Home » 2024 » april (Pagina 14)

Maandelijkse archieven: april 2024

Geen Verbond, Geen Genade (2)

In discussies in de media over geweld wordt nogal eens verwezen naar het Oude Testament. De Bijbel roept ook op tot haat; bijvoorbeeld in de opdracht van God om de Kanaänitische volken uit te roeien. Kunnen mensen zich op zulke gedeelten uit het Oude Testament beroepen om vandaag geweld te gebruiken? En wat moet je als christen met zo’n huiveringwekkende opdracht?

Geeft het gebod om de Kanaänieten uit te roeien aanleiding om geweld te gebruiken? Dat verwijt klinkt regelmatig. Een voorbeeld daarvan is de rechtsfilosoof Paul Cliteur. In zijn boek Het monotheïstisch dilemma, of De theologie van het terrorisme (2010) stelt hij dat monotheïstische godsdiensten per definitie intolerant zijn. Ook het Oude Testament bevat volgens hem allerlei aanknopingspunten om gewelddadig gedrag te legitimeren.

Oproep tot geweld?

“Mijn proefschrift gaat over het gebod van de Heere aan Israël om de volken in Kanaän uit te roeien.”

Het verwijt dat de Bijbel aanleiding geeft om geweld te gebruiken is te begrijpen. Want helaas hebben mensen zich in de geschiedenis beroepen op het uitroeiingsbevel om andere volken te onderdrukken of te doden. Voorbeelden daarvan zijn de uitroeiing van de Indianen in Noord-Amerika en de onderdrukking van de zwarte bevolking in Zuid-Afrika. Ook wanneer wij een dergelijk Schriftberoep afwijzen, is het wel gebeurd.

Toch kun je daaruit niet de conclusie trekken dat Deut. 7 en dergelijke teksten aanleiding geven tot geweld. De christelijke kerk en theologie lezen deze teksten namelijk niet op zichzelf, maar met oog voor hun canonieke en heilshistorische context. Om vier redenen is een beroep op het uitroeiingsbevel om geweld in het heden te rechtvaardigen volstrekt illegitiem.

Ten eerste, het uitroeiingsbevel is in het Oude Testament beperkt tot de tijd van de inbezitneming van Kanaän. Het gebod om de volken van Kanaän uit te roeien wordt na de vestiging in het land niet meer herhaald. Israël wordt wel steeds gewaarschuwd om de zonden van deze volken niet over te nemen, maar zonder een oproep hen uit te roeien. De Kanaänieten worden later geleidelijk opgenomen in Israël.

Ten tweede, het uitroeiingsbevel heeft uitsluitend betrekking op de Kanaänitische volken. De houding die Israël moet innemen tegenover andere volken is heel anders. Hun grondgebied wordt gerespecteerd en Israël mag deze volken niet doden. Vreemdelingen moeten vriendelijk behandeld worden. Daaruit blijkt dat het bij de Kanaänitische volken ging om een uitzonderingssituatie.

Ten derde, in het Nieuwe Testament is de positie van de volken anders geworden, vergeleken met het Oude Testament. De boodschap van Gods heil gaat nu uit naar alle volken; ook heidenen delen nu ten volle in het heil. Gods oordeel treft in het Nieuwe Testament niet langer specifieke volken die collectief gestraft worden. Alleen al daarom kun je het uitroeiingsbevel niet toepassen op volken in onze tijd.

Ten vierde, in het Nieuwe Testament wordt nadrukkelijker dan in het Oude Testament gezegd dat het oordeel van God en de uitvoering daarvan in Gods hand liggen. Bovendien wordt Gods grote gericht uitgesteld tot het eindgericht. Terwijl in het Oude Testament het volk van God werd opgeroepen om geweld te gebruiken, gebeurt dat in het Nieuwe Testament niet meer. De strijd waartoe wordt opgeroepen (Ef. 6: 10-20) is een geestelijke strijd met geestelijke wapens. Gods Koninkrijk kan niet worden gerealiseerd met menselijk wapengeweld.

Deze overwegingen leiden tot de conclusie dat ieder beroep op het uitroeiingsbevel om geweld in het heden te rechtvaardigen volstrekt is af te wijzen. Na de dood en opstanding van Jezus Christus is het in de geschiedenis van deze wereld onmogelijk dat het volk van God zou worden opgeroepen om andere volken te doden.

Geen ‘oplossing’

De verspieders vertellen wat zij gezien hebben (Numeri 13:26-33). Bron: Wikipedia.

De laatste vraag die ik hier bespreek, is wat je als christen nu ‘moet’ met de opdracht van God om de volken van Kanaän uit te roeien. Ik beschouw het uitroeiingsbevel niet als een onjuiste, menselijke interpretatie, zoals vaak gezegd is. Dan zou het niet Gods gebod zijn, maar hebben mensen dit alleen ten onrechte gedacht, of ervan gemaakt. Daarvoor is het uitroeiingsbevel echter te zeer verbonden met Gods openbaring in het hele Oude en Nieuwe Testament. Het uitroeiingsbevel wordt later niet herhaald, maar er wordt evenmin ontkend dat dit eens een opdracht van God is geweest. Ook in het Nieuwe Testament wordt de uitroeiing van de Kanaänitische volken nergens veroordeeld. Bovendien spreekt de Heere Jezus zelf eveneens over het gericht van God, zelfs over een eeuwig oordeel. In die specifieke situatie, in die fase van de heilsgeschiedenis, is de uitroeiing van de volken van Kanaän blijkbaar de wil van God geweest.

Ik lees het uitroeiingsbevel als een onderdeel van de weg die God in de geschiedenis is gegaan. Dit laat zien dat God in Zijn heilige toorn met een vernietigend gericht over de zonde kan komen. Maar dat is nooit los te zien van Zijn liefde en barmhartigheid. Gods weg door de geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met de verkiezing en het oordeel over Gods eigen volk en over Zijn eigen Zoon.

Daarmee blijft dit gebod huiveringwekkend. Ik kan niet geheel begrijpen waarom dit in die context blijkbaar Gods opdracht was. Waarom laat God het ene volk uitroeien, en kiest Hij een ander volk uit, terwijl dat niets beter was en de Heere meerdere keren op het punt heeft gestaan om Israël te vernietigen. Gods eigen volk heeft blijkbaar hetzelfde oordeel verdiend, maar wordt gered. De enige verklaring die hiervoor gegeven wordt, is Gods onverklaarbare liefde (Deut. 7: 7-8).

Het is echter vooral niet te begrijpen hoe God, die Zich in het Oude en Nieuwe Testament openbaart als een God vol liefde en barmhartigheid, kan opdragen om hele volken uit te roeien, zonder onderscheid, schijnbaar zonder waarschuwing of mogelijkheid tot redding. En ook al weeg je de motivering mee die het Oude Testament steeds aangeeft, dan nog is het voor ons niet te begrijpen waarom daar deze consequentie uit zou moeten volgen. Daar heb ik geen ‘oplossing’ voor, die onze vragen beantwoordt.

