Home » Schriftgezag

Categoriearchief: Schriftgezag

Moderne Schriftuitleg gevaar voor christelijke medische ethiek – Interview met scheidend directeur mr. Diederik van Dijk in het Reformatorisch Dagblad

Mr. Diederik van Dijk heeft afscheid genomen van de Nederlandse Patiëntenvereniging (NPV) omdat hij gekozen is als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Van Dijk was directeur van de NPV en namens de SGP lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, hij heeft in die hoedanigheid ook enkele artikelen en video’s op onze website. Omdat hij afscheid nam, interviewde journalist Maarten Costerus hem namens het Reformatorisch Dagblad. Enkele opvallende zaken wil ik hieronder uitlichten en samenvatten.1

Abortus

Sinds April 2018 gaf mr. Van Dijk leiding aan de NPV. Nu gaat daar dus verandering in komen. Wie hem in deze prolifeorganisatie gaat opvolgen is mij (nog) niet bekend. Van Dijk blikt in het interview terug op een goede periode bij de NPV. Het debat tussen Maaike Rosendal en Rob Jetten, huidige voorman van D66, ziet hij als een van de mijlpalen van deze periode.2Blijf als christen zaaien met je boodschap. Denk niet dat er niets meer valt te bereiken.” Het heeft volgens de parlementariër wel degelijk zin om met de prochoicekant in gesprek te gaan. Als het gaat om abortus merkt Van Dijk dat er op straat een nuchterder geluid klinkt dan in Den Haag. “Hoopgevend is ook dat opkomende partijen, zoals NSC en BBB, de regels rond abortus en euthanasie niet verder willen versoepelen. Dat is tegenwoordig al heel wat. Met deze partijen kun je als SGP praten. Ik hoop dat we van het drammerige, zoals bij D66, verlost zijn.

Zorgen

Toch is mr. Diederik van Dijk niet alleen maar positief. Vooral de zogenoemde nieuwe hermeneutiek en het loslagen van het Schriftgezag in nota bene christelijk Nederland baart hem zorgen. Dit heeft ook gevolgen voor de kijk op de christelijke medische ethiek. “Als je zegt dat we vandaag meer weten dan Paulus, maak je de Bijbel monddood. Dan valt ook de christelijke medische ethiek in duigen.” Tijdens het schrijven van de genderbrochure, die ook op de stoelen van het congres ‘Bijbel & Wetenschap 2023’ lag3, merkte Van Dijk de gevolgen van deze manier van Bijbellezen het duidelijkst. “Toen ontdekten we dat er tegenwoordig allerlei opvattingen bestaan over de scheppingsorde en over wat Paulus zegt over het huwelijk en seksualiteit. Christenen vragen zich af of die teksten voor vandaag de dag nog betekenis hebben.” Zijn opvolger bij de NPV wil hij daarom meegeven ‘zuinig’ te zijn ‘op de klassiek-christelijke visie op de medische ethiek’. Christenen hebben, met het Woord als kompas, ‘goud in handen’. We hoeven ons volgens de scheidende directeur ons niet te schamen voor deze overtuiging. Hij ziet ‘halfslachtigheid’ als funest voor het betrouwbare getuigenis en de positie van christenen in de maatschappij.

Tenslotte

De waarde van Schriftuitleg en het Schriftgezag heeft gevolgen voor de christelijke medische ethiek. We hoeven echter niet in een mineur te eindigen. De Heere heeft nog mensen gegeven die inhoudelijk hier tegenin willen en kunnen gaan.4 Het zou goed zijn om de verhouding tussen Schriftuitleg en deze medisch ethische thema’s diepgaand te doordenken. Daarom is het zo verdrietig dat een hermeneutische bundel, zoals voorgesteld door dr. C.P. de Boer, nog steeds niet van de grond is gekomen. Terwijl dat inhoudelijk en ook qua ‘mankracht’ zeker moet lukken, er zijn binnen bevindelijk-gereformeerde kring genoeg academici die iets zouden kunnen schrijven.5

Voetnoten

‘Schriftgezag in de praktijk’ – Dr. Gert van den Brink sprak in Nijmegen over Schriftgezag

Dr. Gert van den Brink sprak voor de Kerngroep Bezinning GKv en CSFR Quo Vadis te Nijmegen. Hij sprak over Schriftgezag, een veelbesproken onderwerp. Met dank aan Geloofstoerusting is deze lezing opgenomen en hieronder te bekijken. Het eerste deel is hier te bekijken.

‘Gezaag aan gezag’ – Dr. Gert van den Brink sprak in Nijmegen over Schriftgezag

Dr. Gert van den Brink sprak voor de Kerngroep Bezinning GKv en CSFR Quo Vadis te Nijmegen. Hij sprak over Schriftgezag, een veelbesproken onderwerp. Met dank aan Geloofstoerusting is deze lezing opgenomen en hieronder te bekijken. Het tweede deel is hier te bekijken.

WoordStudie: Wie schreef de eerste brief van Petrus?

Vele eeuwen lang, vanaf de 1e tot het begin van de 19e eeuw, heeft men Petrus als auteur van deze brief beschouwd. Waarom is vanaf de 19e eeuw tot nu toe het auteurschap van Petrus door nogal wat uitleggers in twijfel getrokken? Men zag en ziet daartoe diverse redenen; ik geef een selectie daarvan, zonder de auteurs te noemen:

  1. 1 Petrus bevat teveel gedachtengoed dat we ook in Paulus’ brieven aantreffen; dus kan Petrus niet de auteur zijn. De brief zal dus een ‘pseudepigrafisch’ geschrift zijn, d.w.z. het is geschreven door een onbekende auteur, die welbewust niet zijn eigen naam, maar de naam van Petrus als afzender heeft gekozen.
  2. 1 Petrus bevat te weinig levendig beschreven herinneringen aan het leven en het onderwijs van Jezus Christus. Dat zou je verwachten als de brief echt van Petrus was.
  3. 1 Petrus is geschreven in uitstekend Grieks. Woordgebruik, grammatica en zinsbouw staan op hoog niveau. Kan zulk Grieks geschreven zijn door een Galilese visser met Aramees als moedertaal? Zo iemand behoorde toch bij de categorie ‘ongeletterde en eenvoudige mensen’ (Hand. 4:13)?

Hier is door anderen het volgende tegen in gebracht. Ik geef een zelfstandige verwoording van hun argumenten:

Ad 1) Inhoudelijke overeenkomsten zijn geen aanwijzingen voor afhankelijkheid of gebrek aan originaliteit. Zowel Paulus als Petrus zijn door dezelfde Geest geïnspireerd, maar leggen daarnaast wel hun eigen accenten. Die accenten kunnen ook nog eens per geschrift, zelfs binnen het oeuvre van één en dezelfde auteur, verschillend zijn. Toch is er tussen 1 Petrus en de brieven van Paulus nergens tegenspraak, eerder van enige overlap. Als 1 Petrus werkelijk een ‘pseudepigrafisch’ geschrift is, waarom heeft de auteur het dan niet op naam van Paulus gezet? Juist het feit dat dit niet gebeurd is, maakt deze theorie onaannemelijk.

Ad 2) 1 Petrus bevestigt en duidt de informatie die in de evangeliën gegeven is; zie de verwijzingen naar het bloed van Christus (1:2,19), Zijn opstanding uit de doden (1:3,21), het zicht op Zijn toekomstige openbaring (1:7,13) en heerlijkheid (1:11), Zijn onderwijs over de wedergeboorte (1:3,23) en over het bouwen van de gemeente (2:5), Zijn onberispelijke leven (2:21), Zijn plaatsvervangend sterven (2:24; 3:18). Petrus heeft duidelijk niet de behoefte gehad daaraan nog iets toe te voegen. ‘Er is eerder doorwerking te verwachten van Christus’ leer dan van allerlei herinneringen aan Zijn leven’.1 Het is dan ook niet correct Petrus daarom niet als auteur van de brief te beschouwen.

