Home » Hermeneutiek
Categorie archieven: Hermeneutiek
Om de Schrift te kunnen begrijpen, is de juiste bril nodig
De ene bril is meer geschikt om de Schrift te verstaan dan de andere. Ook zijn er brillen die volstrekt ongeschikt zijn. Wij hebben de Heilige Geest nodig om de Schrift in beginsel op de juiste wijze te leren verstaan, om de juiste bril te gebruiken. Dan leren we onze eigen context in het licht van de Schrift te bezien en niet omgekeerd.
Wie zich tegenwoordig binnen de kerk rechtstreeks op de Bijbel beroept, moet er niet vreemd van opkijken dat hij op de vingers wordt getikt. Dat geldt bijvoorbeeld als het gaat om het Bijbelse getuigenis over het huwelijk en seksualiteit of de positie van de vrouw in de kerk.
Tegenover de gedachte dat een rechtstreeks beroep op de Bijbel niet alleen mogelijk maar ook geboden is, wordt dan beargumenteerd dat het Bijbelse getuigenis in een bepaalde context klonk die anders was dan de onze. Volgens dergelijke theologen geven we het Bijbelse getuigenis getrouw door als wij bepaalde elementen die uitdrukkelijk in de Bijbel voorkomen niet overnemen, omdat wij in een andere context leven dan de Bijbelschrijvers. Wie daarentegen stelt dat het Schriftgetuigenis rechtstreeks naar onze huidige situatie moet worden doorgegeven, kan het verwijt krijgen dat hij de Schrift rationalistisch leest en geen rekening wil houden met de leiding van de Heilige Geest. De Heilige Geest leert ons, zo wordt dan gesteld, om de kern van de Bijbelse boodschap uit haar toenmalige context te pellen en in een nieuwe context door te geven.
Deze wijze van omgang met de Bijbel heeft grote gevolgen voor het kerkelijk leven. Ze beïnvloedt sterk onze kijk op God en wat Hij van ons vraagt in leer en leven. Eeuwenlang is de Bijbel gelezen als de stem van de levende God. De woorden van de Schrift zijn de woorden van de Heilige Geest. Een dergelijke verschuiving in benadering heeft dus grote consequenties voor de wijze waarop wij de Bijbel lezen en toepassen.
Bijbel als eenheid
De Reformatie vroeg aandacht voor datgene wat de menselijke auteurs werkelijk met hun woorden bedoelden, om de bedoeling van God Zelf te achterhalen. De reformatoren deden dit vanuit de overtuiging dat de Bijbel een eenheid vormt. Omdat de Heilige Geest hen op een bijzondere wijze in dienst nam, kunnen de Bijbelschrijvers elkaar wel aanvullen, maar niet tegenspreken. In samenhang daarmee hanteerden de reformatoren de leesregel dat men de Schrift harmoniserend dient te lezen. Zij zochten naar de overeenstemming tussen verschillende Bijbelgedeelten, of die nu gaan om leer, levenswandel of geschiedenis. Uiteraard telden zij wel het verschil tussen de oude en nieuwe bedeling mee. De reformatoren lazen de Bijbel bovenal in de wetenschap dat het een onvergelijkbaar boek is waarin wij de stem van God horen.
De theoloog wiens naam verbonden is met een nieuw lezen van de Schrift is Schleiermacher. Hij was de eerste die hermeneutiek zag als een afzonderlijke discipline die niet zomaar in exegese opgaat. Bij uitleg gaat het volgens Schleiermacher niet alleen om verklaren (”erklären”) maar vooral ook om begrijpen (”verstehen”). Uitgangspunt voor Schleiermacher is niet de ene Goddelijke Auteur van de Schrift, maar de vele menselijke auteurs. In zijn opinie moeten wij deze menselijke schrijvers nog beter proberen te begrijpen dan zij zichzelf begrijpen.
Geen innerlijke eenheid
De Bijbelboeken vormen volgens Schleiermacher geen innerlijke eenheid. Uitleg en toepassing, vertolking naar het heden, liggen daarom niet zomaar in elkaars verlengde. Het feit dat een Bijbelschrijver iets stelt, betekent volgens Schleiermacher nog niet dat wij hem daarin moeten volgen. Bron van het geloof is niet de Schrift, maar de Christus als Persoon, Die in de gemeente woont.
In de twintigste eeuw ontstaat er een verschuiving van moderniteit naar postmoderniteit. Bij de postmoderne hermeneutiek is niet meer de menselijke auteur het uitgangspunt en vertrekpunt, maar wordt de Bijbeltekst als een zelfstandige grootheid gezien. Een tekst moeten en mogen wij interpreteren los van wat de auteur ermee heeft bedoeld.
De aandacht verschuift dan van de tekst naar de lezer. Deze lezer hoort bij een bepaalde cultuur en een bepaalde sociale groep. Hij heeft een bepaalde status. Niet de menselijke auteur bepaalt de betekenis, laat staan de Goddelijke Auteur, maar de mens die de tekst leest. Bij deze benadering vervaagt het verschil tussen uitleg en toepassing en staat de persoon die de tekst leest centraal.
Traditie
Het postmodernisme vraagt vooral aandacht voor de uitgangspunten van de lezer of uitlegger. Volgens deze visie staan die uitgangspunten nooit los van de traditie waarin iemand staat en van iemands culturele en sociale context. Hiermee hangt een positieve kijk op de traditie samen.
Het grote bezwaar tegen de postmoderne visie is het relativisme dat met deze zienswijze is verbonden. Immers, volgens het postmodernisme mag en moet ieder de Schrift vanuit de eigen traditie en context lezen en uitleggen. In gesprek met anderen mag je uiteraard aandragen hoe je de Schrift leest en welke perspectieven je daarin ontdekt, maar je moet ook bereid zijn te aanvaarden dat anderen de Schrift heel anders lezen of andere perspectieven zien. Wat dan alleen overblijft, is het goede gesprek met elkaar.
Ongetwijfeld bestaat bij het uitleggen van de Schrift het gevaar dat bepaalde teksten worden uitvergroot en andere teksten, die ook van belang zijn, niet aan de orde komen. Uiteraard geldt ook dat wij bij verschil van inzicht over de inhoud van de Schrift met elkaar in gesprek moeten gaan. Niet elk verschil is immers ook even zwaarwegend. Echter, als we dit zo zeggen, houden we nog steeds vast dat de Schrift een eigen, objectieve en vaststaande betekenis heeft. Deze objectieve en vaste betekenis verdwijnt in de postmoderne benadering. Daarmee is verbonden dat alle onderscheid tussen waarheid en leugen vervaagt en daarmee de kern van de Bijbelse boodschap van zonde en genade in het geding komt.
Hoe moeten we de Schrift dan wel lezen? Wie over de omgang met en uitleg van de Schrift klassiek denkt, beseft dat iedereen de Bijbel met een bepaalde bril leest. De ene bril is meer geschikt om de Schrift te verstaan dan de andere. Er zijn ook brillen die volstrekt ongeschikt zijn. Wij hebben de Heilige Geest nodig om de Schrift in beginsel op de juiste wijze te leren verstaan, om de juiste bril te gebruiken. Dan leren we onze eigen context in het licht van de Schrift verstaan en niet omgekeerd.
Sleutel
Terecht sprak Luther over het onderscheid tussen wet en Evangelie als dé sleutel van kennis. Zonder het juiste gebruik van die sleutel blijft de diepste kern van de Bijbel volgens Luther voor ons verborgen. De wet veroordeelt en het Evangelie is de boodschap van vrijspraak. Newton zei hetzelfde toen hij het wereldbekende gezang ”Amazing Grace” dichtte: „Genade, woord van heerlijkheid, van vrijspraak in het gericht, vond mij in mijn verlorenheid, gaf aan mijn ogen licht.” Om met de woorden van Psalm 119 af te sluiten: „Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.”
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Vries, P. de, 2019, Om de Schrift te kunnen begrijpen, is de juiste bril nodig, Reformatorisch Dagblad 49 (151): 18-19 (artikel).
Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek
Schriftkritiek is geen populaire term. Men spreekt liever van historisch-kritisch Bijbelonderzoek. Dit onderzoek richt zich op veronderstelde overschrijf- en vertaalfouten, (schijnbare) tegenstrijdigheden, eenzijdigheden en onjuistheden in de Bijbel. De kritische Bijbelonderzoekers hebben vaak meer vertrouwen in de wetenschap en in zichzelf dan in de Bijbeltekst. Schriftkritiek gaat nogal eens uit van een optimistische mensvisie en geeft in die gevallen blijk van een modern zelfverstaan. Echter, God is groot en wij begrijpen het niet (Job 36:26). ‘Als we erkennen dat de Schrift van God is uitgegaan, hoeven we ons er niet over te verwonderen dat er vele dingen in staan die onze pet te boven gaan’, schreef Calvijn al eeuwen geleden.
De hedendaagse Schriftkritiek wordt sterk beïnvloed door het postmodernisme van deze tijd. Dit houdt in dat men ervan uit gaat dat waarheid onlosmakelijk verbonden is met context en cultuur. Een absolute waarheid die alle culturen zou overstijgen is volgens het postmodernisme onmogelijk. De waarheid wordt dus benaderd vanuit de eigen culturele context en die is in Afrika of China geheel anders dan in ons land en zeker als je dat vergelijkt met het oude Israël. De Bijbel staat in de culturele context van het oude Israël. Dat vraagt om een vertaalslag naar onze cultuur in onze tijd. Deze moderne vorm van Schriftuitleg wordt moderne hermeneutiek genoemd.
Verkeerd gelezen?
We horen vandaag steeds vaker dat je de Bijbel op heel verschillende wijzen kunt lezen. Volgens sommigen hebben we hem altijd verkeerd gelezen. We hebben de Bijbel gezien als een zogenaamd historisch verslag van de schepping, de zondeval en Gods handelen met Zijn volk. We hebben er regels uit afgeleid zonder ons af te vragen of die regels nog wel gelden voor vandaag. We lazen bijvoorbeeld dat een vrouw moet zwijgen in de gemeente en we zagen over het hoofd dat Paulus dan spreekt in een bepaalde context. In de wereld van toen was het ongepast dat een vrouw op de voorgrond trad. Dan moest dat dus ook niet in de kerk gebeuren. Dat zou aanstootgevend geweest zijn. Dat zou zelfs de voortgang van het evangelie belemmerd hebben. Dus wat deed de apostel toen? Hij paste zich aan bij de cultuur van die oude wereld. Zou hij vandaag geleefd hebben, hij zou het omgekeerde hebben gezegd. In onze westerse samenleving is het immers aanstootgevend als een vrouw geen leidinggevende functies mag hebben. De kerk moet daarin meebewegen, anders wordt ze beschuldigd van discriminatie en belemmert ze de loop van het evangelie. Alle mensen zijn immers gelijk? En in Galaten 3 vers 28 kunnen we lezen dat er in Christus “noch man noch vrouw” is.
Cultuur
Hieruit blijkt wel dat in dit nieuwe Bijbellezen de cultuur een grote en zelfs beslissende plaats inneemt. Men ziet een enorme afstand tussen de oude godsdienstige, patriarchale cultuur van de Bijbel en de cultuur van onze huidige seculiere, democratische samenleving. Men wil een brug tussen die beide slaan. Gods Woord, zo zegt men, is tot ons gekomen in een bepaalde culturele verpakking, en nu is het aan ons om de kern eruit te halen en deze over te brengen naar de huidige tijd. Vandaag, zo beweert men, zijn er bovendien andere vragen: vragen betreffende gelijkheid en ongelijkheid, van eenzaamheid en verlangen, van klimaat en milieu, van inclusiviteit en emancipatie, en ga zo maar door.