Toch verder

Ik begrijp wel waaróm ik het niet kan begrijpen. Dat is omdat er met de komst van Jezus Christus beslissend dingen veranderd zijn in de verhouding tussen Israël en de volken en in de mogelijkheid van het gebruik van geweld door het volk van God. Vanuit onze situatie ná de komst van Christus kunnen wij niet terug naar de situatie vóór de komst van Christus. Wij kunnen niet terug achter deze voortgang in de heilsgeschiedenis, ofwel om even uit te leggen waarom God dit gebod gaf in die situatie, ofwel om het uitroeiingsbevel te veroordelen.

Onze culturele situatie is eveneens anders, met name wat betreft de ervaring van geweld. De gevoelsmatige afstand en weerstand die wij ervaren bij het lezen van Deut. 7 is er net zo goed bij het vele geweld dat later in de geschiedenis in naam van God heeft plaatsgevonden, zoals de godsdienstoorlogen in Europa of het doden van ketters of heksen.

Vanwege de voortgang in de heilsgeschiedenis en vanwege onze veranderde culturele context kan ik Gods gebod om de volken van Kanaän uit te roeien niet volledig begrijpen of verklaren. Gelet op de boodschap van het hele Oude en Nieuwe Testament kan ik niet ontkennen dat dit gebod, in die unieke situatie, de wil van God is geweest. Ik lees Deut. 7 als een onderdeel van de weg die God in de geschiedenis is gegaan. De geschiedenis van Gods gericht en genade loopt uit op de komst van Zijn Zoon Jezus Christus. Hij heeft Zich plaatsvervangend in Gods gericht gesteld. In Hem heeft God Zijn liefde ten volle geopenbaard. Daarom, en daarom alleen, kan ik God die Zich in Zijn Woord openbaart, liefhebben en mij aan Hem toevertrouwen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit De Wekker. De volledige bronvermelding luidt: Versluis, A., 2012, Geen Verbond, Geen Genade (2), De Wekker 121 (16): 8-9.

Het eerste deel is ook op deze website gepubliceerd. Zie ook zijn artikel ‘Genocide op Gods bevel?’.

Geen verbond, Geen genade (1)

Geweld, onze wereld is er vol mee. Je hoeft maar op een willekeurige dag het nieuws te volgen, of je komt ermee in aanraking: een overval, moord, oorlog, aanslagen. Het hoeft ons daarom niet te verbazen dat er ook in de Bijbel sprake is van geweld. Maar wat wel veel vragen oproept, is dat God zelf soms opdracht geeft voor geweld. Hoe kan een God van liefde nu gebieden om volken uit te roeien?

Mijn proefschrift gaat over het gebod van de Heere aan Israël om de volken in Kanaän uit te roeien. In twee artikelen geef ik iets weer van de conclusies van mijn onderzoek. Ik richt me daarbij vooral op de betekenis van dit gebod voor het beeld van God (deze keer), de vraag of zulke teksten geen aanleiding geven tot geweld in het heden en de vraag wat je als christen nu ‘moet’ met zulke gedeelten uit de Bijbel (volgende keer).

Inhoud

“Mijn proefschrift gaat over het gebod van de Heere aan Israël om de volken in Kanaän uit te roeien.”

De breedste en scherpste formulering van het gebod om de Kanaänieten uit te roeien, vinden we in Deuteronomium 7. Wanneer Israël het beloofde land binnenkomt, moet het de volken die daar wonen, volledig uitroeien. Israël mag geen verbond met hen sluiten of huwelijksbanden met hen aangaan. Het mag hun niet genadig zijn of uit medelijden sparen. Bovendien moet alles wat herinnert aan de godsdienst van deze volken, vernietigd worden. Overigens geldt deze opdracht uitsluitend voor de volken van Kanaän. Andere volken moet Israël juist met rust laten en vriendelijk behandelen.

Als westerse mensen aan het begin van de 21e eeuw zijn wij gevoelig voor geweld. De geschiedenis van de 20e eeuw laat een uitbarsting van geweld zien; miljoenen mensen kwamen om het leven. Zeker sinds de aanslagen plaats van 11 september 2001 wordt religie vaak in verband gebracht met geweld. De terreurdaad van de Noor Anders Breivik, die vorig jaar tientallen mensen doodschoot, heeft dit idee versterkt. Hij koppelt zijn persoonlijke ideologie, waarvoor hij zich onder andere beroept op het christendom, aan niets ontziend geweld. ‘Religie als motivatie voor geweld’ is door deze gebeurtenissen een zeer omstreden onderwerp geworden. Deze opmerkingen zijn zeker geen oplossing voor onze moeite met het uitroeiingsbevel. Het is wel van belang om ons van onze culturele context bewust te zijn, omdat die invloed heeft op hoe wij de Bijbel lezen.

De reden die voor dit gebod wordt gegeven is de bijzondere positie van Israël als het volk van de Heere. Israël hoort bij Hem. Als de volken in leven zouden blijven, zou Israël worden meegetrokken in het dienen van hun goden en op die manier de Heere verlaten. Elders in het Oude Testament wordt vaker een ander motief genoemd voor het uitroeiingsbevel, namelijk de zonden van de Kanaänitische volken.

Israël moet daar ver bij vandaan blijven, en leven naar Gods geboden. Dan zal de Heere Zijn volk overvloedig zegenen. Juist in Deut. 7 wordt uitvoerig gesproken over Gods liefde voor Israël en over de rijke zegen die Hij zal geven als het volk Hem zal dienen. Als Israël daarentegen de praktijken van de Kanaänieten overneemt, zal hen hetzelfde oordeel treffen als deze volken. Later blijkt Israël inderdaad de zonden van deze volken na te volgen, en hen zelfs te overtreffen in het kwaad. Dat leidt uiteindelijk tot het oordeel van de ballingschap.

Probleem

Het uitroeiingsbevel roept indringende vragen op. In de geschiedenis is het Oude Testament onder andere vanwege deze opdracht aangevallen en verworpen. Zo stelde Marcion (2e eeuw n. Chr.) de God van het Oude Testament en de God van het Nieuwe Testament tegenover elkaar, mede vanwege het geweld dat God in het Oude Testament gebiedt. Zijns inziens was dat niet te verenigen met de opdracht van Christus om de vijanden lief te hebben. Ook in onze tijd klinken dergelijke verwijten. Zo typeert de bekende Britse atheïst Richard Dawkins de God van het Oude Testament als een ‘bloeddorstige massamoordenaar’.

