Home » Gastbijdrage » Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid – Naar aanleiding van ‘Geestspraak’

Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid – Naar aanleiding van ‘Geestspraak’

In het vorige artikel hebben we de route door de publicatie ‘Geestspraak‘ van prof. dr. H. van den Belt verkend. In dit artikel peilen we hoe de verhouding is van de uitgangspunten van deze studie tot de gereformeerde Schriftvisie, zoals die verwoord wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat geeft aanleiding tot een aantal kritische kanttekeningen.

De grondslag van de gereformeerde Schriftbeschouwing is te vinden in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de artikelen 3 t/m 7. Artikel 3 belijdt de inspiratie van de Heilige Schrift. Door de Heilige Geest gedreven, hebben de heilige mensen Gods gesproken. God heeft in Zijn bijzondere zorg voor ons en onze zaligheid ervoor gezorgd dat ze het Woord van God op schrift hebben gesteld. Deze inspiratie verliep organisch. Mensen zijn daarbij niet uitgeschakeld, maar ingeschakeld. Voor Van den Belt is dit het uitgangspunt bij de uitleg van de Bijbeltekst zoals die nu voor ons ligt. Hij ziet de Bijbel als het door de Geest geïnspireerde en nog altijd levenwekkende Woord van God.

Opvallend is dat Van den Belt flink ruimte geeft aan redactie- en tekstkritiek. Redactiekritiek gaat over de wijze waarop de boeken tot stand gekomen zijn. Tekstkritiek gaat over de overlevering van de oorspronkelijke tekst. ‘De Heilige Geest heeft ervoor gezorgd dat wat we nu hebben het eigen Woord van God is, tot stand gekomen in alle kwetsbaarheid, niet alleen van de historische context en de persoonlijke omstandigheden en beperktheden van de auteurs, maar ook van het proces van redactie en tekstuele overlevering‘ (blz. 125). Hier is sprake van een verschil van visie met wat in ‘Het onfeilbare Woord‘ (2020) door scribenten uit onze gemeenten naar voren is gebracht. Zij zijn op dit punt veel voorzichtiger. Van den Belt constateert dat ook zelf in de inleiding van zijn boek.

Gezag

Artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt over het gezag van de Heilige Schrift. De Heilige Schrift heeft gezag in zichzelf (ook wel autopistie genoemd). Tegelijk legt de Heilige Geest getuigenis af in de harten van de gelovigen dat de Bijbel het Woord van God is. Calvijn heeft deze fundering van het Schriftgezag gemunt. De Geest is bij Calvijn de innerlijke Leermeester Die het verstand verlicht zodat het Woord van God als Zijn eigen Woord aanvaard wordt. Het is onlosmakelijk verbonden met het geloof waardoor de Geest de vereniging met Christus werkt. Het gezag van de Bijbel is niet gefundeerd op de kerk. Alleen de gelovigen of verkorenen hebben die zekerheid die voortvloeit uit het getuigenis (testimonium) van de Heilige Geest. Dit getuigenis verloopt langs de lijnen van de heilsboodschap. Toch verdient te Schrift het ook in zichzelf om geloofd te worden. De Bijbel heeft gezag in zichzelf onafhankelijk van het getuigenis van de Heilige Geest.

Van den Belt stelt in dit verband de vraag hoe autopistie en testimonium in de moderne context bij elkaar gehouden kunnen worden. Hij zoekt de oplossing in de richting van het eenparige getuigenis van de kerk van alle eeuwen en plaatsen. Hij ziet hier een gemeenschappelijk belang van Rome en Reformatie. ‘De discussie over de vraag of de kérk of de Schrift primaat heeft, valt in het niet bij de vraag of er überhaupt sprake is van een gezaghebbende openbaring die van buiten tot ons komt‘ (blz. 244). Hij wil ervoor waken om het getuigenis van de Heilige Geest te versmallen tot een individuele ervaring en wijst daarom ook op de kerk. Dit schuurt wel enigszins met de passage in de Nederlandse Geloofsbelijdens; ‘en dat niet zozeer omdat ze de Kerk aanneemt en voor zodanige houdt‘. Een voorzichtige vraag is of dit de deur niet op een kier zet van de kerk als interpreterende gemeenschap. Gelukkig stelt Van den Belt in het laatste hoofdstuk: ‘De Schrift wordt wel gelezen in de gemeenschap van de kerk, maar de rol van die interpreterende gemeenschap mag niet zo groot worden dat zij betekenis toekent aan de Schrift in plaats van dat zij haar betekenis eraan ontleent‘ (blz. 391).

Betrouwbaarheid

In artikel 7 wordt de volkomenheid of de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift beleden. Daar wordt beleden dat de Heilige Schrift de wil Gods volkomenlijk vervat, en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt. Tevens wordt verworpen wat met deze ‘onfeilbare regel’ niet overeenkomt.

In dit verband wijst Van den Belt op de ontspannenheid waarmee reformatoren als Calvijn omgaan met mogelijke fouten in de tekst. Tegelijk wijst hij er ook op dat zij de Bijbel beschouwen als het door de Geest geïnspireerde, of zelfs gedicteerde Woord van God. Dit brengt hem ertoe ook zelf ontspannen in het spanningsveld te blijven staan, ook nu we veel meer weten over de ontstaansgeschiedenis van de tekst en we over veel tekstvarianten beschikken (blz. 130).

Volgens Van den Belt wijst de uitdrukking ‘onfeilbare regel’ op de betrouwbaarheid van de Schrift. Vanuit deze positie neemt hij meermalen in zijn boek fors afstand van de interpretatie van de onfeilbaarheid van de Bijbel als foutloosheid (inerrancy). Het is een opvatting van Evangelicals die eind van de negentiende eeuw opkwam in de strijd tegen het opkomende liberalisme in de Amerikaanse theologie. Gezien de manier waarop het begrip gefunctioneerd heeft in die context, is het wel begrijpelijk dat Van den Belt er kritiek op heeft. Gelukkig maakt hij naast ontsporingen ook melding van meer genuanceerde posities die vandaag worden ingenomen en veel goeds brengen op bijbels-theologisch en exegetisch gebied. Maar de acceptatie van verworvenheden van de redactiekritiek en de tekstkritiek en de naar het schijnt kritiekloze omarming van de toegenomen gevoeligheid van de huidige lezers voor de historische gelaagdheid van de tekst, zijn toch iet in balans met die herhaaldelijk afstand nemen van de opvatting van de foutloosheid van de Schrift.

Het is wel wat gemakkelijk als hij onder de afwijzing van deze opvatting schrijft: ‘Als de Schrift een ‘onfeilbare regel is’, dan vergis je je dus niet als je daarop vertrouwt‘ (blz. 133). In het licht van deze uitspraak komen we ertoe om de volgende keer toch wat forse kritiek neer te zetten op de stellingname van dit boek over de betekenis van algemene kennis voor de uitleg van de Heilige Schrift.

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Mourik, J. van, Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid, De Saambinder 103 (7): 4-5.

DRIEDELIGE BESPREKING VAN 'GEESTSPRAAK'
In drie delen bespreekt drs. J. van Mourik het boek ‘Geestspraak‘ van prof. dr. H. van den Belt. Hieronder een overzicht van de drie delen.

  1. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (1) Regels voor het Bijbellezen.
  2. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid.
  3. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift.