Kieft. We hopen dat de beloofde brochure, waarin de belangrijkste zaken in eenvoudige taal beschreven worden, er spoedig komt.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Verboom, W., 2024, Boekbesprekingen, De Wachter Sions 71 (30): 7.

Denken om te dienen – 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn

In 2019 bestond de Theologische Universiteit te Apeldoorn 125 jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum schreef dr. Niels van Driel1 een handzaam boekje over de geschiedenis van deze Christelijke Gereformeerde universiteit, met als titel Denken om te dienen. Hieronder een korte inleiding en een weergave van het debat rond (de historiciteit van) Genesis op deze Apeldoornse universiteit.

Dr. Van Driel wil geen zeer uitgebreide geschiedenis schrijven van de universiteit. “In chronologisch-thematisch geordende flitsen en fragmenten schetst dit boekje een beeld van deze opleiding” (p. 9). De Theologische school voor de Christelijke Gereformeerde Kerken start in 1894. Eerst in Den Haag vijfentwintig jaar later (in 1919) verhuist de school naar Apeldoorn. Vanaf 1928 worden de docenten voortaan hoogleraar genoemd. Vanaf 1953 zijn er voor het eerst in de geschiedenis ook ‘gedoctoreerde hoogleraren’, dr. B.J. Oosterhoff en dr. J. van Genderen, die college geven. “Oosterhoff en Van Genderen, geven samen met hun collega’s een nieuwe impuls aan het wetenschappelijk niveau van het onderwijs” (p. 39). Sinds 1968 mogen ook studenten uit andere kerkgenootschappen studeren in Apeldoorn, tenminste ‘die bereid zijn instemming te betuigen met de drie Formulieren van Enigheid’ (p. 49). Vanaf 1975 is het ook mogelijk om te promoveren in Apeldoorn, ‘de eerste promovendus laat overigens nog vele jaren op zich wachten’ (p. 57). Sinds 1989 heet de hogeschool in Apeldoorn voortaan ‘Theologische Universiteit’. In 1992 promoveert dr. H.G.L. Peels als eerste promovendus van ‘eigen kweek’ op een proefschrift met als titel ‘De wraak van God. De betekenis van de wortel NQM en de functie van NQM-teksten in het kader van de oudtestamentische Godsopenbaring’.2 Sindsdien zijn er tientallen3 geleerden gepromoveerd aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (de TUA). Dr. Van Driel stelde een kort, bondig en lezenswaardig boekje samen over 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn.

(De historiciteit van) Genesis

Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de (toen nog) Hogeschool, verscheen de bundel Woord en Kerk. In de bundel volgen de Apeldoornse hoogleraren ‘de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken kritisch en verontrust’ (p. 47). Dr. J.P. Versteeg schrijft voor de bundel een artikel over de historische Adam contra dr. Harry Kuitert. De bundel krijgt lovende recensies en die zorgen er voor dat de bundel twee keer wordt herdrukt. De bijdrage van dr. Versteeg is in 2012 ook in het Engels vertaald.4

Als het gaat om (de historiciteit) van Genesis en de Theologische Universiteit Apeldoorn is de geschiedenis van prof. dr. B.J. Oosterhof bekend. Oosterhoff gaf eind jaren zestig zijn mening over het lezen van de paradijsgeschiedenis. De kerken willen graag nadere toelichting van deze uitleg, ‘maar zien er óók tegenop’. In 1972 verschijnt zijn boek Hoe lezen wij Genesis 2 en 3? In dit boek geeft Oosterhoff aan dat ‘deze hoofdstukken historische feiten zijn weergegeven in profetisch-symbolische taal’. Kritiek komt van verontruste synodaal-gereformeerden en vooral van gereformeerd-vrijgemaakten. Ook in eigen kerken blijft de kritiek niet uit. “Die komen in de vorm van bezwaarschriften op de agenda van het curatorium. Ze leveren heel wat gespreksstof op. Op zijn Genesis-uitleg laat de hoogleraar zich niet vangen. Moeilijker heeft hij het waar hij zijdelings de dogmatiek raakt: hoe kijkt hij nu precies tegen de toerekening van Adams schuld aan? De curatoren concluderen dat Oosterhoff niet in strijd met de belijdenis komt, maar er zijn er onder hen die meen dat de belijdenis wel ‘iets meer’ zegt dan hij” (p. 55). Een afgevaardigde van de synode van 1974 stelt, in reactie op de commotie rond Hoe lezen wij Genesis 2 en 3, voor om toezicht uit te oefenen op de publicaties. Dit wordt ontraden. “Zij willen op dit punt wel aanspreekbaar zijn, maar dit betekent niet dat het curatorium als ‘een soort censuur-commissie’ moet gaan werken. De synode steunt hen in deze taakopvatting. Later nemen de curatoren wel degelijk een toezichthoudende rol in” (p. 53).

