Home » Hermeneutiek

Categorie archieven: Hermeneutiek

Studiesecretariaat Schriftgezag over het gezag van de Heilige Schrift en het moderne leven – De verhouding tussen Schriftverstaan en zelfverstaan belicht

Het Studiesecretariaat Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeenten is na enige maanden van opstarten en interne bezinning naar buiten getreden. In De Saambinder is in maart/april een serie gestart, die vooral ging over Schriftverstaan en zelfverstaan. Door omstandigheden hebben we deze serie nog niet kunnen samenvatten. Dat hopen we in dit artikel wel te doen. De serie bestaat uit een aankondigend deel, dat wij al eerder hebben samengevat1, en vier inhoudelijke delen. Over het opstarten van dit studiesecretariaat hebben wij al vaker geschreven op onze website.2

Alleen het Woord van God is een veilige Gids om door en uit dit leven te komen. Bron: Pixabay.

Met de Bijbel alle kanten op?

De scribent geeft aan dat er van alles aan de hand is in onze samenleving. Wellicht klinkt dat logisch. “Mensen zonder God hebben geen kompas.” Toch is daarmee niet alles gezegd, want ook in de kerk ‘is er verwarring, onzekerheid en soms een bedenkelijke zwijgzaamheid’. Met dezelfde Bijbel komen kerkmensen soms tot heel andere conclusies. Daarom vragen moderne vraagstukken ook in de kerk nadrukkelijk om aandacht. “En dan gaat het niet alleen over seksualiteit, maar evengoed over wetenschap en de moderne cultuur. De moeilijkheid van deze moderne vragen is dat ze als nieuw gepresenteerd worden.” Heeft het verleden afgedaan?3 De scribent geeft aan dat de vraagstukken alles te maken hebben met de Heilige Schrift. Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit, Gods schepping (tegenover de evolutietheorie), gender (en transitie) en vrouwen in het ambt? Er wordt in het artikel gesignaleerd dat je met dezelfde Bijbel een tegengestelde kant op kunt: ‘Kun je dan met de Bijbel alle kanten op?” Ook ‘positieve’ ervaringsverhalen, met een tegengestelde opinie, spelen een rol. “Vanuit deze gedachte zal ieder mens (…) ook andere keuzes maken, want we zijn allemaal anders.

Schriftgezag

Het Studiesecretariaat Schriftgezag ziet dat er reactie nodig is. “Er wordt wel gezegd dat de Bijbel gezaghebbend is, maar in de praktijk is ze niet meer het einde van de discussie.” Tegenwoordig lijkt hoe je zelf in een onderwerp staat uit te maken hoe de uitleg van de Schrift gaat. Dat vraagt reactie van degenen die in de praktijk vast willen houden aan Schriftgezag. De scribent signaleert dat de moderne cultuur een soort oerwoud is, waar maar moeilijk door te dringen is. Verder zit de moderniteit overal doorheen verweven. “Deze manier van denken en leven heeft zich breed verspreid onder alle lagen van de bevolking en komt zelfs in het leven van alledag geregeld naar voren.” Wanneer er reactie wordt gegeven, moet met deze zaken rekening worden gehouden. Het is daarom nodig dat sommigen zich diepgaand bezinnen op de inhoud, maar ook dat sommigen dit kunnen vertalen naar de dagelijks praktijk. In deze serie zal vooral ingegaan worden ‘op hoe we met de botsing tussen moderniteit en Schriftgezag om moeten gaan’. Wat is ons vertrekpunt? Bij moderne antwoorden lijkt de mens zelf veel ruimte te krijgen, en de Bijbel maar beperkte ruimte. “De Bijbel mag natuurlijk wel iets zeggen, maar de Bijbel mag niet bepalen hoe wij (willen) zijn. De Bijbel is het Woord van God, maar we mogen zelf bepalen hoe we ons identificeren. Dit zegt iets over hoe de Bijbel gezien wordt: de Bijbel als inspiratiebron of als gespreksvriend. We spreken dan van een modern Schriftverstaan.” Dit moderne Schriftverstaan heeft gevolgen voor de praktijk. “Moderne mensen vormen eerst een beeld van wie ze zelf (willen) zijn, vervolgens kijken ze wat ze al dan niet nog aan de Bijbel hebben.4

Schriftverstaan én zelfverstaan

Hierboven hebben we kunnen zien dat bij de moderne mens niet de Bijbel, maar het moderne zelfverstaan het hoogste gezag heeft. In het tweede inhoudelijke deel van deze serie wordt verwezen naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB). In de artikelen drie tot en met zeven van dit belijdenisgeschrift gaat het over de Schrift. God heeft Zijn Woord gesproken en de opdracht gegeven dát op te schrijven (art. 3). Tegen deze Heilige Schrift valt niets in te brengen (art. 4). Dat de Heilige Schrift het Woord van God is kun je allermeest weten door het getuigenis van de Heilige Geest (art. 5). De apocriefe boeken zijn van veel minder waarde dan de canonieke boeken (art. 6). De scribent ziet artikel 7 als hoogtepunt van de artikelen over de Schrift. Het belang van dit artikel zit niet in de autoriteit van de Schrift, maar vooral in de genoegzaamheid van de Schrift. “De Schrift is voldoende én afdoende voor geloof en leven. Anders gezegd: de Schrift is bron en norm voor geloof en leven. Voor het dienen van God is een fundament in de Schrift nodig.” Daarom mogen we niet onze eigen inzichten volgen, maar allereerst en allermeest luisteren naar Gods stem. Niets mag boven de Schrift gesteld worden. Artikel 7 laat zien dat ‘alle mensen [uit] (…) zichzelf leugenaars [zijn]’. “Zonder dat Woord verdwalen zondaren en zullen ze nooit de weg vinden naar het Vaderhuis.” Dit is de reden dat in de gereformeerde dogmatiek de behandeling van de eigenschappen en noodzakelijkheid van de Schrift altijd voorop geplaatst wordt. “Leugenachtige zondaren kunnen de Schrift niet missen. Ze hebben de Schrift nodig om als een blinde geleid te worden op de weg die ze niet geweten hebben (Jes. 42:16).” Omdat mensen van nature niet te vertrouwen zijn, zijn de cultuur en de traditie ook niet volmaakt te vertrouwen. De scribent sluit deze alinea af met te stellen dat alleen het Woord van God een veilige Gids is.

“De Schrift is voldoende én afdoende voor geloof en leven. Anders gezegd: de Schrift is bron en norm voor geloof en leven. Voor het dienen van God is een fundament in de Schrift nodig.” Bron: Pixabay.

Artikel 7 heeft ons ook veel te zeggen in de wereld van vandaag. We dienen hoogachting voor de Schrift te hebben en de mens moet onderworpen zijn aan de Schrift. Moderne mensen wijzen dit vertrouwen op de Schrift af, ‘omdat ze juist wel vertrouwen in zichzelf hebben’. Dat mensen van nature leugenachtig zijn, zullen ze afwijzen. De Schrift komt op hen eerder beknellend en hinderlijk over. Sommige moderne christenen willen hun Schriftverstaan combineren met hun moderne zelfverstaan. “Zodra duidelijk is hoe ze zichzelf verstaan, proberen ze de Schrift te gebruiken om hun zelfverstaan te bevestigen en te ondersteunen.” Voor klassieke christenen geldt dat precies omgekeerd. Zij ijken hun zelfverstaan voortdurend aan de Schrift. “In de overtuiging dat hun eigen gevoelens, verlangens, wensen en oriëntatie uitleg en correctie van de Schrift nodig hebben.” Om gesprek aan te gaan met andersdenkenden, hoeft men niet eerst alle antwoorden te hebben op vragen over seksualiteit en identiteit. De scribent constateert dat dit evenzo onmogelijk is ‘omdat de vragen zo ingewikkeld zijn’. In de gesprekken kunnen vragen gesteld worden over het Schriftverstaan en zelfverstaan. De verleiding is groot om een beroep te doen op gezond verstand. “Hoewel daarin wel enige waarde ligt, is dat geen benadering die aan te bevelen is voor pastoraat en opvoeding”.5 De scribent ziet het gevaar dat je daardoor elkaar niet meer verstaat en bereikt. Binnen het zelfverstaan van de moderne mens heeft zelfs de wetenschap weinig te zeggen. Naast dat de standpunten verharden is een beroep op het gezonde verstand ook in strijd met theologische uitgangspunten, namelijk dat, al is er nog enig licht over gebleven, ons verstand verduisterd is. Pastoraal en pedagogisch gezien kan er goed gekomen worden tot gesprek. “Wie de Schrift afwijst of voor zijn zelfverstaan niet nodig heeft, heeft iets uit te leggen.” Oprechte aandacht voor noden kan goed samengaan met het wijzen op de Weg.6

Diepe leegte

Hierboven hebben we gezien dat de manier waarop mensen de Bijbel zien (Schriftverstaan) te maken heeft met hoe de mensen zichzelf zien (zelfverstaan). Het derde inhoudelijke deel van deze serie gaat in op de mogelijkheden tot gesprek. Het doel van de serie is ‘om het moderne ervan (van al die moderne vraagstukken, JvM) te ontmaskeren’. Voor het zelfverstaan heeft de moderne mens ‘eigenlijk geen echte basis’. De moderne mens heeft wel een beeld van zichzelf, maar geen gezaghebbende bronnen om daarop hun beeld te onderbouwen. “Hij verwerpt de Schrift als bron van zelfkennis, maar heeft geen andere bronnen daarvoor in de plaats. Hij ziet zichzelf als een individu die het eigendom van zichzelf is.” Dit laatste wordt zelfindentificatie genoemd, maar hierachter zit een diepe leegte. Deze leegte wordt, volgens de scribent, zichtbaar in onze samenleving. “Met name in de behoefte aan bevestiging. Mensen hebben vandaag een grote behoefte aan bevestiging van hun identiteit door de omgeving.” Als deze bevestiging er niet is, wordt dat ervaren als persoonlijke aanval. “Wie niet meedoet met het bevestigen van iemands zelfidentificatie, die moet zelf maar uitgesloten worden.” De scribent adviseert hier niet zomaar in mee te gaan. Immers, iemand bevestigen in zijn of haar onbijbelse zelfbeeld is juist liefdeloos en harteloos. Daarnaast doet dit ‘afbreuk aan de bouw van het Rijk van God’.7