De opdracht van God om de volken van Kanaän uit te roeien, roept grote vragen op. Hoe kan het dat God zélf opdracht geeft tot geweld? Zo radicaal, dat hele volken zonder onderscheid moeten worden uitgeroeid. Zonder dat de volken van Kanaän Israël iets hebben aangedaan. Zonder enige mogelijkheid tot onderwerping of tot bekering, zo lijkt het. Waarom?

Deze vragen worden niet alleen gesteld door mensen die het Oude Testament afwijzen. Juist als je het Oude Testament ziet als het Woord van God, komen deze vragen ook op. Waarom moeten de Kanaänieten volledig worden uitgeroeid en wordt Israël uitgekozen als het volk van God, terwijl dat niets beter is? Hoe kan God zelf opdracht geven tot zoiets huiveringwekkends als een volkenmoord? Hoe past dat bij Zijn openbaring in de Heere Jezus Christus, als de God die het verlorene zoekt en zalig wil maken? Deze vragen zijn voor veel hedendaagse lezers levensgroot.

Beeld van God

Beeld van Baäl, gevonden in Ugarit. Te bezichtigen in het Louvre (Parijs). Bron: Wikipedia.

Wat betekent het gebod om de Kanaänieten uit te roeien voor het beeld van God dat ons in het Oude Testament gegeven wordt? In Deut. 7 is de opdracht om de volken van Kanaän uit te roeien nauw verbonden met de aard en het handelen van de Heere. Hij is degene die de uitroeiing gebiedt en die actief betrokken is bij de uitvoering ervan. De Heere geeft de volken immers aan Israël over. Als later in het Oude Testament wordt teruggeblikt op de (gedeeltelijke) uitroeiing, wordt altijd gezegd dat de Héere deze volken heeft uitgeroeid. Tegelijk spreekt juist Deut. 7 uitvoerig over Gods grote liefde en trouw voor Israël.

Met betrekking tot het beeld van God dat uit Deut. 7 naar voren komt, zijn twee aspecten van belang. Ten eerste, het gebod om de volken van Kanaän uit te roeien wordt gegeven in een unieke situatie. Slechts eenmaal, met het oog op één specifieke groep volken en voor een beperkte tijd wordt Israël hiertoe opgeroepen. De uitroeiing is uitsluitend verbonden aan de vestiging van Israël in het land Kanaän. Nergens in het Oude Testament wordt als reden voor de uitroeiing genoemd dat zij in het land wonen dat Israël toebehoort. Er is geen sprake van vreemdelingenhaat. Volgens Deut. 7 staat de unieke en exclusieve relatie tussen de Heere en Israël op het spel, en daarmee de vervulling van Gods beloften. Tegelijk is er sprake van Gods oordeel over de zonde van de Kanaänitische volken. Na lang geduld van de Heere is de maat van hun zonde (Gen. 15: 16) nu vol.

Ten tweede, het uitroeiingsbevel maakt onderdeel uit van de weg die God in het Oude Testament is gegaan. In deze opdracht komen aspecten naar voren die een wezenlijke plaats hebben in wat God in het Oude en Nieuwe Testament van Zichzelf openbaart, namelijk Gods heiligheid en afkeer van de zonde. In het Oude (en Nieuwe) Testament horen Gods liefde en Zijn toorn bijeen. De Heere is barmhartig en genadig, èn Hij straft de zonde (zie Ex. 34: 6-7). Ook het Nieuwe Testament spreekt over het oordeel van God. Als uitvloeisel van Gods toorn kan een vernietigend gericht plaatsvinden, zoals dat ook gebeurd is in de zondvloed of het oordeel over Sodom en Gomorra. Dat heeft iets in zich van een voorbode van het eindgericht.

Gods gericht is huiveringwekkend, maar niet grillig of willekeurig. Gods oordeel over de Kanaänitische volken wordt in het Oude Testament vrijwel steeds gemotiveerd met een verwijzing naar de zonden van deze volken. Bovendien wordt hetzelfde oordeel aangekondigd voor Gods eigen volk Israël, als het de volken van Kanaän navolgt.

Het is van groot belang het kader te zien waarin deze uitroeiing binnen het Oude Testament staat, evenals de plaats van deze teksten in de heilsgeschiedenis. Over de betekenis van het uitroeiingsbevel kan ik als christelijk theoloog alleen spreken door dit gebod samen te lezen met de boodschap van het Nieuwe Testament, dat God in zijn Zoon zelf het oordeel over de zonde op zich heeft genomen. Gods gericht en genade komen samen op Golgotha. God legt het oordeel op Zijn eigen Zoon, die geen zonde gekend heeft. Daarin toont Hij Zijn liefde voor mensen die dat oordeel verdiend hebben. Alleen zo kun je zien wie de Heere is, in Zijn toorn en Zijn ontferming.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Wekker. De volledige bronvermelding luidt: Versluis, A., 2012, Geen verbond, geen genade (1), De Wekker 121 (15): 8-9.

Het tweede deel is ook op deze website gepubliceerd. Zie ook zijn eerder gepubliceerde artikel ‘Genocide op Gods bevel?’.

Genocide op Gods bevel?

Elke Bijbellezer loopt er tegenaan: Israël dat de Kanaänitische volken uitroeit. Niet als een vergissing, maar op bevel van God zelf. Je hoeft niet overdreven kritisch te zijn om daar moeite mee te hebben. Het zou veel makkelijker zijn als zulke teksten niet in de Bijbel stonden. Hoe kan het dat een God van liefde zoiets beveelt?

Jozua overwint de Amelekieten (Exodus 17:8-13). Schilderij van Nicolas Poussin (±1593-1665). Bron: Statenvertaling.net.

De uitroeiing van de Kanaänitische volken komt het scherpst naar voren in Deuteronomium 7, het onderwerp van mijn proefschrift. Deze uitroeiing is een gebod van de Heere, bestemd voor het moment dat Israël Kanaän binnentrekt. Israël moet deze volken volledig uitroeien: een verbond sluiten of hen toch genadig zijn wordt op voorhand uitgesloten. Alles wat met hun godsdienst te maken heeft (altaren, beelden), moet vernietigd worden.

Waar gaat het om?

Laten we eerst eens nagaan wat precies de inhoud en bedoeling van het uitroeiingsbevel is. Israël krijgt de opdracht om de volken die in Kanaän wonen, uit te roeien. Het gaat in Deut. 7 echt om uitroeiing, niet ‘slechts’ verdrijving, zoals wel gezegd is. Dat is echter geen doel in zichzelf. Deze volken moeten niet verdwijnen, omdat Israël op die plaats wil wonen, of uit vreemdelingenhaat. De nadruk ligt in Deut. 7 op het doel van de uitroeiing: Israël bewaren bij de dienst van de Heere alleen. Israël is immers een heilig volk, dat de Heere moet dienen. Wanneer de Kanaänitische volken in leven zouden blijven, zouden ze Israël verleiden om de afgoden te gaan dienen (Deut. 7: 4). In het boek Koningen wordt beschreven hoe dat inderdaad gebeurt: omdat Israël de volken niet uitroeit, wordt het meegezogen in de dienst aan Baäl en Astarte. Dat leidt er uiteindelijk toe dat het oordeel van God over Israël komt. Het is dus niet zo dat Israël niets kan overkomen, omdat dat het volk van God is. Dezelfde bedreiging van Gods oordeel geldt net zo goed voor Israël als het de Heere niet dient.