Hoe zit het met het verdedigen van de historiciteit van Genesis aan de Theologische Universiteit Apeldoorn anno 2020? Sinds het verschijnen van het boekje Denken om te dienen hebben twee van de vier hoogleraren en een twee docenten meegewerkt aan de bundel En God zag dat het goed was. Alle aan de TUA verbonden scribenten in deze bundel geven aan geen problemen te hebben met de evolutietheorie en stellen een andere lezing van Genesis voor of verdedigen een boedelscheiding (zo lijkt het tenminste) tussen geloof en wetenschap. Het ‘evolutie om het even’-antwoord in de Gewone Catechismus zorgde ook voor verontrusting binnen de achterban van de universiteit. Het laatste woord is over deze twee publicaties (terecht) nog niet gezegd. We hopen dat de universiteit zich wil (blijven) inzetten voor een verdediging van de historiciteit van Genesis (en van heel de Schrift), want Genesis is óók geschiedenis.

Dit artikel werd in 2020 geschreven.

Voetnoten

Adam, wat doet het ertoe? – Bespreking van ‘Adam, waar ben je?’

Waren Adam en Eva echt de eerste mensen, direct door God geschapen uit de aardbodem, en is door hun zonde de dood de wereld binnengekomen? Vele christenen die de evolutie van de mens als een bewezen feit beschouwen, kunnen dat niet meer plaatsen. Voor hen is ‘Adam een geëvolueerde hominide’ (AGH), en misschien een groep mensen, eerder dan een individu. Doodslag, perversiteit, en de dood, waren al honderdduizenden jaren in de wereld voor ‘Adam’ op het toneel verscheen. Het is deze visie die Willem Ouweneel in zijn boek op de korrel neemt.

Als natuurwetenschapper drukt Ouweneel zich onverbloemd uit: ‘Met de kennis die wij nu hebben van biologische mechanismen en van het fossielenarchief, is het mij onmogelijk in een algemene evolutie (van amoebe tot mens) te geloven’ (p. 10). Toch biedt dit boek niet een uitgewerkte argumentatie voor de wetenschappelijke houdbaarheid van het scheppingsmodel tegenover de evolutieleer. Enkel in hoofdstuk 2 is uitvoerig aandacht voor biologische aspecten. De rest van het boek is theologie en vooral hermeneutiek: waarom is het evolutionaire denken van AGH onverenigbaar met een gedegen lezing van de Schrift (hermeneutiek) en met een gezonde geloofsleer (theologie)?

Na een inleiding (H1) betoogt Ouweneel in hoofdstuk 2 dat de zogenaamd strikt wetenschappelijke evolutieleer verweven is met een ideologie, het evolutionisme. Een ‘isme’ noemt Ouweneel elk ideologisch systeem dat ondanks falsificatie van welk onderdeel dan ook altijd overeind blijft omdat men elk alternatief bij voorbaat uitsluit.

Hoofdstuk 3 is gewijd aan hermeneutiek. Een lezing van Genesis 1-3 die compatibel is met AGH is niet natuurlijk, is niet de manier waarop christenen en joden die teksten altijd gelezen hebben, en druist in tegen de manier waarop ze werden begrepen door Jezus en de apostelen.