Verlichtingsdenken

Gevoelens moeten niet worden weggedrukt, ‘maar ze moeten eerst vanuit de Schrift worden uitgelegd’. Het is goed om op te merken dat onze kennis van onszelf beperkt is. Naar Psalm 139 geeft de scribent aan dat alleen God ons ten diepste kent. Wij hebben schepselkennis van onszelf, maar God heeft Schepperkennis van ons. “Ieder mens moet dus bereid zijn de kennis over zichzelf op grond van Gods Woord te laten corrigeren. Wat wij wensen, willen en voelen is nog niet hetzelfde als wie of wat we zijn volgens de alwetende God.” De auteur legt het uit met twee praktijkvoorbeelden. Authentiek zijn is tegenwoordig het sleutelwoord. Maar wanneer ben je authentiek? “Is je zelfkennis verkeerd, dan ben je dus ook niet echt trouw aan jezelf. (…) Trouw zijn aan jezelf is dus in de eerste plaats als schepsel trouw aan God en Zijn Woord zijn.” Het artikel sluit af met de vraag of moderne vragen die op christenen afkomen wel zo nieuw zijn. “Vanuit de nauwe verbinding van zelfverstaan en Schriftverstaan blijkt dat de vorm waarin de moderne vragen zich voordoen wel nieuw is, maar dat ze hun oorsprong hebben in veel oudere ontwikkelingen in de kerkgeschiedenis.” Sinds de Verlichting is het afhankelijkheidsbesef en het schuldbesef steeds verder afgenomen. “Dit ontbrekende schuldbesef en het gevoel van onafhankelijkheid vormt de basis van moderne vragen rond seksualiteit, wetenschap en cultuur.” Daarom wordt er geconstateerd dat de moderne vragen ‘niet meer dan een radicale vorm van het verlichte denken’ zijn. “De wortels van dit verlichte denken zijn echter zo in strijd met het klassieke christendom, dat het in het belijden van de kerk allang is weerlegd.8 De gevolgen van de moderne vragen die tot ons komen zijn zeer ingrijpend. “Opnieuw is er een poging om de soevereine God in te wisselen voor de autonome mens in een soevereine cultuur.” De scribent roept daarom op om trouw te blijven aan de belijdenis.9

“De wortels van dit verlichte denken zijn echter zo in strijd met het klassieke christendom, dat het in het belijden van de kerk allang is weerlegd.” Een compromis met het moderne wereldbeeld zal mogelijk kunnen leiden tot een verwaterde kerk. Foto: De kerk van Sant Romà de Sau, Vilanova de Sau, Spanje. Bron: Pixabay.

Bijbels perspectief

In het slotdeel van deze serie wordt het zelfverstaan geplaatst in het licht van Gods Woord. Ons zelfverstaan, zo hebben we gezien, moet geijkt worden aan de Schrift. “Wat we voelen, denken of willen is daarmee nog niet waar en bepaalt ook nog niet wie we behoren te zijn. Het licht van de Schrift is nodig.” Het ijken dient altijd te gebeuren ‘in de ontmoeting met de sprekende God door Zijn Woord’. Wat is dat Bijbelse perspectief? Allereerst zijn wij schepselen zijn van God de Schepper. Daardoor zijn wij van Hem afhankelijk. “Als wij ons dus sterk en onafhankelijk voelen, moeten we ons gevoel laten corrigeren door het Woord. Alle sterkte die we hebben, is een gave van de Schepper.” Dit vraagt ook verantwoordelijkheid om ons leven, wat eveneens een gave is van de Schepper, tot Zijn eer in te richten. De Schrift leert ons dat het God goed gedacht heeft om via een weg van seksualiteit het menselijke geslacht in stand te houden. Hij heeft het huwelijk ingesteld ‘als de enige plaats voor de beleving van seksualiteit’. Ten tweede zijn wij sinds de zondeval, naast schepsel, ook zondaar. “Mensen zijn van zichzelf dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1). Ons verstand is verduisterd (Ef. 4:18) en wij zijn vervreemd van God (Kol. 1:21). De gedachten van het hart zijn van nature zondig (Gen. 8:21). Niemand zoekt uit zichzelf naar God, allen zijn afgeweken (Rom. 3:11-12). Vanaf onze ontvangenis liggen wij in de zonde (Ps. 51:7).” Dit heeft gevolgen voor onze ingevingen, gevoelens en gedachten. Die kunnen we niet zondermeer als uitgangspunt nemen. “De Schrift leert ons juist dat dergelijke gedachten een uiting van vijandschap zijn (1 Kor. 2:14).” We hoeven binnen het Bijbels perspectief niet in een mineur te eindigen. Ten derde is er verlossing mogelijk dóór het verzoenende werk van de Heere Jezus Christus, waardoor wij zondaren de welverdiende straf kunnen ontgaan en wederom tot genade kunnen komen “Dankzij de komst van Christus is er verlossing voor al degenen die in Hem geloven.Ten vierde wordt er door de scribent op gewezen dat wij allen op reis zijn en hier geen blijvende stad hebben. De weg van schepping-zondeval-verlossing-voleinding kunnen wij het Bijbelse perspectief noemen. Door dit Bijbelse perspectief moeten wij ons laten leiden. “Mensen moeten zich niet laten leiden door hun eigen gedachten en gevoelens, maar door Gods Woord.

Bij de Schrift vandaan bewegen

Dit mensbeeld en deze Schriftvisie heeft gevolgen voor hoe christenen naar de werkelijkheid kijken. Het is een gebroken wereld waarin wij niet onze eigen diepste gevoelens moeten navolgen, maar waarin het juist draait om gehoorzaamheid aan de God van de Schrift en om zelfverloochening. “Het licht van Gods Woord moet schijnen over al onze gevoelens, wensen en verlangens.” De scribent erkent dat gevoelens van homoseksualiteit en genderdysforie zeer ingrijpend zijn. Maar hij ziet het als nog meer ingrijpend ‘als we de eer van mensen liever hebben dan de eer van God en daarom het principe van het christelijke leven maar aanpassen’. De auteur ziet dat het geduld van de moderne mens met deze Bijbelse visie op seksualiteit afneemt. Voor klassieke christenen is deze Bijbelse visie compleet verweven met de Bijbelse boodschap van God, mens, zonde en genade. “Hier is geen ruimte voor meebewegen.” Compromissen van moderne christenen leiden schipbreuk. “Het gaat er echter niet om dat onze gevoelens precies zo in de Bijbel staan, maar het is juist zo dat het Bijbelse perspectief ons laat zien wat onze gevoelens en verlangens waar zijn. Wie zich aan dat perspectief wil onttrekken, beweegt zich bij de Schrift vandaan.

Ten slotte

De serie wordt afgesloten met een terugblik. De gevonden inzichten van het Studiesecretariaat Schriftgezag dienen nu te worden toegepast in de praktijk van het leven. Niet alleen toegepast op anderen, maar ‘het allermeest op onszelf’. Dan gelden de vragen: “Bent u overtuigd van de noodzaak van Gods Woord? Bent u bereid u te laten leiden door de Schriften, ook als het dwars tegen uw wensen en verlangens ingaat?” De Schrift dient onze leidraad te zijn, ook (of juist) als deze Schriftwoorden lijnrecht tegen onze gevoelens, gedachten en denkpatronen ingaan. Ons zelfverstaan moet daarmee ook dienstbaar zijn aan het Schriftverstaan. Wie dat niet doet zal de Schriftwoorden moeten afwijzen of verdraaien. Het zien van de juiste verbinding helpt ‘om moderne vragen te duiden en te bevragen’. Juist dan is een gesprek over moderne vragen mogelijk. We kunnen deze moderne vragen niet als belachelijk afdoen. Zelfverheffing is hier niet mogelijk. Immers, zowel moderne als klassieke christenen zijn zondaren voor God. “Wie zichzelf vertrouwt, heeft geen Bijbel als gids nodig. Hij vindt zelf de weg wel. Maar wie zichzelf niet vertrouwt en de weg naar het Vaderhuis niet vinden kan, die verlangt naar de leiding van Gods Woord.10

Voetnoten

Kunnen we de letterlijke betekenis van veel bijbelverhalen negeren?

Sommige bijbellezers vinden bepaalde verhalen in de Bijbel maar vreemd; ze ‘kunnen er niets mee’. Zij zijn blij dat begaafde schrijvers en predikers vaak wel in staat zijn om uit zulke verhalen diepe, ‘geestelijke’ waarheden naar boven te halen. Beide dingen heb je waarschijnlijk zelf wel meegemaakt: de afkeer die sommigen hebben en de gaven die anderen lijken te bezitten. Betekent deze situatie dat we de letterlijke betekenis van veel bijbelverhalen kunnen negeren en ons alleen moeten richten op hun diepere betekenis? Nee, dat is een misverstand.

Iemand die de letterlijke uitleg van verhalen maar onbenullig vond en altijd de diepte in wilde, was de Joodse bijbeluitlegger Philo, die in dezelfde tijd als Jezus leefde, maar in Egypte. Philo schreef bijvoorbeeld over het bekende verhaal van de roeping van Abram in Genesis 12:1-3, dat het hier eigenlijk (!) gaat over Gods roeping aan de mens om het aardse leven te relativeren en een hoger leven te gaan leiden. Genesis vertelt hoe God aan Abram vraagt om zijn land, zijn familie en zijn vaderhuis te verlaten. Welnu, zegt Philo, ‘land’ staat voor het lichaam, ‘familie’ staat voor zintuiglijke waarneming en ‘vaderhuis’ voor spraak. Abram wordt dus opgeroepen om zijn ziel te reinigen van al het aardse, het materiële, en een onthecht, filosofisch leven te gaan leiden. Niet toevallig is dat ook het levensideaal van Philo zelf…

Philo’s vergeestelijking heeft, bewust of onbewust, veel navolgers gehad onder christelijke uitleggers en lezers. Ik denk dat er bij deze vergeestelijkende uitleg twee dingen misgaan. In de eerste plaats verliest men de historische feiten uit het oog. Dat kan niet goed zijn, want de Bijbel is het boek van Gods geschiedenis met
de mensen. God heeft gehandeld in de geschiedenis. Het gaat in de Bijbel om verslagen van wat werkelijk is gebeurd, om ‘de grote werken van God’ (Handelingen 2:11). We tasten de kern van het geloof aan wanneer we ontkennen dat God degene is die in het begin de wereld en de mensen maakte en daarna van tijd tot tijd ingrijpt in het wereldgebeuren, speciaal door zijn Zoon naar de aarde te sturen. In het geval van Abram gaf Hij een mens opdracht om samen met zijn familie naar een onbekend land te verhuizen; Hij gaf hem dat land en bovendien een groot aantal nakomelingen, met de bedoeling dat dit nieuwe volk tot zegen zouden zijn voor de wereld.

Deze feitelijkheid, deze historiciteit, betekent niet dat het verhaal geen diepere betekenis heeft, want die heeft het ook. Je kunt erover preken en zingen. Het laat ons het geloof van Abram en de zijnen zien, en het is een voorbeeld voor ons eigen geloof: vertrouwen wij God genoeg om Hem te gehoorzamen als Hij ons roept? En volgens Hebreeën 11:10 migreerde Abram ook omdat hij ‘de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is’ verwachtte.

Het verhaal over de roeping van Abram is dus geen plat verhaal, maar wat wij over de diepere betekenis ervan zeggen is wel gebaseerd op de historische feitelijkheid ervan: op een bepaalde dag sprak God tot een bepaalde persoon, die gehoorzaam reageerde door van plaats A naar B te verhuizen. Ditzelfde geldt ook voor de hele bijbelse geschiedenis.