Is het dan niet waar dat er een grote afstand is tussen de cultuur van de Bijbelse tijden en de huidige cultuur in onze westerse wereld? Dat is zeker waar, al moeten we niet overdrijven. In Azië, Afrika en Zuid-Amerika zijn kerken en christenen vaak minder onder de indruk van de cultuur van de westerse wereld. De mensen van het nieuwe Bijbellezen vergeten nogal eens dat het Westen niet het middelpunt van de wereld is. Merkwaardig genoeg voert men een strijd die bij de christenheid op het zuidelijk halfrond veel afkeer oproept. Het lijkt wel alsof de kerken van het noordelijk halfrond opnieuw de toon willen aangeven, maar nu op een liberale en zelfs libertijnse manier.
Andere Schriftopvatting
Vanuit deze nieuwe visie op de Schrift kan men ontspannen omgaan met zaken in de Bijbel die men ziet als tegenstrijdigheden en historische onjuistheden. De kritische vragen uit het verleden zijn ineens niet spannend meer. Zo hoeven we, aldus deze mensen, niet meteen om te vallen als de slang in het paradijs niet gesproken heeft, de muren van Jericho niet echt zijn ingestort na de zevenvoudige rondgang van het volk Israël, Jona niet echt in de vis gezeten heeft1 of de zon niet werkelijk tot staan is gekomen bij Gibeon.
Is de Bijbel dan historisch onbetrouwbaar? Dat zou men niet graag zeggen. Die verhalen zijn wel waar, maar wat betékent waarheid? Ze hoeven niet echt gebeurd te zijn om wáár te zijn! In onze westerse wereld en het moderne denken bedoelen we daarmee een feitelijk, objectief verslag, iets dat historisch correct en empirisch vast te stellen is. De Bijbelschrijvers hielden zich daar echter niet mee bezig. De Schrift heeft dus een ander waarheidsbegrip. Dat moeten we volgens hen ook bedenken bij het lezen van Genesis 1-3.
Zo’n waarheidsbegrip en de nadruk op het geloof als interactie tussen God en de mens wordt ook wel een relationeel waarheidsbegrip genoemd. De waarheid wordt dan afhankelijk gemaakt van de uitleg van de mens. Dan is alles waar, wat die mens voor waar aanneemt. Het is deze gedachte die rond 1980 door de Gereformeerde Kerken is omhelsd (denk aan het rapport “God met ons”) en die daar grote schade heeft aangericht.
Herbronnen
We horen in onze tijd steeds vaker de oproep tot herbronning van de bevindelijke traditie. We moeten terug naar de kerkvaders, zoals Augustinus. De geschriften van de kerkvaders worden dan gelezen door onze eigentijdse bril. Men is daar dan helemaal enthousiast over, maar het vreemde is dat er dan veel mee door kan. Het leven wordt er een stuk gemakkelijker op. Men leest de kerkvaders wel – meestal hapsnap, hier een weinig, daar een weinig – maar men leeft niet als die kerkvaders. Het is natuurlijk goed om ons te laven aan die oude bronnen, maar het vraagt wel een bepaalde scherpte en belezenheid.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek, De Wachter Sions 72 (11): 6-7.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
- Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.
Voetnoten
Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
In het vorige artikel2 schreef ik over het absolute gezag van Gods Woord, zoals dat is verwoord in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis en dat Schriftkritiek van alle tijden is. De aard van die kritiek verandert echter wel. Als we ons verzetten tegen kritische commentaren, moeten we zorgvuldig onderzoek doen. Als we onjuiste argumenten gebruiken, heeft dat zijn weerslag op al de andere argumenten, die wel correct zijn. Ik heb dat duidelijk proberen te maken aan de hand van het voorbeeld van het al dan niet draaien van de aarde en de positie van de zon. Er is soms sprake van waarnemingstaal in de Bijbel. Het voorbeeld wat ik gebruikte kan ook tot verkeerde conclusies leiden. Want als À Brakel en Voetius zich zo vergisten in de positie van de hemellichamen, zouden ze zich dan ook niet hebben vergist als het gaat om de ouderdom van de aarde? Zijn de scheppingsdagen dan wel dagen van 24 uur geweest? En heeft de slang nu wel echt gesproken tot Eva?
Kwestie-Geelkerken
Om met de laatste vraag te beginnen, ik denk aan de kwestie Geelkerken. Dr. J.G. Geelkerken plaatste ook vraagtekens bij de streng-orthodoxe Bijbelbeschouwing binnen de toenmalige Gereformeerde Kerken. Dit leidde tot een conflict over het paradijsverhaal. In zijn preek op zondag 23 maart 1924 had Geelkerken gezegd dat voor het verhaal over de slang en de vrucht meerdere verklaringen mogelijk waren, maar dat de tekst de historische gebeurtenis van de zondeval weergaf. Een gemeentelid diende een klacht in bij de kerkenraad, die ongegrond werd verklaard. Maar in hoger beroep bij de Generale Synode van Assen werd Geelkerken op 12 maart 1926 voor drie maanden geschorst. Geelkerken weigerde zijn handtekening te zetten onder de synodale uitspraak dat iedere andere dan de letterlijke opvatting van het verhaal van de zondeval, in strijd was met de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Doordat hij zich niet aan deze schorsing onderwierp, werd hij met nog een aantal predikanten, die zijn kant gekozen hadden, op 17 maart 1926 afgezet, waardoor een aantal kerken buiten het verband van de Gereformeerde Kerken kwam te staan.
Stel dat de evolutietheorie waar is?
Als het gaat om de ouderdom van de aarde denk ik aan de discussie in 2017 over het boek van prof. dr. G. (Gijsbert) van den Brink3 ‘En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie’. Prof. Van den Brink doet in zijn boek een poging om de evolutietheorie en het christelijk geloof met elkaar te verenigen. Hij doet zijn best om de Bijbel zo te lezen dat de wetenschappelijke gegevens er zo min mogelijk mee strijden.
Hij is van mening dat het wetenschappelijk gezien onhoudbaar is om te geloven dat de aarde nog maar ongeveer 6000 jaar oud is. De aarde moet volgens hem al zeer oud zijn. Hij werkt zijn gedachten uit aan de hand van drie basisideeën.
In de eerste plaats de voortgaande schepping. Dit is het idee dat de diverse levensvormen geleidelijk aan op aarde zijn ontstaan gedurende enorme tijdsperioden van vele miljoenen jaren. De schepping is dus niet in zes dagen afgerond, maar gaat nog steeds door. In de tweede plaats de gemeenschappelijke afstamming. Dit is het idee dat alle levensvormen niet onafhankelijk van elkaar op aarde zijn gekomen, maar uit dezelfde bron voortkomen en dus gemeenschappelijke voorouders hebben (oftewel, de mens en de aap hebben dezelfde voorouders). Ten slotte de natuurlijke selectie op basis van toevallige veranderingen (mutaties). Dit is het idee dat het sterkste mechanisme overwint en dat het zwakke verdwijnt. Door toevallige veranderingen gaat een organisme zich steeds beter aan zijn omgeving aanpassen. Hierdoor hebben ze betere overlevings- en voortplantingskansen. In deze strijd om het leven overwint de sterkste.
Van den Brink is op al deze punten niet altijd even zeker van zijn standpunt. Om die reden formuleert hij zijn standpunten in de vorm van een vraag: Stel dat dit waar zou zijn, wat betekent dit dan voor het christelijk geloof? Vervolgens probeert hij wetenschappelijke verklaringen in overeenstemming te brengen met de Bijbel en als dat lastig is probeert hij de Bijbel in overeenstemming te brengen met de wetenschap. We moeten de Bijbel in dat geval natuurlijk wel anders gaan lezen. Het levert allerlei vraagstukken op, waarbij Van den Brink zich in allerlei bochten wringt om hier een Bijbels antwoord op te geven.4
Als we alles zouden kunnen begrijpen of inzichtelijk kunnen maken, zou er geen geloof nodig zijn. Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet. Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen. Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden (Hebr.11:1-3).
Betrouwbaar
De schepping van de aarde is niet te bewijzen. Er is niemand bij aanwezig geweest. De Heere spreekt dan ook: Waar waart gij toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt (Job 38:4). We moeten het doen met de gegevens die ons worden aangereikt. God Zelf heeft de schepping bekend gemaakt aan de mensen. Gods Woord bedrijft geen historische wetenschap, maar dat wil niet zeggen dat de Bijbel niet historisch betrouwbaar zou zijn. God heeft Zich in de bewoordingen aangepast aan het menselijk niveau en maakt daarbij ook gebruik van beeldspraak. Ik zal hierbij een voorbeeld noemen. In Job 9:6 staat: Die de aarde beweegt uit haar plaats, dat haar pilaren schudden. De kanttekening schrijft bij ‘pilaren’: hun onderste grondslagen en fundamenten. Hier staat dus niet dat de aarde een platte pannenkoek is, die op pilaren gegrondvest is. Zo mogen we de Bijbel niet lezen.
Het voorbeeld uit Jozua 10:13 heb ik reeds genoemd. Dit soort teksten behoeft niet in tegenspraak te zijn met wetenschappelijke inzichten. De Bijbel is niet bedoeld om als encyclopedie te dienen. God komt tot ons in het gewaad van Zijn Woord. Hij spreekt tot ons door middel van Zijn Woord. Dat Woord is gericht op de zaligheid van Zijn volk, niet op het bedrijven van wetenschap. Wetenschap versterkt nooit vanuit zichzelf Schriftgezag. Maar als wetenschap is geworteld in een gehoorzame houding om te luisteren naar wat de Heere zegt, dan is dat echte wetenschap.
Onbetrouwbaar
De Bijbel is volledig betrouwbaar, dat kunnen we van de evolutietheorie niet zeggen. Er zijn diverse boeken verschenen die aantonen dat de evolutietheorie aan alle kanten rammelt. Prof. dr. M.J. Paul toont in zijn boek ‘Oorspronkelijk’ aan dat uit veel wetenschappelijke publicaties blijkt dat er grote vraagtekens gezet kunnen worden bij de evolutietheorie. Het zou de wetenschap sieren als men de aarde zou onderzoeken door de bril van de Bijbel, in plaats van het lezen van het scheppingsverhaal door de bril van de evolutietheorie. Dat laatste leidt tot het steeds weer opnieuw aanpassen van de Schriftuitleg. De evolutietheorie heeft dan het laatste woord. De Bijbel wil men steeds opnieuw plooien, door de mogelijkheid open te houden dat de Schrift gecorrigeerd of anders uitgelegd kan worden. Zo mogen we de Bijbel echter niet gebruiken.
In de Bijbel worden zaken beschreven die niet op een wetenschappelijke wijze te onderzoeken zijn. Er gebeuren wonderen en die kunnen ook niet herhaald worden om daar nader onderzoek naar te doen. Het is van groot belang dat we met onze jeugd dit soort zaken bespreken en de boeken die hierover geschreven zijn lezen en samen bespreken.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?, De Wachter Sions 72 (10): 5-6.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
- Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.
Voetnoten
Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet
De Bijbel is het meest gelezen en best verkochte Boek. Echter, uit recent onderzoek blijkt dat meer dan 75% van de bevolking van ons land de Bijbel niet of nauwelijks leest. Wat nog ernstiger is, is dat dit ook geldt voor de helft van degenen die zich christenen noemen. Hoewel velen nog wel een Bijbel in huis hebben, in welke vertaling dan ook, het Woord van God blijft voor velen gesloten. De belangrijkste oorzaak is geestelijk van aard en gaat terug tot de zondeval. Ten diepste is de mens een vijand van God geworden en daarom heeft de mens een weerzin tegen Gods Woord gekregen. Alleen woorden die ons welgevallig zijn, willen we nog graag horen. De Bijbel spreekt echter een afsnijdende waarheid: de dood in Adam, maar ook het leven in Christus.