Hoofdstuk 4 gaat over historiciteit. De openingshoofdstukken van de Bijbel beschrijven unieke historische gebeurtenissen, van wezenlijk belang voor de mensheid. Schepping, zondeval en zonvloed worden verderop in de Schrift zonder meer als historisch beschouwd. Als men vandaag moeite heeft met bepaalde gebeurtenissen, omdat die ondenkbaar zijn zonder een bovennatuurlijk ingrijpen van God, waarom zou men dan wel vasthouden aan de wonderen van Jezus of Zijn opstanding uit de dood? En dat willen de meeste voorstanders van AGH nog wel.

In de hoofdstukken 5 tot 9 geeft Ouweneel aan hoe in het Genesisverslag de bouwstenen worden aangereikt voor een bijbelse mensleer, zondeleer en verlossingsleer. Telkens daagt Ouweneel zijn opponenten uit vooral minutieus met de tekst te worstelen. AGH kan misschien theologisch een mooi verhaal opzetten, maar exegetisch lopen ze vast.

Hoofdstuk 10 bespreekt de wijze waarop Nieuwe Testament Genesis 1 tot 3 hanteert. Paulus, de andere nieuwtestamentische auteurs en Jezus gaan allemaal uit van een historische Adam en Eva, door God geschapen aan het begin. Aannemen dat Jezus niet beter wist, of dat Hij aansloot bij heersende denkbeelden, doen volgens Ouweneel geen recht aan het bijbelse Jezusbeeld.

Het boek is gedegen en goed gedocumenteerd en de argumentatie is krachtig. Hier en daar wordt het complex, dus wie niet thuis is in de wereld van de theologie zal hier moeilijk doorheen komen. Eén minpunt: Ouweneel herhaalt zich meermaals. Het boek had 50 pagina’s korter kunnen zijn zonder inhoudsverlies.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website IndeKerk. Het originele artikel is op die website niet meer te vinden.

De fijnafstemming van natuurconstanten pleit voor een ontworpen heelal – Bespreking ‘Waar komt het heelal vandaan?’

Waar komt het heelal vandaan?, een vraag die zowel volwassenen als kinderen bezig houdt. Is het heelal eeuwig of eindig? Pedagoog Benjamin Scholl en wetenschapsfilosoof dr. Thomas Jahn schreven een kleine brochure hierover in het Duits. Afgelopen jaar werd het boekje vertaald door Stichting Logos Instituut.

De brochure telt 14 pagina’s en gaat vooral in op de vier voorbeelden van fijnafstemming die gezamenlijk pleiten voor een ontworpen heelal. Tenslotte gaat de brochure in op de Schepper achter dit ontworpen heelal en of Hij te kennen is. De ‘Intelligent Design’-beweging wordt er vaak van beschuldigd dat zij zich niet uitlaten over de aard van de Ontwerper, en dat geldt inderdaad voor een deel van de ID’ers. Hier zien we echter dat het mogelijk is om te belijden dat de God van de Bijbel de Schepper van het heelal is én wetenschappelijk te laten zien dat er een fijnafstemming van de natuurconstanten is. De vier voorbeelden die aangehaald (en kort uitgewerkt) worden zijn, in de woorden van de vertaalster:

(1) De zwaartekracht heeft de goede waarde.
(2) Het heelal is elektrisch neutraal.
(3) De massaverhouding van elementaire deeltjes is heel precies.
(4) De energieverdeling tussen materie en straling is bijzonder fijn afgestemd.