Het uitroeiingsbevel in Deut. 7 is de meest radicale veroordeling van de volken van Kanaän. Zo begint het Oude Testament niet. In Genesis lijken de voorouders van Israël vreedzaam samen te leven met andere volken. Wel wordt Kanaän genoemd in de vloek van Noach over Kanaän (Gen. 9: 25); daarmee wordt Kanaän vanaf het begin, in zijn oorsprong, getypeerd als verkeerd. Het keerpunt in de houding tegenover de Kanaänitische volken is echter de verbondssluiting bij de Sinaï. Dan wordt Israël gewaarschuwd om geen verbond met deze volken te sluiten (Ex. 23: 20-33). Er wordt dan nog minder expliciet gesproken over uitroeiing van de volken. Deut. 7 is daarin radicaler en geeft Israël daarbij een actieve rol.

Het bevel om de volken uit te roeien, is duidelijk beperkt. Het is geen algemene ‘license to kill’. De opdracht aan Israël is beperkt tot de volken in Kanaän. Deze volken worden in het Oude Testament duidelijk onderscheiden van andere vijanden van Israël, zoals de Moabieten of de Filistijnen.

In het boek Jozua wordt beschreven hoe deze opdracht wordt uitgevoerd. Tegelijk blijkt dan dat dit niet volledig gebeurt: de Kanaänitische volken blijven temidden van Israël leven. Vanwege die ongehoorzaamheid van Israël kondigt de Heere aan het begin van Richteren (Richt. 2: 3) aan dat Hij de volken niet meer zal uitroeien.

Na deze aankondiging wordt Israël ook niet meer aangespoord om met de uitroeiing verder te gaan. Vanaf de tijd van David en Salomo worden de Kanaänitische volken ten slotte opgenomen in Israël. Het gevolg hiervan is dat Israël de praktijken van deze volken overneemt. Deze lijn in het Oude Testament maakt duidelijk dat het bevel om de Kanaänitische volken uit te roeien beperkt wordt tot de vestiging in Kanaän. Alleen al daarom kan het niet zomaar toegepast worden op andere volken of in onze tijd.

Waarom moeten de Kanaänitische volken worden uitgeroeid? In Deut. 7 gaat het vooral over het gevaar van hun godsdienst, waardoor Israël bij de Heere vandaan zou gaan. Elders in het Oude Testament wordt wel expliciet verband gelegd tussen de zonden van deze volken en hun uitroeiing. Als concrete voorbeelden van dingen waar de Heere een afkeer van heeft, worden genoemd: afgodendienst, kinderoffers, waarzeggerij en de seksuele praktijken van de Kanaänitische volken.

Typisch oudtestamentisch?

Wat heeft dit bevel van God om volken uit te roeien, ons vandaag te zeggen? Wat moeten wij met zo’n tekst? Een oplossing die vaak gekozen wordt, is dat er nooit werkelijk een uitroeiing zou hebben plaatsgevonden of dat die ook nooit bedoeld zou zijn. Deuteronomium zou volgens veel geleerden pas geschreven zijn in een tijd dat de Kanaänitische volken niet meer bestonden. Het uitroeiingsbevel heeft dan geen concrete consequenties. Een bezwaar tegen deze opvatting is dat in het Oude Testament zo vaak en in zulke verschillende teksten over de uitroeiing van de Kanaänitische volken gesproken wordt, dat het onwaarschijnlijk is dat dit louter een latere constructie is. En zelfs al zou deze opvatting waar zijn, dan nog blijft staan dat God uitroeiing van mensen beveelt. Hoe is dat mogelijk?

Een andere oplossing die vaak naar voren komt, is dat het bevel om de Kanaänitische volken uit te roeien, typisch past bij het Oude Testament. Het Nieuwe Testament zou dan, daar tegenover, Gods liefde laten zien. Het probleem van dit antwoord is dat zo het Oude Testament aan de kant geschoven dreigt te worden. Bovendien klopt dit antwoord niet. Juist in Deut. 7, waar Israël de opdracht krijgt om deze volken uit te roeien, wordt veel aandacht besteed aan de zegen en de liefde van God. En anderzijds wordt ook in het Nieuwe Testament indringend gesproken over het oordeel van God, zeker in de prediking van de Heere Jezus zelf.

Richtingwijzers

Wat moeten christenen in de 21e eeuw met een bevel van God om de volken in Kanaän uit te roeien? Ik heb daar nog geen uitgewerkt antwoord op, omdat mijn onderzoek nog niet af is. Ik noem wel drie elementen die voor ons denken hierover van belang zijn.

In de eerste plaats zegt onze moeite met zulke teksten iets over onszelf. Wij zijn heel gevoelig voor geweld, zeker als dat geweld gebeurt in naam van een godsdienst. In de tijd van de Bijbel, en ook in vorige eeuwen, werd er anders gedacht over geweld. In de Bijbel komen we de uitroeiing van de Kanaänitische volken dan ook nergens tegen als een moreel probleem. De vraag hoe een God van liefde kan bevelen om mensen te doden, is niet nieuw, maar onze ‘gevoeligheid’ bij dit onderwerp zegt meer over ons dan over de Schrift. Dat is geen antwoord op onze vragen, maar het is wel goed om ons van onze eigen positie bewust te zijn.

In de tweede plaats is het bevel om de Kanaänitische volken uit te roeien nadrukkelijk beperkt. Israël krijgt deze opdracht voor de intocht in Kanaän. Alleen in die situatie en alleen voor die volken geldt dit bevel. Tegelijk wordt steeds benadrukt dat hetzelfde oordeel over Israël zal komen als het Gods geboden niet houdt. Daarom is het niet waar dat je je op zulke teksten zou kunnen beroepen om vandaag mensen te doden. Het bevel om de Kanaänieten uit te roeien heeft een specifieke plaats in de heilsgeschiedenis.

In de derde plaats laat het uitroeiingsbevel wel iets zien over de Heere en Zijn werk. De uitroeiing van deze volken wordt vaak verbonden met hun zonde. Dat betekent niet dat Israël beter was. Het laat wel Gods toorn en Gods oordeel over de zonde zien. De Heere is heilig. Dat is een wezenlijk onderdeel van de Bijbelse boodschap, in het Oude èn het Nieuwe Testament.