Is het je ooit opgevallen dat de schrijver van Hebreeën de zaak toch enigszins vergeestelijkt? Hij voegt een element toe dat niet in Genesis 12 staat, namelijk dat Abram een hemelse toekomst verwachtte. Maar een belangrijk verschil met Philo is dat Hebreeën de feitelijkheid van Abrams landverhuizing niet ontkent of bagatelliseert. De geschiedenis heeft een diepere betekenis, maar blijft als geschiedenis overeind.

Natuurlijk zijn niet alle gebeurtenissen die in de Bijbel worden beschreven even belangrijk als de roeping van Abram. Zeker het Oude Testament bevat details die voor ons niet direct van belang lijken te zijn. Bedenk dat het gaat om de geschiedenis van God met het volk Israël. Wel is het zo dat, als je langer met de Bijbel leeft, steeds andere verhalen tot je gaan spreken. Een verhaal dat je nu niet veel zegt, kan later ineens heel sprekend voor je worden.

Het tweede dat misgaat bij een vergeestelijkende uitleg zoals die van Philo is dat de diepere betekenis die men in het verhaal ontdekt in feite van buiten de Bijbel wordt binnengehaald. In het geval van Philo gaat het om de gedachten van de Griekse filosoof Plato. Plato vond de geest van de mens veel belangrijker dan het lichaam, en het hemelse belangrijker dan het aardse; hij lijkt zelfs een afkeer van lichamelijke, materiële zaken te hebben. Zijn ideaal is een puur geestelijk leven. Christenen die door het denken van Plato zijn beïnvloed – en dat zijn er niet weinig – kunnen (bewust of onbewust) de volgende onbijbelse ideeën hebben:

  • Zij maken een scherpe scheiding tussen ziel en lichaam; maar in de Bijbel is de mens in de eerste plaats een eenheid.
  • Zij denken ten onrechte dat de ziel onsterfelijk is; deze gedachte vind je niet in de Bijbel. Volgens de Bijbel is het God die ons kan opwekken tot eeuwig leven, want wij hebben de eeuwigheid niet in onszelf.
  • Zij zien de verlossing door Jezus vooral als een ontsnapping aan het aardse, in plaats van als leven in de overvloed in Gods koninkrijk. In extreme gevallen zien ze het lichaam als een soort kerker van de ziel.
  • Kennis en inzicht worden overgewaardeerd in vergelijking met zonde en schuld, geloof en genade.
  • Zij hechten weinig waarde aan de aarde als goede schepping van God en hebben daardoor de neiging om milieuproblemen en klimaatverandering te negeren of te relativeren.
  • Zij zien het belang van Jezus’ aardse leven over het hoofd en benadrukken eenzijdig zijn dood aan het kruis. Zij vergeten dat Jezus’ leven ons tot voorbeeld is.

Maar vergeestelijkt het Nieuwe Testament het Oude Testament dan niet? Wat moet je denken van wat Paulus doet in 1 Korinthe 9:9? ‘Want in de wet van Mozes staat geschreven: U mag een dorsende os niet muilbanden. Bekommert God Zich alleen maar om de ossen?’ Paulus haalt hier Deuteronomium 25:4 aan en zegt in vers 10 dat deze regel ‘vooral voor ons’ werd gegeven. Let op het woord vooral. Paulus ontkent niet dat de os ook letterlijk recht had op voer als loon voor werken. Zijn redenering is: ‘Als een os al recht had op zijn beloning, dan toch zeker wij apostelen.’ De Bijbel in Gewone Taal geeft Paulus’ bedoeling mooi weer: ‘Die regel geldt niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen.’ De letterlijke betekenis blijft staan, ook al is de geestelijke betekenis nu belangrijker. Paulus’ omgang met Deuteronomium 25:4 is dus veel beter dan die van Philo, die over dit vers schrijft dat God zich helemaal niet interesseert voor dieren die geen verstand hebben, maar alleen voor redelijke, verstandige mensen.

Paulus leest het hele Oude Testament, zowel de verhalen als de wetgeving, door dezelfde bril: de Schrift is ten diepste gegeven aan ons, de gemeente van het nieuwe verbond, maar dit betekent niet dat zij geen betekenis had voor Israël. Voor ons betekent dit dat we niet te snel op zoek moeten gaan naar ‘diepere, geestelijke’ betekenissen van de Bijbel.

Dit is een boekfragment uit ’50 nieuwe Misverstanden over de Bijbel’. Het boek is uitgegeven door Uitgeverij Gideon en hier te bestellen. Dr. Pieter J. Lalleman sprak op het congres ‘Bijbel en Wetenschap 2023’ over de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Firmissime credam: de exegetische basis van de prediking in de Vroege Kerk – Dr. Benno Zuiddam geeft avondcollege over Schriftvisie Vroege Kerk

De thema’s Schriftgezag en Schriftbeschouwing zijn tot op de dag van vandaag belangrijke thema’s binnen de christelijke kerk. Dit was ook zo bij de Vroege Kerk. De visie op de Schrift is ook bepalend voor de wijze waarop een predikant preekt. Dr. Benno Zuiddam heeft hierover een avondcollege gegeven voor het Hersteld Hervormd Seminarie. De nieuwtestamenticus en classicus staat achtereenvolgens stil bij: (1) De Heere Jezus als voorbeeld, (2) De prediking van de Apostelen en het zelfgetuigenis van de Schrift, (3) Hoe de Vroege Kerk in de tijd na de Apostelen omgingen met de Bijbel, en (4) Dat de gevestigde Kerk in de tijd van Augustinus en Chrysostomos laat zien dat de Schriftvisie bepalend was voor de inhoud en de wijze van prediking.

Het college is hieronder te volgen. Dr. Zuiddam heeft op zijn website ook een begeleidende PowerPoint gemaakt. Deze PowerPoint is slechts voor persoonlijk gebruik.1

Voetnoten

‘Als er geen eerbied is voor God en Zijn Woord gaat het wezenlijk mis’ – Schriftgezag en Schriftbeschouwing op het CGK-convent van 20 april 2024

Vandaag zal de eerste zitting van de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken plaatsvinden. Verschillende mensen kijken met enige spanning naar deze synode, vanwege belangrijke kwesties die er besproken worden. Omdat de kwestie ‘vrouw in het ambt’ een kerkelijke en ambtelijke zaak is, laat ik dat hier over het algemeen rusten. Wel wil ik kijken naar het Schriftgezag en de Schriftbeschouwing binnen de CGK. Daarvoor vat ik een recent panelgesprek over dit thema hieronder samen. Dit panelgesprek vond plaats op het CGK-convent. Deelnemers waren drs. F.W. (Florimco) van der Rhee, dr. B.A.T. (Arjan) Witzier, dr. C.P. (Pieter) de Boer en prof. dr. H.G.L. (Eric) Peels. Het panelgesprek stond onder leiding van drs. S.P. (Peter) Roosendaal. Hieronder een uitgebreide weergave van de paneldiscussie, met in de voetnoten enkele annotaties van mijn hand.1

Donkere wolken pakken zich samen boven de CGK. In de paneldiscussie willen ze de Schrift hooghouden. Over het ‘hoe’ daarvan verschilt men van inzicht. Bron: Pixabay.

De discussieleider, drs. S.P. (Peter) Roosendaal geeft aan dat het goed is om elkaar in deze setting te ontmoeten. Roosendaal heet ook de panelleden van harte welkom. De predikant van Lelystad geeft aan dat vanuit de Bijbel de Stem van de Levende God ons tegemoetkomt. Met het woord Schriftgezag bedoelen we, in de woorden van de discussieleider, ‘dat de Bijbel van kaft-tot-kaft zeggenschap heeft, autoriteit heeft, heerschappij heeft over ons leven. Dat we ons daaraan gewonnen geven.’2 In de huidige discussie rond thema’s die verdeeldheid geven klinkt het verwijt dat degene die wat rekkelijker is met deze thema’s ‘morrelt aan het Schriftgezag’.

Morrelen aan het Schriftgezag

Roosendaal vraagt aan dr. C.P. (Pieter) de Boer of er binnen de CGK een Bijbelgetrouw en een Bijbelongetrouw deel is. De Boer memoreert allereerst dat hij leerling is (geweest) van prof. Peels. Deze discussie was toen (in 1995) ook al aan de gang. In die tijd werd De Boer ook onderwezen in het verstaan en het uitleggen van de Schrift. Prof. Peels hield toen een lezing over de ‘Vrouw in het Ambt’ en gaf toen (in 1996) aan dat er op grond van exegese van de Schriften geen ruimte is voor vrouwelijke ambtsdragers. De hoogleraar gaf toen aan dat hij zou blijven bij deze visie totdat het tegendeel uit de Schrift zou blijken. De normativiteit van de apostolische uitspraken is gegrond en het is zeer belangrijk dat de Schriftgegevens worden verdisconteerd. De Boer constateert dat er in die dertig jaar tijd, die we nu verder zijn, het nodige is veranderd. ‘In ieder geval in het verstaan en het uitleggen van de Schrift’. Het raakt niet alleen vrouw in het ambt, maar ook andere thema’s. In de ogen van De Boer zijn dat ‘fundamentele thema’s. In de huidige discussie zijn de kwalificaties van Bijbelgetrouw of Bijbelongetrouw ‘te goedkoop’, zo geeft De Boer aan. De intentie van De Boer is veeleer: ‘hoe krijgen we elkaar weer bij de Schrift’. De predikant van Renswoude geeft aan dat wanneer er met dergelijke termen wordt gestrooid, men elkaar al kwijt is.

Intenser lezen

Roosendaal vraagt aan prof. dr H.G.L. (Eric) Peels, die al sprekende is ingevoerd, of hij op dit punt de Schrift anders is gaan verstaan of dat de Schrift minder helder is dan altijd gedacht. Peels geeft aan dat hij ten tijde van het houden van de lezing net drie jaar hoogleraar was. Gekscherend: ‘Ik moest nog veel leren, toen’. De hoogleraar gaf aan dat hij voor, datgene wat De Boer voorlas, toen wel degelijk stond. Op basis van hoe hij toen de Schrift las, meende hij te kunnen zeggen wat er toen gezegd is. Peels meent ook dat er hele goede redenen zijn voor de klassieke ambten. Maar… na 1996 ging het leven verder en heeft Peels zijn hele verdere leven steeds nauwkeuriger en langer proberen te luisteren naar wat de Schrift te zeggen heeft. In dat ‘traject’ zijn sommige dingen de hoogleraar steeds duidelijker geworden, andere zaken, waar de hoogleraar eerst een duidelijke mening over had, leerde hij te nuanceren. Peels ziet het niet als de Bijbel anders lezen, maar de Bijbel intenser en eerlijker lezen. Daar hoort bij dat Bijbelteksten niet overvraagd moeten worden. Zijn mening is daarom op dit punt bijgesteld. Peels memoreert aan de synode van 1998, waar het minderheidsrapport inzake de vrouw in het ambt veroordeeld dreigde te worden als Schriftontrouw of Schriftkritisch. De hoogleraren vanuit de TUA hebben toen de synode geadviseerd om te luisteren (in de zin van ‘volgen van’) naar de argumenten van de meerderheidscommissie, maar het minderheidsrapport niet als Schriftkritisch te bestempelen. Peels zou de lezing van toen pertinent niet meer zó verwoorden, maar blijft wel respect hebben voor diegenen die een dergelijk standpunt wél huldigen. Dat respect geldt ook voor mensen die een tegengesteld standpunt hebben.3