Omdat de brochure vrij dun is, geven we hier alleen de voorbeelden van fijnafstemming, anders zouden we de hele brochure kunnen overtypen. Goed dat er aandacht is voor deze natuurconstanten en deze wat uitgewerkt worden. Het is jammer dat er in de brochure niet ingegaan wordt op de bekende gedachten van multiversa, zo doet de tegenwerping van de opponent simpel aan (‘toeval’) en dat doet hen geen recht. In de brochure wordt aangegeven dat ‘de meest logische verklaring’ voor de fijnafstemming van deze natuurconstanten ‘het bestaan van een eeuwige en almachtige God’ is. “Die door een wilsbesluit het heelal in het leven riep.” Dat is een goed uitgangspunt en de fijnafstemming in de kosmos lijkt ook in die richting te wijzen. In de bronnen wordt verder verwezen naar het boek van dr. Markus Widenmeyer met als titel ‘Das geplante Universum1 en een boek van dr. William L. Craig met als titel ‘Defending Your Faith with Reason and Precision2 Het is verdrietig dat er, bij de toe-eigening van het heil, gedacht wordt vanuit een vorm van algemene verzoening.3 Woorden als ‘weet iedereen’, ‘iedereen’, ‘elk gebed’, doet geen recht aan het Gereformeerde spreken met twee woorden over soevereiniteit en menselijke verantwoordelijkheid. Er valt op dit punt natuurlijk veel meer te zeggen4, beter was geweest dat de brochure duidelijk uitgangspunt genomen had in de particuliere verzoening. Daarom zal de brochure, op dit punt, niet door iedereen gewaardeerd worden. Dat is jammer want zo wordt een deel van de doelgroep gemist.5

Voetnoten

Kees-Jan en het geheim van de camping – Bespreking van het gelijknamige kinderboek

Opeens klinken zachte voetstappen. Dat is vast Freddy, denkt Kees-Jan. Hij gluurt door de takken naar het paadje. Hij schrikt. Het is Freddy niet. Het zijn twee groene laarzen. Die heeft Freddy niet. Kees-Jan duikt verschrikt diep weg. De laarzen staan stil. Er klinkt geritsel in de struiken.

Kees van den End is een kinderboekenschrijver die al sinds 2005 kinderboeken schrijft, onder andere bij Gebr. Koster en Om Sions Wil. Hij heeft ook een serie met als hoofdpersoon Kees-Jan. In het boek Kees-Jan en het geheim van de camping (verschenen in 2016) beleeft de familie van Kees-Jan weer nieuwe avonturen. Het is een mooi boekje geworden voor kinderen vanaf zes jaar.

Kees-Jan gaat met zijn familie naar de camping. Dat spreekt tot de verbeelding voor de kinderen. Het is goed mogelijk dat ook kinderen uit onze achterban zelf naar een camping in Zeeland zijn gegaan. Op deze camping beleeft Kees-Jan allerlei dingen en hoort hij ook verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast ontdekt hij een verboden paadje dat leidt naar een bouwvallige caravan. Wat is daar te doen? Dat gaan we niet verklappen, lees daarvoor dit kinderboek.

Schepper (en Henoch)

Goed dat de auteur schrijft vanuit een scheppingsperspectief. Wanneer de familie van Kees-Jan in de avond naar de zee gaan en de zon zien wegzakken in de zee genieten ze van dit prachtige natuurverschijnsel. Vader en Henderike (de zus van Kees-Jan) kijken daar ook naar en vader zegt: “Wat is Gods schepping toch mooi, hé.” Deze scheppingsverwondering roept herkenning op. Op de terugweg denkt Henderike in de auto na over hoe de hemel eruit zou zien. Ze moet dan óók denken aan Henoch (en Elia), ‘zij mochten zo de hemel binnengaan’. Heel goed dat de auteur de historiciteit van Genesis erkent en dit op een alledaagse manier in zijn kinderboek verwerkt.

Conclusie

De auteur heeft een leuk kinderboek geschreven, omdat er heel veel lessen uit te halen zijn (en dat niet alleen over de schepping) raden wij het boekje aan. Sommige onderdelen zullen zeker niet iedereen in onze achterban aanspreken, het boek is vooral geschreven vanuit reformatorische perspectief met reformatorisch jargon en een beschrijving van een kerkdienst uit de Gereformeerde Gezindte. Voor wie dat geen probleem is die heeft een mooi kinderboek in handen met AVI M4.

Dit artikel werd geschreven in 2020.

Kees-Jan op avontuur in de Ardennen – Bespreking van het gelijknamige kinderboek

Op vakantie in de Ardennen, wie wil dat nu niet? Genieten van het prachtige landschap en de rijke geologie. Kees-Jan is ook op avontuur in de Ardennen. Althans, in dit kinderboek.

