Home » Bijbelse geschiedenis » De betekenis van de Septuaginta voor de christelijke kerk

De betekenis van de Septuaginta voor de christelijke kerk

Aan studenten heb ik meer dan eens gevraagd welke Bijbelvertaling een unieke status heeft? Meer dan eens kreeg ik als antwoord de Statenvertaling. Ongetwijfeld heeft de Statenvertaling een bijzonder plaats onder de Bijbelvertalingen in Nederland. Geen enkele andere Nederlandse Bijbelvertaling kan en zal kunnen wedijveren met de Statenvertaling als het gaat om de doorwerking ervan. Toch is de Statenvertaling onder de Bijbelvertalingen niet uniek. Op de Dordtse synode van 1618-1619 was de klacht van Bogerman dat de Nederlandse Kerk van de Reformatie als enige nog geen Bijbelvertaling had die geheel vanuit de brontalen was vertaald.

Delen van Deuteronomium in de Chester Beatty Papyrus VII. Bron: Wikipedia.

Onder de Bijbelvertalingen is de Septuaginta, de Griekse Bijbelvertaling van het Oude Testament, uniek. Allereerst omdat het echt de allereerste vertaling van de Bijbel in een andere taal was. Sinds Alexander de Grote was Grieks de wereldtaal van de landen rondom de Middellandse zee geworden. Al had het Joodse volk van de Perzische koning Cyrus verlof gekregen terug te keren naar het land van hun vaderen, toch had lang niet iedereen van dat verlof gebruik gemaakt. In Babel bleven Joden achter.

Uit het boek Jeremia weten we dat na de val van Jeruzalem Joden naar Egypte zijn gevlucht. In Egypte ontstond een grote Joodse gemeenschap. Toen Alexander de Grote Alexandrië had laten bouwen, vestigden zich ook vele Joden in deze stad. In deze stad was Grieks de omgangstaal en zo ontstond er in Alexandrië een Griekstalige Joodse gemeenschap. In of nabij Alexandrië werden in de derde eeuw vóór Chr. de vijf boeken van Mozes in het Grieks vertaald. De eeuwen daarop volgden de andere boeken van het Oude Testament.

Het ontstaan van de Septuaginta

Hoe kwam men ertoe het Oude Testament in het Grieks te vertalen? Na de dood van Alexander de Grote werd Ptolemaeus I Sootèr, een van zijn veldheren, koning over Egypte. Hij was de grondlegger van de Ptolemeïsche dynastie. Volgens de in de tweede eeuw vóór Chr. geschreven Brief van Aristeas zou de Egyptische koning Ptolemaeus II Philadelphus een vertaling van de vijf boeken van Mozes in zijn groeiende bibliotheek willen hebben. Daartoe liet hij zeventig (of tweeënzeventig) Joodse geleerden vanuit Jeruzalem naar Alexandrië komen.

Op het eiland Pharos vertaalde elk van hen afzonderlijk in exact tweeënzeventig dagen de vijf boeken van Mozes. Bij vergelijking bleken alle exemplaren exact overeen te komen. Daarom kreeg de vertaling de naam Septuaginta (Grieks voor zeventig).

Het is duidelijk dat wij in de Brief van Aristeas met een legende hebben te maken. Zeker is dat in of rond Alexandrië het Oude Testament beginnend met de vijf boeken van Mozes in het Grieks is vertaald. Een vertaling die de naam Septuaginta kreeg en die vervolgens aangehouden werd toen ook de andere boeken van het Oude Testament in het Griek werden vertaald.

Het is niet onwaarschijnlijk dat het vertaalproces al begon onder de regering van Ptolemaeus I Sootèr en dat onder de regering van Ptolemaeus II Philadelphus de vertaling van de vijf boeken van Mozes werd voltooid. De vertalers waren Joden die zowel Hebreeuws als Grieks beheersten. Zowel externe als interne factoren hebben geleid tot de vertaling van het Oude Testament. Zowel de Ptolemeïsche overheid als de Joodse gemeenschap in Egypte had er belang bij dat de wetgeving waaraan de Joodse gemeenschap zich hield, in het Grieks beschikbaar was. De interne factor was dat een groeiend aantal Joden in Egypte het Hebreeuws niet meer beheerste. Met de Septuaginta behield of kreeg men de toegang tot de Schrift.