Ad 3) Dit bezwaar gaat uit van de onjuiste vooronderstelling dat wij precies weten hoeveel Grieks een Galilese visser halverwege de 1e eeuw beheerste. Verder is het goed te weten dat het woord ‘ongeletterd’ ook de betekenis kan hebben ‘ongeschoold’, ‘zonder opleiding’, d.i. in dit verband specifiek ‘zonder rabbijnse theologische scholing’. En de betekenis van ‘eenvoudig’ gaat in de richting van ‘leek’, ‘ondeskundige’, en ook ‘niet een officieel ambt bekledend’. Beide maken een op zichzelf uitstekende beheersing van het Grieks zeer wel mogelijk.

Daarnaast is ons onbekend in hoeverre de uiteindelijke vormgeving van de tekst van 1 Petrus mede voor rekening komt van Silvánus; zie 5:12. Overigens zijn er ook geleerden die wijzen op stilistische zwakheden in 1 Petrus; zij zijn van mening dat de brief weliswaar in kwalitatief goed, maar bepaald niet literair Grieks geschreven is.

Verder weten we dat tijdens Petrus’ leven er al vier eeuwen lang Griekse invloed in Palestina was geweest. Ook Galiléa lag binnen deze Griekse invloedssfeer, en dat geldt ook voor Petrus’ geboorteplaats Bethsaïda (Joh. 1:45). We hoeven ons daarom niet te verbazen over de mogelijkheid dat daar mensen woonden, die, afhankelijk van hun taalgevoel, het Grieks goed tot uitstekend beheersten. Zelfs heel wat in dit gebied gevonden Joodse grafinscripties waren in het Grieks gesteld – kennelijk was dat de taal die verwanten het meest vertrouwd was om hun dierbare overledene te gedenken.2

Conclusie: er bestaat geen dwingende reden het auteurschap van Petrus in twijfel te trekken.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Kramer, G., 2023, WoordStudie: Wie schreef de eerste brief van Petrus, Rechtstreeks 20 (4): 9.

Commissie ‘Schriftgezag’ van de Generale Synode Gereformeerde Gemeente 2022 heeft drie medewerkers benoemd

Op de Generale Synode van 2022 van de Gereformeerde Gemeente stond óók het onderwerp Schriftgezag centraal. De afgevaardigden besloten toen om een academisch geschoolde theoloog aan te stellen om dit onderwerp te onderzoeken.1 De Heere heeft in Zijn goedheid gegeven dat er niet één maar drie theologen zijn aangesteld. Laten we deze theologen ook gedenken in onze gebeden, dat het theologisch onderzoek van deze geleerden ook in Zijn gunst mag zijn en tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.2

Benoeming

In De Saambinder van gisteren (22 juni 2023) wordt melding gemaakt van de benoeming van drie theologen, in plaats van één studiesecretaris. Het gaat om drs. J. van Gurp, J.N. Mouthaan (MA) en J.A. Roukens (MA). Het afgelopen half jaar heeft de synodecommissie hun taak opgepakt en een sollicitatieronde gestart. De synodecommissie bestaat uit ds. A. Schot, ds. G.W.S. Mulder, dr. J.M.D. de Heer én dr. E.G. Bosma. De commissie heeft gekozen voor drie geleerden in plaats van één. Ze zin in de drie benoemde medewerkers ‘kwaliteiten en vaardigheden die complementair zijn. De commissie heeft daarom gemeend niet één studiesecretaris te moeten benoemen, maar drie. Bovendien verkleint dit de kwetsbaarheid van de functie van studiesecretaris’. Na deze sollicitatieronde hebben de commissie en de medewerkers samen ‘een werkwijze vastgesteld en de taken onderling verdeeld’. De publicaties, lezingen en (andere) media-uitingen van de medewerkers vallen onder verantwoordelijkheid van de Commissie Schriftgezag. Op de volgende Generale Synode (van 2025 D.V.) zal de commissie ook rapporteren over de werkzaamheden. Qua arbeidsvoorwaarden zijn de medewerkers ondergebracht bij het al bestaande Centrum voor Godsdienstonderwijs (CGO).

Werkzaamheden?

Dr. E.G. Bosma schrijft ook dat de komende maanden de medewerkers vooral bezig zijn met het doen van onderzoek en het opzetten van de werkzaamheden. “Het is de wens van de commissie en de medewerkers om van betekenis te mogen zijn voor het geheel van ons kerkverband en ook een uitstraling te hebben voor de bredere kring van de gereformeerde gezindte.” Leek het bij het eerste synodeverslag nog veel te gaan om onze jeugd. Nu lijkt dat, gelukkig, wat breder getrokken te worden. Immers is het volgens Bosma ‘nadrukkelijk de bedoeling om diverse doelgroepen op hun eigen wijze en niveau te benaderen met betrekking tot zaken die het Schriftgezag aangaan’.

Geleerdheid en vroomheid

We hopen dat in deze studie en werkzaamheden geleerdheid en vroomheid bij elkaar zullen komen. Zoals ook mijn pleidooi was bij het openingswoord van de bundel Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht.3 Zodat we niet alleen aardse geleerdheid mogen hebben, maar bovenal van God geleerd zullen worden. Dat is ook mijn wens aan de medewerkers en de commissieleden. Het is goed dat naast het eigen kerkgenootschap ook oog is voor het dienen van de breedte van de Gereformeerde Gezindte. Dergelijke initiatieven kunnen we alleen maar aanmoedigen. Gebed is zeer nodig, want ‘zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle’ (1 Korinthe 10:12, SV). Het is namelijk niet makkelijk om in de huidige tijdgeest pal te staan voor de waarheid van Gods Woord en het Schriftgezag te verdedigen.

Voetnoten

‘Geen bijkomstige standpunten, maar fundamentele zaken die de Schrift betreffen’ – Ds. W.L van der Staaij reageert in ‘Bewaar het Pand’ op de nieuwe fusiekerk de Nederlandse Gereformeerde Kerken

Iemand die het kerkelijke leven van de gereformeerden nauwlettend in de gaten houdt kan het niet ontgaan zijn dat op 1 mei 2023 de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken gefuseerd zijn tot een nieuw kerkgenootschap: de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Ondanks de bezwaren van sommige GKv’ers is de fusie doorgegaan. Als buitenstaander heb ik het één en ander met gemengde gevoelens bekeken.1

Ds. W.L. van der Staaij heeft in Bewaar het Pand, het blad van een stroming binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), dergelijk gevoelen verwoord. Enerzijds wijst de predikant erop dat het bijzonder is dat ‘in een tijd van polarisatie deze twee kerkverbanden elkaar na de scheuring in 1967 weer hebben weten te vinden’. Anderzijds zijn er een aantal verontruste kerken binnen de GKV die zich genoodzaakt hebben gezien om een tijdelijk kerkverband te vormen. Maar fundamenteler voor Van der Staaij is dat ‘wie de bezwaren tegen de fusiekerk op zich laat inwerken, beseft dat het maar niet om wat bijkomstige zaken gaat, maar om fundamentele zaken die Schrift, belijdenis en kerkorde betreffen’.2

Bezwaren

Welke bezwaren? De predikant somt ze in zijn artikel op. Degenen die raakvlakken hebben met de besproken thema’s op de website Fundamentum werk ik uit, de kerkordelijke zaken, de belijdenis en de ambtsstructuur laat ik aan de genoemde kerken.