Kees-Jan op avontuur in de Ardennen is uitgegeven bij Uitgeverij Om Sions Wil en geschreven door C. van den End. De hoofdpersoon, Kees-Jan, gaat met zijn ouders en de rest van het gezin op vakantie naar de Ardennen. Ze hebben een blokhut gehuurd op een camping in Houffalize en ondernemen talloze activiteiten. Zoals een klimparcours, een bezoek aan een oud kasteel in La Roche-en-Ardenne, wildwaterkanoën, een grot in de buurt van La Roche en de stad Bastogne waar tijdens de Tweede Wereldoorlog hard gevochten is (Ardennenoffensief). Daarnaast beleeft het gezin een avontuur met twee jongens en een zwarte sportwagen waar een koplamp van kapot is.

Schepping en zondvloed

Het gezin is onder de indruk van de natuur in de Ardennen. Ze geven aan dit niet hadden willen missen: “Wat heeft God de aarde mooi gemaakt. En wat is de mens toch klein en nietig. Papa, Kees-Jan en Henderike hebben onder de aarde mogen kijken. Papa kijkt naar de ingang van de grot. Een diep, donker gat in de rots. ‘Wat is God groot’, zegt hij peinzend” (p. 62). Ook wordt grotvorming op een kinderlijke manier uitgelegd: “Eerst was er grond van steen en kalk. Maar de regen spoelde de kalkdeeltjes weg en de stenen bleven over. Zo krijg je de kamertjes diep onder de grond” (p. 58). Na afloop vraagt Kees-Jan aan zijn vader hoe die kalk onder de grond komt. Vader geeft aan dat dit van schelpen is. Kees-Jan is verbaasd, schelpen hier onder de grond. Henderike die ook meeluisterde geeft aan: “Dat komt door de zondvloed.” Vader stemt daarmee in. De aandacht wordt verlegd naar de Sint-Pietersberg in Maastricht. De versteende zee-egels die daar gevonden zijn ook omgekomen tijdens deze wereldwijde ramp. “’Ja kinderen’, zegt papa, ‘je ziet wel dat God alle dingen wonderlijk bestuurt. Alles wat in de Bijbel staat, is echt gebeurd! Elke keer zien we dat weer. Sommige geleerden zeggen dat het niet waar is, maar wij weten dat gelukkig wel’.” (p. 63).

Het boekje is geschikt voor de leeftijd vanaf 7 jaar (AVI M5).

Dit artikel werd geschreven in 2019.

‘Alderliesten beschrijft actuele biomedische ontwikkelingen en zoekt naar de ethische vragen die deze oproepen’ – Bespreking van ‘Recht op Leven’

Arthur Alderliesten heeft zijn boekje Recht op leven als ondertitel meegegeven Aanzet voor een bio-ethiek van het levensbegin. Het loopt uit op een oproep aan de kerk. Die moet zich onder andere uitspreken over het recht op leven vanaf het eerste moment van zijn ontstaan, aldus Alderliesten. Recht op leven is tot stand gekomen vanuit een masterthesis, die hij geschreven heft aan de Theologische Universiteit Kampen. Daarin verbindt hij bio-ethiek met de ethiek van Bonhoeffer (1906-1945), die gekleurd is door de context waarin hij leefde, het nationaalsocialisme van nazi-Duitsland.

Alderliesten beschrijft allereerst actuele biomedische ontwikkelingen en zoekt naar de ethische vragen die deze oproepen. In-vitrofertilisatie en embryokweek zijn voorbeelden van deze biomedische innovaties. Wat embryokweek betreft, klinkt de roep om acceptatie hiervan voor wetenschappelijk onderzoek steeds luider. Alderliesten ziet hierachter het maakbaarheidsdenken schuilgaan van de mens die autonoom wil zijn. Dat uit zich in het streven naar risicobeperking en beheersing van gezondheid. Vervolgens schrijft Alderliesten over de eugenetica (letterlijk: goed geboren) in nazi-Duitsland. Het is huiveringwekkend om te lezen dat het vermoorden van Joden gebruikt werd als vals voorwendsel voor hygiënische maatregelen, waarbij Joden als een ziek ras werden gezien. Alderliesten concludeert dat tijdens de Tweede Wereldoorlog mensenlevens steeds meer uitgedrukt werden in economische waarde in plaats van menselijke waarde.