De uitroeiing van de Kanaänitische volken heeft een specifieke plaats in de heilsgeschiedenis. Die geschiedenis loopt in het Nieuwe Testament uit op het werk van de Heere Jezus Christus. Nergens meer dan daar komen Gods toorn en Zijn liefde samen. God legt Zijn oordeel op Zijn eigen Zoon, die geen zonde gekend heeft. Daarin toont Hij Zijn liefde voor mensen die dat oordeel verdiend hebben. Alleen in dat licht kun je gaan verstaan wie de Heere is, in Zijn toorn en Zijn ontferming.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Wekker. De volledige bronvermelding luidt: Versluis, A., 2010, Genocide op Gods bevel?, De Wekker 119 (23): 8-9.

Laat meisjes zichzelf zijn en reduceer hen niet tot hyperseksuele wezens

”Onherstelbare schade” heet het geruchtmakende boek van Abigail Shrier waarin ze de noodklok luidt over de immense schade die wat ze de „transgendergekte” noemt, teweegbrengt aan tienermeiden. Hoe komt dit en waarom treft het juist meiden?

Tussen 2019 en 2022 verdrievoudigde het aantal aanvragen voor transgenderzorg in Nederland, van 2820 in 2019 naar 8630 in 2022. Naast deze spectaculaire groei doet zich een ander opvallend verschijnsel voor: de verandering in samenstelling van de patiënten. Naast de bekende patiëntengroepen van personen die reeds in de kinderjaren genderdysforie ervoeren en de groep van oudere mannen die zich graag in vrouwenkleding tooien (travestie), signaleert kinderpsychiater Marian Grossman sinds enkele jaren een derde, nieuwe groep. Tieners, vooral meisjes, die voorheen nooit genderverwarring ervoeren, kloppen nu aan bij genderklinieken.

Vanwaar die ongekende stijging? En waarom vooral onder meisjes? Het antwoord hierop is niet eenvoudig. In de genderrevolutie is sprake van een scala van ontwikkelingen die op elkaar inspelen en elkaar versterken. Deze variëren van individualisme en postmodernisme tot de opkomst van sociale media en de zoektocht(en) naar identiteit. Naast deze verklaringen wordt de laatste tijd ook de hyperseksuele cultuur genoemd als factor van betekenis.

Vlucht

De westerse cultuur is sinds de seksuele revolutie in sterke mate geseksualiseerd. Seksuele opvattingen en verbeeldingen oefenen sterke invloed uit, met name onder jongeren. Dankzij internet en sociale media hebben deze ideeën en verbeeldingen een groot bereik. Met name meisjes lijken hier gevoelig voor te zijn. Dit kan zich in twee richtingen bewegen. Het kan betekenen dat de hyperseksuele tendens omhelsd en als normerend gezien wordt. Dit kan zover gaan dat meiden bereid zijn plastische chirurgie te laten toepassen op hun lichaam om aan het gewenste ideaalbeeld te voldoen.

Een andere mogelijkheid is dat genoemde hyperseksualisering hen juist negatief beïnvloedt. Volgens de Australische seksuologe Patricia Weerakoon worden tienermeiden beelden, idealen en belevingen voorgehouden waar ze niet aan kunnen of willen voldoen. Vrouwelijkheid lijkt samen te vallen met seksuele objectivering, wat veel meiden als ongewenst ervaren. Om dit te voorkomen wordt een transitie naar het andere geslacht als reële optie overwogen. Dit als ‘vlucht’ uit hun vrouwelijkheid vanwege een gevoel van onbehagen over het eigen geslacht. Dat onbehagen wordt veroorzaakt door als ongewenst ervaren stereotype beelden van vrouwelijkheid in de omringende cultuur. De Amerikaanse hoogleraar genderstudies Abigaïl Favale signaleert hier een parallel met eetstoornissen zoals anorexia (die ook veelal voorkomen bij meisjes). Het koesteren van de eetstoornis en de vermagering zorgt ervoor dat het typisch vrouwelijke aspect van het lichaam vervaagt en uitgewist wordt. Favale spreekt in dit verband over een rebellie, een protest tegen de hyperseksualisering van het vrouwelijke lichaam, die zich vervolgens keert tegen het eigen lichaam. Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het feit dat drie keer zoveel meisjes als jongens voor transitie kiezen.

Het is tragisch dat zoveel jonge meiden –mede als gevolg van de hyperseksuele cultuur waarin ze leven– tot dergelijke ingrijpende stappen komen. In plaats van ingrijpende behandelingen aan het lichaam –die meestal geen aantoonbare verbetering van de mentale gezondheid opleveren– zou de vraag aan de orde moeten komen wat er „innerlijk en in hun leven aan de hand is dat hen doet geloven dat een leven als het andere geslacht het leven beter of gemakkelijker zal maken”, aldus Marian Grossman. Wat jongeren vooral nodig hebben, is goede psychotherapeutische hulp die hen inzicht geeft in hun genderverwarring en de haat jegens het eigen lichaam die vaak hierachter schuilgaat en hen helpt hiermee om te gaan. Niet ons lichaam heeft transitie nodig, maar ons denken: „word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid (denken)” (Romeinen 12:2).

Gods veelkleurigheid

Hier ligt tevens een belangrijke taak voor opvoeders. Het is van groot belang dat in de opvoeding de waarheid van God over mens en leven leidend is. Opvoeders dienen kinderen te helpen bij de ontmaskering van de leugenachtige hyperseksuele cultuur, met name door aandacht te hebben voor hun mediagebruik. Het is immers via (sociale) media dat onze kinderen zo intens geconfronteerd worden met hyperseksuele beelden. Matigheid met media is een belangrijke sleutel in het beschermen tegen de hyperseksuele cultuur.

Verder is het van levensbelang dat ouders hun dochters een besef van onvoorwaardelijke acceptatie geven. Wezenlijk is hierbij de Bijbelse overtuiging dat God ons gemaakt heeft en niet wij (Psalm 100). De veelgehoorde slogan ”Je mag zijn wie je wilt zijn” is onjuist en on-Bijbels. Maar de overtuiging dat je mag zijn wie je bent –zoals God je geschapen heeft– kunnen we volledig beamen. Laten we Gods oneindige wijsheid en veelkleurigheid als het gaat over vrouwelijkheid niet reduceren tot onbereikbare en wereldse maatstaven – die vaak ook nog eens vanuit een typisch mannelijk perspectief opgesteld zijn. Maar laten we onze meiden aanvaarden zoals ze zijn. Dat helpt hen zichzelf te aanvaarden zoals ze zijn, inclusief hun lichaam en geslacht. Juist de Bijbelse waarheid kan hier vrijmaken.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Klaassen, M., 2024, Laat meisjes zichzelf zijn en reduceer hen niet tot hyperseksuele wezens, Reformatorisch Dagblad 53 (284): 35 (artikel).