De helderheid van de Schrift

Vanuit de Reformatie wordt de helderheid (claritas) van de Schrift beleden. Drs. Roosendaal, de panelleider, vraagt aan dr. B.A.T. (Arjan) Witzier4 of de Schrift, nu er zoveel vragen liggen, juist niet onhelder is (geworden). Witzier geeft aan dat christenen aan de helderheid van de Schrift moeten blijven vasthouden. Zeker als het om het fundament van het christelijk geloof gaat: de Heere Jezus Christus. De Bijbel is echter niet op alle onderdelen, voor iedereen, gelijk te verstaan. ‘We hebben niet voor niets hele boekenkasten vol met commentaren’. Er moet, volgens de predikant uit Apeldoorn, rekening gehouden worden met de verschillende leeswijzen van en connecties tussen gedeelten in de Bijbel. De Bijbel is helder als het gaat om de soteriologie, maar op veel punten vraagt het soms wat méér studie. Bij die zoektocht naar de betekenis voor vandaag hebben we, volgens Witzier, elkaar nodig. Dat de Heilige Geest Zijn verlichting geeft gaat niet alleen rechtstreeks, maar ook door middel van anderen. Roosendaal wijst op de verschillende leesbrillen en vraagt Witzier hoe het zit met de verhouding is tussen die leesbrillen én het werk van de Heilige Geest. Witzier signaleert dat onze bril behoorlijk vertroebelt is5, en dat we de verlichting van de Heilige Geest nodig hebben. De Geest heeft niet één manier van werking. ‘Hij verlicht mensen, ieder in zijn eigen plaats, tijd en cultuur, en dat heeft invloed op het verstaan’. Daardoor krijgt de Schriftuitleg op verschillende plaatsen andere accenten en nuances.

“Uw woord is mij een lamp voor mijnen voet, Mijn pad ten licht, om ‘t donker op te klaren.” (Psalm 119:53, ber. 1773) Volgens dr. Arjan Witzier geeft de Heilige Geest Zijn verlichting niet alleen rechtstreeks, maar ook door middel van anderen. Bron: Pixabay.

Eerbied

Roosendaal bevraagt daarna drs. F.W. (Florimco) van der Rhee op liturgie en prediking. De predikant uit Veenendaal geeft aan dat de betrouwbaarheid van Gods Woord zich bewijst in een gelovige omgeving. ‘Als er geen eerbied is voor het Woord en voor de God van het Woord dan gaat het wezenlijk mis’ Prof. Peels wordt eveneens bevraagd op liturgie en prediking binnen de CGK. Hij geeft aan dat als het Woord opengaat de verschillen vaak wegvallen. Daarna wordt de zaal erbij geroepen en worden de deelnemers gevraagd om te reageren op de stelling: ‘In elke CGK is de prediking Bijbelgetrouw’.

Voertuig

De Bijbel komt allereerst tot ons, maar wij gaan ook met onze vragen naar de Bijbel toe. Panelvoorzitter Roosendaal vraagt aan dr. C.P. (Pieter) de Boer of de Heilige Geest de cultuur kan gebruiken ‘als voertuig om onze aandacht te richten op delen van de Schrift die we eerder niet zo gezien hebben’. De Boer geeft aan dat dit zeker kan, en ook in de kerkgeschiedenis tot op het heden zien we dat gebeuren. De predikant van Renswoude wil de vraag dichter bij huis halen. Hij memoreert aan een kerkdienst van tien jaar geleden, in zijn eigen gemeente (Urk-Maranatha). In die gemeente gaat de ene dienst de eigen predikant voor en in de andere dienst een gastpredikant. Dat was tien jaar geleden ook zo, en als gastpredikant was prof. dr. H.G.L. (Eric) Peels uitgenodigd. Hoewel De Boer niet aanwezig was, zou hij die preek nooit meer vergeten. Het leverde namelijk een hermeneutische discussie op Urk op. Het ging over tutoyeren, maar het Urker dialect kent helemaal geen ‘u’. Een grotere hermeneutische discussie leverde het verschijnen van de studie ‘En God zag dat het goed was’ op. In 2019 verscheen deze studie over de discussie schepping en evolutie. In het boek werden forse uitspraken gedaan. In het Reformatorisch Dagblad verscheen recensie van de hand van prof. dr. Marc de Vries.6 Een aantal CGK’ers hebben aan deze studie een bijdrage geleverd, het doel is het lezen en verstaan van Genesis.7 Volgens De Boer is dit óók een van de punten die onder deze dag liggen. In het artikel, van Peels, wordt een brug geslagen tussen het lezen van Genesis 1 als Woord van God en het evolutionisme8, zoals deze ‘op dit moment in onze cultuur domineert’. Er wordt ook door de andere CGK-auteurs gezocht naar een integratie tussen die twee. De Boer meent zelf dat hier de cultuur gebruikt wordt als een tegenover van de Schrift. De predikant wijst erop dat we op dit moment in de Westerse wetenschap een dominerend denken zien vanuit het evolutionisme.9 Dit heeft, volgens De Boer, de kerken ‘meer dan ooit heeft bewust gemaakt hoe belangrijk het is om vanuit de Schrift en ook in de lijn met de confessie (Zondag 9 en 10 van de Heidelberger Catechismus, artikel 14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis) kerk te zijn in rapport met deze tijd.’10 In Genesis 1 en 2 gaat het ook om de lijnen man en vrouw. Genesis 2 is in de huidige discussie van enorm belang (niet alleen vrouw-in-het-ambt maar ook rond LHBTI+). De Boer: ‘Fundamentele Schriftgegevens aanlevert om in deze tijd vorm te geven aan onze Christelijke identiteit. Niet alleen in de kerk, en de regering van de kerk (de ambten), maar ook als we spreken over het huwelijk, seksuele oriëntatie en identiteit. Op het moment dat je Genesis 1 en 2 zo gaat lezen dat die hoofdstukken wel gelezen worden als een essentie, waar in essentie beschreven wordt hoe God de wereld tot stand heeft gebracht, maar niet meer gelezen wordt als een historisch chronologisch verslag van de schepping dan lees je de Schrift anders dan dat die tot voor kort in de breedte van onze kerken gelezen werd.’

Wezenlijke zaken

Eeuwenlang zijn de eerste hoofdstukken van Genesis op een bepaalde manier verstaan. Ook Paulus citeert uit deze hoofdstukken als hij het heeft over mannelijk en vrouwelijk. Drs. Roosendaal bevraagt prof. dr. H.G.L. (Eric) Peels hierop. De hoogleraar reageert, voordat hij op dit punt ingaat, eerst op wat De Boer zei. Hij geeft gekscherend aan dat De Boer op een bepaalde manier altijd zijn leerling is gebleven, want kennelijk volgt de Renswoudense predikant hem op de voet. Peels vraagt hem dan wel nauwkeurig te lezen wat er geschreven wordt. De hoogleraar wil pertinent niet een brug slaan tussen de tekst van Genesis en het evolutionisme.11 In het artikel wilde Peels juist aangeven dat ‘het biblicisme en het creationisme het niet houden tegenover de wetenschap van de evolutieleer en dat wij een weg nodig hebben om ons tegen dat evolutionisme te verzetten en ondertussen de Schriften te lezen zoals zij zich presenteren.’12 Peels: ‘Dat is totaal iets anders dan een harmoniseren van ons Schriftlezen met een evolutionistische wetenschap’. Peels ziet betreffende de man-vrouw-verhoudingen ontzettend veel rijkdom in Genesis. In Genesis staan daar ‘uitermate wezenlijke zaken over’. Echter, volgens Peels, moeten wij wat er staat in Genesis ‘niet onder een stolp zetten van een obligaat letterlijk historisch chronologisch lezen. Want dat is dan wel een leesbril die je aan de Bijbel oplegt’.13 Volgens de hoogleraar moeten wij de Bijbel lezen zoals deze zich presenteert. Met vragen zoals ‘Wat is dit voor een soort tekst?’ en ‘Wat wordt ons hier gezegd?’ De geleerde geeft aan dat Genesis 1 allerlei signalen geeft dat die tekst zo ‘oneindig veel meer wil zeggen dan historisch-chronologisch’. ‘Dat past in ons modern post-Verlichtingsdenken prima, maar de Bijbel zegt ons zo oneindeloos14 veel meer.15 Dat geldt voor de hoogleraar ook inzake de man-vrouw-verhouding. Roosendaal geeft aan dat het sinds de jaren ’60 wel heel hard gaat in onze opvattingen over seksualiteit en alles wat daarmee samenhangt. De panelleider vraagt zich af of we niet het gevaar lopen dat we de Bijbel willen laten zeggen wat ons goed uitkomt. ‘Het gevaar dat de cultuur onze exegese compleet gaat bepalen’. Peels begrijpt dat en geeft aan dat je dat risico in alle culturen loopt. De hoogleraar waarschuwt er wel voor dat de cultuur niet hetzelfde is als de tijdgeest. Binnen een cultuur heb je goede en minder goede aspecten. De geleerde ziet slechte zaken in onze cultuur, zoals ‘het doorgeslagen gelijkheiddenken’, ‘het hyperindividualisme’ en ‘het consumentisme’. ‘We dreigen zomaar de Bijbel daaraan te muilkorven, maar dat is niet de bedoeling.’ Het kan zo zijn, beaamt de hoogleraar, dat bepaalde zaken uit onze cultuur ons dwingen om de Schrift opnieuw te lezen.

Drs. Peter Roosendaal vraagt tijdens de paneldiscussie aan dr. Arjan Witzier op welke manier de Heilige Geest ons bij de hand wil nemen in het Schriftverstaan. Bron: Pixabay.

Bij de hand nemen

Roosendaal geeft aan dat wij tot over onze oren in de cultuur zitten. Hij vraagt aan dr. B.A.T. (Arjan) Witzier op welke manier de Heilige Geest ons bij de hand wil nemen. Witzier: ‘De Geest doet dat op verschillende manieren. De cultuur kan een gevaar zijn, de cultuur kan ons helpen om de Schrift op een nieuwe manier te lezen en nieuwe lijnen erin te ontdekken die er eerder niet in gezien zijn.’ Er is ook een keerzijde, namelijk dat de cultuur ons op het verkeerde been zet. ‘De Schrift blijft Gods Woord voor ons nu’. De oren laten hangen naar de cultuur kan voorkomen worden door de Schrift écht te laten spreken en te onderzoeken. Met de leesbril die je op hebt en biddend om de leiding van de Heilige Geest. Witzier wijst erop dat dit gedaan moet worden met elkaar en met de veel bredere kerk. ‘Luisteren naar wat die cultuur aan vragen geeft naar die tekst toe, maar ook vanuit die Schrift luisterend zo van: ja, maar moet die cultuur niet ook tegengesproken worden. En daar is niet zomaar één recept voor te geven: als je het zo doet dan komt de wil van de Geest eruit. De betekenis van de Geest.’ De zaal wordt er opnieuw bij betrokken. De voorzitter leest de tweede stelling voor: ‘De Heilige Geest kan ook de cultuur gebruiken om de kerk in alle waarheid te leiden’. Na deze stelling bevraagt Roosendaal drs. F.W. (Florimco) van Rhee specifiek op een praktische vraag inzake de vrouw in het ambt. Volgens van Rhee is het lastig om onderscheid te maken tussen de cultuur en de tijdgeest. Deze begrippen zijn volgens de predikant sterk aan elkaar verbonden. ‘De cultuur ademt de tijdgeest.’ Op dit moment is de tijdgeest zeer sterk gericht op het bagatelliseren van de verschillen tussen mannelijk en vrouwelijk. De kerk is daarom op dit punt geroepen een ander geluid te laten horen.