  1. De manier van Bijbellezen én Bijbeluitleg. Van der Staaij wijst naar de woorden van emerituspredikant ds. H. Room, GKV, die aangeeft dat de ontwikkelingen in zijn (voormalige) kerkverband hard gaan. Een nieuwe omgang met de Schriften zou ingang hebben gevonden bij d e voorgangers en gemeenten. Hierbij functioneert de Bijbel nog wel als Bron, maar niet meer als dé Norm. “Ook wordt niet langer gestreefd naar eenheid van exegese, maar wordt geaccepteerd dat de Bijbel over één thema twee verschillende en zelfs met elkaar onverenigbare dingen zegt, waarbij de individuele gelovige de uitleg mag kiezen die hem het meest aanspreekt.” Volgens ds. Van der Staaij biedt deze manier van het Schriftverstaan opening aan Schriftkritiek.
  2. Vrouwen in het ambt.
  3. Kinderen en praktiserende homoseksuelen aan het Heilig Avondmaal.
  4. Lossere binding aan de belijdenisgeschriften.
  5. Minder waarde aan kerk en kerkverband.
  6. Een veranderende visie op gender. Van der Staaij noemt hierbij twee voorbeelden. Het eerste voorbeeld betreft het boek Verbonden voor het Leven van prof. dr. Ad de Bruijne. Hij acht ‘het Bijbelse verbod op homoseksuele praxis niet van toepassing (…) op de homoseksuele identiteit zoals wij die kennen’.3 Het tweede voorbeeld betreft het boek Vuur dat nooit dooft van prof. dr. René Erwich en NeGK-predikant dr. Almatine Leene. Hierin wordt ruimte geboden ‘aan het moderne denken over seksualiteit en gender’.4
  7. Diversiteit aan levensopvattingen.

Onoverbrugbaar?

De predikant stelt de vraag of er een onoverbrugbare kloof tussen de nieuwe Nederlandse Gereformeerde Kerken en de CGK. Hij erkent dat er sommige CGK-gemeenten positief staan tegenover de nieuwgevormde kerk en hun beginselen. Er zullen ook verschillende CGK-individuen ronduit positief zijn over de verandering in de bovenstaande punten.5 Van der Staaij vraagt zich af of deze gemeenten en individuen ook aandacht zullen vragen voor deze ruimte en ‘die ruimte koste wat het kost bevechten binnen onze kerken met alle vreselijke gevolgen van dien’ of ‘zich aansluiten bij de nieuwe fusiekerk waar die ruimte er nu al is?’ Het lijkt erop dat de laatste optie de voorkeur van de predikant heeft. Ten slotte wijst de predikant op het gebed in Klaagliederen 5: “HEERE, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als vanouds.”

Waarde klassiek-gereformeerde hermeneutiek

In het tiende nummer van Bewaar het Pand wijst ds. Van der Staaij, los van het bovengenoemde eenwordingsartikel, ook op de waarde van de belijdenis en de klassiek-gereformeerde hermeneutiek. Hij verwijst daarbij naar de verklaring van gevoelen.6We kunnen anno 2023 niet genoeg de waarde van de klassiek-gereformeerde hermeneutiek benadrukken.” Waar deze klassiek-gereformeerde hermeneutiek gerelativeerd wordt ziet de predikant verschuivingen optreden. “Het gevolg: veranderende visies op schepping en evolutie, huwelijk en gezin, gender en man-vrouwverhoudingen.”7

Voetnoten

‘Het Woord in geding’ – Een belangrijke publicatie over de uitleg van de Bijbel

Decennia lang viel buitenstaanders een aantal zaken bij de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt op. Dat was dat men onverkort vasthield aan het gezag van de Schrift en de gereformeerde belijdenis zonder reserve aanvaardde, maar ook het feit dat zij weinig ernst leken te maken met de noties van tweeërlei kinderen van het verbond en zelfonderzoek en zichzelf exclusief als de ware kerk zag. De praktijk was zeker als het gaat om het laatste punt altijd wat gevarieerder dan dit massieve imago.

Zeker is dat de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt in een stroomversnelling zijn geraakt. Dat men zijn exclusieve houding opgaf is winst, maar verdrietig is dat het gezag van de Schrift ter discussie wordt gesteld en de binding aan de belijdenis veel minder strak is geworden. Dit jaar hoopt men samen met de Nederlandse Gereformeerde Kerken een nieuw kerkverband te vormen. De kerkorde die voorligt, weerspiegelt de veranderingen. Inmiddels zijn alle ambten voor de vrouw opengesteld en in de praktijk is in meerdere gemeenten al langer ruimte voor homoseksuele relaties. Er klinken ook stemmen om evenals in de PKN het kerkordelijk mogelijk te maken deze relaties een kerkelijke zegen te geven.

De snelheid van de veranderingen verbaasd menigeen. Inmiddels zijn er twee kleine kerkverbanden ontstaan voortkomend uit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt die vast willen houden aan het gezag van de Schrift en die de gereformeerde belijdenis niet ter discussie willen stellen. Individueel stapten leden van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt over naar de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Protestantse Kerk in Nederland en in een enkel geval ook naar de Hersteld Hervormde Kerk. Voor hen die tot dusver binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt bleven maar zich niet konden verenigen met de verschuivingen is de vraag wat men moet doen bij de aanstaande kerkfusie. Duidelijk is nu al dat een aantal gemeenten in hun geheel of vrijwel in hun geheel zullen afhaken.

Binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt is al een aantal jaren de Kerngroep bezinning GKV actief. Die wil leden van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt toerusting bieden en leiding geven aan hen die zich bezwaard voelen over de koers die hun kerkverband gaat. Vanuit deze kerngroep verscheen een publicatie over de omgang met de Schrift ook in verband met de gereformeerde belijdenis. Men gaf het de titel mee Het Woord in geding. De bijdragen aan dit boek groeperen zich rond drie thema’s: omgang met de Schrift, Schrift en belijdenis en Schrift en kerkorde. Het boek confronteert de lezer met de snelle ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. In al deze ontwikkelingen blijkt het Woord in geding te zijn. De auteurs van dit boek tonen dat op tal van punten aan. Daarbij staat het commissierapport Elkaar van harte dienen (EVHD) dat gediend heeft op de GKV-synode van Goes, centraal.

Waarom deze verschuivingen ook anderen aangaan

Nu kan men de vraag stellen wat zij die niet tot de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt behoren met deze publicatie moeten. Daarop kan allereerst al geantwoord worden dat wie denkt vanuit de Kerk van Christus altijd verder kijkt dan eigen kring. Ontwikkelingen elders die afvoeren van het Woord van God moeten ons ter harte gaan en verdriet doen. Daarbij komt dat de zaken die nu spelen in de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt ook elders spelen. In meerdere gemeenten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond binnen de PKN is de vrouw in het ambt ingevoerd en is er ruimte voor homoseksuele relaties. Dat geldt ook voor de Christelijke Gereformeerde Kerken al handelen gemeenten daar dan wel in strijd met besluiten van eigen synode.

Op het grondvlak ademen leden van alle kerken binnen de gereformeerde gezindte geestelijk gezien een bepaalde lucht in. Die lucht is dat God ons aanvaardt zoals we zijn. We moeten de ander geen beperkingen opleggen. Ieder heeft de vrijheid de Schrift op zijn of haar manier te lezen. Daarbij moeten wij met elkaar in gesprek blijven zonder het verstaan van de Schrift door de ander te veroordelen. Bij deze denkwijze blijft er van het feitelijke gezag van de Schrift weinig over en is er geen grond meer de ander en ook onszelf tot de noodzaak van terugkeer tot God en vernieuwing van het denken op te roepen. Er is immers geen vaste norm.