‘Things which ought to be better known about the Resurrection of Jesus’- Dr. Peter Williams hield in 2012 een lezing over de opstanding van de Heere Jezus Christus

De opstanding van de Heere Jezus Christus is een belangrijk heilsfeit. Afgelopen vrijdag verwezen we al naar een lezing van evolutiebioloog en apologeet Ruben Jurritsma (MSc.) om te laten zien dat de historiciteit van de opstanding belangrijk is voor het christelijk geloof. Uiteraard, zo gaven wij aan, gaat de betekenis van de opstandingsgeschiedenis dieper (of: verder) dan alleen historiciteit.1 Op 7 april 2012 gaf de bekende dr. Peter Williams, bekend van zijn boek ‘Can We Trust the Gospels?’2, een lezing voor het Passover/Easter Weekend van de Champion Forest Baptist Church in Houston. Deze lezing werd gesponsord door The Lanier Theological Library in Houston. De lezing is opgenomen en hieronder in de Engelse taal te beluisteren. Veel zegen bij het kijken en luisteren!

Voetnoten

Statistieken van de website oorsprong.info – Maart 2024

De maand maart van dit jaar is alweer ten einde. In deze maand was er weer meer websitebezoek dan in de vorige maand. Hieronder vindt u een top-10 van de drukst bezochte dagen (in het aantal weergaven). Daaronder vindt u een top-10 van meest gelezen artikelen in de maand maart 2024. U kunt deze artikelen (nog een keer) lezen of bekijken door op de titel te klikken. (Opbouwende) kritiek op deze artikelen kan geleverd worden via de pagina ‘Hier mag u uw hart luchten’ (hier). De statistieken van de maand februari zijn hier gepubliceerd.

Top-10 drukste dagen

Hieronder de top-10 van de drukste dagen deze maand voor de website oorsprong.info. We zien dat het bezoek vaak komt door een nieuw gepubliceerd artikel. Of dat een ouder artikel opnieuw in de picture komt, doordat wijzelf, een vriend of kennis deze deelt via social media of e-mail.

  1. 25 maart 2024 met 456 weergaven.
  2. 11 maart 2024 met 363 weergaven.
  3. 15 maart 2024 met 357 weergaven.
  4. 29 maart 2024 met 356 weergaven.
  5. 9 maart 2024 met 324 weergaven.
  6. 4 maart 2024 met 309 weergaven.
  7. 30 maart 2024 met 294 weergaven.
  8. 6 maart 2024 en 26 maart 2024 met 267 weergaven.
  9. 18 maart 2024 met 258 weergaven.
  10. 22 maart 2024 met 251 weergaven.

Top-10 meest bezochte artikelen

Hieronder de top-10 van de meest bezochte artikelen van de maand maart 2024. Er werden 276 artikelen gepubliceerd waarvan de meesten raakvlakken hadden met genealogie. Het aantal weergaven geldt alleen deze maand en het totaal aantal weergaven ‘aller tijden’ kan per artikel hoger liggen.

  1. COLUMN: Het hart met 330 weergaven.
  2. Rouwdienst en begrafenis Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022) met 329 weergaven.
  3. Voorlopig geen fysieke congressen of bijeenkomsten (meer) met ‘Fundamentum’ met 265 weergaven.
  4. Wie was de oudste mens ooit? – Wetenschap in Beeld Historia ziet Bijbel niet als (historische) bron met 196 weergaven.
  5. Een nieuwe manier van Bijbellezen? – Dr. J.M.D. de Heer schrijft een serie artikelen in De Saambinder over de wissels die omgaan met 187 weergaven.
  6. Twee VVD-kamerleden willen onderzoek naar een verbod op Civitas Christiana – Actie van deze organisatie in ‘Week van de Lentekriebels’ valt verkeerd met 169 weergaven.
  7. Meerderheid studiedeputaatschap NGK zet wissel om met pleidooi voor acceptatie gelijkgeslachtelijke seksualiteit – Rapport geeft dr. Wolter Rose ruimte voor een tegenstem met 164 weergaven.
  8. ‘Het Evangelie zonder kleine lettertjes’, ‘Dordt zoals je Dordt niet kende’ en ‘Hyperdordt’ – Een overzicht en Als geslacht niet meer telt – René Erwich en Almatine Leene banen de weg voor alle vormen van seksualiteit met 148 weergaven.
  9. ‘Om het Goddelijk Woord’ – Commissie Schriftgezag van de Gereformeerde Gemeente treedt naar buiten met 129 weergaven.
  10. Hoe een artikel in De Stentor duidelijk maakt dat abortus géén medische zorg is met 119 weergaven.

COLUMN: Geef mij een teken en ik word creationist

De laatste tijd roeren de monden (of beter gezegd: de toetsenborden) van atheïsten en theïstisch evolutionisten zich steeds vaker richting creationisten. Vaak zijn dat overigens geen woorden van waardering, maar is het veeleer het verspreiden van een onaangename geur. Steeds vaker komt uit het toetsenbord van deze zelfverklaarde tegenstanders de volgende zin: ‘Geef mij één overtuigend wetenschappelijk argument en ik word creationist.’ Na deze zin volgt soms: ‘Dus geen antwoord uit de Bijbel.’ Een zeer prikkelende en soms pijnlijke column over tekens.

Deze stelling, die tevens een indirecte vraag is, ruikt naar en lijkt op Haagse bluf – een Nederlands nagerecht dat bestaat uit stijf opgeklopt eiwit met bessensap en veel suiker. Je eigen basisovertuiging vanwege één argument opzijzetten, is heel onverstandig. Je moet namelijk niet over een nacht ijs gaan. Afgezien daarvan doet het aan onze Schepper en Koning denken. Hij kreeg wel vaker te horen: geef mij één overtuigend teken en ik zal geloven. Zijn antwoord was niet altijd even mals.1

Kom af van het kruis!

De Borg en Middelaar, onze Heere Jezus Christus, heeft het zwaar. Langs Zijn kruis loopt een spottende en lachende menigte. Zij roepen: ‘Gij, Die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven’. Even daarna: ‘Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis’. Ook de overpriesters en Schriftgeleerden doen mee: ‘Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israëls is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven.’ Wat zou er gebeurd zijn als Christus werkelijk van het kruis afgekomen was? Ik vermoed dat de overpriesters en Schriftgeleerden ter plekke een excuus bedacht zouden hebben.

Jona, de profeet

Toen de Heere Jezus op aarde rondwandelde, kwamen op een dag de farizeeën en sadduceeën tot Hem. Zij verzochten Hem en wilden een teken uit de hemel ontvangen. Christus antwoordde hen: ‘Als het avond geworden is, zegt gij: Schoon weder; want de hemel is rood; en des morgens: Heden onweder; want de hemel is droevig rood. Gij geveinsden! Het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden?’ Christus luisterde niet naar het verzoek, maar Hij zei: ‘Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jona, den profeet.