Tegen deze achtergrond heeft Bonhoeffer zijn ethiek ontwikkeld. Hij keert zich tegen de instrumentalisering van het lichaam en noemt het een vorm van slavernij als de mens tot een ding in de macht van iemand anders is geworden. Het doden van de vrucht in de moederschoot noemt Bonhoeffer een aantasting van het recht op leven dat God heeft verleend. Hiermee laat Bonhoeffer zijn afkeer zien van de inmenging van de overheid (in zijn tijd nazi-Duitsland) op het terrein van de voortplanting.

Alderliesten eindigt zijn geschrift met vijf aandachtspunten voor de kerk in het licht van actuele medisch-ethische uitdagingen rond het levensbegin. Aan de hand van de ethiek van Bonhoeffer ziet hij het als taak van de kerk om op te roepen tot concrete gehoorzaamheid aan Jezus Christus en daarbij ook de overheid kritisch te bevragen wanneer dat nodig is. Een van zijn stellingen licht ik concreet uit: de kerk zou zich moeten uitspreken tegen instrumenteel gebruik van het leven, ook in haar vroegste bestaan, als hedendaagse vorm van slavernij.

Bij het lezen van dit boekje raak je onder de indruk van de vele bronnen die de auteur erop nageslagen heeft. Tegelijk is het niet eenvoudig om te lezen, omdat er veel verschillende stappen worden gezet waarbij mijns inziens te veel thema’s worden aangeboord voor zo’n dun boek. Daarbij zijn er best wat slordigheden in de tekst te vinden. Dat vergemakkelijkt het lezen niet. Niettemin geeft het boekje waardevolle inzichten voor hoe je kunt omgaan met (maatschappelijke) vragen rondom het levensbegin en de positie die de kerk hierbij moet innemen.

Noot van de redactie van ‘Oorsprong’: Al eerder schreef mr. W. Silfhout voor ‘De Saambinder’ een recensie van dit boek. Deze recensie is ook hier verschenen. De uitnodigingsflyer voor de boekpresentatie van ‘Recht op Leven’ is hier te vinden. Deze boekpresentatie werd ook uitgezonden via de livestream. Deze livestream is hier terug te kijken.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Boele, R., 2024, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 112 (1/2): 16.

De namen van Jezus doen ons terugkijken en vooruitkijken – Bespreking ‘Het geheim van Jezus’ namen’

Toen het kindje van Maria in Bethlehem werd geboren, was er geen kinderkamer ingericht en er lagen geen geschenken van buren te wachten. Maria was een eenvoudig meidje en Jozef was timmerman. Ze waren niet rijk: de baby werd gelegd in een voerbak van de dieren. (…) Het geschenk dat al bij Zijn geboorte lag te wachten, was niet afkomstig van mensen: het was een door engelen aangedragen cadeau. Het was een naam voor dit kindje.

Zo begint het boekje Het geheim van Jezus’ namen van prof. dr. Jakob van Bruggen. Het boekje gaat over het geheim van de namen van het bovengenoemde Kind Jezus. “Ze onthullen een verlossend geheim dat eeuwenlang verborgen bleef”, zegt de auteur. Het boekje bestaat uit twee delen van elk drie hoofdstukken. In het eerste deel worden drie paren van Jezus’ namen besproken (Jezus, Christus en Heer der Heren). In het tweede deel wordt geschreven over hoe deze namen op aarde bestreden en miskend werden en worden. Maar er is hoop: deze namen zullen de wereld overwinnen. De auteur spreekt in het tweede deel over (1) een tijd van verdrukking, (2) een tijd van ontkenning en (3) een tijd van hoogmoed. Het boekje is helder en duidelijk geschreven. De auteur blijft dicht bij de Bijbel en als het boekje uitgelezen is, groeit het verlangen om het hele oeuvre van prof. Van Bruggen te lezen.

