Home » Gastbijdrage » Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift – Bespreking naar aanleiding van ‘Geestspraak’

Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift – Bespreking naar aanleiding van ‘Geestspraak’

Hoe kan het toch dat in het boek van dr. Van den Belt bij de erkenning dat de Bijbel de onfeilbare regel is voor geloof en leven ruimte ontstaat voor opvattingen die met deze belijdenis op gespannen voet staan? Als uitgesproken is dat wie de Schrift als onfeilbare regel beschouwt zich niet vergist als hij daarop vertrouwt, is dat een vraag die zich aan de lezer opdringt.

Dr. Van den Belt zoekt in hoofdstuk 8 naar de verbinding tussen Gods mond en Gods hand. Het gaat hem om de vraag naar de verhouding van Gods specifieke openbaring in Christus en in de Schriften die van Hem getuigen tot Gods universele openbaring in schepping en geschiedenis. Hij kiest zijn uitgangspunt in wat verwoord wordt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 2. God openbaart Zich in het boek van de schepping, onderhouding en regering van de hele wereld. De letters van dat boek kunnen we echter niet goed lezen zonder de bril van de Schrift.

Van den Belt interpreteert deze belijdenis op een manier die meteen al vragen oproept. Hij spreekt van een ‘enerzijds-anderzijds’. ‘Enerzijds versta je de schepping en de geschiedenis vanuit het Woord, als bril waardoor je de wereld beschouwt. Anderzijds mag je ook zoeken naar de betekenis van dat wat je in de wereld ziet voor het verstaan van de Bijbel’ (295-6). De vraag is of we dat zo kunnen stellen.

Maar geeft dit theologisch ook niet te veel gewicht aan algemene kennis? Er is sprake van minstens twee beperkingen. De focus van artikel 2 ligt niet op algemene kennis van de werkelijkheid. Het gaat om het dienen van de ene, ware God. Niet om kennis van de door God geschapen werkelijkheid op zich.

De tweede beperking is de ontoereikendheid van deze kennis vanwege de blindheid van de mens door de zonde om God te kennen. Ze dient om de mens alle onschuld te benemen als hij andere goden dient. Niettemin fundeert Van den Belt hierop zijn betoog over de betekenis van algemene kennis voor de uitleg van de Schrift. Hij heeft zelf al geconstateerd dat er op dit punt een verschil is met de scribenten van “Het onfeilbare Woord” (2020): ‘De studie staat ook kritischer dan ikzelf tegenover het honoreren van de universele openbaring in de schepping en de geschiedenis om de bijzondere openbaring in de Bijbel te leren verstaan‘ (blz. 21).

Invloed op de uitleg

Gelukkig wil Van den Belt zich wachten voor een al te groot optimisme over onze kennis van de schepping. Vanwege de doorwerking van de zonde is ons kennen ten dele. Dat maakt hem extra voorzichtig Gods hand en mond op elkaar te betrekken. Voor Van den Belt is wetenschappelijke vooruitgang ook niet hetzelfde als vooruitgang in universele openbaring. Hij wil zeker de resultaten van de wetenschap niet de status geven van ‘openbaring’. Hij weet ook van grenzen voor het gebruik van deze kennis bij de verklaring van de Schrift. De Schrift zelf is helder en afdoende.

Dat betekent echter niet dat onze algemene kennis geen licht kan werpen op de betekenis van de Bijbel. Van den Belt wijst daarbij op het onderzoek van de antieke culturen, archeologische opgravingen en natuurwetenschappelijke inzichten. Hij wil niet zeggen dat we meer weten dan Jezus en Paulus, maar wel dat wij andere dingen weten dan Jezus en Paulus. We kunnen sommige dingen ook beter begrijpen dan de reformatoren. Een probleem ontstaat pas als nieuwe inzichten in strijd zijn of lijken te zijn met de wijze waarop de Bijbel altijd is uitgelegd.

Potentiële spanning

Uit een aantal voorbeelden in dit hoofdstuk blijkt dat Van den Belt een keuze maakt die ingegeven wordt door zijn inzet van algemene kennis bij de uitleg van de Schrift. Hij noemt de potentiële spanning van Genesis 1 met de wetenschappelijke visie op de oergeschiedenis van de wereld en de mensheid. Nieuwe inzichten op dat gebied wijzen voor hem unaniem en overtuigend in de richting van een planeet en kosmos die veel ouder zijn dan de tienduizend jaren van het jonge-aarde-creationisme.

Hij voelt ook spanning tussen de aanname van een cyclus van leven en dood in de dierenwereld voor de zondeval en de Bijbelse visie op de schepping in een harmonieuze staat van rechtheid waarin de hele wereld een paradijs was zonder lijden en dood. Al geeft hij aan niet te weten hoe dat precies te rijmen is met de uitleg van Genesis, voor hem is het theologisch toch niet problematisch voor deze aanname te kiezen. Hij handhaaft dat de dood voor de mens een gevolg is van de zonde. Maar de dood van een plant of een dier is volgens hem principieel iets anders dan de dood van een mens. Verder constateert hij spanning tussen de feitelijke historische gebeurtenissen en de Bijbelse geschiedschrijving. ‘De geschiedschrijving is gebaseerd op historie, maar soms wordt de geschiedenis profetisch gebruikt en niet objectief beschreven. Daarom zijn niet alle historische details van hetzelfde gewicht‘. De kruisiging en opstanding van Christus zijn niet in het geding. Maar merkt hij op: ‘Voor de opstanding van Christus is het aantal engelen in het graf niet van belang. Voor de trouw van God van generatie op generatie hoeven de geslachtsregisters niet te kloppen‘ (318/9).

Tegelijk houdt hij vol dat het uitgangspunt steeds in de tekst zelf moet liggen. ‘We mogen ervan uitgaan dat wat zich als historisch aandient het ook is‘ (blz. 322). Hij wil die vraag echter niet te snel beantwoorden, maar steeds het genre van de tekst meenemen in de overwegingen. Hoe hij hier op het scherpst van de snede moet balanceren, blijkt uit zijn uitspraak over Genesis 1-11: ‘De eerste hoofdstukken van de Bijbel dienen zich aan als een historische beschrijving van de oergeschiedenis en zij staan in een Bijbelboek met een historisch karakter. Toch is er verschil tussen de concrete verhalen over de aartsvaders en sommige delen van de beschrijving van de oergeschiedenis in Genesis 1-11‘ (blz. 327).

Hier wringt het in deze studie. Op dit punt ontstaat spanning tussen de belijdenis van de Schrift als onfeilbare regel en de inzet van algemene kennis bij de uitleg van de Bijbel. Bij alle waardering voor deze doorwrochte studie daarom toch een kritische vraag: Hoe is dit te rijmen met de gereformeerde belijdenis over het Schriftgezag? Hier wordt toch onmiskenbaar de deur opengezet voor een ander Schriftverstaan?

Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit De Saambinder. De originele bronvermelding luidt: Mourik, J. van, Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift, De Saambinder 103 (8): 4-5.

DRIEDELIGE BESPREKING VAN 'GEESTSPRAAK'
In drie delen bespreekt drs. J. van Mourik het boek ‘Geestspraak‘ van prof. dr. H. van den Belt. Hieronder een overzicht van de drie delen.

  1. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (1) Regels voor het Bijbellezen.
  2. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (2) Inspiratie, gezag en betrouwbaarheid.
  3. Hoe kunnen we de Bijbel verstaan? (3) Algemene kennis en de uitleg van de Schrift.

Archieven