Zo iemand uit de doden opstond…

“Er is voldoende licht voor hen die Intelligent Ontwerp in de natuur verlangen te zien; er is voldoende duisternis voor hen die het tegenovergestelde (bruut toeval of onvermijdelijkheid) willen zien.”

Het laatste voorbeeld komt uit een gelijkenis die de Heere Jezus vertelde toen Hij op aarde was. Er was een rijke man en een arme Lazarus. Toen Lazarus stierf, werd hij gedragen in Abrahams schoot. Toen de rijke man stierf, deed hij zijn ogen open in een plaats waar hij pijn leed. Toen de rijke man erachter kwam dat niets hem meer kon verkoelen, smeekte hij Abraham of deze iemand naar zijn familie op aarde zou willen sturen. Vader Abraham zei toen: ‘Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen. (…) Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.’ Heldere taal! Geloof de tekenen die in de Heilige Schrift gegeven worden.

Eén wetenschappelijk argument (een teken) zal er niet voor zorgen dat de eigen basisovertuiging ingeruild wordt voor een andere basisovertuiging. Blaise Pascal zou zeggen: ‘Er is voldoende licht voor hen die slechts verlangen te zien, en voldoende duisternis voor hen die het tegenovergestelde willen.’ Er is voldoende licht voor hen die Intelligent Ontwerp in de natuur verlangen te zien; er is voldoende duisternis voor hen die het tegenovergestelde (bruut toeval of onvermijdelijkheid) willen zien. Een enkel teken zal daar niet aan bijdragen. Het geloof is ten diepste niet gebaseerd op tekenen, al kunnen deze wel versterkend en bemoedigend werken, maar op Zijn levende Woord. Geef mij een teken…? Lees de Heilige Schrift maar, en begin dan bij Mozes en de profeten. Als je dat niet gelooft, dan zul je het andere ook niet geloven, zelfs als er iemand uit de dood zou opstaan.

Dit artikel werd in 2018 geschreven.

Voetnoten

Repertorium op de lenen van de Hofstede Culemborg (2) Leen 43: 2 morgen in Zijderveld

Op de website van de Hollandse Genealogische Databank wordt het repertorium op de lenen van de Hofstede Culemborg van 1251 tot en met 1648 gedeeld. Het repertorium is samengesteld door dr. J.C. Kort. De lenen buiten Gelderland werden eerder gepubliceerd in het tijdschrift ‘Ons Voorgeslacht’ jaargang 42 (1987). Dit repertorium omvat meer dan honderd namen ‘Van Meerten’ en is daarom zeer nuttig voor het genealogisch onderzoek. Na een korte introductie over de heren van Culemborg wordt ingegaan op de lenen. Ieder leen bespreken we afzonderlijk in deze serie. Deze serie willen we uiteindelijk, als de Heere het geeft, als springplank gebruiken naar de originele bronnen (als die er nog zijn). Hieronder een beschrijving van Leen 43: 2 morgen in Zijderveld.1

Beschrijving

In leen 43 gaat het om ‘2 morgen van 4 morgen in Zijderveld gemeen met Gijsbert van Golberdingen Gijsbertsz.’. De andere helft van de vier morgen is dus in beheer van Gijsbert van Golberdingen. Hierboven een locatieoverzicht waarin dit leengoed in de omgeving wordt geplaatst. Het land boven is van ‘de heren van St. Pieter te Utrecht’. Het land beneden is in 1480 van ‘de erven Willem Pijl en het gasthuis van Culemborg’.

Vijftiende eeuw

De eerstgenoemde datum is 26 september 1452. Dan komt het leengoed bij Hubert van Culemborg, bastaard, in leen.2 Dat geldt ook voor 29 augustus 1480. Hubert wordt hier de ‘natuurlijke oom van de leenheer’ genoemd.3 Op 4 mei 1492 gaat het leengoed over naar Johan van Meerten, ‘bij dode van Hubert van Culemborg, bastaard’.4 Johan was de kleinzoon van Hubert, zoon van Ernst van Abcoude van Meerten en Bertha van Culemborg.5

Zestiende eeuw

Het wordt vernieuwd op 12 december 1505 en 18 september 1517.6 Op 10 januari 1520 wordt het leengoed door Jan van Meerten overgedragen aan mr. Jan Hackert.7 Op 27 maart 1537 krijgt De Poth het goed ten eigendom.8

Voetnoten

Grafzerk van Dirck van Meerten (?-1568) en Bertha van Eck van Panthaleon (?-1531)

Hieronder wordt de grafzerk van Dirck van Meerten (?-1568) en Bertha van Eck van Panthaleon (?-1531) weergegeven. Deze zerk is te vinden in de Hervormde Kerk van Ingen. De foto is met dank aan Joke Honders, van het Arend Datema Instituut.1 Naar deze zerk is al eerder verwezen in een artikel voor De Baron, maar de zerk is nog niet beschreven op deze website.2

Grafzerk van Dirck van Meerten (?-1568) en Bertha van Eck van Panthaleon (?-1531). Foto genomen door Joke Honders van ADI.

De zerk is, dankzij de inspannende werkzaamheden van ds. H.J. Schouten (1865-1936), goed bewaard gebleven.3 In het midden van de zerk zien we de familiewapens, inclusief helmtekens, van Van Meerten (links) en Van Eck (links). Deze zijn in kleur weergegeven in het ‘Album amicorum’ van Buchell.4 We herkennen de wapens resp. aan de klimmende hazewindhond en de schuine dwarsbalk. Op de helm van ‘Van Meerten’ zien we een zittende hazewindhond. Het graf is zoals gezegd van Derick (of: Dirck/Diederick) van Meerten (?-1568) en Berta (of: Bertha) van Eck van Panthaleon (?-1531).5 We zien links de kwartieren: Van Meerten en Van Eck. Rechts zien we de kwartieren: Van Eck en Van Meeckeren. Dat we links opnieuw Van Eck zien is geen vergissing. Dirck was een zoon van Dirck van Meerten en Cristina (of: Christina) van Eck van Panthaleon.6 Bertha was een dochter van Johan van Eck van Panthaleon en Aleid van Meeckeren.