Missionaire kracht

De Boer geeft aan dat de missionaire kracht van de kerk ligt in de zinsnede dat, als we met ons gezicht naar het kruis staan, we met onze rug naar de wereld staan. Je keert dan uiteraard mensen die naar de kerk komen (vanuit de wereld) niet letterlijk de rug toe. Maar het gevolg is wel dat, wanneer we luisteren naar Gods stem, je op de schouders kunt worden getikt en dat mensen aan je vragen waarom christenen anders in het leven staan dan de wereld. De uitdaging van de kerk is om eerlijk te blijven. ‘De boodschap eerlijk en transparant uitdragen. En inderdaad dan breng je woorden die prikkelend zijn. Zoals het woord ‘onderdanig’. Maar dat prikkelt mij ook.’ Hoe laten we ook bij ongemak de Schriften klinken? Niet door woorden weg te poetsen. ‘Het feit dat Schriftwoorden mij triggeren, dwingt mij om geconcentreerd te gaan luisteren naar de Schrift zelf. En dan heb je een machtige boodschap te brengen in deze tijd.’ Peels wil daarbij aansluiten, maar hij wil deze vorm van de door Paulus genoemde onderdanigheid (in Efeze) wel duiden binnen de Grieks-Romeinse cultuur. Hier had deze onderdanigheid een duidelijke plaats en functie. Als prediker dient hij dit te vertalen en te vertolken naar de huidige cultuur. Het brengt Peels terug bij de vraag hoe we Genesis 2, waarbij de man als eerst verantwoordelijk gesteld wordt, vertolken naar de dag van vandaag en in deze cultuur. Peels wil niet met alle geweld vasthouden aan een woord als ‘onderdanig’. Je zou dit woord namelijk volgens de hoogleraar ook anders kunnen vertalen. Bij ‘onderdanig’ moeten we volgens Peels niet vervallen in het eeuwenlange patriarchale denken. De man-vrouw-verhouding uit Genesis moeten wij vandaag de dag zien door te vertalen. Volgens De Boer gaat het té snel. In tegenstelling tot Peels, geeft De Boer aan dat hij het op dit punt juist niet eens is met de hoogleraar. ‘Anders zaten wij hier vanmorgen niet.’ Dr. De Boer geeft aan dat, hij en hoogleraar Peels, de Schriften anders lezen en anders verstaan. ‘Anders hadden wij een dag als deze niet nodig’.

Belijdenis normatief?

Na deze discussie volgt opnieuw interactie met de zaal. Er kunnen vragen gesteld worden. De eerste vraag gaat over de normativiteit van de belijdenisgeschriften. Drs. F.W. (Florimco) van Rhee ziet de belijdenisgeschriften als uitermate belangrijk en de kerk van alle tijden wijst ons daarin duidelijk richting (bijvoorbeeld artikel 2 tot en met 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis). In de NGB wordt volgens de Veenendaalse predikant op een hele nuchtere en heldere manier verwoord hoe wij het Woord van God ontvangen.16 Het gaat niet specifiek over vrouwelijke ambtsdragers, ‘maar het gaat wel over hoe wij die Schriften lezen’. Onze houding moet, volgens Van Rhee, zijn dat je op een zo goed mogelijke manier naar die Schriften wil luisteren, vanuit één ‘voorgegevenheid’17, namelijk dat die Schriften de Weg tot de zaligheid wijzen. Wij zullen ons moeten verhouden tot dat Woord van God. We kunnen afhankelijk van het woord soms kiezen voor een andere vertaling van dat woord en in sommige gevallen zou dat ook kunnen. Van Rhee zou dat echter bij het woord ‘onderdanig’ juist niet willen doen. Dit woord moet gezien worden in de context van de voorafgaande tekst. ‘Ik denk dat juist die onderdanigheid iets aangeeft, van hoe wij ook de Schrift zelf tot ons moeten nemen.’ Witzier geeft samen met Roosendaal aan dat wij de Schriften niet voor het eerst lezen, maar met de kerk van alle eeuwen. Daarom dienen we vooral de oren te luisteren te leggen richting de traditie waarin we staan. De gereformeerde traditie zegt dat boven alles wat door mensen beleden wordt, de Schrift staat. Witzier kan een heel eind met de ‘Verklaring van gevoelen’ van het CGBeraad meekomen18, zeker als er staat dat geen enkel menselijk of synodebesluit staat boven de Schrift. Waar Witzier over valt is dat aan het einde van die verklaring wel een ‘verplichte leessleutel’ van de Schrift wordt geboden. Witzier: ‘Dan denk ik van: Pas op! Uiteindelijk moeten we opassen dat we mensen laten bepalen, vanuit welk standpunt ze dat ook doen, en om welke reden ook, om te zeggen: en dit zegt de Schrift en als je het niet met mij eens bent dan lees je de Schrift verkeerd.

De visie dat God hemel en aarde uit niet geschapen heeft blijft voor dr. Pieter de Boer leidend in het debat. Bron: Pixabay.

Een hele spannende vraag

De tweede vraag is een hele spannende vraag, volgens Roosendaal. De vraag is of een verschil in Schriftbeschouwing, zoals door een bezoeker van het convent gesignaleerd bij De Boer en Peels, aangaande Genesis kerk scheidend moet werken. Volgens De Boer legt het stellen van deze vraag de situatie binnen de CGK bloot. De Boer verwijst naar de beknopte dogmatiek van Van Genderen en Velema. In deze dogmatiek wordt dit standpunt, van prof. Peels, afgewezen. ‘Dat brengt verwarring in de kerk. En ik denk als we deze discussie laten lopen, dat we, als we na vandaag uit elkaar gaan en weer als schepen in de nacht aan elkaar voorbijgaan, dat we elkaar dan echt kwijt zijn.19 De Boer geeft aan dat dit het hem niet waard is. Ook op dit punt moet duidelijke taal gesproken worden. Zondag 9 en zondag 10 zijn, zoals eerder genoemd, leidend voor dr. De Boer. Namelijk dat God hemel en aarde uit niet heeft geschapen. De andere visie is dat achter Genesis 1 een wereld van miljarden jaren schuilgaat. ‘Waar wij geen idee van hebben.’ Door de regels van de genoemde bundel ‘En God zag dat het goed was’ heen klonk (gelukkig niet in alle bijdragen20) dat mensapen en mensen van een en dezelfde voorouder afstammen. ‘Op dat moment kleur je buiten de lijnen van de Schrift en de confessie.’ Peels wil zich focussen op Genesis 1. Wanneer mensen geplaatst worden voor het dilemma van óf historisch-chronologisch letterlijk lezen óf een poëtische belijdenis, dan zorgt dan volgens de hoogleraar voor een vastloper. Peels geeft aan dat het voor hem altijd bepalend is dat de Schrift het zelf mag zeggen. ‘Gods Woord heeft het laatste woord, ver boven mijn denkkaders, mijn frames, waar ik ze ook vandaan haal.’ Hoe presenteert de Schrift zich? Wat wil de Heilige Geest hier zeggen? Wat voor een literair genre staat daar? Wat voor een consequenties heeft dat? Dat zijn vragen die voor de hoogleraar spelen bij de uitleg van Genesis 1. Hij ziet dat waar een mens biddend, luisterend naar het totaal van de Schrift, biddend om de leiding van de Geest, hier naar zoekt, het nooit kerk scheidend kan zijn. ‘En als wij zeggen het is wel kerk scheidend, dan zouden we ook iemand als Augustinus de kerk uit moeten zetten, die ook een bepaalde visie op Genesis 1 had. En dan hadden we tal van gereformeerde exegeten en geleerden allemaal de kerk uit moeten zetten. Wij moeten ons niet laten vangen in dat dilemmatische óf strak letterlijk, noem het biblicistisch, óf libertinistisch, vrij liberaal, van je zoekt het maar uit en de wereld mag het zeggen. Daarin moeten wij ons niet laten vangen. Wij moeten een Gereformeerde (…) hermeneutiek samen21 ontwikkelen. Dat betekent een ultieme fijngevoeligheid van wat de Schrift ons in een eigenheid, tegen die achtergrond, vandaag wil zeggen’.22 Roosendaal komt na dit pleidooi van Peels tot de derde stelling: ‘Ik kan Avondmaal vieren in een kerk waar men vrouwelijke ambtsdragers heeft’.