De Bijbel gaat vaak tegen onszelf in. De Waarheid snijdt in ons vlees. We ontvangen liever een bestaansbevestiging. De Bijbel is echter niet bedoeld als een Boek voor ontspanning. Het is een diep geestelijk, gezaghebbend en normatief Boek. Het is God Zelf Die tot ons spreekt. Dat wordt vaak niet beseft. Daar komt bij dat er een forse afstand wordt ervaren in tijd, taal en cultuur. Hierdoor begrijpen we de Bijbelteksten lang niet altijd en vraagt het lezen van de Bijbel studie. Daar zijn goede handreikingen voor, denk aan de kanttekeningen en Bijbel met uitleg, maar ook aan verklaringen van M. Henry, Dächsel, Calvijn etc.
Die studiehouding is lang niet iedereen gegeven. Het wordt zelfs wel eens verdacht gemaakt. Het zou vrome jongelingen kweken, tot werkheiligheid leiden etc. Maar ook het persoonlijk Bijbellezen en het lezen na de maaltijd staat onder druk. Er is in onze jachtige wereld weinig tijd voor aandacht, vertraging en meditatie. De ontlezing wordt versterkt door de digitalisering. De immense invloed van het beeldscherm heeft de woordcultuur veranderd in een beeldcultuur. Dat heeft enorme consequenties voor de leesvaardigheid in het algemeen en het lezen van de Bijbel in het bijzonder. Overigens geldt dat ook voor de luistervaardigheid. Ik kan al deze aspecten niet uitwerken, maar noem dit wel om de complexiteit te duiden.
Schriftgezag
Schriftgezag begint met ‘eenvoudig’ geloven dat God God is, en Zijn Woord is Goddelijk en daarom waar. Alzo zegt de Heere HEERE! (Ezech. 20:3b). De Heere spreekt door middel van Zijn Woord. De Bijbel wordt niet alleen minder gelezen, het gezag van de Bijbel is ook tanende. Dat heeft uiteraard met elkaar te maken. Ik ga nu eerst in op het Schriftgezag in het verleden en het heden. De vraag hoe de Bijbel tot stand gekomen is, heeft velen in het verleden bezig gehouden. Hoe kunnen we weten of al die Bijbelboeken echt zijn en of ze door Gods Geest zijn ingegeven? De Schriftkritiek was vooral gericht op de samenstelling van de canon. Het was Guido de Brès die veel van die vragen heeft beantwoord in artikel 3 t/m 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Nadat de kerk deze geloofsbelijdenis heeft overgenomen en dit geschrift één van de Drie Formulieren van Enigheid werd, is veel van de kritiek verstomd. Ook in onze tijd horen we hier niet zoveel commentaar meer op. Om die reden ga ik hier niet verder op in, maar verwijs ik naar deze geloofsbelijdenis.
Er zijn wel andere vragen voor in de plaats gekomen en misschien zijn die nog wel veel ernstiger. De Bijbelboeken zelf worden dan wel niet ter discussie gesteld, maar de inhoud van de Bijbel wel. Bij het beantwoorden van de kritische vragen is het noodzakelijk om te staan voor de waarheid van Gods onfeilbare Woord, zonder de ogen te sluiten voor wetenschappelijke ontwikkelingen of nieuwe inzichten. Dat vraagt behoedzaamheid bij het spreken. Ik wil dat benadrukken omdat dit ook in onze tijd nogal eens fout gaat.
Het geocentrisch wereldbeeld van À Brakel
Als voorbeeld noem ik de gedachten van Wilhelmus à Brakel over het wereldbeeld in zijn leerzame standaardwerk ‘De Redelijke Godsdienst’. In hoofdstuk 2 van deel 1, gaat hij uitvoerig in op het Woord van God. À Brakel stelt terecht dat de geopenbaarde verborgenheden in het Woord het menselijk verstand ver te boven gaan. De rede moet op duizend kilometer afstand blijven van geloofszaken. À Brakel noemt dan als voorbeeld de wetenschappelijke stelling dat de aarde om de zon draait en dat de zon stilstaat. Hij neemt daar met ontzetting kennis van. God kan immers niet liegen. In de Bijbel staat duidelijk dat de aarde stilstaat en onbeweeglijk is en dat de zon omloopt. We moeten ons niets aantrekken van de wijsgeren en sterrenkundigen die hier andere inzichten over hebben, stelt À Brakel. God is de Schepper, Onderhouder en Regeerder van alle dingen. “Kent Hij Zijn eigen werk niet, en niet beter dan een mens met een klein en duister begrip? Moet men zijn oordeel niet onderwerpen aan het zeggen van God? Of zou men de heldere uitdrukkingen van God ombuigen en verdraaien naar zijn dwalend verstand? Al wat God, ook van natuurlijke dingen, zegt, is waarheid. God zegt dat de wereld stil, onbeweeglijk staat en dat de zon omloopt, zo is dit dan een vaste en ontegensprekelijke waarheid.”
Zoals hieruit blijkt verdedigt À Brakel een geocentrisch wereldbeeld: de zon draait om de aarde. Gisbertus Voetius (1589-1676) nam datzelfde standpunt in. We moeten hierbij bedenken dat het heliocentrische model, waarin de aarde om de zon draait, nog relatief jong was. Nicolaas Copernicus (1473-1543) kwam met het eerste ontwerp, maar pas in de zeventiende eeuw werd de theorie onderbouwd en bevestigd door Galileo Galileï (1564-1642) en Johannes Kepler (1571-1630).
Galileï kwam vanwege zijn theorie diverse malen in aanvaring met het kerkelijk gezag. In 1633 werd Galileï veroordeeld: hij moest het heliocentrisch model afzweren en kreeg levenslang huisarrest. Toen Galilei stierf, was Wilhelmus à Brakel 7 jaar oud. Theologen waren in die tijd erg georiënteerd op Aristoteles, die ook een geocentrisch wereldbeeld verdedigde. Het is duidelijk dat de ontkenning van het geocentrisme door hen werd gezien als een vorm van nieuwlichterij en een aanval op de Bijbelse waarheid.
Inmiddels onderkennen we allemaal dat de aarde om de zon draait en dat in de Bijbel op een menselijke wijze gesproken wordt, bijvoorbeeld in Jozua 10:12-13a: Zon, sta stil te Gíbeon, en gij maan, in het dal van Ajálon. En de zon stond stil en de maan bleef staan. De Heere sprak op deze wijze om het vanuit menselijk oogpunt duidelijk te maken. Dit wordt ook wel waarnemingstaal genoemd. Met dit voorbeeld probeer ik duidelijk te maken dat we niet te snel moeten zijn in onze oordelen. Wijsheid en voorzichtigheid is ook hier geboden. Maar dit voorbeeld kan ook tot verkeerde conclusies leiden. Daar kom ik in een volgend artikel op terug.
Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Wachter Sions. De volledige bronvermelding luidt: Leeuwen, G.R. van, 2024, Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet, De Wachter Sions 72 (7): 5-6.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (1) God is groot en wij begrijpen het niet.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (2) Waar waart gij?
- Schriftgezag en Schriftkritiek (3) Moderne hermeneutiek.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (4) Hete hangijzers.
- Schriftgezag en Schriftkritiek (5) Door Woord en Geest.
Studiecommissie Hermeneutiek CGK presenteert rapport met overeenkomsten en verschillen tussen partijen
Dit artikel ontvang in de loop van morgen nog een tekstuele fijnafstemming.
Door de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is in juli 2022 een Studiecommissie Hermeneutiek in het leven geroepen. Deze studiecommissie moet zich buigen over hermeneutiek, de regels en principes die gehanteerd worden bij de uitleg van de Bijbel (in dit geval). De commissie heeft begin deze maand een verslag gepubliceerd op de website van de CGK.
In het verslag worden de punten besproken waar overeenstemming over is, en de punten waar de verschillen liggen. Deze week komt de synode opnieuw bij elkaar, het verslag staat deze week niet op de agenda. Wel wordt er nagedacht hoe het verder moet met het kerkverband, dit wordt begrijpelijkerwijs achter gesloten deuren besproken. Immers gaat het om ‘gevoelige materie waarmee we uiterst zorgvuldig willen omgaan’ (aldus drs. A. van der Zwan).5 Hoewel het deze week niet gaat over hermeneutiek is het toch de moeite waard om dit verslag hier kort te bespreken. Het verslag is in geheel te vinden op de website van de CGK. Hieronder volgt een samenvatting. Het rapport richt zich uiteindelijk op het thema ‘Vrouw in het Ambt’, omdat dit een kerkelijke aangelegenheid is zullen we ons alleen richten op hermeneutiek en Schriftgezag.6
Samenstelling en opdracht
De ‘Studiecommissie Hermeneutiek’ bestaat uit de volgende leden (in alfabetische volgorde): dr. P.D. Baarda, drs. M. Bergsma, prof. dr. K. van Breugel, ds. A. Brons, prof. dr. M.J. Kater, drs. J.M.J. Kieviet, drs. W.E. Klaver, dr. D.J. Steensma en dr. B.A.T. Witzier. Tijdens de afbakening van de opdracht werden een zevental onderwerpen genoemd waarmee de studiecommissie zich zou bezighouden. (1) Wat is de verhouding tussen openbaring en cultuur? De cultuur mag, volgens het meerderheidsrapport Vrouw in het Ambt, niet heersen over de openbaring. (2) De aard van het Schriftgezag in relatie tot hermeneutiek en ethiek. Wanneer een onderwerp de scheppingsorde raakt, raakt het dan automatisch de kern van de belijdenis? (3) Hebben de toenemende verschillen in visie op de Schrift gevolgen voor de gezamenlijke besluiten? (4) Wat is de verhouding tussen traditie en deelname aan de samenleving? (5) Kan er nog sprake zijn van leertucht als de gemeenten uit elkaar groeien? (6) Hebben gendervraagstukken in onze cultuur een rol ten aanzien van vrouwelijke ambtsdragers? (7) Wat is de ethische betekenis van de dualiteit van letter en Geest (in verhouding tot geloof en wetenschap)? Sommige vragen en onderdelen gaan, logischerwijze meer het kerkverband van de CGK aan. De commissie heeft elf keer vergaderd in het gebouw van de Theologische Universiteit Apeldoorn. Ze geven aan dat de gesprekken in goede orde zijn verlopen. Bovendien was er veel wat samenbond, maar was er ook verschil van mening op een aantal punten. Maar de vergadercultuur was veilig en de commissieleden konden vrijuit van gedachten wisselen.
Getoetst aan de Schrift
Bezinning op de hermeneutiek en het thema cultuur en openbaring hebben een rol gespeeld in de huidige spanning. De commissie meent dat we ervoor moeten waken dat we de ander ‘niet bij voorbaat beschuldigen van ontrouw aan de Schrift’. Omgekeerd moge zij die de klassieke hermeneutiek voorstaan niet afgewezen worden als traditionalisme en biblicisme. De Heilige Schrift heeft voor de commissieleden een hoger gezag dan traditie, rede en geloofservaring. “Geen enkele menselijke gezagsinstantie is vergelijkbaar met de bijbelse geschriften. De Schrift heeft voor ons het hoogste gezag in leer en leven (…). Wat traditie, rede en ervaring naar voren brengen, moet worden getoetst aan de norm van het Woord.” Er word verwezen naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 7. Elke bijbeltekst heeft daarom gezag. Wel zal moeten worden gekeken op welke wijze deze tekst moet worden ingepast in het leven. De Schrift heeft absoluut gezag, omdat de Heilige Geest de Oorsprong en eerste Auteur is van de Schrift.
Cultuur
Een ander begrip dat speelt is ‘cultuur’. Dit begrip is door de eeuwen niet hetzelfde gebleven. In vroeger tijden ging cultuur over het bewerken en bebouwen van het land en de zorg voor dieren. In de twintigste eeuw wordt cultuur gebruikt voor ‘gewoonten en gebruiken, moraal en rituelen, uitingen van kunst en wetenschap van groepen mensen’. Culturele antropologie houdt zich bezig met het leven binnen deze groepen van mensen. De postmoderne interpretatie, dus de tegenwoordige interpretatie, van cultuur acht het geheel van overtuigingen, waarden en normen vloeibaar. Cultuur is hierbij het product van een voortdurende discussie en strijd. Tegenwoordig ligt het accent daarom meer op wat verschilt dan waar men overeenkomt. Cultuur in de vorm van betekenis (meaning). ‘Betekenis is een kwestie van persoonlijke interpretatie aan de hand van een eigen kader van interpretatie.’. De commissie heeft cultuur beschouwd als ‘geheel van overtuigingen, waarden en normen, praktijken en gewoonten dat breed in een samenleving wordt gedeeld, en de uitingen van deze manier van leven’.
