Home » Biologie » Altenoweb bespreekt artikelen over Rode Panda (Ailurus fulgens) van dr. Mátyás Cserháti

Altenoweb bespreekt artikelen over Rode Panda (Ailurus fulgens) van dr. Mátyás Cserháti

Onlangs publiceerde de van oorsprong Hongaarse wetenschapper dr. Mátyás Cserhati twee papers over de biosystematische indeling van de rode panda (Ailurus fulgens).1 Er ontspint zich een kleine discussie rond deze voorgestelde indeling. Evolutiebioloog dr. Gerdien de Jong reageerde via Panda’s Thumb op het artikel.2 Via onze website schreef dr. Mátyás Cserháti een weerwoord.3 Vandaag verscheen er op Altenoweb een reactie en weegging van de discussie door van een bioloog die schrijft onder de pseudoniem Alteno.4

De website Altenoweb wordt door mij gewaardeerd om de genuanceerde kijk op vooral biologische zaken en de uitgesproken voorkeur voor Intelligent Design. De auteur schiet niet direct in een dogmatisch-wetenschappelijke kramp, maar wil de zaken genuanceerd (voorzover dat gaat, natuurlijk) belichten. Daardoor is hij kritisch op de evolutietheorie, maar ook op stromingen die daar lijnrecht tegenover staan. Deze genuanceerd-kritische blik geldt ook voor de beoordeling van papers van dr. Cserháti.

Geen sluitend verhaal

Alteno beoordeelt in de eerste alinea of het gaat om een sluitend verhaal. Het valt Alteno op dat er geen hond (Canidae) meedoet in de clustering en dat de groep van de stinkdieren (Mephitidae) slechts vertegenwoordigd zijn door één soort. Alteno ziet de clustering als resultaat van een wiskundige bewerking, waarbij de onderzoeker de parameters kiest en moet beoordelen hoe reëel de cluster is. “Laat je het model kritischer onderscheiden, dan vind je meer clusters, laat je het model minder kritisch onderscheiden, dan vind je minder clusters.” De vraag is ‘welke verschillen weeg je hoe zwaar’. Dr. Cserháti heeft zich wel verantwoord hiervoor, ‘maar er moet ook een verantwoording zijn dat dit in dit geval adequaat is’.

Ontsporing

Volgens de bovengenoemde dr. De Jong ontspoort het artikel. “Volgens haar kan je uit de resultaten wel een grote mate van verwantschap afleiden, maar je kan nog niet uitsluiten dat deze verwantschap toch uit twee monofyletische zustergroepen bestaat.Alteno vraagt zich af of dr. Cserháti ‘hier eigenwijs is ten opzichte van de statistiek’. Hij vindt ook het gebruik van het woord ‘significant’ vreemd en pleit voor het woord ‘groot’. Alteno: “Hoewel de Rode panda met zijn waarde erg laag zit, valt hij nog binnen de spreiding van het cluster, het verschil is niet te groot.” En: “Hoewel de Rode panda binnen het cluster erg aan de buitenkant ligt, vinden we dat gegeven – op zichzelf – niet doorslaggevend om een soort dan maar buiten het cluster te laten.” Daarom blijft de vraag van Alteno of ‘de clusters biologische realiteit weergeven’.

Mitochondriaal DNA

Alteno bestudeert nu het tweede punt van dr. De Jong over het mitochondriaal DNA van 52 (onder)soorten. Volgens Alteno laten de drie verschillende stambomen zien dat ‘de keuze van de methode de resultaten bepaalt’. Je moet daarom de ins en outs van de methodes goed kennen, dan kun je ‘een soort of een cluster vanuit verschillende perspectieven bekijken en kom je tot meer inzicht’. Het komt Alteno nu over als een rommeltje en het geeft hem het beeld ‘dat we nog behoorlijk in het duister tasten’. Dr. Cserháti is in zijn paper voorzichtig, maar Alteno zou hij een conclusie met possibly nooit trekken. Met dr. De Jong stelt Alteno de vraag ‘of dit wel (op deze manier) gepubliceerd had moeten worden’.

Reactie op antwoord van Cserháti

In het laatste stuk gaat Alteno nog in op het antwoord van dr. Cserháti aan dr. De Jong. Alteno mist in de beantwoording een reflectie op de software, bijvoorbeeld van de MEGA-X-software. “Het kan zijn dat de software alleen goede resultaten oplevert als een outgroup wordt ingevoerd. Wat de outgroup mijns inziens in elk geval bewerkt, is dat er voor de totale onderzochte groep een beperkte set gemeenschappelijke kenmerken wordt gecreëerd, die niet alleen evolutionair betekenis heeft, maar ook van belang is om verschillen en overeenkomsten binnen de groep tegen elkaar af te wegen.” Drs. Klink5 en dr. De Jong hadden ook commentaar op het ontbreken van een ‘outgroup’. Ik denk een terecht punt dat voorgelegd moet wordt aan dr. Cserháti. Alteno gaat nog verder over de ‘outgroup’: “Als je geen outgroup hebt, dan zal je op een andere manier die set moeten creëren, om te kunnen bepalen hoe de afzonderlijke soorten vanaf de gemeenschappelijke set divergeren. De vraag is dus mijns inziens in elk geval wat de software doet als er geen outgroup wordt ingevoerd.” Dat is te zien in de paper van dr. Cserháti. Mijn vraag zou zijn: wat doet de software als er wél een outgroup wordt ingevoerd. Alteno geeft aan dat de hele kwestie rond de rode panda er één is met ‘veel open eindjes’. Daar zal dr. Cserháti het ongetwijfeld mee eens zijn, hij roept immers in zijn CRSQ-paper op om mee te denken met de indeling van de rode panda. Dat dr. De Jong en Alteno hierin proberen mee te denken zie ik als winst.6

Voetnoten

  1. https://oorsprong.info/wetenschapper-lost-creationistisch-biosystematisch-raadsel-van-de-rode-panda-ailurus-fulgens-op/.
  2. https://pandasthumb.org/archives/2022/12/a-tale-of-two-papers.html.
  3. https://oorsprong.info/evolutionists-on-pandas-thumb-attack-well-respected-science-journal/.
  4. https://alteno.wordpress.com/2022/12/22/matyas-cserhati-de-rode-panda/.
  5. Hij heeft commentaar via Twitter. Daarin meent hij abusievelijk dat ik niet zou weten wat een ‘outgroup’ is. Dit is niet correct, mijn punt via Twitter was dat hij zijn kritiek aan dr. Cserháti moet voorleggen en met hem zelf moet bespreken. Zie reactie drs. Klink: https://twitter.com/KlinkBart/status/1603095226112933891.
  6. Al vind ik de tone-of-voice en omgangsvorm van Alteno véél beter dan die van dr. De Jong: https://oorsprong.info/de-lichte-steekjes-van-dr-gerdien-de-jong-op-pandas-thumb-artikel-op-oorsprong-en-onderliggende-bronnen-bekritiseerd/.