De Septuaginta. Verschillende vertaalstijlen en versies

Eigenlijk is de Septuaginta in meer dan één opzicht een conglomeraat van vertalingen. Vertalingen die in de loop van meerdere eeuwen ontstonden en vervolgens ook nog weer werden gereviseerd. Daarom kun je feitelijk niet van de Septuaginta spreken maar moet je telkens de vraag stellen om welke versie het gaat.

De vertalers van de vijf boeken van Mozes hebben de Hebreeuwse tekst die zij voor zich hadden vrij letterlijk vertaald. Deze vertaling was voor de vertalers van de andere boeken van het Oude Testament een model. We zien dat de stijl van de vertalers van de vijf boeken van Mozes door meerdere vertalers van andere Bijbelboeken is gevolgd. Toch kan dat niet van de vertaling van alle andere boeken van het Oude Testament worden gezegd.

We zien naast navolging van de vertaalstijl van de vijf boeken van Mozes ook een meer parafraserende wijze van vertalen. Heel duidelijke voorbeelden daarvan zijn 1 en 2 Kronieken, Job, Spreuken en Jesaja. Vervolgens ontstond er nog een derde vertaaltraditie. Nog meer dan bij de vertalers van de Pentateuch het geval was, zien we de wens nauw aan te sluiten bij de Hebreeuwse tekst.

Het begin van deze vertaaltraditie wordt gevormd door de zogenaamde kaigè-beweging in de eerste eeuw vóór Chr. Bestaande vertalingen werden herzien opdat de vertaling nauwer zou aansluiten bij de Hebreeuwse brontekst. De naam kaigè is ontleend aan de Griekse woorden kai (en) en (inderdaad). In deze revisie wordt het Hebreeuwse wĕgam veelvuldig met de genoemde Griekse woorden vertaald.

Latere Joodse recensies van de Septuaginta – en dan denk ik aan de vertaling van Aquila, Symmachus en Theodotion sluiten aan bij de traditie van de kaigè-beweging. Bij deze recensies moeten we verdisconteren dat men zich zo veel mogelijk wilde distantiëren van vertalingen die handvatten boden voor een christelijk lezen van het Oude Testament. Een voorbeeld daarvan vinden we in Psalm 110:4. Symmachus en Theodotion vertalen het woord Melchizedek niet als eigennaam, maar als ‘rechtvaardige koning’. Grammaticaal is deze vertaling niet onmogelijk maar wel zeer onwaarschijnlijk. De wens letterlijk te vertalen leidt dus zeker niet in alle gevallen tot een nauwkeurigere vertaling.

Het gebruik van de Septuaginta

De taal van de Septuaginta is het koinè-Grieks. Dat is de vorm van Grieks die volgt op het klassieke Grieks. In het Griekssprekende deel van het Romeinse rijk werd het Oude Testament in de vorm van de Septuaginta gelezen samen met het Griekse Nieuwe Testament. Zij kwamen samen in dezelfde codices voor. In de Grieks-orthodoxe kerk volgt men in de liturgie de Septuaginta samen met het Nieuwe Testament in het koinè-Grieks.

Voor de gewone kerkganger die Nieuw-Grieks spreekt is deze vorm van Grieks niet te volgen. Evenmin als een eenentwintigste-eeuwse Nederlander teksten in Middeleeuws Nederlands kan volgen. Problemen met de verstaanbaarheid van de Septuaginta en het Nieuwe Testament in koinè-Grieks werden vanaf rond 1000 na Cr. steeds meer voelbaar. Het Byzantijnse Grieks dat als taalfase het koinè-Grieks opvolgt, kwam steeds verder af te staan van de aan haar voorafgaande taalvorm.

Pas in de zestiende eeuw werd overigens voor het eerst het boek van de Psalmen in het Nieuw-Grieks vertaald. Vanwege de bijzondere status van de Septuaginta als van het Nieuwe Testament waarvan koinè-Grieks de brontaal was, lag het vertalen in een nieuwere vorm van Grieks zeer gevoelig. Vandaar dat het eeuwen duurde voordat men hiermee een begin maakte. Niet toevallig is dat de zeventiende-eeuwse patriarch Cyrillus Lucaris het initiatief nam het Nieuwe Testament in Nieuw-Grieks te laten vertalen. Deze patriarch stond open voor de Reformatie en deelde het beginsel van de Reformatie dat er voor het gewone volk een uitgave van de Bijbel moest zijn in hun eigen taalvorm.