Verhouding tussen Schrift en hedendaagse cultuur
Volgens de commissieleden is de cultuur een antwoord op het spreken van God. “De richting van dit antwoord kan bestaan in aanvaarding of afwijzing van dit spreken, in gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid, in verzet of overgave. De zondeval heeft de werkzaamheid van mensen in de schepping ernstig verstoord. De mens heeft zich in ongehoorzaamheid tegen God gekeerd. De hedendaagse cultuur kan en mag daarom niet heersen over de openbaring van God. God heeft de wereld niet losgelaten, maar vastgehouden (algemene genade). Hij spreekt door schepping en voorzienigheid (NGB art. 2). “Niemand in de studiecommissie is van oordeel dat de huidige cultuur de hermeneutische sleutel is voor het verstaan van de Schrift. Wel is iedereen van mening dat het staan en leven in een bepaalde (sub)cultuur in meer of mindere mate invloed heeft op het Schriftverstaan”. Gods daden, geboden en voorschriften zijn opgetekend in de Heilige Schrift. De bijbelschrijvers hebben dit opgeschreven in de toenmalige tijd en cultuur. God heeft gesproken in mensenwoorden en door menselijke middelen. ‘Heel de Schrift kent een dimensie die sterk met de tijd van haar ontstaan is verbonden’. Toch is de Schrift niet cultuurgebonden. “Tegelijkertijd toont de Schrift dat God op een aantal momenten cultuurpatronen van de tijd waarin zij is geschreven doorbreekt”.
Er is steeds meer kennis verkregen over de achtergronden van het op Schrift gestelde Woord van God. De methoden van Bijbeluitleg zijn bij Paulus bijvoorbeeld anders dan de methoden die de rabbijnen gebruikten. “Eveneens kent de Schrift een blijvende, altijd geldige dimensie, die ook vandaag gezaghebbend spreekt. Ook al dragen bijbelteksten vaak het stempel van de toenmalige tijd, de bedoeling van deze uitspraken heeft blijvende betekenis. De studiecommissie meent dat de Schrift anders spreekt over de samenstelling van de aarde, het heelal en het menselijk lichaam. De vraag kan gesteld worden of dit werkelijk zo is? Hebben we in de Schrift niet veel meer te maken met een ervaringsbeeld (‘de zon in de zee zien zakken’), dan met een wetenschappelijk wereldbeeld? De commissie heeft verschillende keren gesproken over de balans tussen het eigentijdse van de Schrift en de blijvende geldigheid van het geschrevene. Men kwam daar niet goed uit. “De conclusie uit de besprekingen was dat deze beide niet gemakkelijk uit elkaar worden gehaald. De hermeneutiek heeft niet een eenvoudig instrument in handen om een precies onderscheid te maken.”
Heil alleen in Christus
Het heil in Christus wordt gezien als het middelpunt of scharnierpunt van de geschiedenis. De Oudtestamentische Wet is door Hem vervuld. Toch bevatten de geboden in het Oude Testament ook een blijvend element. Niet iedereen in de commissie is gelukkig met de woorden ‘cultureel bepaald’ of ‘universeel geldig’. Dit zou de bijbellezer in een positie boven de Schrift kunnen plaatsen. Immers, hoe wordt iets als ‘cultureel bepaald’ of ‘universeel geldig’ gezien. Wie is dé autoriteit om dat te doen. ‘Met deze tegenstelling’ is ‘een categorie uit de Verlichting in de hermeneutiek geïmporteerd’. De studiecommissie ziet aan beide kanten een gevaar. “Aan de ene kant dreigt het gevaar dat er te weinig rekening wordt gehouden met de toenmalige cultuur van het oude Israël en zijn umwelt, en de christelijke gemeente en haar context, en dat daardoor een beroep op de Bijbel verzandt in biblicisme. Aan de andere kant dreigt het gevaar dat de toenmalige cultuur een dusdanig grote stem krijgt in het lezen van de Schrift dat haar kernboodschap tekort wordt gedaan. Dan verzandt het beroep op de Schrift in relativisme en heeft zij uiteindelijk helemaal geen gezag meer in leer en leven.”
Hoogste maatstaf en belangrijkste richtsnoer
De Schrift dient dus als hoogste maatstaf en belangrijkste richtsnoer voor de kerk. Dit is de basishouding ten aanzien van de Schrift als het getuigenis van de Geest. “Dit getuigenis wil leiden tot het ware geloof en onderwijzen in de gezonde leer. Daartoe is nodig dat we de Schrift verstaan. Dit Schriftverstaan is onmisbaar voor het ware geloof”. De wetenschap die zich richt op het verstaan van teksten in de Schrift wordt ook wel theologische hermeneutiek genoemd. Andere termen zijn de Schrift vertalen, vertolken of uitleggen. Christus Jezus is de hoogste Schriftuitlegger (dat zien we bij de Emmaüsgangers). Zuivere uitleg van Gods Woord bouwt de kerk op en overwint het ongeloof. Deze ware uitleg overbrugt de afstand tussen cultuur en Schrift en wil het vreemde van haar boodschap en de verborgenheid daarvan wegnemen.
Hermeneutiek
De studiecommissie is het er onderling niet over eens in hoeverre de context moet meewegen in de uitleg van de Bijbeltekst. Het is belangrijk dat er regels worden geformuleerd voor de uitleg van de Schrift. Dit is de taak van de theologische hermeneutiek. Echter, moeten deze regels ook met een zekere relativering gebruikt worden. “Regels kunnen misbruik niet uitsluiten. Instrumenten van bijbeluitleg kunnen op een verkeerde manier worden gebruikt en kunnen leiden tot misinterpretatie.” Het belangrijkste doel van de hermeneutische regels is dat ze willekeurig tekstgebruik voorkomt. Deze willekeur is bij beide partijen te vinden. Ook waarschuwen deze regels er voor dat we ons verstand, de traditie of onze geloofservaringen laten heersen over de bijbeltekst. Dit is wat de apostel Petrus waarschijnlijk bedoelt met de ‘eigenmachtige uitleg’. Een belangrijke regel vanuit de Reformatie is dat de Schrift haar eigen uitlegster is, en niet de paus (de kerk) of de traditie. Deze regel is van belang, omdat in onze tijd het verstand of de ervaring nogal eens heerst over de Schrift. “De uitspraak over de Schrift als haar eigen uitlegster houdt in dat wij nauwkeurige exegese moeten doen om werkelijk te kunnen verstaan wat we in haar lezen, met aandacht voor zowel het geheel van haar boodschap als de afzonderlijke teksten. Het geheel werpt licht op de delen, en bestudering van de delen geeft een dieper verstaan van het geheel (de zgn. hermeneutische cirkel).”
Heilige Geest
Omdat we van nature geen inzicht hebben in Gods Woord is het spreken van de Geest cruciaal. We zijn, van nature, niet ontvankelijk voor de Schrift en niet bereid echt te luisteren. “Ons hart heeft zich tegen God gekeerd. We hebben de ‘sleutel van de kennis’ weggenomen (vgl. Luc. 11:52). We verstaan niet wat we lezen (vgl. Hand. 8:29). De crux van het misverstaan en verdraaien van de boodschap van de Schrift zit bij onszelf.” Kennis van God en Zijn Koninkrijk is een geschenk. De commissieleden geven aan dat God de Zijnen meer en meer Zijn Woord doen verstaan. Onmisbaar is de verlichting van de Heilige Geest. Bekering is essentieel. De studiecommissie ziet deze bekering als ‘het breken met en corrigeren van verkeerde voorstellingen en een oprechte aandacht voor de stem van God’. God schenkt hiervoor verlichte ogen van het verstand. In de volgende paragraaf wordt nog benadrukt dat elke bijbellezer in het verstaan van de Schrift zijn of haar eigen vooronderstellingen meeneemt. Het geloof in de Heere Jezus Christus is fundamenteel voor het lezen van de Schrift. “Het ware verstaan ligt niet in onszelf, maar is een geschenk van God door Zijn Geest. De Geest is daarin vrij. (…) Tegelijkertijd blijft staan dat hét heilsmiddel dat de Geest gebruikt, de Schrift is.”
De Heilige Geest heeft de bijbelschrijvers geïnspireerd. God spreekt in en door de Schrift. De Heilige Geest getuigt ook in de harten van de gelovigen. “De Geest doet hen instemmen met zijn getuigenis in de Schrift. Beide vormen van getuigenis zijn aan elkaar verbonden. De Geest die de Schrift inspireerde is ook Degene die lezers van nu verlicht en hen in hun eigen context tot verstaan brengt.”
Mens als sleutel
In de postmoderne tijd heeft de mens zichzelf als hermeneutische sleutel gemaakt. “Hij is zelf het richtsnoer waarmee de bijbelteksten worden gemeten. Hijzelf is rechter over de Schrift geworden.” De betekenis wordt bepaald door de mens zelf. Deze gedachte gaat in tegen onze belijdenis. Het hoogste gezag van de Schrift boven rede, traditie en ervaring wordt dan niet erkend. De Schrift is dan niet alleen de bron, maar ook de norm voor leer en leven. Hoe zit het wel? De studiecommissie geeft hierop duidelijk antwoord. “De lezer is niet de sleutel tot het verstaan van de Schrift (ook al neemt hij bij het lezen van de Schrift altijd zijn eigen vooronderstellingen mee). Hij is geen beoordelaar van bijbelteksten. De Schrift is een macht die op ons is gericht om ons tot geloof te brengen en in het geloof te bewaren, maar ook een macht die tegenover ons staat. Het mag niet zo zijn dat we het spreken van de Schrift zo aanpassen dat zij aanvaardbaar is voor de huidige cultuur (…).”De Schrift kan en mag dus niet naar onze eigen maat gesneden worden. “Exegese en hermeneutiek vragen fijgevoeligheid om te onderscheiden waarop het aankomt.” Er ligt wel degelijk een boodschap in de tekst, dus ook het nut is belangrijk. Zo spreekt de Heidelbergse Catechismus bijvoorbeeld over het nut van de heilsfeiten.
Emoties
Niet alleen theologische overwegingen spelen een rol in de hermeneutische zoektocht, maar ook emotionele overwegingen. De studiecommissie adviseert daarom, om zorgvuldig naar elkaar te luisteren. “Daardoor krijgen we een beter zicht op wat de ander beweegt en waar de ander beducht voor is.” De commissieleden geven aan dat zij beducht zijn voor een té vrije en té gemakkelijke omgang met de Schrift. Allen maken zich ook zorgen om het gevaar voor een hellend vlak en van het relativistisch Schriftgebruik. Sommige commissieleden geven aan dat zij zorgen hebben voor een al te grote beduchtheid voor relativisme, wat omgekeerd kan leiden tot biblicisme of traditionalisme. Beide posities ervaren verdriet en teleurstelling over de huidige gang van zaken. “Het proces van gezamenlijk luisteren naar de Schrift en het uitluisteren van de ander als daad van liefde en zelfverloochening zijn wezenlijke aspecten van de hermeneutische zoektocht.” De commissie ziet ook spanning tussen het eenvoudig-meditatief bijbellezen en het wetenschappelijk onderzoek van de Schrift. “Uiteindelijk mag er geen concurrentie zijn tussen beide wijzen van het lezen van de Schrift. Beide polen staan naast elkaar. Aandacht voor de ene pool betekent niet dat de waarde van de andere pool minder wordt. Als het gaat om de ruimte voor een verschillend verstaan van de Schrift, is dit verstaan gebonden aan de grenzen van de gereformeerde belijdenisgeschriften.” De commissie meent daarom dat een wijziging van het kerkelijk beleid niet tegen de Schrift en de Belijdenis kan en mag ingaan.