Hellend vlak

Roosendaal memoreert aan de woorden van dr. De Boer, namelijk als je het ene laat gaan, dan staat het volgende op de stoep. Is het hellend-vlak-argument alleen maar een angstargument? Volgens dr. Witzier is en blijft het een angstargument, ‘maar dat wil niet zeggen dat nooit reden is voor angst’. Volgens Witzier haast zich te zeggen dat ‘bezorgdheid’ een beter woord hiervoor is dan ‘angst’. Hij verwijst naar het spreekwoord van een gestrand schip als baken in zee. We moeten daar ook hier rekening mee houden, en ‘dat is iets wat bij het lezen van de Schrift gebeurd’. Luisteren naar Gods Woord gaat, volgens de geleerde, samen met alles wat er meespeelt. Wat in de traditie met ons meekomt, wat de belijdenisgeschriften zeggen en wat je in gesprek met anderen tegenkomt. ‘En dan hoor je ook bepaalde zorgen die er zijn. (…) En daar zul je rekening mee moeten houden.’ Die zorgen helpen Witzier om nog weer scherper te luisteren naar de Schrift. Witzier vindt dat het argument van een hellend vlak veel te snel gaat en dat dit óók onterecht is. Vaak worden er zaken bij elkaar gebracht, die niet met elkaar te maken hebben. Bij ethische thema’s wil je echter óók luisteren naar wat de Schriften te zeggen hebben. We moeten, volgens de predikant uit Apeldoorn, geen lijstjes van onderwerpen maken waarover de Schrift wél of niet iets zou mogen zeggen. Wanneer er vrouwen in het ambt bevestigd worden, wordt een kerk dan vrijzinnig? Bij drs. Van Rhee ligt er wel vrees, niet perse op het vraagstuk van vrouw in het ambt, maar wel de visie die daarachter schuilgaat. Van Rhee geeft wel aan dat hij een hellend-vlak-argument nooit zo’n sterk argument vindt, deze kan namelijk heel gemakkelijk als drogreden worden gebruikt. Zo van: wanneer je ‘A’ doet je uiteindelijk wel bij ‘Z’ moet uitkomen. De Veenendaalse predikant geeft aan dat we wel om ons heen moeten kijken. Dan zien we dat het op het punt van Schriftgezag in het verleden nogal is misgegaan. Voordat Van Rhee hierop verder kan gaan, onderbreekt Roosendaal hem voor de vierde stelling. Die luidt: ‘Wie in de Bijbel ruimte ziet voor vrouwelijke ambtsdragers, die is bezig om vrijzinnig te worden’. Van Rhee vervolgt zijn betoog. Hij refereert naar de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken synodaal.23Er zijn meerdere voorbeelden beschikbaar, ook in het buitenland’. Deze kerken hadden ‘al meer een instantie nodig buiten de Schrift zelf, die voor ons bepaalt of die Schrift gezaghebbend is of niet’. Dit veroorzaakte bij het gewone kerkgangers onzekerheid, want als zij de Bijbel in handen hadden, dan wisten zij niet meer of zij nog wel op dat Woord konden vertrouwen. Voor Van Rhee ligt daar ook vandaag de dag een zorg. Uiteraard wil de predikant hier niet mee zeggen dat je automatisch biblicistisch moet worden, door te zeggen dat de inspiratie van het Woord op de punten en de komma’s is.24 De Reformatoren hebben dat zó, volgens Van Rhee, ook niet gezegd. Die Reformatoren namen voortdurend het uitgangspunt in ‘dat gelovig lezen van de Schrift’. De predikant ziet daar wel een cirkelredenering in. Vandaag de dag wordt dat niet meer zo geaccepteerd. ‘Als het geloof in de Schrift uiteindelijk bepaald wordt door die gelovige omgang met de Schrift, Ja, waar begint het dan? De Schrift zelf is namelijk ook die instantie die dat geloof bewerkt onder leiding van de Heilige Geest.’ Volgens Van Rhee ligt hier een belangrijk punt. ‘Dat zie ik als het wonder van de Heilige Geest dat het geloof in het hart van de zondaar werkt.’ Als de Schrift met die houding gelezen wordt, dan zal er een andere houding komen dan in de Gereformeerde Kerken synodaal. De predikant uit Veenendaal geeft aan dat dáár nog veel meer over te zeggen is, maar hij voelt de drang van de voorzitter om dit panel af te sluiten.

Oude en nieuwe schatten

Roosendaal stelt voordat hij het panel Schriftgezag en Schriftbeschouwing afsluit nog één afrondende vraag. Hij vraagt of de panelleden op dit punt uitgestudeerd zijn. Prof. Peels: ‘Hoe zou ik als emeritus-hoogleraar ooit kunnen zeggen: wij zijn uitgestudeerd’. De hoogleraar pleit ervoor om voor ogen te houden dat de Schrift zo rijk en zó diep is. ‘Een diamant met duizend kanten, waar je voortdurend weer verwonderd bij staat en nieuwe tijden dat er weer nieuwe schatten, oude en nieuwe schatten uit die Schrift naar voren komen.’ De vragen die binnen de CGK spelen, zijn volgens de hoogleraar, vragen die de kerken wereldwijd verdelen. Hij ziet bij de beantwoording van die vragen, dat niet alleen libertinisme of verstarring een rol spelen, maar ook de Boze. ‘Die broeders en zusters tegen elkaar opzet, op punten die (…) perifere kwesties betreffen.’ Het zijn volgens Peels niet direct perifere kwesties, maar het zijn ook geen zaken ‘die behoren bij het kloppend hart van het algemeen ongetwijfeld Christelijk geloof.’

Voetnoten

Gereformeerde belijdenis heeft ook een hermeneutiek

Dit artikel is samen geschreven met Johan Mouthaan (MA) en Jonard Roukens (MA).

De moderniteit grijpt op allerlei manieren om zich heen, in land, samenleving en kerk. Christenen worden in deze tijd geconfronteerd met tal van vragen. Mag je als christen in transitie gaan? Hoe om te gaan met een zoon of dochter die andersgeaard is? Zijn Bijbel en evolutietheorie met elkaar te verenigen? Mogen vrouwen ook in de ambten dienen?

Geeft de Bijbel antwoord op zulke vragen? En kunnen wij deze antwoorden ontdekken? Of hebben wij per definitie te maken met een culturele leesbril, die ook nog eens beslagen is vanwege de zondeval? Deze diepe en intense vragen raken aan het belijden van de kerk. De gereformeerde belijdenisgeschriften reiken ons geen alternatieve bril aan, maar laten het Woord aan het woord. In deze bijdrage willen we aandacht vragen voor de hermeneutiek van de gereformeerde belijdenisgeschriften.

Seksuele ethiek

De seksuele revolutie heeft allerlei seksuele activiteiten tot moreel neutraal gebied gemaakt. De invloed daarvan op onze cultuur is enorm. Toch biedt de belijdenis hier een helder geluid. De Heidelbergse Catechismus zegt: „Dat alle onkuisheid van God vervloekt is” (HC 41/108). Wat moet er onder onkuisheid worden verstaan? De catechismus wijst naar Leviticus 18:27-28. Daarmee geeft de belijdenis blijk van een hermeneutiek die haaks staat op de nieuwe hermeneutiek die homoseksualiteit als legitiem bevestigt.

Wijst de gereformeerde belijdenis ook de weg rond de genderideologie? De genderideologie is onlosmakelijk verbonden met autonome zelfidentificatie. Juist dat wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) afgewezen, als beleden wordt: „Alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars en ijdeler dan de ijdelheid zelf” (NGB 7). Weliswaar staan deze uitspraken in het kader van de relatie met God, maar de belijdenis staat niet toe om het morele aspect daarvan te scheiden. Er is sprake van lichaam en ziel (HC 1/1). Ook in de Dordtse Leerregels (DL) wordt Gods kennen centraal gesteld en de mens met zijn voelen en willen als verdorven zondaar op z’n plek gezet. Het is confessioneel ongerijmd om Gods soevereine genade te belijden en intussen mensen te bevestigen in hun zelfidentificatie.

Culturele kennis

De kwestie is echter breder. De laatste decennia is er een breed cultureel gevoelen ontstaan over allerlei vraagstukken, variërend van slavernij tot klimaatcrisis en van gendervraagstukken tot evolutietheorie. Dit culturele gevoelen functioneert in onze maatschappij vaak als culturele kennis: zo zijn de feiten, we kunnen er niet omheen. Wie hierin niet meegaat, staat aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Ook christenen zwichten hiervoor. Dit verklaart de behoefte aan nieuwe antwoorden en nieuwe wegen. De belijdenis biedt echter een heel ander perspectief. Als mensen van nature leugenachtig zijn, dan is het uitkijken geblazen met die culturele kennis. Daarom wijst de NGB op de Schrift, „waar niets tegen valt te zeggen” (NGB 4) en „die de wil van God volkomenlijk vervat” (NGB 7). Soms wordt bijvoorbeeld gezegd dat de Bijbel het idee seksuele oriëntatie nog niet kent. De boodschap van Romeinen 1 zou daarom niet zomaar doorgetrokken kunnen worden naar het heden. Voorstanders van dit argument lijken zich echter niet te realiseren hoe confessioneel ingrijpend dit argument is. Dit zou impliceren dat de Bijbel de wil van God ten aanzien van het mens-zijn niet volkomen bevat.

De NGB maakt duidelijk dat men niets gelijk mag stellen aan het gezag van de Schrift (NGB 7). De hermeneutische implicaties hiervan voor de omgang met culturele kennis zijn veelomvattend. De scheppingsorde om missionaire (lees: culturele) redenen herinterpreteren ten gunste van de vrouw in het ambt, valt zeker niet binnen de hermeneutische kaders van de belijdenis.

Bewogenheid

De gereformeerde belijdenis geeft ook een solide onderbouwing van bewogenheid. De pastorale nood op het vlak van moderne vragen is groot en er is behoefte aan herderlijke bewogenheid. De kerk die haar belijdenis volgt, zal daarbij waarlijk inclusief zijn in de zin van DL 2.5.

Onze cultuur is overgevoelig voor uitsluiting. Niemand wil graag ergens welbewust van uitgesloten worden. Toch sluit Gods Woord zowel mensen binnen als buiten (zie HC 31). Het arminianisme vervalt bij een dergelijke culturele gevoeligheid gemakkelijk in universalisme. Als het van mijn keuze afhangt of ik zalig word, loop ik het gevaar op ongelovigen neer te kijken. Immers, ik doe het beter. Wil ik bewogen zijn met mijn medemens, dan zal ik vrijwel weerloos zijn tegen de verzoeking van het universalisme. Echter, de leer van soevereine genade biedt een grond voor een bewogenheid zonder gevaar van universalisme. Wie zelf door soevereine genade gegrepen is, verheft zich niet en ziet niet neer op andere zondaren, maar roemt alleen in de Heere (DL 3/4.10).

Er zou veel meer te zeggen zijn. Het doel van deze bijdrage is slechts om kerken van gereformeerd belijden op te roepen om de hermeneutiek van de belijdenis te gebruiken, juist in deze laatmoderne tijden. De confessie is daarbij niet slechts traditie die ons gegeven is, maar vormt het akkoord van de kerkelijke gemeenschap. Kleuren buiten de lijnen van de confessie is daarom breken met de gemeenschap.

Dit artikel is met toestemming van de auteurs overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Gurp, J. van, Mouthaan, J.N., Roukens, J.A., 2024, Gereformeerde belijdenis heeft ook een hermeneutiek, Reformatorisch Dagblad 54 (31): 20 (artikel).

Predikant en theoloog drs. C.J. Meeuse promoveert op 28 juni 2024 D.V. aan de Theologische Universiteit Apeldoorn

In de nieuwsbrief van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) wordt aangegeven dat predikant en theoloog drs. C.J. Meeuse op 28 juni 2024 D.V. hoopt te promoveren. Vanwege een ernstige ziekte was deze promotieplechtigheid uitgesteld. De titel van zijn proefschrift is ‘De bestrijding van het cartesianisme door Jacobus Koelman’. Het proefschrift zal ook als handelseditie verschijnen bij Labarum Academic1.2

Het historische centrum van Zürich. Bron: Pixabay.

Praktische en persoonlijke informatie

Drs. C.J. Meeuse is emerituspredikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij volgde de opleiding tot onderwijzer aan hogeschool De Driestar te Gouda en studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij was daarna vijf jaar godsdienstdocent op het Voortgezet Onderwijs. Hij volgde een opleiding tot predikant aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeente te Rotterdam en diende de gemeenten van Rotterdam, Vlaardingen, Nunspeet, Apeldoorn en Goes. Van zijn hand verschenen verschillende kerkhistorische publicaties. De promotieplechtigheid hoopt plaats te vinden in de Barnabaskerk te Apeldoorn en start om 15.00 uur. Meeuse promoveert op een voor verdedigers van het klassieke scheppingsgeloof interessant onderwerp.