Ook voor hen die niet tot de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt behoren en zich afvragen hoe wij moeten omgaan met nieuwe hermeneutische inzichten waarbij een andere wijze van omgang met de Schrift wordt bepleit, is dan ook kennisname met Het Woord in geding nuttig. Men moet dan door de specifieke context waarbinnen deze publicatie ontstond, heen kijken.

Trouwens van de acht auteurs zijn er twee van buiten de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt afkomstig en wel prof. dr. H. van de Belt, hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit. Hij is verbonden en behorend bij de Protestantse Kerk in Nederland en dr. G.A. van den Brink, emerituspredikant binnen de Hersteld Hervormde Kerk en docent filosofie en kerkgeschiedenis aan de TUA. Zij schrijven beiden een waardevolle bijdrage.

De Schrift is de laatste en hoogste norm

Het eerste deel van Het Woord in geding is het meest fundamenteel. Hoe lezen we de Schrift? Dit deel opent met een bijdrage van ds. H.J. Room, emerituspredikant binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Hij laat zien dat binnen zijn kerkverband een nieuwe manier van Bijbellezen wordt geijkt, waardoor de Schrift niet meer de bron en norm voor ons nadenken over God en leven met God is. Hij laat zien dat het rapport Elkaar van harte dienen (EVHD) dat door de generale synode van Goes van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt werd aanvaard alleen aandacht schenkt aan wat de Schrift zegt over de gelijkheid van man en vrouw, maar niet over het verschil in taak en positie.

Men ziet niet alleen na de zondeval de doorwerking van kwalijke patriarchale verhoudingen maar ook in de eerste Bijbelhoofdstukken waarin de verhouding tussen man en vrouw vóór de zondeval wordt beschreven. Ook wordt aan wat Paulus schrijft over de scheppingsorde geen recht gedaan. Bij de uitleg van 1 Tim. 2:8-15 wordt met een beroep op een hypothetische discussie – een gedachte waartoe de tekst zelf geen enkele aanleiding geeft.

Zijn conclusie is dat in het rapport de Bijbel wordt uitgelegd vanuit het levensgevoel van onze Westerse cultuur, waarin de alles gelijkschakelende gelijkheid de dominante waarde is. In plaats dat het Bijbelse getuigenis als zuurdesem naar de cultuur functioneert, zien we het omgekeerde.

In zijn bijdrage legt dr. H. van de Belt er zeer terecht de vinger bij de Schriftleer en genadeleer met elkaar zijn verbonden. Mij viel op dat Van de Belt positiever spreekt over de Chicago Statement on Hermeneutics en de Chicago Statement on Biblical Inerrancy dan veelal door Nederlandse theologen wordt gedaan. Terecht stelt hij dat in deze verklaringen de orthodoxe Schriftleer in de context van de moderniteit wordt verwoord. Hij legt er ook de vinger bij dat inmiddels onder evangelicals het begrip ‘inerrancy’ vaak behoorlijk wordt opgerekt. Dan blijft er van de oorspronkelijke intentie van de Chicago Statement on Biblical Inerrancy weinig over.

Zelf zou ik nog nadrukkelijker dan Van de Belt dat doet, willen onderstrepen dat de Chicago Statement on Biblical Inerrancy een wezenlijk element van de Schriftvisie van zowel reformatoren als kerkvaders weergeeft, namelijk dat het in de Schrift om waarheid gaat die buiten en los van ons waar is. De Schrift kan de laatste norm van ons geloof zijn, omdat zij een innerlijke eenheid is en eenduidige boodschap heeft. Wie de commentaren van Calvijn leest op de evangeliën en het geschrift van Augustinus De overeenstemming van de evangelisten bemerkt ook hoe wezenlijk voor hen de historische betrouwbaarheid van de Schrift was.

Naar mijn overtuiging willen de Chicago Statements tegenover de zienswijze dat wij de Bijbel niet meer kunnen lezen zoals kerkvaders en reformatoren dat deden, omdat die er ten onrecht van uitgingen dat de Bijbel als geheel een eenduidige boodschap had, onderstrepen dat de Bijbel zelf om een duidelijke en ondubbelzinnige uitleg vraagt.

Het gevaar van orthodoxie niet alleen in onze tijd, maar ook vroeger is altijd dat het dode orthodoxie kan zijn. Dat geldt niet alleen de Schriftleer maar ook de christologie. Dat betekent dat de Schriftleer of de christologie moet worden gerelativeerd, maar wel dat het gaat om orthodoxie van het hart. R.C. Sproul en J.I. Packer hadden beiden een prominente rol in de Chicago Statements. Wie hun geschriften leest, hebben bemerkt dat het bij hen echt om orthodoxie van het hart gaat en dat zij niet minder dan de reformatoren in de zestiende eeuw de Schriftleer en de genadeleer met elkaar hebben verbonden. Zaak is wel om er steeds voor te waken dat het gezag van de Schrift niet los van haar boodschap en bedoeling wordt verdedigd en beleden. De Schrift is gegeven om ons wijs te maken tot zaligheid.

Terecht wijst Van de Belt erop dat uit de taalwetenschap afkomstige speech-act-theory handzaam kan zijn om de vaste betekenis en het blijvende gezag van de Schrift duidelijk te maken. Zelf heb ik er zo gebruik van gemaakt in de module hermeneutiek die ik als docent gaf. Wanneer de speech-act-theory gebruikt wordt om het gezag van de Schrift te relativeren, is er sprake van een bepaalde toepassing ervan waarbij alleen de perlocutie of performatieve kracht van de taaldaad direct aan de inspiratie wordt verbonden, maar locutie (de woorden als zodanig) en illocutie (de betekenis van de woorden) als cultuurbepaald en tijdgebonden worden gezien. Een voorbeeld van dit gebruik van de speech-act-theory vinden we bij de oudtestamenticus John H. Walton.

Belangrijk is de conclusie waarmee Van de Belt zijn bijdrage beëindigt. Ongetwijfeld moeten wij kritisch zijn over ons eigen verstaan van de Bijbel. Echter het feit dat ieder de Bijbel op een bepaalde wijze verstaat, mag niet het uitgangspunt zijn. De norm van de leiding door Gods Geest is altijd het door de Geest geademde Woord van God.

De betekenis van de vrijheid van de exegese

Dr. G.A. van den Brink gaat in zijn bijdrage in op de wijze waarop de notie van de vrijheid van exegese in EVHD functioneert. Hij laat zien dat voor de Reformatie betekent dat de Schrift haar eigen uitlegster is. Het is niet zo dat de kerk bepaalt hoe de Schrift moet worden gelezen. In EVHD wordt het echter zo ingevuld dat het gaat om exegese die vrij is van bepaaldheid en beslistheid. Nieuwe situaties vragen om een nieuwe exegese.

Van den Brink legt de vinger bij de doorwerking van het gedachtegoed van Hans-Georg Gadamer in EVHD. Bij Gadamer vervalt het onderscheid tussen uitleg en toepassing en is de toepassing onderdeel van de uitleg. Van den Brink laat zien dat Gadamer en EVHD ten onrechte de Reformatie voor deze visie claimen. Voor de Reformatie is de uitleg vast en de toepassing veranderlijk.

De nieuwe visie op de uitleg van de Schrift heeft, zo laat Van den Brink zien, ook gevolgen voor de plaats en functie van de gereformeerde belijdenis. Als de Schrift geen vaste betekenis heeft, vervalt de mogelijkheid om de zaligmakende leer in belijdenisgeschriften vast te leggen. In verband hiermee zou ik willen toevoegen dat binnen de kerken van de Reformatie vrijheid van exegese ook betekent dat verschil in uitleg van concrete teksten niet bezwaarlijk is binnen de grenzen van de aangenomen belijdenis.