Afsluitend
De commissie heeft geconstateerd dat er veel punten van overeenkomst zijn tussen de leden. Zo is de Schrift voor alle leden het gezaghebbende Woord van God. De huidige cultuur is voor de leden niet bepalend voor wat de Schrift ons te zeggen heeft. De strijd tussen cultuur en Schriftuur is een geestelijke strijd. Hermeneutische modellen worden door de leden als niet voldoende geacht in het recht verstaan van de Schrift. Daarvoor is de verlichting van de Heilige Geest nodig. Er zijn veel factoren die dit kunnen verstoren. We moeten de Schriften dus kritisch onderscheidend lezen, waarbij we onszelf onder kritiek laten stellen. Het Woord van God is niet in een vacuüm geopenbaard, maar in specifieke tijden en culturen. De leden constateren dat de verhouding tussen openbaring en cultuur niet op een eenvoudige manier kan worden omschreven. Ieder lid doet op enig moment een beroep op de cultuurbepaaldheid van de inhoud van een gedeelte van de Schrift. Hiermee wordt niet gelijk het gezag van de Schrift ondergraven of ontkent.
Er zijn ook punten van verschil. Zo wordt er door de leden een verschillend gewicht toegekend aan de culturele setting waarin de bijbelschrijvers zich bewogen. Er is ook een verschil van inzicht over het verstaan van de eerste hoofdstukken van de Bijbel (Genesis). In hoeverre speelt in die verwoording de toenmalige cultuur een rol? Ten slotte is er nog een verschil tussen de leden in de taxatie van ontwikkelingen in de geschiedenis en in hoeverre deze gestuurd worden door de geest dezer eeuw of door de Heilige Geest.
De ‘Studiecommissie Hermeneutiek’ heeft ons een fragmentarische indruk gegeven van wat er zoal tijdens de vergaderingen is besproken. Er was tijd té kort om diverse onderwerpen nog verder uit te werken. De commissie heeft de zaken eerlijk en transparant met elkaar doorgesproken. Het rapport wordt voorgelegd aan de Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK). De bovenstaande samenvatting heeft vooral het rapport zelf willen laten spreken, een enkele annotatie daargelaten. Eén paragraaf heb ik in de bespreking overgeslagen, omdat deze specifiek ingaat op de rol van de vrouw in de kerk. Een belangrijk onderwerp, maar ook een kerkelijke aangelegenheid. Het is goed dat er van hart tot hart is gesproken. Het rapport geeft een evenwichtig beeld van de overeenkomsten en verschillen. Daarmee is het pleit niet beslecht, maar kan het leiden tot een beter verstaan van elkaar.
Voetnoten
De Geest spreekt vandaag – Prof. H. van den Belt gaat ontspannen om met resultaten van modern bijbelonderzoek
Noot van de redactie: De redactie meent dat de bekende Chicago-verklaring té snel als rationalistisch terzijde wordt geschoven. De redactie is het ermee eens dat het zeer belangrijk om de verhouding tussen Woord en Geest grondig en genuanceerd te overdenken. De slotzin (over het doel) van deze recensie wordt eveneens van harte aanbevolen!
Het gezag van de Bijbel staat vandaag ter discussie. Toch is de toon van het nieuwste boek van prof. dr. Henk van den Belt allerminst somber. Geestspraak is een diepgaande, genuanceerde en constructieve studie die wil helpen de Bijbel vandaag te verstaan.
De basisgedachte die het boek draagt, is dat de Bijbel het boek is van Gods Geest. Dat betekent niet alleen dat de Geest betrokken is geweest bij de totstandkoming van de teksten. Belangrijk is vooral dat de Geest actueel in de Schriften present is. Het origami van de duif op de cover van het boek laat dit treffend zien. ‘De Heilige Geest heeft zich ingevouwen in de bladzijden van de Bijbel en is daar aanwezig’ (p. 24). Wie zich van dit geheim bewust is, kan niet anders dan de Bijbel met eerbied benaderen. Je begeeft je immers in de invloedsfeer van de Geest, je kan worden aangesproken, ja zelfs worden aangeraakt. Waardevol is hoe Geestspraak; te midden van alle discussies vandaag, dit diepe mysterie van de Schriften als vertrekpunt heeft.
Overigens is de pneumatologische benadering in het theologische landschap niet nieuw. Je kan zeggen dat het kenmerkend is voor de gereformeerde traditie om in het spoor van Calvijn de Bijbel te doordenken vanuit de samenhang tussen Woord en Geest. Van den Belt wil zich ook op hoog wetenschappelijk niveau nadrukkelijk in deze traditie bewegen. Verrijkend en vernieuwend aan zijn studie is dat hij de sleutelbegrippen uit de traditie op zo’n manier doordenkt dat ze relevant worden gemaakt voor de vragen van onze moderne tijd. Het boek heeft tien hoofdstukken. Elk hoofdstuk bespreekt een thema, waaruit een leesregel voortvloeit. Als je de bijna vijfhonderd pagina’s doorneemt, weet je waarom de Bijbel het hoogste gezag verdient én krijg je handvatten aangereikt om de bijbelse boodschap toe te passen op leer en leven. Uit het inhoudsvolle boek selecteer ik drie thema’s voor bespreking.
De Geest is één
Als de Geest vertrekpunt is, is de vraag belangrijk welk profiel de Geest heeft. In het begin van het boek wordt benadrukt dat de Geest één is. Waar veel hedendaagse theologen de trinitarische spreiding in God voor het voetlicht brengen, beklemtoont Van den Belt juist de eenheid van God. God is één, dus de Geest is ook één. De Geest is de grote ‘Bruggenbouwer’ (43) naar binnen toe (tussen Vader en Zoon) en naar buiten toe (in Zijn daden). Deze goddelijke eenheid straalt af op de Bijbel.
Dat is een belangrijke notie. Bijbelwetenschappers hebben in voorbije eeuwen laten zien hoe diverse de Bijbel is. Je hebt verschillende literaire genres: historische teksten, juridische codes, wijsheidsliteratuur, apostolische brieven, apocalyptische visioenen. Bijbelwetenschappers hebben ook ontdekt dat achter deze verschillende teksten een eeuwenlang proces van overlevering en redactiewerk schuilgaat. Er zijn talloos veel kleinere en grotere tekstfragmenten aan het licht gekomen. De Bijbel die wij in de hand hebben, is niet zoals de koran als een ding ‘uit de hemel komen vallen’, maar feitelijk een ‘reconstructie’ uit al het ontdekte materiaal.
Stukjes theologie
Orthodoxe christenen konden soms aarzelingen hebben bij de resultaten van het moderne bijbelonderzoek. Valt de Bijbel niet uiteen in allerlei stukjes tekst en stukjes theologie? Welke tekstfragmenten hebben goddelijk gezag en welke niet? Van den Belt laat genuanceerd zien dat we hier ontspannen mee mogen omgaan. Als de Geest één is, mogen we, in alle literaire diversiteit, blijven zoeken naar die ene stem van de Geest die in de Bijbel spreekt. Als de Geest één is, mogen we geloven dat de inspiratie zich uitstrekt over de lange processen van redactie en overlevering. Deze inzichten helpen mij als dominee. Ik mag het moderne bijbelonderzoek verwerken in de verkondiging, het kan zelfs de diepten van de teksten openleggen. Tegelijk is en blijft de Bijbel in alle kwetsbaarheid Geestspraak.
Funderingsdenken
Een groot deel van het boek gaat over funderingsdeken. Bij dit thema gaat het om de vraag waarin het goddelijk gezag van de Bijbel verankerd is. Van den Belt gaat in op verschuivingen die waarneembaar zijn in christelijk Nederland. Waar voorheen de Schriften vanzelfsprekend absoluut gezag hadden, zijn zulke stellige zekerheiden vandaag minder populair. Wat is de juiste route?
Voordat de schrijver zijn eigen positie verwoordt, bespreekt hij twee hermeneutische modellen die vandaag in zwang zijn. De eerste is het ‘Chicago Statement on Biblical Inerrancy‘, een verklaring uit de Verenigde Staten waarin het gezag van de Bijbel wordt gekoppeld aan de foutloosheid van de teksten. Ik ben het met Van den Belt eens als hij kritisch opmerkt dat deze verklaring weliswaar orthodox aandoet, maar feitelijk juist sporen van de moderne tijd in zich draagt. Het Schriftgezag wordt immers, afhankelijk gemaakt van rationele zekerheden in plaats van de doorademing van de Geest.
Het tweede model is wat genoemd wordt de ’taalhandelingstheorie’. Daarbij horen populaire namen als Kevin J. Vanhoozer en Tom Wright. De Bijbel wordt als script gezien dat de vijf bedrijven van de heilsgeschiedenis uit de doeken doet: schepping, zondeval, Israël, Christus en de kerk. De taak van de christen vandaag is om je het ‘script’ zo eigen te maken dat je de Bijbel als het ware ‘verder kunt schrijven’ door haar creatief toe te passen in eigen cultuur en context. Van den Belt is bezorgd dat de menselijke creativiteit en geest hier te veel ruimte krijgen. Ik voel dit mee, maar ben over dit model positiever gestemd op grond van Christus’ belofte: ‘Wanneer de Geest van de waarheid komt, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid’ (Joh. 16:13, SV).
Kennis van God
Verrassend is dat Van den Belt vervolgens met een grondig onderbouwd pleidooi komt voor wat hij ‘pneumatologisch funderingsdenken’ noemt (276-282). De kerk der eeuwen heeft de Bijbel altijd als principium aanvaardt, dat wil zeggen als uitgangspunt en bron voor leer en leven. De openbaring bevat realistische kennis van God en de werkelijkheid buiten onze menselijke geest om, en die valt ons te deel door het werk van de Geest. Zeer waardevol en belangrijk hoe Van den Belt deze klassieke noties onder het stof vandaan haalt en ze vruchtbaar maakt voor onze huidige tijd.
Hete hangijzers
In de laatste hoofdstukken worden de hete hangijzers besproken van vrouw in het ambt, schepping en evolutie en huwelijk en seksualiteit. Al lezend werd ik geraakt door de wijsheid van de auteur. In een klimaat waarin standpunten onder christenen kunnen polariseren, omschrijft hij rustig en bedachtzaam welke weg hij hierin heilzaam acht. Daarbij blijft hij ronduit staan voor de klassiek-christelijke visie op huwelijk van man en vrouw en wijst hij seksuele intimiteit buiten deze kaders af.
Over ‘de vrouw in het ambt’ spreekt hij minder massief. Hij pleit voor een ‘verscheidenheid in ambtstheologie’ (291). waarbij ook voor vrouwen een bepaalde ruimte kan zijn. Zoals hij in eerdere artikelen al naar voren bracht, hangt hij ook in dit boek het ‘oudeaardecreationisme’ aan. Om het zuchten van de miljoenen jaar oude schepping toe te schrijven aan de kosmische strijd van de kwade machten komt op mij hierbij wat speculatief over. Is ‘geleerde onwetendheid’ bij deze immense vragen niet toch beter?
Alles bij elkaar kunnen we prof. Van den Belt dankbaar zijn voor de grondige en knappe en belangrijke studie die hij ons aanreikt. Zijn diepste verlagen met Geestspraak verwoordde hij in een mooi gesprek in ‘De theologie podcast‘ (16 mei). Dat is dat de lezers van zijn boek vooral de Bijbel zelf gaan lezen en daarbij verwondering ervaren dat de Geest vandaag tot ons spreekt.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Teeuw, K.M., 2024, De Geest spreekt vandaag. Prof. H. van den Belt gaat ontspannen om met resultaten van modern bijbelonderzoek, De Waarheidsvriend 112 (39): 16-17 (artikel).