Van belang is te weten dat de oude Latijnse vertaling – de vorm waarin onder andere Augustinus de Bijbel las – op de Septuaginta en niet op de Hebreeuwse brontekst is gebaseerd. Augustinus meende trouwens dat de Septuaginta als vertaling geïnspireerd was en hierin stond hij in de Vroege Kerk bepaald niet alleen. De kerkvader Hiëronymus zei dat wij terug moeten grijpen op wat hij de Hebraïca veritas (Hebreeuwse waarheid) noemde. Om die reden vervaardigde hij een nieuwe Bijbelvertaling in het Latijn. Deze Bijbelvertaling is bekend geworden als de Vulgata. In de loop van de eeuwen zijn overigens ook van deze vertaling meerdere e revisies verschenen.

Welke Hebreeuwse tekst had men voor zich? Hoe heeft men de tekst gevocaliseerd?

Ik wees erop dat zeker bepaalde boeken van het Oude Testament in de Septuaginta vrij en parafraserend zijn vertaald. Daarnaast is het duidelijk dat de vertalers van de Septuaginta, Hebreeuwse handschriften hebben gebruikt die niet altijd overeenkwamen met de proto-Masoretische tekst. Dan gaat het om de Hebreeuwse tekstvorm die vanaf het einde van de vijfde eeuw door de zogenaamde Masoreten van vocaaltekens en accenttekens is voorzien.

Dat er Hebreeuwse handschriften waren met een teksttype dat niet helemaal overeenkomt met de Masoretische tekst bleek onomstotelijk na de vondst van de zogenaamde Dode-Zeerollen in 1947. Onder de daar gevonden Bijbelhandschriften waren er die dichter bij de Septuaginta stonden dan bij de Masoretische tekst.

Het is een goed basisbeginsel om prioriteit te verlenen aan de Masoretische tekst. Het is zeer wel mogelijk dat het Oude Testament in deze tekstvorm in de tempel te Jeruzalem werd bewaard en overgeschreven. Dat neemt niet weg dat soms de voorkeur moet worden gegeven aan de Hebreeuwse tekstvorm achter de Septuaginta.

Samen met vertalers van andere Bijlvertalingen volgden de Statenvertalers onder andere de Septuaginta in Psalm 22:17. Volgens de Septuaginta moeten wij daar ‘zij hebben doorgraven’ lezen, maar volgens de Masoretische tekst ‘als een leeuw’. De Septuaginta heeft een waw gelezen waar de Masoretische tekst een jod heeft. Dan gaat het om twee Hebreeuwse letters die heel veel op elkaar lijken. In samenhang met het verschil tussen de ene medeklinker (consonant) vooronderstelt de Septuaginta een ander vocalisatie (klinkertekens) dan de Masoretische tekst. In Qumran is een handschrift met de Psalmen gevonden dat in het bewuste geval inderdaad een jod heeft.

Wie de Septuaginta met de Masoretische tekst vergelijkt, bemerkt dat de Septuaginta soms een slotconsonant van het ene Hebreeuwse woord bij het volgende woord heeft gerekend of een eerste consonant van het volgende woord als slotconsonant van een voorafgaand woord heeft gelezen. Dat laatste zien we in Jer. 23:33. Volgens de Masoretische tekst moeten we een zinsdeel met ‘Wat last? vertalen, maar volgen we de Septuaginta dan moeten we datzelfde zinsdeel vertalen met: ‘’U bent de last/jullie zijn de last!’. Dan slaat dit zinsdeel op het volk, de profeten en de priesters die de HEERE hebben verlaten. Gezien de context lijkt de zienswijze van de Septuaginta juist te zijn. De Clementijnse Vulgata, een van de edities van de Vulgata, volgt hier de Septuaginta. Dan doen ook de meeste nieuwere vertalingen.

Als we in Jer. 15:14 bij het eerste woord met de Septuaginta geen rēsj maar een dalèth lezen, moeten we niet ‘overbrengen’ of ‘overvoeren’ vertalen, maar ‘Ik zal tot knecht maken’. Ook hier pleit er veel voor aan de lezing van de Septuaginta de voorkeur te geven.

Een voorbeeld van een andere vocalisatie terwijl men dezelfde consonanten leest als de Masoretische tekst vinden we in Psalm 110:3. Het woord dat wij in onze vertalingen met ‘uw jeugd’ tegenkomen, is in de Septuaginta opgevat als ‘heb Ik verwekt/gegenereerd’. Het woord dat met ‘dauw’ is vertaald, kwam kennelijk in het Hebreeuwse handschrift dat de vertalers van de Septuaginta gebruikten niet voor. Zij lazen daarom van de messiaanse koning ‘voor de dageraad heb Ik u verwekt/gegenereerd’.