Vroegste geschiedenis

Ook de vroegste geschiedenis van de mensheid komt in het boekje aan bod. Jezus is immers dé afstammeling van Adam (Lucas 3: 23-38). Door Paulus wordt Jezus ‘de tweede mens, de laatste Adam’ genoemd (1 Korintiërs 15: 45-49). In een boekje over de namen van Jezus is het onmogelijk om hieraan voorbij te gaan. De auteur weidt er daarom enkele bladzijden aan. De emeritus-hoogleraar gaat ervan uit dat Adam geschapen werd op de zesde dag (p. 31). “De roepnaam en de schuilnaam van Jezus nodigt ons uit om terug te kijken naar onze eigen geschiedenis als mensheid”, zo schrijft prof. Van Bruggen. “De Bijbel begint met de mens. Met Adam en Eva als kroon op de schepping en als beeld van God. Toen zij geschapen waren, kregen zij als opdracht de aarde te beheren. Zo was de schepping af: en God zag dat het zeer goed was. Het bleef niet goed en bij de zondvloed gaat bijna de hele mensheid verloren door eigen hoogmoed en schuld. Ten tijde van het Oude Verbond (met Noach en met Mozes) is er geen tweede zondvloed gekomen, maar wel een niet-ophoudende botsing tussen God en mensen, ook in Israël.” Deze terugblik is erg waardevol en het doet ons goed dit te lezen. De auteur heeft weinig goede woorden over voor het loslaten van een historiciteit van o.a. Genesis 1-3: “Het is opvallend dat veel christenen in het Westen zo gemakkelijk de historiciteit van Genesis 1-3 en daarmee de historiciteit van onze voorouders Adam en Eva denken te kunnen loslaten. Alsof onze belijdenis van Jezus, De zoon van de mens, niet onlosmakelijk verbonden is aan de werkelijkheid van de ene mens waaruit God het hele menselijke geslacht deed voortkomen (Handelingen 17,26-31; 1 Timoteüs 2,13-15). Waarom zouden wij een laatste verlossende Adam nodig hebben, wanneer er nooit een eerste, in zonde gevallen Adam zou zijn geweest?” Prof. Van Bruggen vraagt zich af waarom wij ons in de 21e eeuw zouden moeten schamen voor vader Adam en moeder Eva, “wanneer onze Heiland juist is gekomen om tot hun familie gerekend te worden?” Hij ziet het ontkennen van onze voorouders als overtreding tegen het vijfde gebod, omdat dit gebod ook voor de eerbied tegenover onze verre voorouders Adam en Eva geldt. De verwijzing naar Hebreeën 2:11 is zeer toepasselijk op het bovenstaande gedeelte. De naam Jezus, de laatste Adam, laat ons zo terugkijken naar het begin van onze eigen familie. Het is prachtig dat een emeritus-hoogleraar dit in een materialistische, naturalistische en daarmee verwarrende tijd opschrijft. In de 21e eeuw is het noodzakelijk om dicht bij het Woord te blijven. Prof. Van Bruggen laat dit als kenner van dat Woord keer op keer in zijn publicatie zien. Dit boekje mag daarom in geen boekenkast ontbreken.

Redder van de schepping

Er valt veel te citeren uit dit prachtige boekje. U begrijpt wel dat dit onmogelijk is, en daarom moet u het zelf maar nalezen. Nog één citaat. De naam Jezus, de laatste Adam, doet ons niet alleen terugkijken maar ook vooruitblikken. Prof. Van Bruggen schrijft: “Hij die gezalfd is met Gods Geest en Gods Zoon mag heten, is zelf verheven boven de schepping. De dingen zijn door Hem geworden. Daarom is Zijn verschijning aan het einde van de tijden ook zo hoopvol voor de schepping die zucht als in barensnood. Deze schepping wordt nu gered van de ondergang! De schepping sprankelt alleen door de Geest van God. Door Hem is er klank en geur en kennis. Zonder Hem wint het kwaad en de dwaasheid. Zonder Hem is er de geur van bederf en dood. De komst van Gods Zoon, vol van Zijn Geest, geeft licht en leven en vreugde terug aan de schepping en dat voorgoed.