Afstand tussen tekst en lezer – Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes
In zijn boek Theologie en hermeneutiek wil dr. Ad Prosman een discussie losmaken over de vraag of de seculiere, filosofische hermeneutiek niet te veel de agenda heeft bepaald en nog steeds bepaalt van de theologische hermeneutiek. Dat is zijn agenda.
Over hermeneutiek is veel te doen. Bijna tegelijkertijd verscheen Geestspraak van dr. Henk van den Belt en het boek van dr. Ad Prosman. De auteurs zijn eensgeestes, toch laten deze publicaties zich moeilijk vergelijken.
Ingewikkelde dans
Prosman beweegt zich nadrukkelijk op het grensvlak van theologie en filosofie, met als kernvraag of de invloed van de seculiere, filosofische hermeneutiek op de theologische hermeneutiek niet te groot is. In zijn inleiding stelt hij dat vanaf de jaren tachtig gereformeerde theologen zich te argeloos hebben opgesteld tegenover het historisch-kritisch bijbelonderzoek. Hij refereert aan het befaamde eerste nummer van Kontekstueel. Er moet meer duidelijkheid komen. In de Bijbel spreekt God tot ons. Maar precies dat kan niet worden gehonoreerd door de filosofische hermeneutische methode. Zonder dat zouden we terechtkomen in willekeur, mogelijk zelfs met een beroep op de Heilige Geest. Dat brengt ons dus tot een ingewikkelde dans. Niemand ontkomt aan hermeneutische beslissingen.
Geen openbaring
Hermeneutiek is communicatie. In alle eeuwen is daarover nagedacht. (Daarom is de term ‘nieuwe hermeneutiek’ verwarrend, beter is het te spreken over ‘postmoderne hermeneutiek’.) De delen krijgen hun betekenis in een geheel, en een geheel bestaat uit onderdelen. (Bijbel)wooorden krijgen betekenis in het geheel van de canon.
Wetenschap erkent echter geen canon. Gebeurtenissen krijgen hun betekenis in de geschiedenis. Alleen: wie zegt dat de geschiedenis een doel heeft? Giambatista Vico kon daarvoor Gods voorzienigheid inroepen. Maar zijn tijdgenoot René Descartes won uiteindelijk aan invloed. De Verlichting zette een wissel om. Filosofen moesten nu op zoek naar een ankerpunt van de geschiedenis dat opkomt uit de geschiedenis zelf (immanent).
Prosman geeft een uiteenzetting van de filosofie van de geschiedschrijving, die bijzonder interessant is, ook voor historici. Hegel zocht de zin van de geschiedenis in de voorstuwing van een evolutionistische geest. Gadamer dacht aan patronen van overlevering, traditie. In de geschiedenis lichten patronen op, waarin wij zin kunnen ontdekken. Tegenwoordig zoeken filosofen het oriëntatiepunt in de taal, maar in alle gevallen wordt uitgesloten dat er openbaring is. Het vooropgezette idee is dat immanentie (binnenwereldlijkheid) de norm is. In die zin is het postmodernisme even dogmatisch als het modernisme.
Ik
Prosman geeft een gedegen en kundig overzicht van de geschiedenis van de filosofie, steeds toegespitst op de vraag van de hermeneutiek. Ik kan in deze bespreking geen recht doen aan de rijke en rijpe inhoud van zijn studie. Prosman voert ons door de geschiedenis heen, vanaf de Vroege Kerk, via de Reformatie en de Verlichting naar de huidige tijd. Hij schetst helder en beknopt welke worstelingen de filosofen zich hebben getroost rondom de vragen van zingeving en hermeneutiek. Hij bespreekt onder andere Illyricus, Schleiermacher, Dilthey, Gadamer, Heidegger, Ricoeur, Pannenberg en Witzier.
Prosman ziet in de filosoof Günter Figal (onlangs overleden) een belangrijke gesprekspartner. Figal bestrijdt dat tekst en lezer in het verstaansproces zouden moeten versmelten (tegen Gadamer). Er is juist afstand nodig tussen tekst en lezer. Alleen zo kan een tekst voor zichzelf blijven spreken. Ook orthodoxe theologen moeten gevoelig blijven voor de vreemdheid van de tekst. In het postmoderne klimaat lopen we het risico dat de interpreet zijn autonome ik inbrengt in de tekst.
Nieuw is beter
Het modernisme gaat uit van wat concreet zichtbaar en meetbaar is. Alles wordt tot object gemaakt, ook het ik. Voor de exacte wetenschappen heeft dat grootse resultaten opgeleverd. In de geesteswetenschappen wordt alles juist tot subject gemaakt. Dat geeft een andere dynamiek. In de theologie is lang gezocht naar de ‘historische Jezus’ en naar het ontstaan van de bijbeltekst. Maar wat is ‘historisch’? Het lijkt alsof de historische wetenschap feiten vaststelt, maar in feite bepaalt de gekozen methode wat wel of niet voor historisch door mag gaan. Er vindt een filtering plaats.
Bovendien wordt het heden allesbeheersend, omdat de Verlichting ervan uitgaat dat het verloop van de geschiedenis een opgaande lijn laat zien. Het oude is oud, het nieuwe is beter. Met het absurde, het kwaad, de chaos weet de Verlichting geen raad. In het modernisme krijgt het geheel een zó grote ideologische lading dat de concrete gebeurtenissen verdwijnen.
Bevrijding
De opkomst van de postmoderniteit is in zekere zin een bevrijding uit de knellende banden van de ‘grote verhalen’. Het historisch-kritisch onderzoek heeft z’n tijd gehad. Het gaat voortaan niet meer om het ontstaan van de tekst, maar om het verstaan, niet om wat áchter de tekst ligt, maar om wat ervóór ligt: de lezer.
Dat is enigszins voorbereid door het existentialisme (Bultmann). Toch gaat postmoderniteit een stap verder: er is niets buiten of boven deze wereld wat zin geeft aan de geschiedenis, ook ons eigen ik niet. In feite bestaat er geen geheel meer, er zijn alleen nog versnipperde delen. De hermeneutische cirkel is failliet. Het subject blijft over. Ten slotte blijft alleen de tijd over, dat wil zeggen: de dood (Heidegger).
Derde weg
Prosman betoogt dat zowel de moderne als de postmoderne filosofische hermeneutiek ons allerlei inzichten geeft. Ze maken ons gevoelig voor tendensen. Tegelijk kunnen ze beide ons niet verder helpen. Er is een derde weg nodig: de erkenning dat God de Schepper is. Hij leidt de geschiedenis. Christus is het centrum van de geschiedenis.
Er is een zekere fundering nodig, een zingevend raamwerk. De geschiedenis zelf brengt die niet voort. In het postmoderne klimaat blijven bijbelteksten losse, dwarrelende verhalen. Dat kun je terughoren in preken. Er worden wel mooie dingen gezegd over de gekozen bijbelpassage, maar er is geen verband, geen vaststaande boodschap, geen verkondiging van de daden van God. Wat nodig is: beklemtonen dat de Bijbel een geheel is. Wij begrijpen een deel alleen wanneer er een geheel is. Bij de prediking over een bijbeltekst is een stemvork nodig, de ‘regel van het geloof’.
De moderniteit lijkt houvast te geven, veel orthodoxen zoeken er veiligheid. Het postmodernisme maakt alles relatief en daardoor zinloos. ‘Het evangelie van kruis en opstanding staat zowel tegenover moderniteit als tegenover postmoderniteit. Kruis en opstanding vertellen hu eigen verhaal. Het zijn gebeurtenissen in onze wereld en tegelijk zijn ze niet te herleiden tot deze wereld. De heilsfeiten doorbreken de mogelijkheid van deze wereld en scheppen een nieuwe realiteit’ (p. 257). Wie dat buiten beschouwing laat, verstaat de Bijbel niet.
Ontmaskerend
Prosman schonk ons een diepgravende en bevlogen studie, die van groot belang is na en naast de stemmen van H.W. de Knijff en A.W. Zwiep. Prosman schrijft gedrongen, elke zin doet ertoe en vraagt om overweging. Hij geeft een haarscherpe en ontmaskerende analyse van de onderliggende vragen in onze cultuur, onze kijk op de geschiedenis, ons zelfverstaan – en hoe al deze dingen (vaak onbewust) zich vermengen met onze hermeneutische keuzes. Dit boek mag in geen enkele pastorie ongelezen blijven.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Verhoeven, J.A.W., 2024, Afstand tussen tekst en lezer. Dr. Ad Prosman komt met haarscherpe analyse van hermeneutische keuzes, De Waarheidsvriend 112 (35): 14-15.
Studiesecretariaat Schriftgezag over het gezag van de Heilige Schrift en het moderne leven – De verhouding tussen Schriftverstaan en zelfverstaan belicht
Het Studiesecretariaat Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeenten is na enige maanden van opstarten en interne bezinning naar buiten getreden. In De Saambinder is in maart/april een serie gestart, die vooral ging over Schriftverstaan en zelfverstaan. Door omstandigheden hebben we deze serie nog niet kunnen samenvatten. Dat hopen we in dit artikel wel te doen. De serie bestaat uit een aankondigend deel, dat wij al eerder hebben samengevat7, en vier inhoudelijke delen. Over het opstarten van dit studiesecretariaat hebben wij al vaker geschreven op onze website.8
Met de Bijbel alle kanten op?
De scribent geeft aan dat er van alles aan de hand is in onze samenleving. Wellicht klinkt dat logisch. “Mensen zonder God hebben geen kompas.” Toch is daarmee niet alles gezegd, want ook in de kerk ‘is er verwarring, onzekerheid en soms een bedenkelijke zwijgzaamheid’. Met dezelfde Bijbel komen kerkmensen soms tot heel andere conclusies. Daarom vragen moderne vraagstukken ook in de kerk nadrukkelijk om aandacht. “En dan gaat het niet alleen over seksualiteit, maar evengoed over wetenschap en de moderne cultuur. De moeilijkheid van deze moderne vragen is dat ze als nieuw gepresenteerd worden.” Heeft het verleden afgedaan?9 De scribent geeft aan dat de vraagstukken alles te maken hebben met de Heilige Schrift. Wat zegt de Bijbel over homoseksualiteit, Gods schepping (tegenover de evolutietheorie), gender (en transitie) en vrouwen in het ambt? Er wordt in het artikel gesignaleerd dat je met dezelfde Bijbel een tegengestelde kant op kunt: ‘Kun je dan met de Bijbel alle kanten op?” Ook ‘positieve’ ervaringsverhalen, met een tegengestelde opinie, spelen een rol. “Vanuit deze gedachte zal ieder mens (…) ook andere keuzes maken, want we zijn allemaal anders.”