Men kan bijvoorbeeld voor woorden dat het koninkrijk der hemelen geweld wordt aangedaan (Mat. 11:12) zowel argumenten voor een positieve als negatieve betekenis aanvoeren. Positief opgevat betekent het dat men strijd om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan. Negatief verstaan wil het zeggen dat gepoogd wordt de komst van het koninkrijk te verhinderen. Deze twee opvattingen kunnen niet met elkaar worden verbonden, maar zij vallen wel binnen de vrijheid van de exegese. Noch voor de leerstellige boodschap noch voor de levenspraktijk maakt het uit welke exegese wij volgen.
Heel belangrijk is de constatering van Van den Brink dat in EVHD het materiële Schriftgezag niet aan de orde komt. Er wordt niet verwoord wat wij inhoudelijk op grond van de Schrift geloven. Verwijzend naar de bijdrage van Van den Belt constateer ik dat zelfs in EVHD de Schriftleer niet in samenhang met de genadeleer wordt ontvouwd. Terecht zegt Van den Brink dat het bij de betrouwbaarheid en duidelijkheid van de Schrift uiteindelijk gaat om de betrouwbaarheid en duidelijkheid van Gods beloften.

Dr. R. te Velde, universitair hoofddocent systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen/Utrecht, gaat in zijn bijdrage, die wij vinden in het tweede deel van Het Woord in geding, in op de artikelen 3 t/m 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hij brengt naar voren dat wij bij verschil van inzicht bereid moeten zijn ons door het Woord van God als hoogste gezagsinstantie te laten gezeggen. Die bereidheid staat binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt onder druk. Terecht zegt hij dat ethische en praktische vragen niet altijd eenvoudig te beantwoorden zijn en dat het inslaan van verschillende wegen niet direct betekent dat er geen kerkelijke gemeenschap mogelijk is.
Als hij meent dat in principe het toelaten van vrouwelijke ambtsdragers niet kerkscheidend hoeft te zijn, acht ik dit voorbeeld niet erg gelukkig. Immers, dan gaat men expliciet buiten kaders die het Nieuwe Testament hier stelt en ligt daaraan al is het soms onbewust een zienswijze op de Schrift zelf aan ten grondslag die geen recht doet aan haar zelfgetuigenis. Een andere vraag is: hoeveel afwijkingen er van de Schrift kunnen zijn, terwijl iemand toch een ware christen is.

Dr. B. van Egmond, predikant van de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt te Capelle aan de IJssel-Noord, laat zien dat in de nieuwe kerkorde die voor de fusiekerk is opgesteld voor kerkleden en ambtsdragers de band aan de gereformeerde belijdenis losser wordt. Zelf merk ik op dat men feitelijk confessioneel gezien steeds meer terechtkomt in een situatie die overeenkomt met die in de Hervormde Kerk van vóór 2004. Zou men kerkordelijk ruimte gaan creëren voor homoseksuele relaties dan gaat zelfs deze vergelijking niet op. Immers dan komen zij die willen vasthouden aan zondag 32 en 41 van de Heidelbergse Catechismus in een gedoogsituatie. Iets wat nu voor gereformeerde belijders in de PKN het geval is.

Ik ga voorbij aan de bijdragen over de kerkorde. Ik merk op dat zij laten zien dat een kerkorde bedoeld is kerkleden en gemeenten bij de Schrift te bewaren en niet elkaar vrij te laten. Zeer belangrijk acht ik de bijdrage van ds. J. Wesseling, predikant van de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt van Veenendaal-West, aan het eind van het eerste deel van Het Woord in geding. Hij geeft prof. dr. F. van der Pol, oud-hoogleraar kerkgeschiedenis aan de TUK, het woord. Deze kwam vanuit de Gereformeerde Gemeenten naar de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt over. Inmiddels heeft hij dit kerkverband verlaten en behoort hij nu tot de Gereformeerde Kerken Nederland.

Hij signaleert bij de vrijgemaakten activisme, gebrek aan nederigheid en misplaatst zelfvertrouwen. De eigen beleving en niet de Schrift zelf werd ankergrond. Verdriet deed hem het verdwijnen van de catechismusprediking in de meeste gemeenten. Van de Pol vertelt dat hij zich bij de neergang van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt optrok aan de geschriften van Luther. Met name noemt hij diens tafelgesprekken. Ik kan goed begrijpen dat wie terneer gedrukt wordt door ontwikkelingen in het kerkelijke leven, hier voedsel voor zijn ziel vindt.

Het Woord in het geding is een belangrijke publicatie. Iedereen die te maken heeft met verschuivende opvattingen over het gezag van de Schrift, kan ik lezing ervan aanbevelen. Wat mij betreft had datgene wat Van der Pol aanreikt nog nader uitgewerkt mogen worden. Hoe is het mogelijk dat de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt zo snel zijn gaan verschuiven? Ook toen men nog trouw was aan Schrift en belijdenis was er naar mijn overtuiging toch vaak een houding van activisme en misplaatst zelfvertrouwen. Men was er zeer van overtuigd zelf de ware kerk te zijn met uitsluiting van andere kerken en dan laat ook nu de geschiedenis zien dat hoogmoed voor de val komt.

Weinig aandacht was er voor de kenmerken van de ware christen. Graag had ik gezien dat Van der Pol ook daarover iets had gezegd. Immers wie het beloftewoord mag geloven is een nieuw mens. Die weet van droefheid naar God en vreugde in God. Een kerk hoort mensen hierin ook tot zelfonderzoek op te roepen. Wij kunnen van Luther leren dat de troost van Gods belofte in strijd en aanvechting wordt ervaren. De zekerheid van het geloof was voor Luther altijd een bestreden en aangevochten zekerheid. Gods genade kan alleen genade zijn als het hoe vast die ook is, telkens opnieuw als onverdiend en onvanzelfsprekend wordt gezien. Is dat niet meer het geval, dan moet het ons niet bevreemden dat men tenslotte over de Schrift wil heersen in plaats dat men zich door de Schrift laat regeren.

Mijn diepe wens is dat alom de boodschap van Wet en Evangelie, van zonde en genade mag klinken. Immers in die context wordt concreet het gezag van de Schrift dat zich uitstrekt over alle terreinen van het leven ervaren. Mannen als Luther, Kohlbrugge, de puriteinen – of om nog dichtdichter bij het heden te komen G. Boer – kunnen onder Gods zegen een hulp zijn ons bij deze boodschap te bewaren of terug te brengen.

N.a.v.: P.T. Pel en H.J. Room (red.)., Het Woord in geding, Kerngroep bezinning GKV, 2022, 181 pp. Zie ook: https://oorsprong.info/kerngroep-bezinning-gkv-haakt-vanwege-doorwerking-van-moderne-hermeneutiek-af-zaterdag-19-november-2022-studiedag-voor-verdere-bezinning/.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.

Praktische toepassingen voor het verstaan van de Schrift – Dr. Piet de Vries sprak op congres ‘Hart voor de Gemeente’ op 2 december 2022

Op 2 december 2022 werd er door ‘Hart voor de Gemeente‘ een congres georganiseerd rondom het thema ‘hermeneutiek’.1 De twee hoofdlezingen zijn opgenomen en hopen we, met dank aan ‘Hart voor de Gemeente‘, op deze website te delen. De eerste lezing was van de theoloog dr. Piet de Vries. Zijn referaat had als titel ‘Praktische toepassingen voor het verstaan van de Schrift‘. Vorige week maandag verscheen de bijdrage van dr. Maarten Klaassen.