Samenvatting

Op de website is ook een beknopte samenvatting van het proefschrift te lezen.3 Het proefschrift gaat over de strijd van Jacobus Koelman tegen het cartesianisme. Het cartesianisme kwam in de zeventiende eeuw op, en kan gezien worden als fundamentele aanval op de scholastiek. “Het door Descartes uitgedachte denksysteem wilde afrekenen met de autoriteit van Griekse filosofen, kerkvaders en de Bijbel, en de ratio tot norm voor waarheidsvinden maken.” Hoewel dit niet de oorspronkelijke bedoeling was, kwam ook het Schriftgezag in het geding. Nadere Reformatoren kwamen daarom in het verweer tegen deze stroming. Koelman was, in navolging van Voetius, een van de felste bestrijders. “Koelman wilde aantonen hoe het cartesianisme tot Schriftkritiek leidde en het werk van de Heilige Geest miskende.” Bevindelijk-gereformeerde belijders van de klassieke scheppingsgeloof kunnen veel leren van de zogenoemde Nadere Reformatie en hoe zij omgingen met het (vroege) Verlichtingsdenken. Ook in hedendaagse debatten, tussen verdedigers van het klassieke scheppingsgeloof en andere overtuigingen, gaat het over Schriftgezag en Schriftbeschouwing. De promotiestudie van drs. C.J. Meeuse gaat daarom óók over een uiterst actueel onderwerp.4

Voetnoten

Een bijbelse visie op hermeneutiek en Schriftgezag – Bespreking van ‘Biblical Hermeneutics’

In deze bijdrage wil ik aandacht vragen voor de Engelse versie van een boek dat oorspronkelijk in het Duits verscheen, namelijk Biblical Hermeneutics van Gerhard Maier (1937-heden). De auteur was van 2001 tot 2005 bisschop van de Evangelische Landkerk van Württemberg. Deze studie laat ons onder andere zien dat niet alle Duitse bijbelwetenschappers Schriftkritisch zijn. Maiers boek gaat niet allereerst over de regels van de Schriftuitleg, al komen ook die ter sprake vooral als het gaat om de betekenis van de genres met betrekking tot de Schriftuitleg. Echter, Maier geeft geen brede bespreking van uitleg van genres enz.

Vooral de uitgangspunten die aan de uitleg van de Schrift ten grondslag liggen worden aan de orde gesteld. Maier komt op voor een speciale bijbelse hermeneutiek. Als het geïnspireerde Woord van God is de Schrift volstrekt uniek. Wie de Schrift werkelijk wil verstaan, moet daaraan recht doen. De exegeet als subject dient zich naar de Bijbel als object te richten en niet omgekeerd. Maier wenst in het spoor te gaan van de Reformatie en het Duitse piëtisme. Met Bengel zegt hij dat wie de Schrift wil verstaan, zich helemaal aan de Schrift dient toe te vertrouwen en zich door de gehele Schrift dient te laten stempelen. We leren de Schrift verstaan in de omgang ermee.

Het gebrek aan nadruk op de concrete omgang met de Schrift vindt Maier de zwakte bij meerdere Amerikaanse fundamentalisten. Daarbij wijst hij er overigens terecht op dat het fundamentalisme een veelkleurig verschijnsel is. Wat hem aan de fundamentalisten verbindt, is dat zij het gezag van de Schrift over de gehele linie serieus wensen te nemen.

De historisch-kritische wijze van exegetiseren wijst Maier van de hand. Hij bestrijdt dat het mogelijk is om op een gelovige wijze van de historisch-kritische methode gebruik te maken. Een visie die helaas ook binnen de gereformeerde gezindte ingang vindt. In Utrecht werd ik met deze zienswijze geconfronteerd toen ik daar theologie ging studeren. Vroeger wees men in Kampen (nu TUU) en Apeldoorn deze benadering af, maar dat is inmiddels niet meer het geval bij alle docenten die aan genoemde instellingen zijn verbonden. Ook daar is nu ruimte voor bepaalde vormen van Schriftkritiek. Het Hersteld Hervormd Seminarie kan een klassiek geluid laten horen, maar in het deel van de opleiding dat door de VU wordt verzorgd ligt dat anders tot heel anders. De Nederlandse kerk zou erbij gebaat zijn als er een theologische opleiding op academisch niveau komt waar over de gehele linie onderwijs wordt gegeven vanuit de overtuiging dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God is en studenten gewapend worden tegen de nieuwe hermeneutiek die stelt dat de tekst van toen niet maatgevend behoeven te zijn voor de praktijk in het heden.

Maier stelt dat wie met de Schriftkritiek meegaat, kanttekeningen moet plaatsen bij de Bijbel als het Woord van God en dat wie de Bijbel zonder reserve als Woord van God ziet, geen plaats kan inruimen voor Schriftkritiek. Daarmee ontkent Maier overigens niet dat wij kunnen leren van hen die de Bijbel niet als Gods onfeilbaar Woord erkennen, maar hun grondhouding kan nooit de onze zijn. Wie recht doet aan de Bijbel als de openbaring van God, kan daar niet kritisch tegenover staan. Maier wijst in dit verband onder andere op het door Troeltsch geformuleerde principe van analogie waarmee wonderen uitgesloten worden, omdat die analogieloos zijn. Daar stelt Maier tegen over dat wij wat de Bijbel als historie meedeelt, als historie dienen te aanvaarden. De natuurwetenschap mag niet gaan bepalen of gebeurtenissen wel of niet konden plaats vinden. Als de Almachtige staat God boven de door Hem Zelf bepaalde regelmaat.

De openbaring dient over de gebruikte methode te heersen en niet de methode over de openbaring. Maier bestrijdt in dit verband dat de evangeliën slechts verkondiging en geen biografie of geschiedschrijving zouden zijn. Zij zijn het beiden. De verkondiging is onlosmakelijk verbonden met historische feiten. De verkondiging verandert van karakter als men dat ontkent.

Maier brengt onder de aandacht dat in onze tijd de kritiek op de Schrift zich nog meer richt op de ethiek die de Schrift voorstaat dan op de betrouwbaarheid van wat zij als historie meedeelt. Met een beroep op beginselen die boven de Schrift uitgaan en daarmee het concrete gezag van de Schrift ontkrachten, wordt bijvoorbeeld een van de Bijbel afwijkende visie op seksualiteit gepropageerd. Maier bestrijdt dat de Schrift niet anders dan met de attitude van de Verlichting kan worden gelezen. Met nadruk komt hij op voor de betekenis van de zogenaamde pre-kritische exegese. Wie de Schrift werkelijk wil verstaan, moet haar lezen in gemeenschap met de kerk van alle eeuwen. Maier wenst terecht de Schrift op dezelfde wijze te lezen als de kerk tot aan de Verlichting heeft gedaan.

De Verlichting heeft sterk de aandacht gevraagd voor het historische karakter van de Schrift. Daarmee kunnen we onze winst doen, als we ons maar niet mee laten voeren door de visie dat een tekst uit het verleden nooit rechtstreeks relevant voor het heden kan zijn. Sinds de Verlichting is er, meer dan daarvoor, oog voor de diversiteit van het Schriftgetuigenis. Ook dat mag verdisconteerd worden, mits wij de diversiteit maar vanuit de eenheid van het Schriftgetuigenis verstaan. Op deze wijze wil Maier aan de ene kant recht doen aan nieuwere exegetische inzichten en anderzijds laten zien dat de openbaring over de methode dient te heersen.

De wijze van Schriftuitleg die Maier voorstaat, noemt hij de bijbels-historische methode. Men spreekt ook wel van de grammaticaal-historische methode. Het woord historisch wijst erop dat wij om teksten te verstaan moeten kijken naar de context en achtergrond waarbinnen zij voor het eerst hebben geklonken en zijn gesproken. Voorafgaand daaraan dient niet alleen de betekenis van zinswendingen, uitdrukkingen enz. maar ook het literaire genre van een tekst zijn vastgesteld. Een derde fase van de exegese is dat de boodschap van een tekstgedeelte wordt vastgesteld. Van groot belang voor de exegese acht Maier terecht het zicht op het heilshistorische karakter van de bijbelse openbaring. Daarmee houdt verband dat er in de openbaring sprake is van een voortgang vooral van de oude naar de nieuwe bedeling.

Nadrukkelijk pleit Maier ervoor om de toepassing niet los te maken van de uitleg. Bij de werkelijke uitleg behoort een toepassing en een goede toepassing komt uit de uitleg van een Schriftgedeelte voort. Het uiteengaan van uitleg en toepassing is een van de wrange vruchten van de Verlichting. Juist omdat de Schrift een objectief is, kunnen ook niet (ware)-gelovigen de Schrift verstaan en is tussen hen en gelovigen een gesprek mogelijk over de inhoud van de Schrift.
Om de diepste zin van de Schrift te verstaan hebben we echter de verlichting van ons verstand door de Heilige Geest nodig. Dit besef is met de Verlichting uit de officiële theologische wetenschap zo goed als verdwenen. Echte bestudering van de Schriften is er nooit zonder gebed en ook niet zonder beproeving en aanvechting. Dat verbindt de Schriftuitlegger van nu met generaties van Schriftuitleggers voor hen. Het boek van Maier is een uitermate waardevol boek vooral voor predikanten en studenten theologie.

N.a.v.: Gerhard Maier, Biblical Hermeneutics, vertaling Robert Yarbrough (Wheaton: Crossway Books, 1994).

‘Een relevant en actueel boekje’ – Bespreking van ‘Bijbelse principes voor Bijbeluitleg’ door Durk Jan Bolt

Jaren geleden lazen we het boek Schriftbeginselen ter Schriftverklaring en historisch overzicht over theorieën en wijzen van Schriftuitlegging. Het werd geschreven door prof. dr. S. Greijdanus (1871-1948) en gepubliceerd in 1946. Prof. Greijdanus was hoogleraar in de dogmatiek aan de Kamper Universiteit. Het boek was niet gemakkelijk door voor ons verouderde taal. De tekst bleek hier en daar doorspekt met Griekse zinnetjes uit het Nieuwe Testament, of met een andere taal.

Maar we hebben heel veel aan het boek gehad! Want het verdiepte het inzicht hoe we de Schrift moeten lezen. Het boek beantwoordt tal van vragen: wat zijn regels voor een goede Bijbeluitleg?, welke genres kun je er in onderscheiden?, hoe speelt de eigen vroegere situatie waarin een geschiedenis speelt mee?, wat is het gezag van de Schrift?, wat is de ‘rol’ van de Heilige Geest bij het begrijpen van een tekst? Enzovoort, enzovoort.

Het mooie is dat een boekwerkje is verschenen waarmee de waardevolle inhoud van Greijdanus’ boek heel toegankelijk is gemaakt. Het heet Bijbelse principes voor Bijbeluitleg. Het is geschreven door ds. P. Helmus predikant van GKN Zuidhorn. Hij verwoordt het doel van zijn boek als volgt:

‘Het doel van dit boek is om de rijke inzichten die het originele boek van professor Greijdanus uit 1946 bevat, opnieuw aan te bieden aan een al­gemeen christelijk lezerspubliek. Het origineel is echter wat betreft taal­gebruik verouderd en bevat een overdaad aan voorbeelden en theologisch jargon. Mede daardoor is het minder geschikt voor een hedendaagse lezer en bestaat het gevaar dat de belangrijke inhoud gemist of verkeerd begre­pen wordt. Dit alles is ondervangen door het boek flink in te korten en een opfrisbeurt te geven wat betreft taalgebruik.’