In de Septuaginta sluit Psalm 110 dan ook nauwer aan bij Psalm 2 met de zinsnede ‘heden heb Ik u gegenereerd/verwekt’ dan in de Masoretische tekst het geval is. Wanneer de kerkvaders voor de eeuwige generatie van de Zoon ook kunnen verwijzen naar Psalm 110, kunnen we dit alleen vanuit hun gebruik van de Septuaginta begrijpen.

De Masoreten hebben niet alleen vocaaltekens aan de consonantentekst toegevoegd, maar ook accenttekens. Deze tekens geven niet alleen aan hoe een vers moet worden verdeeld, maar ook op welke wijze het moet worden voorgedragen. Het zijn ook tekens voor de melodie van de voordracht. Hoewel wij weten dat de accenttekens ook deze bedoeling hadden, kunnen wij alleen hun functies in het verdelen van een vers achterhalen.

De Masoreten hebben bij Psalm 45:7 de accenttekens zo geplaatst dat duidelijk is dat zij ‘Uw goddelijke troon’ willen lezen. Grammaticaal is dat minder waarschijnlijk. Terecht volgt hier onder andere de Statenvertaling de Septuaginta door te vertalen ‘Uw troon, o God’. In Jes. 40:3 is er geen reden om van de Masoretische accenttekens af te wijken. De accenttekens geven aan dat zij ‘in de woestijn’ bij het vervolg willen nemen.

Als wij de accenttekens van de Masoreten aanhouden, moeten wij vertalen: ‘Een stem van de roepende: Bereidt in de woestijn: de weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God.’ De Septuaginta biedt de mogelijkheid zoals bij aanhaling van Jes. 40:3 door Johannes de Doper gebeurt, ‘in woestijn’ met ‘de stem van de roepende’ te verbinden. (Vgl. Mat. 3:3).

Ik wijs er nog op dat het boek Richteren binnen de Septuaginta in twee versies is bewaard. Het boek Daniël had in de Septuaginta aanvankelijk een iets andere volgorde. De hoofdstukken 7-8 stonden daar tussen het vierde en vijfde hoofdstuk. Deze volgorde is strikt chronologisch. Bij het boek Jeremia staan niet alleen de profetieën tegen de volkeren op een andere plaats, maar is de tekst ook aanmerkelijk korter dan de Masoretische tekst. Het is wel zeker dat de Griekse vertalers een eerdere versie van het boek Jeremia hebben gevolgd, die later door de profeet of zijn leerlingen op basis van profetieën van hun leermeester is uitgebreid.

Niet zonder betekenis is ook erop te wijzen dat de Septuaginta, in de geslachtsregisters van het boek Genesis veelal hogere leeftijden geeft, dan de Masoretische tekst. Wie de leeftijden van Adam tot Abraham bij elkaar optelt, constateert een verschil van 1386 jaar. Dit moet men weten, als men bij de kerkvaders leest dat de aarde ongeveer 6000 jaar bestaat.

Hoe zijn woorden die slechts eenmaal of een enkele maal voorkomen begrepen en hoe zijn woorden vertaald?

In de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament komen een aantal woorden slechts eenmaal of slechts enkele keren voor. We hoeven dan de Septuaginta niet klakkeloos te volgen, maar het is goed eerst aan te zien wat de opvatting van de makers van deze vertaling was. In Gen. 41:43 vinden we het woord abrēch. De Septuaginta heeft dat als ‘gezant’ opgevat. De Statenvertalers zijn hier de Septuaginta niet gevolgd en vertalen met ‘knielt’.

Zowel in Ez. 13:11als 38:22 komt het woord èlgāwisj. In het eerste geval vertaalt de Septuaginta met ‘werpsteen’ en in het tweede geval met ‘hagel’. De Statenvertalers hebben in Ezechiël 1 en 8 het woord hasmal onvertaald gelaten. De Septuaginta vertaalt met eletron en denk aan een legering van zilver en goud. Je vindt die in meerdere vertalingen terug.

In Jes. 54:8 vinden we het woord sjètsèf. De Septuaginta dacht hier aan ‘klein’. Onder de Statenvertaling en King James Version volgen hier de Septuaginta. Waarschijnlijker is echter dat het om een ongebruikelijke variant van sjètèf gaat en dan moeten we niet ‘kleine toorn’ maar ‘vloed van toorn’ vertalen.