Voetnoten

‘Lezen we de Bijbel nu anders dan voorheen?’ – Serie over Schriftgezag en hermeneutiek in ‘Bewaar het Pand’ door drs. J.M.J. Kieviet

Over Schriftgezag en hermeneutiek wordt binnen de Gereformeerde Gezindte ondertussen veel nagedacht. Welk gezag kennen we toe aan de Schrift en welke uitlegregels (hermeneutiek) hanteren we bij deze eeuwenoude teksten. Maar ook: Zijn we de Bijbel anders gaan lezen dan voorheen? Op die vraag richt theoloog en predikant drs. J.M.J. (Jaap) Kieviet zich in een aantal bijdragen in het kerkelijk blad ‘Bewaar het Pand’.

Volgens Kieviet lijkt het erop dat de vorige geslachten de Bijbel verkeerd hebben gelezen: ‘veel te beperkt en te bekrompen’. De 21e eeuwse Bijbellezer zou de Bijbel anders, ja, zelfs beter lezen. Uit de artikelenserie blijkt dat drs. Kieviet dit niet zó ziet. We vatten de artikelen van deze bijbelgetrouwe theoloog en predikant hieronder samen.

Wonder en gezag

Kieviet ziet de Heilige Schrift als een wonder. Dit wonder klinkt ook door in 2 Petrus 1:19. Wat is het wonder? “De heilige God in de hemel heeft het voor Zichzelf echt niet nodig om ons, zondige mensen aan te spreken. (…) En toch zocht hij de gevallen mens op: “Adam, waar zijt gij?” Hij sprak hem aan, en liet hem Zijn Woord horen.” Dit Woord staat haaks op de wijsheid van de seculiere mens en op de godsdienst van de religieuze mens. Dit Woord is voor de Joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid (1 Korinthe 1). Het Woord van God ontleent Zijn gezag ook niet aan menselijke wijsheid. “Nee, het heeft gezag in zichzelf, omdat het van Goddelijke oorsprong en inhoud is.” Kuitert dwaalde toen hij zei dat alle spreken over boven van beneden komt. Al vanaf het begin van de christelijke jaartelling heeft de kerk de Bijbel erkend als het gezaghebbende en betrouwbare Woord van God. Dit resoneert ook in de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 5, waar Kieviet naar verwijst. We mogen het gezag van Gods Woord niet aantasten. De Christelijke Gereformeerde predikant verwijst naar Openbaring 22:18-19. Hij geeft aan dat dit niet alleen van toepassing is op het laatste Bijbelboek, maar ‘op heel de openbaring van God’.

Waartoe?

Waartoe heeft de Heere Zijn Woord gegeven. Dat staat aan het einde van het evangelie van Johannes: ‘opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God’ e.v. “De Heere wil er Zijn Woord als middel voor gebruiken om het waarachtige geloof te werken in het hart. Zonder dat geloof kunnen we Gode niet behagen.” Uiteraard kunnen er allerlei twijfels zijn in het leven van Gods kinderen. “Maar aan één ding hoeven ze niet te twijfelen. Aan de waarachtigheid en betrouwbaarheid van het Woord van God.” De Heilige Geest ‘bevestigt in het hart dat het God is die door het Woord spreekt. Een zondig mens mag zich waarlijk toevertrouwen aan de waarheid van het Woord van God’. Wie op het Woord van God staat die staat op een ‘vast en zeker fundament’. We hoeven, maar ook we mogen, niet twijfelen aan Gods Woord. “Want dat is ontkennen dat God waarachtig is”. Aan het slot van dit artikel haalt Kieviet met instemming het boek ‘Een stem uit de hemel’ van prof. dr. Mart-Jan Paul en prof. dr. Jan Hoek aan.1 Het Woord heeft niet alleen een geestelijke betekenis, maar we moeten ook pleiten voor een hartelijke aanvaarding van de historiciteit van de bijbelverhalen. Het zijn immers geen kunstig verdichte fabelen.2

Historiciteit

In zijn tweede artikel stelt Kieviet de vraag waarom we anno 2023 zouden moeten twijfelen aan de historiciteit van de gebeurtenissen en aan het verplichtende karakter van de bijbelse geboden? Het Woord van God is ontstaan in een tijdsbestek van eeuwen. “Toch luidt bijvoorbeeld de grondwet van het huwelijk, door de Heere aan Adam en zijn vrouw gegeven (Gen. 2:24), exact gelijk aan wat zowel de Heere Jezus (Matth. 19:5-6) als de apostel Paulus (Efeze 5:31) daarvan zeggen.” Er heeft in al die eeuwen geen enkele wijziging opgetreden. Dat geldt ook voor de historiciteit van de geschiedenissen van Noach, Lot en Jona. De Heere Jezus, de grote Profeet en Leraar van Zijn Kerk presenteerde ‘de zondvloed, de verwoesting van Sodom en de wonderlijke weg van de profeet (…) als echt en waar gebeurd’. Hij doet dat op zulk een wijze ‘dat uit alles blijkt dat ook Hij, de Alwetende, deze verhalen erkent als de betrouwbare weergave van feiten in de geschiedenis van de wereld en van Israël’.3

Schepping

Kieviet haalt ook de schepping aan. “In de wet der tien geboden is het de Heere Zelf die het volk bij de Sinaï nog eens zegt dat Hij ‘in zes dagen’ de hemel en de aarde heeft gemaakt, en al wat daarin is. De schrijver van de brief aan de Hebreeën legt er de nadruk op ‘dat de wereld door het Woord van God is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden’. Ook wat voor het verstand niet te doorgronden is en wat strijdt met de wetten van de natuur, erkent Gods kerk toch als waar, omdat ze het ons gegeven Woord van God waarachtig en betrouwbaar acht. Zo klinkt het door heel de Bijbel heen. Ondanks verschillen van tijd en cultuur.” De theoloog en predikant ziet de schepping als ‘een feitelijk, historisch gebeuren aan het begin van de wereldtijd (zoals we dat immers lezen in Genesis 1 en 2’.4

Anders lezen

Maar veel mensen in de tegenwoordige tijd, ook in de Gereformeerde Gezindte, lezen dit scheppingsverhaal anders dan voorheen. Dat geldt ook voor het seksueel samenleven van mensen van hetzelfde geslacht en ook voor de kerkelijke ambten. Ook binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken, waartoe Kieviet als predikant behoort, wordt ‘de Bijbel inderdaad anders’ gelezen ‘dan zoals we dat voorheen deden’. Kieviet spitst het een en ander toe op een drietal thema’s. In het tweede artikel werkt hij het eerste thema kort uit: homoseksualiteit. Op de generale synode van de CGK in 2013 werd enerzijds met (pastorale) bewogenheid erkend dat mensen met een homoseksuele gerichtheid dezelfde positie hebben als de andere leden van de gemeente. Anderzijds werden seksuele relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht, op grond van Gods Woord, afgewezen. Maar er zijn binnen de CGK ook andere geluiden te horen. “Zelfs vierde men in één van onze gemeenten in de loop van het vorige jaar de ‘regenboogzondag’ met de regenboogvlag prominent aanwezig in de kerkzaal.” Ook worden mensen met homoseksuele relaties toegelaten aan de avondmaalstafel. Maar hoe zit het dan met het Woord? Kieviet wijst op een boekje van dr. B. Loonstra: “Liefde bewijzen is nu de inhoud van de geboden. De geboden waarin het verband van de liefde niet is aan te wijzen, zijn dus nu niet meer van kracht.5 Dat is het moderne motto van Loonstra, de geboden worden zo antropocentrisch. Wat de mens ziet als liefdevol (gevoel) is juist, wat de mens niet (meer) ziet als liefdevol is onjuist. De discussie wordt zo semantisch, want wat is ‘liefdevol’? Lezen we de Bijbel in 2023 anders? Kieviet besluit zijn tweede artikel met: “We moeten constateren: daar lijkt het inderdaad op.6