Wat ons betreft is de predikant daar geheel in geslaagd. Ook moeilijker begrippen worden helder samengevat zodat ook de niet-theologisch geschoolde lezer die kan begrijpen. Natuurlijk moet er wel eens (diep) worden nagedacht wat er nu precies bedoeld is maar dat is eigen aan de Schrift en haar uitleg.

Greijdanus’ boek bevat ook een heel hoofdstuk (5) over de geschiedenis van de uitleg van de Schrift. B.v. door de Joden, Augustinus, de Roomsen, Piëtisten, enz. Ds. Helmus heeft dat in zijn boek weggelaten ‘als minder relevant voor het beoogde doel’. Terecht, denken we, hoewel de informatie best interessant is, soms ook actueel, bijvoorbeeld over de Remonstranten. Maar eerlijk gezegd, wij hebben dat gedeelte van Greijdanus’ boek ook niet doorgeploegd.

Het boek is relevant en actueel. We denken aan de hermeneutische (uitlegkundige) kwesties die vandaag spelen, zoals vrouw-in-ambt (1 Timotheüs 3), schepping en evolutie (Genesis 1), homoseksualiteit en de Bijbel. Het boek vergroot het inzicht en maakt sterker in gedachten en gesprekken over dit soort zaken. Maar het is bepaald niet beperkt tot dit soort ‘kwesties’.

Tot slot enkele opmerkingen die bij eventueel volgende drukken zouden kunnen worden meegenomen. We vragen ons af of het zinvol is noten, o.a. in het Grieks, toe te voegen, zo bv. op pag. 52. Het rijmpje op pag. 69 kan ons maar niet duidelijk worden. De auteur gebruikt de HSV in aanhalingen. Is het dan niet consequent Heere te schrijven?

We hebben ook nog een wens maar die zal wel niet vervuld kunnen worden. Er staan in deze boeken geweldig veel tekstverwijzingen. Wat zou het mooi zijn als die uitgeschreven onderaan de bladzij waar ze worden aangehaald zouden staan! Dat zou aanzienlijk helpen denklijnen vast te houden zonder ze te onderbreken met zoeken er naar. Maar dan wordt het boek natuurlijk wel een stuk dikker en duurder. Wij zouden het er graag voor over hebben! Maar ook als het dit niet heeft, van harte aanbevolen!

N.a.v. Helmus, P., 2024, Bijbelse principes voor Bijbeluitleg (Stichting Gereformeerd Maandblad).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website Een in Waarheid. Het originele artikel is hier te vinden.

‘Hermeneutiek en homiletiek bij William Perkins (1558-1602)’ – Dr. A. Baars spreekt hierover op 27 maart 2024 D.V. in Gouda

Op woensdagavond 27 maart 2024 D.V. spreekt prof. dr. A. Baars over hermeneutiek en homiletiek bij de puritein William Perkins (1558-1602). Deze ‘Studium Generale’-lezing wordt gehouden te Gouda in het gebouw van Driestar Educatief en is een samenwerking tussen Studium Generale en CGO. Volgens de geleerde hebben ‘Perkins en de zijnen (…) ons echt nog wel wat te zeggen’.1

Inhoudelijk

William Perkins (1558-1602). Bron: Wikipedia.

Op de website van Driestar Educatief geeft prof. Baars aan dat er vandaag ‘allerlei nieuwere vormen van hermeneutiek’ te horen zijn.2 Deze vormen houden ons voor ‘dat we de Bijbel op andere manieren moeten lezen dan doorgaans in het verleden’ Het lijkt er daarom op dat de hermeneutiek ‘hopeloos ouderwets en achterhaald’ is. Schijn bedriegt! “Perkins pleit voor weinig Schriftuitleg en heel veel gedetailleerde toepassingen. Kan dat zo wel op opent zijn visie op de toepassing juist verrassende mogelijkheden om de postmoderne hoorder te bereiken?” We hoeven, volgens de geleerde vandaag ‘niet zomaar een streep’ te zetten ‘door de klassieke manier van het verstaan van de Bijbel’. In dit opzicht wil prof. Baars de puritein Perkins ‘kritisch-positief of, zo je wilt, positief-kritisch benaderen’ Perkins wordt gezien als de ‘vader’ van het zogenoemde Engelse puritanisme. Zijn hermeneutiek wordt door prof. Baars ‘klassiek-calvinistisch’ genoemd.3 In de introductie op de avond wordt aangegeven dat Perkins in zijn visie op de Schrift ‘een volgeling van de grote reformatoren vóór hem, met name van Calvijn’ is. “Dit houdt onder meer in dat hij volstrekt uitgaat van het goddelijk gezag van de Schrift. Voor hem zijn de menselijke auteurs van de Bijbel de ‘schrijvers’ of ‘secretarissen van de Heilige Geest’. Hij hecht daarom zeer aan de letterlijke betekenis van de tekst en staat wat huiverige tegenover de allegorische exegese.” In plaats van de allegorische betekenis spreekt Perkins liever van de ‘figuratieve betekenis’. Als uitlegregel maakt Perkins veelvuldig gebruik van het zogenoemde ‘Schrift met Schrift vergelijken’. De introductie op de lezing vervolgt: “Wat zaken betreft die letterlijk zo niet in de Schrift voorkomen (bijvoorbeeld: voorschriften voor de invulling van de liturgie) moet men deze regel hanteren: men moet uitgaan van algemene Bijbelse principes en daaruit via logische conclusie concrete uitspraken doen.4

Praktisch

De lezing wordt gehouden in het gebouw van Driestar Educatief te Gouda. De avond start om 19.45 uur en duurt tot ongeveer 22.00 uur. De kosten voor deze avond bedragen 12 euro en aanmelden is mogelijk via de website van Driestar Educatief (zie voetnoot).5

Voetnoten

‘Om het Goddelijk Woord’ – Commissie Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeente treedt naar buiten

Afgelopen jaren verschenen er op deze website enkele artikelen over een, in de Gereformeerde Gemeente, opgerichte Commissie Schriftgezag en het aanstellen van een studiesecretariaat ten behoeve van deze commissie.1 In De Saambinder van deze week verscheen een update van de werkzaamheden. Het is nuttig om deze commissie te volgen en hun werk te bestuderen2

Schriftgezag

De commissie ziet dat het gezag van de Bijbel onder druk staat. “Dat blijkt bij actuele thema’s als de zesdaagse schepping en het denken over man-vrouw en de Bijbelse instelling van het huwelijk. Deze thema’s spelen in de samenleving.” Soms laten deze thema’s de kerk ongemoeid, en hoeven we alleen een verantwoord standpunt in te nemen, soms ook niet en wordt een krachtig weerwoord verwacht. Volgens de commissie zouden we ons ernstig vergissen als we dit niet serieus nemen. “De actuele thema’s houden namelijk direct verband met hoe wij in het leven staan. En dat raakt ook de manier waarop wij omgaan met het gezag van de Bijbel.” Over het gezag van de Schrift noteert de scribent het volgende: “Gezag van de Bijbel is een van de eigenschappen van de Bijbel. Daarin blijkt dat de Bijbel het Woord van God is. Het is zo nodig dat dit Goddelijk Woord kracht doet in ons leven. Dit is het wonderlijke werk van de Heilige Geest. Daardoor gaan mensen van harte de Heere zoeken en dienen.” Zeker vanwege laatstgenoemde reden is het nodig dat het Schriftgezag functioneert in ons leven. De Generale Synode 2022 van de Gereformeerde Gemeente heeft het belang van Schriftgezag ook ingezien en heeft een Commissie Schriftgezag benoemd.

Werkzaamheden

Na het mandaat van de synode was het de taak van de commissieleden om een studiesecretariaat in te richten. De commissie bestaat uit ds. A. Schot (voorzitter), dr. E.G. Bosma (secretaris), dr. J.M.D. de Heer en dr. G.W.S. Mulder3. Tot studiesecretarissen zijn benoemd: drs. J. van Gurp, J.N. Mouthaan (MA) en drs. J.A. Roukens. De scribent meldt dat deze theologen werkzaam zijn in het onderwijs en ouderling zijn in hun kerkelijke gemeente. Het afgelopen half jaar is besteed aan voorbereidende werkzaamheden. “Dat betreft inhoudelijke doordenking van het Schriftgezag. Daarbij is bijzonder aandacht gegeven aan de manieren waarop dat vandaag de dag onder druk staat. Belangrijk was ook de vraag hoe we dit alles op een aansprekende wijze dicht bij de praktijk van ons leven kunnen brengen.” De eerste resultaten, die de lezer nog onbekend blijven, zijn gepresenteerd en de commissie heeft ‘hiervan met dankbaarheid kennisgenomen’.

Naar buiten treden

De voorbereidende werkzaamheden zijn verricht en nu is het tijd om in bredere kring naar buiten te treden. De scribent verzoekt de gemeenten om het werk van het studiesecretariaat in de voorbede te gedenken. Ze willen het werk ook toegankelijk en gebruikersvriendelijk maken. De commissie wil dat doen door een driedelige serie te starten in De Saambinder. Maar ook door een gemeenteavonden te organiseren in de plaatselijke gemeenten. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden is ‘een overzicht gemaakt van thema’s waarop toerusting nodig is.’ “Dit betreft de actuele vragen, maar met name ook de toerusting van jongeren en opvoeders.” De commissie wil dit doen via bestaande kanalen. De ontwikkelde materialen zijn in ieder geval te bestellen via de website van het CGO (zie voetnoot).4 Op deze pagina is ondertussen een artikel te vinden van een van de benoemde theologen, J.N. (Johan) Mouthaan (MA), over seksuele diversiteit in de klas. Dit artikel verscheen eerder in DRS Magazine.5

Afsluitend

Na een kleine radiostilte is het goe om, middels het kerkelijke orgaan, weer wat te vernemen van de Commissie Schriftgezag. De taken zijn verdeeld en nu wordt er naar buiten getreden ten behoeve van toerusting en vorming. Schriftgezag, zoals we hierboven zien verwoord, een zeer belangrijk. De Heere wil Zijn Woord en Geest aan de harten van mensen verbinden. ‘Daardoor gaan mensen van harte de Heere zoeken en dienen.’ Onbegrijpelijk en onverdiend. De noodzaak van het Schriftgezag kan daarom niet vaak genoeg benadrukt worden: de Heere werkt door Woord en Geest. Dit artikel wil ik afsluiten door te verwijzen naar wat de commissie en medewerkers zelf als doel zien: “Het is de wens van de Commissie en de medewerkers om van betekenis te mogen zijn voor het geheel van ons kerkverband en ook een uitstraling te hebben naar de bredere kring van de gereformeerde gezindte.” Gelukkig zien we dat het thema in de breedte van de Gereformeerde Gezindte leeft en dat men elkaar, ondanks alle verschillen, ten behoeve van dit thema ook opzoekt.6 Soli Deo Gloria!

Voetnoten