In elke vertaling verdwijnen verbanden en verschijnen verbanden. Dat zien we ook in de Septuaginta. Eenzelfde Hebreeuwse woord wordt met meerdere Griekse woorden vertaald en meerdere Hebreeuwse woorden worden met eenzelfde Grieks woord vertaald. Zo wordt het Hebreeuwse woord tsĕdāqāh meestal met diakosunè (gerechtigheid) vertaald maar soms met eleèmosunè (daad van barmhartigheid). Met name in het boek Jesaja is doxa niet alleen de vertaling van kāwôd maar ook van andere Hebreeuwse woorden. Datzelfde geldt voor het ermee corresponderende werkwoord doxāzō in relatie tot de stam kāwēd.

Waar we in de Statenvertaling in aansluiting bij de Hebreeuwse tekst ‘verheven’ vinden, staat in de Septuaginta ‘verheerlijkt’. De knecht des HEEREN wordt verhoogd en verheerlijkt. Diezelfde combinatie van ‘verhoogd worden’ en ‘verheerlijken/verheerlijkt worden’ vinden we in het evangelie nar Johannes. Wie het evangelie naar Johannes niet met de Hebreeuwse tekst maar met de Septuaginta verbindt ziet via de woorden doxa en doxāzō meer verbanden. Nog nadrukkelijker dan vanuit de Hebreeuwse tekst het geval is kan vanuit de Septuaginta erop gewezen worden dat Jezus als de knecht des HEEREN Zijn heerlijkheid openbaart.

Het karakter van de Septuaginta

In vergelijking met de Hebreeuwse tekst bevat de Septuaginta minder antropomorfismen. Hoogstwaarschijnlijk wilden zij zo de verhevenheid van God en het onderscheid tussen hem en Zijn schepselen onderstrepen. Hier en daar is de Septuaginta ook niet alleen explicieter maar hoger messiaans dan de Hebreeuwse tekst. Ik wees voor het laatste al op Psalm. 110:3. Daar gaat de Septuaginta uit van de pre-existentie van de messiaanse koning. Dat geldt ook voor Psalm 72:17. Daar lezen we in de Septuaginta: Moge Zijn Naam vóór de zon bestaan/voortduren.’

Heel nadrukkelijk leest de Septuaginta Gen. 3:15 messiaans. Het Hebreeuws kent geen onzijdig en mannelijke woord zèra‘ en dat wordt met het Griekse onzijdige woord sperma weergegeven. Desondanks vertaalde de Septuaginta niet met ‘Het zal u de kop vermorzelen’ maar met ‘Hij zal u de kop vermorzelen.’

Welbewust vertaalt de Septuaginta ook universaliserend. Daarmee bedoel ik dat het heil voor de volkeren meer nog dan in de Hebreeuwse tekst in beeld komt. Ik geef slecht één voorbeeld van de vele die mogelijk zijn. In Psalm 24:6 lezen we in de Septuaginta niet ‘die Uw aangezicht zoeken, dat is Jacob’ maar ‘die het aangezicht van de God van Jacob zoeken’. En kennelijk gaat het dan niet slechts om het zaad van Jacob maar om alle volkeren.

Wie de Masoretische tekst als geheel overziet en vergelijkt met de Septuaginta, moet constateren dat de Septuaginta geen andere boodschap bevat dan de Masoretische tekst, maar dat zij door haar parafraserend karakter bepaalde noties van heil voor de volkeren en van het messiaanse karakter van de oude bedeling onderstreept.

In het Nieuwe Testament wordt het Oude Testament veelal in de vorm van de Septuaginta geciteerd

In het Nieuwe Testament komt ongeveer tachtig procent van de citaten van het Oude Testament overeen met de Septuaginta. In de meeste gevallen gaan bij deze citaten de Septuaginta en de Masoretische tekst samen op. Maar we vinden in het Nieuwe Testament ook voorbeelden waar de Septuaginta wordt gevolgd terwijl deze dan duidelijk afwijkt van Hebreeuwse tekst. Dat geldt bijvoorbeeld voor Rom. 11:26 waar Paulus Jes. 59:20 citeert.. Terwijl we in de Hebreeuwse tekst lezen dat de Verlosser tot Sion komt, schrijft Paulus dat de Verlosser uit Sion komt. Hij mengt hier Jes. 59:20 met Psalm 14:7.