Sluipenderwijze acceptatie in kerken van LHBTI-praxis

In de derde bijdrage geeft ds. Kieviet aan dat het er inderdaad op lijkt dat we de Bijbel anders lezen dan voorheen. In sommige kerken wordt aangegeven dat praktiserende homoseksualiteit geen bezwaar hoeft te zijn. De predikant geeft echter aan dat het ‘in duidelijke strijd’ is ‘met het spreken van het Woord van God’. Deze wet verdwijnt in de praktijk echter achter de liefde. ‘Ze hebben elkaar lief, en hebben elkaar trouw beloofd…Daar gaat het toch om?’ De mens bepaalt ‘in zijn vermeende autonomie wat toelaatbaar zou zijn in het licht van de wet van God’. Lezen we op dit punt de Bijbel anders? ‘Kennelijk wel.

De predikant verwijst in het derde deel naar een bijdrage van dr. Kevin DeYoung. Hij schrijft in zijn blog dat de acceptatie van LHBTI-praxis, ondanks Gods geboden, in kerken sluipenderwijs gaat. “Hij signaleerde dat veel kerken in de loop van de tijd praktijken gingen toestaan die voorheen ondenkbaar waren. Dat gebeurt doorgaans niet in een snelle sprongsgewijze beweging, maar langzaam en sluipenderwijs.” Vervolgens vat Kieviet het artikel van deze theoloog samen. In de navolgende voetnoot is het originele artikel te vinden.7Op deze wijze buigt de kerk voor het inclusieve denken. Met een beroep op vrijheid en gelijkheid komt de heilige wet van de Heere op verre afstand te staan. Aan het eind van deze ontwikkeling moet geconstateerd worden dat het zich allemaal bijna ongemerkt en sluipenderwijs voltrok. Het ging en gaat hoe dan ook één richting op.” Kieviet constateert ook dat kerkenraden en gemeenten die dit pad eenmaal hebben ingeslagen zelden of nooit hiervan terugkeren. Ook komt een dergelijke afwijking in de praktijk van het leven zelden alleen. “Ze gaat onmiskenbaar gepaard met een uitholling van de leer en een vervlakking van de prediking. En hoe zal het dan met het ware geloof en de waarachtige bekering gesteld zijn?8

Een ramp

In het vierde deel geeft ds. J.M.J. Kieviet aan dat er binnen de CGK een omslag te constateren valt. “Wat voorheen ondenkbaar was, wordt anno 2023 gepraktiseerd en kennelijk gelegaliseerd. De conclusie dienaangaande moet zijn dat de Schriften anders geïnterpreteerd worden dan voorheen.” Het eerste thema (LHBTIQ+) heeft Kieviet in het vorige artikel behandeld. Bij het tweede thema (vrouw in het ambt) wil de predikant niet te lang stilstaan, omdat over deze kwestie al heel veel geschreven is in Bewaar het Pand en elders. Hij verwijst nog wel naar een artikel van ds. W.L. van der Staaij in het blad. Het derde thema gaat over het Schriftgeloof aangaande de schepping.

De predikant begint zijn drie alinea’s met een verwijzing naar het boek van systematisch theoloog prof. dr. Gijsbert van den Brink, En de aarde bracht voort. Kieviet noemt het boek op zichzelf beschouwd ‘een moedig boek’. De conclusie van het boek is dat (erkenning van) de evolutiegedachte kan samengaan met een orthodoxe visie op de Schrift. Kieviet vindt dat er nogal wat moet worden ingeleverd: “Zo is deze visie van Van den Brink niet te verenigen met de erkenning van een staat der rechtheid van de mens in het paradijs. En ook de zondeval van de mens kan niet meer als feitelijk, ofwel historisch, erkend worden. Het kwaad en de dood zou er al vanaf het oerbegin zijn.” De predikant ziet het boek Oorspronkelijk van oudtestamenticus prof. dr. Mart-Jan Paul als ‘moedig (…) weerwoord’.9

Er waren tijdens de boekpresentatie ook enkele CGK’ers (‘vertegenwoordigers van onze kerken’) aanwezig. “Wat zij naar voren brachten was niet in alles eenduidig. Maar het was wel van een zodanige inhoud, dat er gezamenlijk afstand werd genomen van wat aangaande schepping en evolutie vanouds onder ons aanvaard is. De traditionele opvatting is kennelijk niet meer houdbaar.” Kieviet citeert een CGK’er die in Kontekstueel aangaf dat hij met Van den Brink de plausibiliteit van de evolutietheorie op het punt van de hoge ouderdom van de aarde en het geleidelijk ontstaan van de biodiversiteit op aarde wil aanvaarden. De genoemde scribent geen dwingende Bijbelse argumenten om een jonge aarde te postuleren.10 Kieviet geeft aan dat er reden toe is om hier verschrikt van op te kijken. De predikant verwijst in dit vierde deel ook naar het boek van bioloog, filosoof en theoloog prof. dr. Willem J. Ouweneel, Adam, waar ben je? Volgens Ouweneel is het onmogelijk om vast te houden aan de menselijke evolutie en tegelijkertijd recht te doen aan het spreken van de Schrift over schepping en zondeval.11 Ook wordt filosoof prof. dr. Marc de Vries geciteerd. De Vries geeft aan dat deze manier (theïstisch evolutionistische) van lezen een ramp is!12Het is mijn vaste overtuiging dat we op deze wijze niet alleen een Bijbelse visie op de mens en op de zonde verliezen, maar uiteindelijk ook op de Schrift, op het heil en op Christus Zelf.”, zo citeert Kieviet de filosoof.13

Op drift

Het vijfde deel van deze serie wordt door drs. J.M.J. Kieviet gestart met een verwijzing naar het openingswoord van het boekje Lezen en laten lezen: Gelovig omgaan met de Bijbel van systematisch theoloog dr. Arnold Huijgen. Huijgen noemt in zijn openingswoord de drie onderwerpen die Kieviet ook bespreekt. Waarom wordt hier zoveel over geschreven? “Omdat visie en praktijk hieromtrent in kerkelijk Nederland op drift zijn. In ieder geval een benadering tonen, afwijkend van de manier waarop het Woord van God in de kerken van gereformeerd belijden gelezen werd.