Dit artikel werd oorspronkelijk geschreven in 2017.

Over de Joodse godsdienst met aandacht voor onze oergeschiedenis – Bespreking ‘Een Loofhut voor Jan en Job’

De staat Israël is weer volop in het nieuws, als nieuws daarover ooit weg geweest is. Jonge kinderen stellen daarom vragen over het nieuws, maar ook over de Joodse godsdienst. Hoe leg je de gebruiken binnen de Joodse godsdienst helder uit aan jonge kinderen? Dat kan door het boekje ‘Een Loofhut voor Jan en Job’ voor te lezen. Dit boekje verscheen bij Uitgeverij De Banier en is geschreven door Annelies Tanis.

Eind oktober van dit jaar (2023) waren wij als gezin in het Israëlcentrum om daar de tentoonstelling ‘Hallo Israël’ te bezoeken. Daar kochten we het boekje ‘Een Loofhut voor Jan en Job’. De eerste druk verscheen in 2015, de tweede druk in 2018. Het boekje is geschikt om voor te lezen voor kleuters en om zelf te lezen vanaf 7 jaar. Het leesniveau, toegekend door Cito i.s.m. de KPC Groep, is AVI M4. Het boekje gaat over de buurjongentjes Jan en Job. Jan heeft een christelijke achtergrond en Job een Joodse achtergrond. Dat staat de jongens gelukkig niet in de weg om met elkaar te spelen.1 Jan stelt allerlei vragen over het Joodse geloof aan (de moeder van) Job. In het boekje leren de kinderen waarom Joodse jongens een keppeltje dragen, wat een synagoge is, waarom Joden geen varkensvlees (mogen) eten, wat de Thora is, waarom de sabbat belangrijk is en hoe het Loofhuttenfeest gevierd wordt. Bij het laatste feest worden de christelijke buren uitgenodigd, vandaar de titel ‘Een Loofhut voor Jan en Job’. Een leuke en nuttige kennismaking met de Joodse cultuur voor jonge kinderen.

Adam en Eva

Jan heeft veel vragen over het geloof van zijn buurjongen. Hij stelt deze vragen ook aan de moeder van Job. Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen Joden en christenen. Overeenkomsten zijn de geschiedenissen uit de Thora. Wanneer de moeder van Job, Jan meeneemt naar de synagoge komen in het gesprek ook Adam, Eva en Noach voorbij.

”’Wat staat er in de Thora?’ vraagt Jan. ‘Uh…’ Job denkt na. ‘Van alles’, zegt hij dan. ‘Erg veel?’ vraagt Jan. ‘Erg veel’, knikt Job. Jobs moeder zegt: ‘In de Thora staat hoe God alles heeft gemaakt. Er staan verhalen in over Adam en Eva. En over Noach. Over Abraham en Mozes. We kunnen veel leren uit de Thora. Er staat in hoe God wil dat we leven.’ ‘O’, zegt Jan, ‘is het een soort Bijbel?’ ‘Ja’, zegt Jobs moeder, ‘dat is het.’”

Zo krijgt onze vroegste geschiedenis ook nog aandacht in dit boek. Vanwege deze overeenkomst zijn er ook onder de ultraorthodoxe Joden (gelukkig) ook zogenoemde creationisten te vinden. Met dank aan de schrijver en uitgever voor deze leuke en leerzame kennismaking.

Deze bespreking is onderdeel van het project ‘Onderwijzen en opvoeden voor de toekomst – Leren over onze vroegste geschiedenis in 2023’. In de komende maanden zal dit project verder uitgekristalliseerd worden. Een dergelijk opvoedings- en onderwijsproject zal ook onderdeel zijn van het jaarplan ‘Fundamentum 2024’. Dit boek is ook toegevoegd aan de lijst met gelezen kinder- en jeugdboeken.

Voetnoten