Schriftgezag
Het Studiesecretariaat Schriftgezag ziet dat er reactie nodig is. “Er wordt wel gezegd dat de Bijbel gezaghebbend is, maar in de praktijk is ze niet meer het einde van de discussie.” Tegenwoordig lijkt hoe je zelf in een onderwerp staat uit te maken hoe de uitleg van de Schrift gaat. Dat vraagt reactie van degenen die in de praktijk vast willen houden aan Schriftgezag. De scribent signaleert dat de moderne cultuur een soort oerwoud is, waar maar moeilijk door te dringen is. Verder zit de moderniteit overal doorheen verweven. “Deze manier van denken en leven heeft zich breed verspreid onder alle lagen van de bevolking en komt zelfs in het leven van alledag geregeld naar voren.” Wanneer er reactie wordt gegeven, moet met deze zaken rekening worden gehouden. Het is daarom nodig dat sommigen zich diepgaand bezinnen op de inhoud, maar ook dat sommigen dit kunnen vertalen naar de dagelijks praktijk. In deze serie zal vooral ingegaan worden ‘op hoe we met de botsing tussen moderniteit en Schriftgezag om moeten gaan’. Wat is ons vertrekpunt? Bij moderne antwoorden lijkt de mens zelf veel ruimte te krijgen, en de Bijbel maar beperkte ruimte. “De Bijbel mag natuurlijk wel iets zeggen, maar de Bijbel mag niet bepalen hoe wij (willen) zijn. De Bijbel is het Woord van God, maar we mogen zelf bepalen hoe we ons identificeren. Dit zegt iets over hoe de Bijbel gezien wordt: de Bijbel als inspiratiebron of als gespreksvriend. We spreken dan van een modern Schriftverstaan.” Dit moderne Schriftverstaan heeft gevolgen voor de praktijk. “Moderne mensen vormen eerst een beeld van wie ze zelf (willen) zijn, vervolgens kijken ze wat ze al dan niet nog aan de Bijbel hebben.”10
Schriftverstaan én zelfverstaan
Hierboven hebben we kunnen zien dat bij de moderne mens niet de Bijbel, maar het moderne zelfverstaan het hoogste gezag heeft. In het tweede inhoudelijke deel van deze serie wordt verwezen naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB). In de artikelen drie tot en met zeven van dit belijdenisgeschrift gaat het over de Schrift. God heeft Zijn Woord gesproken en de opdracht gegeven dát op te schrijven (art. 3). Tegen deze Heilige Schrift valt niets in te brengen (art. 4). Dat de Heilige Schrift het Woord van God is kun je allermeest weten door het getuigenis van de Heilige Geest (art. 5). De apocriefe boeken zijn van veel minder waarde dan de canonieke boeken (art. 6). De scribent ziet artikel 7 als hoogtepunt van de artikelen over de Schrift. Het belang van dit artikel zit niet in de autoriteit van de Schrift, maar vooral in de genoegzaamheid van de Schrift. “De Schrift is voldoende én afdoende voor geloof en leven. Anders gezegd: de Schrift is bron en norm voor geloof en leven. Voor het dienen van God is een fundament in de Schrift nodig.” Daarom mogen we niet onze eigen inzichten volgen, maar allereerst en allermeest luisteren naar Gods stem. Niets mag boven de Schrift gesteld worden. Artikel 7 laat zien dat ‘alle mensen [uit] (…) zichzelf leugenaars [zijn]’. “Zonder dat Woord verdwalen zondaren en zullen ze nooit de weg vinden naar het Vaderhuis.” Dit is de reden dat in de gereformeerde dogmatiek de behandeling van de eigenschappen en noodzakelijkheid van de Schrift altijd voorop geplaatst wordt. “Leugenachtige zondaren kunnen de Schrift niet missen. Ze hebben de Schrift nodig om als een blinde geleid te worden op de weg die ze niet geweten hebben (Jes. 42:16).” Omdat mensen van nature niet te vertrouwen zijn, zijn de cultuur en de traditie ook niet volmaakt te vertrouwen. De scribent sluit deze alinea af met te stellen dat alleen het Woord van God een veilige Gids is.
Artikel 7 heeft ons ook veel te zeggen in de wereld van vandaag. We dienen hoogachting voor de Schrift te hebben en de mens moet onderworpen zijn aan de Schrift. Moderne mensen wijzen dit vertrouwen op de Schrift af, ‘omdat ze juist wel vertrouwen in zichzelf hebben’. Dat mensen van nature leugenachtig zijn, zullen ze afwijzen. De Schrift komt op hen eerder beknellend en hinderlijk over. Sommige moderne christenen willen hun Schriftverstaan combineren met hun moderne zelfverstaan. “Zodra duidelijk is hoe ze zichzelf verstaan, proberen ze de Schrift te gebruiken om hun zelfverstaan te bevestigen en te ondersteunen.” Voor klassieke christenen geldt dat precies omgekeerd. Zij ijken hun zelfverstaan voortdurend aan de Schrift. “In de overtuiging dat hun eigen gevoelens, verlangens, wensen en oriëntatie uitleg en correctie van de Schrift nodig hebben.” Om gesprek aan te gaan met andersdenkenden, hoeft men niet eerst alle antwoorden te hebben op vragen over seksualiteit en identiteit. De scribent constateert dat dit evenzo onmogelijk is ‘omdat de vragen zo ingewikkeld zijn’. In de gesprekken kunnen vragen gesteld worden over het Schriftverstaan en zelfverstaan. De verleiding is groot om een beroep te doen op gezond verstand. “Hoewel daarin wel enige waarde ligt, is dat geen benadering die aan te bevelen is voor pastoraat en opvoeding”.11 De scribent ziet het gevaar dat je daardoor elkaar niet meer verstaat en bereikt. Binnen het zelfverstaan van de moderne mens heeft zelfs de wetenschap weinig te zeggen. Naast dat de standpunten verharden is een beroep op het gezonde verstand ook in strijd met theologische uitgangspunten, namelijk dat, al is er nog enig licht over gebleven, ons verstand verduisterd is. Pastoraal en pedagogisch gezien kan er goed gekomen worden tot gesprek. “Wie de Schrift afwijst of voor zijn zelfverstaan niet nodig heeft, heeft iets uit te leggen.” Oprechte aandacht voor noden kan goed samengaan met het wijzen op de Weg.12
Diepe leegte
Hierboven hebben we gezien dat de manier waarop mensen de Bijbel zien (Schriftverstaan) te maken heeft met hoe de mensen zichzelf zien (zelfverstaan). Het derde inhoudelijke deel van deze serie gaat in op de mogelijkheden tot gesprek. Het doel van de serie is ‘om het moderne ervan (van al die moderne vraagstukken, JvM) te ontmaskeren’. Voor het zelfverstaan heeft de moderne mens ‘eigenlijk geen echte basis’. De moderne mens heeft wel een beeld van zichzelf, maar geen gezaghebbende bronnen om daarop hun beeld te onderbouwen. “Hij verwerpt de Schrift als bron van zelfkennis, maar heeft geen andere bronnen daarvoor in de plaats. Hij ziet zichzelf als een individu die het eigendom van zichzelf is.” Dit laatste wordt zelfindentificatie genoemd, maar hierachter zit een diepe leegte. Deze leegte wordt, volgens de scribent, zichtbaar in onze samenleving. “Met name in de behoefte aan bevestiging. Mensen hebben vandaag een grote behoefte aan bevestiging van hun identiteit door de omgeving.” Als deze bevestiging er niet is, wordt dat ervaren als persoonlijke aanval. “Wie niet meedoet met het bevestigen van iemands zelfidentificatie, die moet zelf maar uitgesloten worden.” De scribent adviseert hier niet zomaar in mee te gaan. Immers, iemand bevestigen in zijn of haar onbijbelse zelfbeeld is juist liefdeloos en harteloos. Daarnaast doet dit ‘afbreuk aan de bouw van het Rijk van God’.13
Verlichtingsdenken
Gevoelens moeten niet worden weggedrukt, ‘maar ze moeten eerst vanuit de Schrift worden uitgelegd’. Het is goed om op te merken dat onze kennis van onszelf beperkt is. Naar Psalm 139 geeft de scribent aan dat alleen God ons ten diepste kent. Wij hebben schepselkennis van onszelf, maar God heeft Schepperkennis van ons. “Ieder mens moet dus bereid zijn de kennis over zichzelf op grond van Gods Woord te laten corrigeren. Wat wij wensen, willen en voelen is nog niet hetzelfde als wie of wat we zijn volgens de alwetende God.” De auteur legt het uit met twee praktijkvoorbeelden. Authentiek zijn is tegenwoordig het sleutelwoord. Maar wanneer ben je authentiek? “Is je zelfkennis verkeerd, dan ben je dus ook niet echt trouw aan jezelf. (…) Trouw zijn aan jezelf is dus in de eerste plaats als schepsel trouw aan God en Zijn Woord zijn.” Het artikel sluit af met de vraag of moderne vragen die op christenen afkomen wel zo nieuw zijn. “Vanuit de nauwe verbinding van zelfverstaan en Schriftverstaan blijkt dat de vorm waarin de moderne vragen zich voordoen wel nieuw is, maar dat ze hun oorsprong hebben in veel oudere ontwikkelingen in de kerkgeschiedenis.” Sinds de Verlichting is het afhankelijkheidsbesef en het schuldbesef steeds verder afgenomen. “Dit ontbrekende schuldbesef en het gevoel van onafhankelijkheid vormt de basis van moderne vragen rond seksualiteit, wetenschap en cultuur.” Daarom wordt er geconstateerd dat de moderne vragen ‘niet meer dan een radicale vorm van het verlichte denken’ zijn. “De wortels van dit verlichte denken zijn echter zo in strijd met het klassieke christendom, dat het in het belijden van de kerk allang is weerlegd.”14 De gevolgen van de moderne vragen die tot ons komen zijn zeer ingrijpend. “Opnieuw is er een poging om de soevereine God in te wisselen voor de autonome mens in een soevereine cultuur.” De scribent roept daarom op om trouw te blijven aan de belijdenis.15
Bijbels perspectief
In het slotdeel van deze serie wordt het zelfverstaan geplaatst in het licht van Gods Woord. Ons zelfverstaan, zo hebben we gezien, moet geijkt worden aan de Schrift. “Wat we voelen, denken of willen is daarmee nog niet waar en bepaalt ook nog niet wie we behoren te zijn. Het licht van de Schrift is nodig.” Het ijken dient altijd te gebeuren ‘in de ontmoeting met de sprekende God door Zijn Woord’. Wat is dat Bijbelse perspectief? Allereerst zijn wij schepselen zijn van God de Schepper. Daardoor zijn wij van Hem afhankelijk. “Als wij ons dus sterk en onafhankelijk voelen, moeten we ons gevoel laten corrigeren door het Woord. Alle sterkte die we hebben, is een gave van de Schepper.” Dit vraagt ook verantwoordelijkheid om ons leven, wat eveneens een gave is van de Schepper, tot Zijn eer in te richten. De Schrift leert ons dat het God goed gedacht heeft om via een weg van seksualiteit het menselijke geslacht in stand te houden. Hij heeft het huwelijk ingesteld ‘als de enige plaats voor de beleving van seksualiteit’. Ten tweede zijn wij sinds de zondeval, naast schepsel, ook zondaar. “Mensen zijn van zichzelf dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1). Ons verstand is verduisterd (Ef. 4:18) en wij zijn vervreemd van God (Kol. 1:21). De gedachten van het hart zijn van nature zondig (Gen. 8:21). Niemand zoekt uit zichzelf naar God, allen zijn afgeweken (Rom. 3:11-12). Vanaf onze ontvangenis liggen wij in de zonde (Ps. 51:7).” Dit heeft gevolgen voor onze ingevingen, gevoelens en gedachten. Die kunnen we niet zondermeer als uitgangspunt nemen. “De Schrift leert ons juist dat dergelijke gedachten een uiting van vijandschap zijn (1 Kor. 2:14).” We hoeven binnen het Bijbels perspectief niet in een mineur te eindigen. Ten derde is er verlossing mogelijk dóór het verzoenende werk van de Heere Jezus Christus, waardoor wij zondaren de welverdiende straf kunnen ontgaan en wederom tot genade kunnen komen “Dankzij de komst van Christus is er verlossing voor al degenen die in Hem geloven.” Ten vierde wordt er door de scribent op gewezen dat wij allen op reis zijn en hier geen blijvende stad hebben. De weg van schepping-zondeval-verlossing-voleinding kunnen wij het Bijbelse perspectief noemen. Door dit Bijbelse perspectief moeten wij ons laten leiden. “Mensen moeten zich niet laten leiden door hun eigen gedachten en gevoelens, maar door Gods Woord.”