De afgelopen jaren zijn er veel boeken verschenen die een verschuiving in Schriftvisie laten zien. Kieviet noemt bijvoorbeeld de boeken van dr. Bert Loonstra en dr. Gijsbert van den Brink. De predikant noemt ook het boekje Oer van dr. Van den Brink samen met Corien Oranje en dr. Cees Dekker. “Helaas staat de inhoud van dit populaire boekje haaks op het heldere scheppingsverhaal zoals we dat lezen in Genesis 1 en 2.” De zogenoemde NBV21 Wetenschapsbijbel14 kan ook niet op de instemming van de theoloog rekenen. “Ook hier heerst op veel bladzijden de wetenschap over de Bijbel als het Woord van God.15 In al deze boeken ziet Kieviet een positief antwoord op zijn vraag of we de Bijbel anders lezen dan voorheen.16

Lezen en laten lezen

Het sluitstuk van het vijfde deel gaat in op het in de opening genoemde boek van dr. Huijgen. Kieviet ziet dat dit boekje goed past bij de hoofdvraag van zijn artikelenserie: Lezen we de Bijbel nu anders dan voorheen? Waarom is dit een belangrijk boek om te bevragen? “Ongetwijfeld zal dit boek de afgelopen jaren ook gebruikt zijn als college- en tentamenstof voor de studenten aan de TUA. Op welk spoor heeft het de jonge theologen, onder wie de aanstaande dienaren van het Woord, gezet? Heeft professor Huijgen als leraar der kerk zijn studenten door middel van de gereformeerde Schriftbeschouwing geleid? Of was het een tikje anders soms? Temidden van de ‘zinderende thema’s’ toch wel een brandende vraag.” Kieviet start zijn onderzoek naar het boek van prof. Huijgen positief. Hij noemt de inzet van het boek ronduit herkenbaar en sympathiek.17 Uit de publicatie wordt duidelijk waar het de systematisch theoloog ten diepste om te doen is. “Het pleidooi van de schrijver is dus een warm bevindelijk omgaan met de heilige Schrift. Geen kille en afstandelijke analyse dus van het heilig Woord van de Heere. Maar ‘Gods verboren omgang’, namelijk door de zielen waar Zijn vrees in woont.” De predikant geeft aan dat deze inzet verwachting schept en hoopt daar in het vervolg van deze serie nog verder op in te gaan. 18

Een kleine hermeneutiek

In het zesde deel gaat ds. Kieviet verder met het boek Lezen en laten lezen. Dr. Huijgen presenteerde zijn studie enkele jaren geleden als ‘een kleine hermeneutiek’. Hij wilde met zijn boek geen theoretische uiteenzetting bieden, maar vooral zoeken naar een antwoord op de vraag wat we in een wereld als die van vandaag moeten beginnen met de Bijbel. In het zesde deel wil Kieviet iets weergeven van deze studie zonder nadrukkelijk commentaar van zijn kant. Uit zijn boek blijkt dat Huijgen afstand neemt van de in zijn ogen al te rationele benadering. Een standpunt over homoseksualiteit bijvoorbeeld is volgens hem niet rechtstreeks uit de Schrift te ontlenen. Ook hekelt de tegenwoordige hoogleraar dogmatiek aan de PTHU de gedachtengang van creationisten, namelijk dat als de Bijbel niet op het punt van de schepping, de zondeval, de stilstaande zon en Jona de waarheid spreekt de vraag oprijst wat er in de Schrift dan wél waar is. Volgens Huijgen is niet alles in de Schrift van gelijk gewicht. We moeten daarnaast ons eigen waarheidsbegrip niet opleggen aan de Schrift. Een goede luisterhouding, naar de Schrift, is nodig. Het heilsfeit van de opstanding vormt voor Huijgen daarop een uitzondering, deze is zó fundamenteel dat we daar niet aan mogen tornen. Om een genuanceerd en eerlijk beeld te vormen van dit boek is het overigens beter om het boek zelf ter hand te nemen.19

Postmoderne relativering of orthodoxe objectivering?

In het zevende deel gaat dominee J.M.J. Kieviet verder met het boek van systematisch theoloog dr. A. Huijgen. Hij richt zich nog steeds op de vraag of we de Bijbel nu anders dan voorheen lezen. Dit keer geeft hij ook wat commentaar bij het boek van Huijgen. Voor Huijgen is bevinding óók belangrijk. “Weten en kennen, dat doe je uit ervaring. Heb je die ervaring niet, dan weet je het ook niet.” Hier gaat het om waarheid in het binnenste. Huijgen komt daardoor al snel bij wat het niet is: de rationalisering van de Bijbel. Dit zijn volgens de hoogleraar dogmatiek die ‘pogingen om de waarheid van de Bijbel met rationele, soms natuurwetenschappelijke argumenten te ondersteunen of zelfs te bewijzen’. Huijgen reageert hier op mensen voor wie de ‘feiten die in de Bijbel beschreven zijn, ook werkelijk historische feiten zijn’. Dan gaat het om de eerste hoofdstukken van Genesis, maar ook over nog veel meer.

Kieviet mist in dit boek pijnlijk ‘begrip en invoelingsvermogen met hen die beducht zijn voor het aantasten van het gezag van de Heilige Schrift’. Want dat laatste ziet Kieviet gebeuren juist in kerken die zich ooit gereformeerd noemden. “Zien we niet in grote delen van wat ooit de gereformeerde gezindte was een relatievering van het gezaghebbend spreken van de heilige Schrift? Vroegere bolwerken van gereformeerde orthodoxie zijn tot niets geworden. Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer… Het zijn toch de minste christenen niet die zich de traditionele opvatting van de schepping en van de wonderen in de Bijbel niet zomaar willen laten afpakken?” In zijn boek noemt Huijgen de vraag of de opstanding van Christus een historisch feit is een teken van armoede. Deze vraag zou dan een bedenkelijke test zijn of de ander wel op de graad is. Kievit geeft aan dit echt niet te begrijpen. De predikant vraagt zich af of kerken werkelijk te gronde gaan aan een té hoge opvatting van de Schrift. “Verliest de kerk haar kracht van overtuiging en werving niet juist aan een steeds láger wordende opvatting over de Schriften? Namelijk wanneer een postmoderne relativeringsdrang wordt toegelaten in onze waardering van de Heilige Schrift. Ligt niet eerder daar het front?” Hij citeert daarna theoloog dr. W. van Vlastuin: “Een postmoderne relativering zou wel eens schadelijker kunnen zijn dan een orthodoxe objectivering.

Kieviet erkent ten slotte dat de heilsfeiten meer zijn dan slechts feitelijk historisch. “De geestelijke waarde ervan wordt slechts gekend door het geloof. Maar tegelijkertijd zijn ze wel degelijk dateerbaar historisch. Met deze centrale belijdenis staat of valt de christelijke belijdenis.” In zijn boek geeft Huijgen aan dat de bijbelschrijvers minder en anders geïnteresseerd in wat zij historisch noemen. Kieviet vraagt zich af of dat zo is. Volgens hem is bijvoorbeeld de uittocht uit Egypte ‘in het bewustzijn van Israël absoluut een historisch feit’. Dat zien we door het uitgebreid verwijzen naar deze gebeurtenis door profeten, psalmisten en apostelen. Verwijzend naar Jesaja 54 ziet Kieviet dat ook voor wat betreft de zondvloed.20Als het ene niet feitelijk waar was, zal dan het andere wel feitelijk waar worden? Ik bedenk met schrik: dan is de prediking ijdel, dan is ook ijdel mijn geloof.” Een dode jongen weer levend, water in wijn veranderen, op het water lopen is, in onze ongelovige ogen, toch even absurd als een stilstaande zon of Jona in de vis?21 Ten slotte stelt Kieviet de aloude vraag: Waar blijven we?22

Wordt vervolgd. Het veertiende nummer van dit jaargang waar het slotdeel in staat verschijnt op 10 augustus 2023 D.V.

Voetnoten

‘Een onzeker Woord!?’ – Dr. Maarten Klaassen sprak op congres ‘Hart voor de Gemeente’ op 2 december 2022

Op 2 december 2022 werd er door ‘Hart voor de Gemeente‘ een congres georganiseerd rondom het thema ‘hermeneutiek’.1 De twee hoofdlezingen zijn opgenomen en hopen we, met dank aan ‘Hart voor de Gemeente‘, op deze website te delen. De eerste lezing was van de theoloog dr. Maarten Klaassen. Zijn referaat had als titel ‘Een onzeker Woord!?‘. Volgende week maandag de bijdrage van dr. Piet de Vries.

Voetnoten