Zulke mengcitaten komen we in het Nieuwe Testament meer tegen. Terwijl in de Hebreeuwse tekst van Jes. 59:20 wordt geschreven over hen die zich bekeren van de overtreding in Jacob, leest Paulus met de Septuaginta dat de Verlosser de goddeloosheid afwendt van Jacob. De Septuaginta leest hier iets andere consonanten. Overigens vinden we in de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament deze notie in Jeremia 31 en Ezechiël 36. Het is de HEERE Zelf Die bekering bewerkt. Door de lezing van de Septuagint van Jes. 59:20 kan Paulus deze notie ook verbinden met het werk van de Heere Jezus Christus als Verlosser.

In Hand 15:17 volgt Jacobus, de broer van de Heere Jezus Christus, in zijn toespraak op het zogenaamde apostelconvent Amos 9:12. In de Masoretische tekst wordt gezegd dat Israël het overblijfsel van Edom zal bezitten. In de Septuaginta lezen we dat het overblijfsel van de mensen/de overgebleven mensen zullen zoeken en dan gaat het kennelijk om het zoeken van de HEERE. Op deze wijze sluit het eerste deel van Amos 9:12 nauwer aan bij het tweede deel. Daar wordt zowel in de Hebreeuwse tekst als in de Septuaginta gesproken over de volkeren die naar de naam van de HEERE zijn genoemd.
We hebben hier een voorbeeld waarbij we er zeker van kunnen zijn dat de vertalers niet een andere Hebreeuwse tekst voor zich hadden maar de tekst welbewust parafraserend hebben weergegeven. Door Edom anders te vocaliseren konden zij ‘mensen’ of ‘mensheid’ lezen. Een bekende regel bij parafraserend vertalen was een van de drie Hebreeuwse stam-consonanten anders te lezen. In dit geval veranderde men de jod in een dālèth. Zo kon men met ‘zoeken’ in plaats van ‘beërven’ vertalen. Door het woordje dat aangaf dat het overblijfsel van Edom voorwerp was weg te laten, kon men de overgebleven mensen als onderwerp lezen.

Belang grondige bestudering Septuaginta

Om meer dan een reden is het van belang dat er grondig kennis genomen wordt van de Septuaginta en dat niet alleen bij de bestudering van het Oude Testament maar ook bij die van het Nieuwe Testament. Aandacht voor de Septuaginta blijft nog al eens onderbelicht. Omdat de Septuaginta niet alleen de oudste vertaling is van het Oude Testament maar ook de vertaling die meestal in het Nieuwe Testament wordt gevolgd, mogen we haar een unieke vertaling noemen.

Moet uit het feit dat het Nieuwe testament meestal de Septuaginta volgt, worden geconcludeerd dat deze vertaling dan ook als geïnspireerd kan worden gezien? Deze conclusie zou ik niet willen trekken. Dan doen we namelijk geen recht aan het feit dat Hebreeuws – en voor een klein deel Aramees – de brontaal van het Oude Testament is. Wel mogen in de totstandkoming van de Septuaginta – ook daar waar hij een parafraserend karakter draagt – Gods leiding zien.
De Reformatoren hebben zich nog niet heel uitdrukkelijk bezonnen op het karakter van de Septuaginta. Een latere generatie lutherse en gereformeerde theologen werd door polemiek van de zijde van rooms-katholieke theologen daar wel toe genoodzaakt. Hoe kan de Reformatie claimen dat de Bijbel alleen in de brontalen in rechtstreekse zin geïnspireerd was, als in het Nieuwe Testament veelal het Oude Testament in de vorm van de Septuaginta werd geciteerd?

Het antwoord dat men gaf, was dat de citaten van de Septuaginta die in het Nieuwe Testament voorkomen in deze context als geïnspireerd moeten worden gezien, maar dat dit geen argument is om bij de bestudering van het Oude Testament de Septuaginta als laatste norm te zien. Uiteindelijk blijft de Hebreeuwse tekst norm waarbij in een aantal gevallen de Septuaginta ons kan helpen de juist Hebreeuwse tekstvorm vast te stellen.

Wie de bestudering van de Septuaginta betrekt in het onderzoek van de Schrift., kan nog meer getroffen worden door de rijkdom en diepgang van Gods openbaring. Dan komen we uit bij de woorden van de psalmist: ‘In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien, maar Uw gebod/onderwijs is zeer wijd.’ (Psalm 119:96).

In het volgende artikel (komende week) gaat het artikel van dr. De Vries over verschillende boeken die handelen over de Septuaginta.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van dr. P. de Vries. Het originele artikel is hier te vinden.