Bij de Schrift vandaan bewegen
Dit mensbeeld en deze Schriftvisie heeft gevolgen voor hoe christenen naar de werkelijkheid kijken. Het is een gebroken wereld waarin wij niet onze eigen diepste gevoelens moeten navolgen, maar waarin het juist draait om gehoorzaamheid aan de God van de Schrift en om zelfverloochening. “Het licht van Gods Woord moet schijnen over al onze gevoelens, wensen en verlangens.” De scribent erkent dat gevoelens van homoseksualiteit en genderdysforie zeer ingrijpend zijn. Maar hij ziet het als nog meer ingrijpend ‘als we de eer van mensen liever hebben dan de eer van God en daarom het principe van het christelijke leven maar aanpassen’. De auteur ziet dat het geduld van de moderne mens met deze Bijbelse visie op seksualiteit afneemt. Voor klassieke christenen is deze Bijbelse visie compleet verweven met de Bijbelse boodschap van God, mens, zonde en genade. “Hier is geen ruimte voor meebewegen.” Compromissen van moderne christenen leiden schipbreuk. “Het gaat er echter niet om dat onze gevoelens precies zo in de Bijbel staan, maar het is juist zo dat het Bijbelse perspectief ons laat zien wat onze gevoelens en verlangens waar zijn. Wie zich aan dat perspectief wil onttrekken, beweegt zich bij de Schrift vandaan.”
Ten slotte
De serie wordt afgesloten met een terugblik. De gevonden inzichten van het Studiesecretariaat Schriftgezag dienen nu te worden toegepast in de praktijk van het leven. Niet alleen toegepast op anderen, maar ‘het allermeest op onszelf’. Dan gelden de vragen: “Bent u overtuigd van de noodzaak van Gods Woord? Bent u bereid u te laten leiden door de Schriften, ook als het dwars tegen uw wensen en verlangens ingaat?” De Schrift dient onze leidraad te zijn, ook (of juist) als deze Schriftwoorden lijnrecht tegen onze gevoelens, gedachten en denkpatronen ingaan. Ons zelfverstaan moet daarmee ook dienstbaar zijn aan het Schriftverstaan. Wie dat niet doet zal de Schriftwoorden moeten afwijzen of verdraaien. Het zien van de juiste verbinding helpt ‘om moderne vragen te duiden en te bevragen’. Juist dan is een gesprek over moderne vragen mogelijk. We kunnen deze moderne vragen niet als belachelijk afdoen. Zelfverheffing is hier niet mogelijk. Immers, zowel moderne als klassieke christenen zijn zondaren voor God. “Wie zichzelf vertrouwt, heeft geen Bijbel als gids nodig. Hij vindt zelf de weg wel. Maar wie zichzelf niet vertrouwt en de weg naar het Vaderhuis niet vinden kan, die verlangt naar de leiding van Gods Woord.”16
Voetnoten
Kunnen we de letterlijke betekenis van veel bijbelverhalen negeren?
Sommige bijbellezers vinden bepaalde verhalen in de Bijbel maar vreemd; ze ‘kunnen er niets mee’. Zij zijn blij dat begaafde schrijvers en predikers vaak wel in staat zijn om uit zulke verhalen diepe, ‘geestelijke’ waarheden naar boven te halen. Beide dingen heb je waarschijnlijk zelf wel meegemaakt: de afkeer die sommigen hebben en de gaven die anderen lijken te bezitten. Betekent deze situatie dat we de letterlijke betekenis van veel bijbelverhalen kunnen negeren en ons alleen moeten richten op hun diepere betekenis? Nee, dat is een misverstand.
Iemand die de letterlijke uitleg van verhalen maar onbenullig vond en altijd de diepte in wilde, was de Joodse bijbeluitlegger Philo, die in dezelfde tijd als Jezus leefde, maar in Egypte. Philo schreef bijvoorbeeld over het bekende verhaal van de roeping van Abram in Genesis 12:1-3, dat het hier eigenlijk (!) gaat over Gods roeping aan de mens om het aardse leven te relativeren en een hoger leven te gaan leiden. Genesis vertelt hoe God aan Abram vraagt om zijn land, zijn familie en zijn vaderhuis te verlaten. Welnu, zegt Philo, ‘land’ staat voor het lichaam, ‘familie’ staat voor zintuiglijke waarneming en ‘vaderhuis’ voor spraak. Abram wordt dus opgeroepen om zijn ziel te reinigen van al het aardse, het materiële, en een onthecht, filosofisch leven te gaan leiden. Niet toevallig is dat ook het levensideaal van Philo zelf…
Philo’s vergeestelijking heeft, bewust of onbewust, veel navolgers gehad onder christelijke uitleggers en lezers. Ik denk dat er bij deze vergeestelijkende uitleg twee dingen misgaan. In de eerste plaats verliest men de historische feiten uit het oog. Dat kan niet goed zijn, want de Bijbel is het boek van Gods geschiedenis met
de mensen. God heeft gehandeld in de geschiedenis. Het gaat in de Bijbel om verslagen van wat werkelijk is gebeurd, om ‘de grote werken van God’ (Handelingen 2:11). We tasten de kern van het geloof aan wanneer we ontkennen dat God degene is die in het begin de wereld en de mensen maakte en daarna van tijd tot tijd ingrijpt in het wereldgebeuren, speciaal door zijn Zoon naar de aarde te sturen. In het geval van Abram gaf Hij een mens opdracht om samen met zijn familie naar een onbekend land te verhuizen; Hij gaf hem dat land en bovendien een groot aantal nakomelingen, met de bedoeling dat dit nieuwe volk tot zegen zouden zijn voor de wereld.
Deze feitelijkheid, deze historiciteit, betekent niet dat het verhaal geen diepere betekenis heeft, want die heeft het ook. Je kunt erover preken en zingen. Het laat ons het geloof van Abram en de zijnen zien, en het is een voorbeeld voor ons eigen geloof: vertrouwen wij God genoeg om Hem te gehoorzamen als Hij ons roept? En volgens Hebreeën 11:10 migreerde Abram ook omdat hij ‘de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is’ verwachtte.
Het verhaal over de roeping van Abram is dus geen plat verhaal, maar wat wij over de diepere betekenis ervan zeggen is wel gebaseerd op de historische feitelijkheid ervan: op een bepaalde dag sprak God tot een bepaalde persoon, die gehoorzaam reageerde door van plaats A naar B te verhuizen. Ditzelfde geldt ook voor de hele bijbelse geschiedenis.
Is het je ooit opgevallen dat de schrijver van Hebreeën de zaak toch enigszins vergeestelijkt? Hij voegt een element toe dat niet in Genesis 12 staat, namelijk dat Abram een hemelse toekomst verwachtte. Maar een belangrijk verschil met Philo is dat Hebreeën de feitelijkheid van Abrams landverhuizing niet ontkent of bagatelliseert. De geschiedenis heeft een diepere betekenis, maar blijft als geschiedenis overeind.
Natuurlijk zijn niet alle gebeurtenissen die in de Bijbel worden beschreven even belangrijk als de roeping van Abram. Zeker het Oude Testament bevat details die voor ons niet direct van belang lijken te zijn. Bedenk dat het gaat om de geschiedenis van God met het volk Israël. Wel is het zo dat, als je langer met de Bijbel leeft, steeds andere verhalen tot je gaan spreken. Een verhaal dat je nu niet veel zegt, kan later ineens heel sprekend voor je worden.
Het tweede dat misgaat bij een vergeestelijkende uitleg zoals die van Philo is dat de diepere betekenis die men in het verhaal ontdekt in feite van buiten de Bijbel wordt binnengehaald. In het geval van Philo gaat het om de gedachten van de Griekse filosoof Plato. Plato vond de geest van de mens veel belangrijker dan het lichaam, en het hemelse belangrijker dan het aardse; hij lijkt zelfs een afkeer van lichamelijke, materiële zaken te hebben. Zijn ideaal is een puur geestelijk leven. Christenen die door het denken van Plato zijn beïnvloed – en dat zijn er niet weinig – kunnen (bewust of onbewust) de volgende onbijbelse ideeën hebben:
- Zij maken een scherpe scheiding tussen ziel en lichaam; maar in de Bijbel is de mens in de eerste plaats een eenheid.
- Zij denken ten onrechte dat de ziel onsterfelijk is; deze gedachte vind je niet in de Bijbel. Volgens de Bijbel is het God die ons kan opwekken tot eeuwig leven, want wij hebben de eeuwigheid niet in onszelf.
- Zij zien de verlossing door Jezus vooral als een ontsnapping aan het aardse, in plaats van als leven in de overvloed in Gods koninkrijk. In extreme gevallen zien ze het lichaam als een soort kerker van de ziel.
- Kennis en inzicht worden overgewaardeerd in vergelijking met zonde en schuld, geloof en genade.
- Zij hechten weinig waarde aan de aarde als goede schepping van God en hebben daardoor de neiging om milieuproblemen en klimaatverandering te negeren of te relativeren.
- Zij zien het belang van Jezus’ aardse leven over het hoofd en benadrukken eenzijdig zijn dood aan het kruis. Zij vergeten dat Jezus’ leven ons tot voorbeeld is.
Maar vergeestelijkt het Nieuwe Testament het Oude Testament dan niet? Wat moet je denken van wat Paulus doet in 1 Korinthe 9:9? ‘Want in de wet van Mozes staat geschreven: U mag een dorsende os niet muilbanden. Bekommert God Zich alleen maar om de ossen?’ Paulus haalt hier Deuteronomium 25:4 aan en zegt in vers 10 dat deze regel ‘vooral voor ons’ werd gegeven. Let op het woord vooral. Paulus ontkent niet dat de os ook letterlijk recht had op voer als loon voor werken. Zijn redenering is: ‘Als een os al recht had op zijn beloning, dan toch zeker wij apostelen.’ De Bijbel in Gewone Taal geeft Paulus’ bedoeling mooi weer: ‘Die regel geldt niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen.’ De letterlijke betekenis blijft staan, ook al is de geestelijke betekenis nu belangrijker. Paulus’ omgang met Deuteronomium 25:4 is dus veel beter dan die van Philo, die over dit vers schrijft dat God zich helemaal niet interesseert voor dieren die geen verstand hebben, maar alleen voor redelijke, verstandige mensen.
Paulus leest het hele Oude Testament, zowel de verhalen als de wetgeving, door dezelfde bril: de Schrift is ten diepste gegeven aan ons, de gemeente van het nieuwe verbond, maar dit betekent niet dat zij geen betekenis had voor Israël. Voor ons betekent dit dat we niet te snel op zoek moeten gaan naar ‘diepere, geestelijke’ betekenissen van de Bijbel.
Dit is een boekfragment uit ’50 nieuwe Misverstanden over de Bijbel’. Het boek is uitgegeven door Uitgeverij Gideon en hier te bestellen. Dr. Pieter J. Lalleman sprak op het congres ‘Bijbel en Wetenschap 2023’ over de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Firmissime credam: de exegetische basis van de prediking in de Vroege Kerk – Dr. Benno Zuiddam geeft avondcollege over Schriftvisie Vroege Kerk
De thema’s Schriftgezag en Schriftbeschouwing zijn tot op de dag van vandaag belangrijke thema’s binnen de christelijke kerk. Dit was ook zo bij de Vroege Kerk. De visie op de Schrift is ook bepalend voor de wijze waarop een predikant preekt. Dr. Benno Zuiddam heeft hierover een avondcollege gegeven voor het Hersteld Hervormd Seminarie. De nieuwtestamenticus en classicus staat achtereenvolgens stil bij: (1) De Heere Jezus als voorbeeld, (2) De prediking van de Apostelen en het zelfgetuigenis van de Schrift, (3) Hoe de Vroege Kerk in de tijd na de Apostelen omgingen met de Bijbel, en (4) Dat de gevestigde Kerk in de tijd van Augustinus en Chrysostomos laat zien dat de Schriftvisie bepalend was voor de inhoud en de wijze van prediking.
Het college is hieronder te volgen. Dr. Zuiddam heeft op zijn website ook een begeleidende PowerPoint gemaakt. Deze PowerPoint is slechts voor persoonlijk gebruik.17