Onderaan de grafsteen staat de volgende tekst:

“Ao Dni 1568 den 20 dach decembris starf Derick van Meerten.
Ao 1531 den 7 dach septembris starf joffer Berta va Eck syn huisvrow.“

Bijzonder dat deze steen, na iets minder dan 500 jaar nog steeds zo goed te zien is.7

Voetnoten

Repertorium op de lenen van de Hofstede Culemborg (1) Leen 21: Huize Essensteijn

Op de website van de Hollandse Genealogische Databank wordt het repertorium op de lenen van de Hofstede Culemborg van 1251 tot en met 1648 gedeeld. Het repertorium is samengesteld door dr. J.C. Kort. De lenen buiten Gelderland werden eerder gepubliceerd in het tijdschrift ‘Ons Voorgeslacht’ jaargang 42 (1987). Dit repertorium omvat meer dan honderd namen ‘Van Meerten’ en is daarom zeer nuttig voor het genealogisch onderzoek. Na een korte introductie over de heren van Culemborg wordt ingegaan op de lenen. Ieder leen bespreken we afzonderlijk in deze serie. Deze serie willen we uiteindelijk, als de Heere het geeft, als springplank gebruiken naar de originele bronnen (als die er nog zijn). Hieronder een beschrijving van Leen 21: huize Essensteijn.1

Beschrijving

In leen 21 gaat het om ‘huis en hofstede Essestein met erf’.2 In 1640 was het vier morgen groot. Tot het leengoed behoorden ook de uiterwaarden in de Lek naast de steeg (1452) en een boomgaard in Everdingen (1640). Hierboven een locatieoverzicht, waar het huis in de omgeving wordt geplaatst. Kort beschrijf dit als volgt: “Boven: Gerard van Helsdingen Jansz. (1503: Pieter Rudolfsz.; 1562: erven Willem Geerlofsz.; 1581: Anton Dirksz. Stamer; 1640: oost: Jan Reinersz. met 4 hont erfpacht), beneden: de steeg, genaamd Everdingse gemeente, (1640: west: de scheiding van Everdingen en Hagestein), (1640: noord: de dijk met de Haag, zuid: Dirk van Everdingen en Melchior van Culemborg Hubertsz. met een geertje, dat Jan Gozewijnsz. in erfpacht heeft), (1570: jaarlijks f 400.- Karolus waardig).” Het boomgaardje heeft Jan Gozewijnszoon in erfpacht van Melchior van Culemborg.

Vijftiende eeuw

Als eerste noemt dr. Kort Gijsbert, bastaard van Culemborg, als eigenaar van het stuk land (vanaf 5 januari 1417).3 Dit geldt opnieuw voor 26 juli 1423.4 Op een onbekende datum krijgt Jutte het goed in leen. Zij was gehuwd met Hubert van Essestein (of: Van Culemborg) de kleinzoon van Gijsbert van Culemborg, bastaard.5 Op 26 september 1452 staat de naam van Hubert van Culemborg, bastaard op de leen. Kort schrijft er bij: ‘eventueel te komen aan de leenheer’.6 Dit geldt ook voor 19 april 1481.7 Op 21 mei 1491 gaat dit leengoed over op Zweder van Essestein, zijn zoon ‘bij dode van Hubert van Culemborg, bastaard’.8

Zestiende eeuw

Het goed wordt op 16 oktober 1503 opgegeven als lijftocht van Margaretha. Zij was de vrouw van Zweder van Essestein, neef van de leenheer. Bij overlijden zou het leengoed komen op Jan van Abcoude van Meerten Ernstzoon. Deze Jan (of: Johan) was een zoon van Beerte (of: Bertha) van Culemborg, de zus van Zweder. Jan had ook twee broers: Frederik van Abcoude van Meerten en Cornelis van Abcoude van Meerten. Het zou ook kunnen komen op Lambert van Gellicum, zoon van Otto van Gellicum en Cornelia van Essestein, de zus van Zweder. Ernst van Abcoude van Meerten, de broer van Jan en ‘conventuaal van St. Katherijne te Utrecht’ krijgt dan één derde van 8 gouden Rijnsguldens. Dit laatste geldt ook voor Jutte9, dochter van Arnout van Zuilen en zus van Zweder van Essestein.10 Na het overlijden van Zweder van Essestein komt het leengoed inderdaad op 18 september 1517 in het bezit van Jan van Abcoude van Meerten Ernstzoon. Wel met lijftocht van Margaretha, de vrouw van Zweder.11

Het goed wordt op 23 juli 1523 belast door Jan voor Emond van Buchel met 20 gouden Rijnsguldens, ‘te lossen met f 325.-’.12 Het leengoed wordt op 24 oktober 1526 lijftocht voor Anna van Abcoude van Meerten, dochter van Jan van Abcoude van Meerten. Zij moet het ‘op 24 goudguldens, gemaakt door haar vader, (…) lossen 1:16’.13 Omdat Anna ‘zich onbetamelijk gedraagt’, herroept Jan deze lijftocht op 19 juli 1540.14 Hij belast op 15 juni 1535 opnieuw Emond van Buchel met 5 gouden Rijnsguldens en ‘te lossen met f 100.-’. Dit wordt op 18 mei 1541, ‘met de twee rentes’, overgedragen door Emond van Buchel, man van Jutte van Zuilen15, aan Frederik van Nijeveld.16

Wanneer Jan overlijdt komt het goed op 16 september 1543 in bezit van Anton van Abcoude van Meerten, zijn zoon.17 Dit wordt vernieuwd op 17 september 1556.18 Anton wordt hier ridder genoemd. Op 19 augustus 1562 belast hij de executeurs-testamentair van Elisabeth, gravin van Culemborg, met f 70.- en ‘te lossen met twee maal f 560.-’. Anton wordt hier genoemd de neef van de leenheer.19 Op 19 mei 1570 wordt het leengoed met behoud van lijftocht overgedragen aan Hendrik van Abcoude van Meerten, zijn zoon.20

Op 12 april 1581 komt het leengoed in bezit van Anna van Abcoude van Meerten, dochter van Hendrik, ‘bij dode van haar vader’.21 Op 1 juni 1583 wordt Otto Jansz. genoemd, namens Anna van Essestein.22 Op 3 april 1587 wordt Jan (Jansz.) van Malsen genoemd, namens Anna van Essestein. Anna was gehuwd met Willem van Gent van Rixtel, heer van Gent.23 Op een onbekende datum geldt dit voor Johan van Vladeracken, heer van Geffen. Anna wordt hier genoemd erfgename van Hildegonde van Alendorp. Dit vindt plaats bij overdracht door Laurens van Mereynen, curator van de boedel van vader Hendrik.24

Zeventiende eeuw

Hoe het goed uit het bezit van de ‘Van Meertens’ verdwijnt wordt niet duidelijk uit dit Repertorium. Op 5 oktober 1640 zien we ineens een andere naam: Johannes van der Meer. Hij krijgt het goed in bezit ‘bij dode van mr. Maarten van der Meer, advokaat bij het Hof van Utrecht, zijn vader’.25

Stamboom van Hubert van Culemborg en Geertruida Trinden. Er is een foutje ingeslopen: de tweede ‘Cornelis’ moet ‘Frederik’ zijn (dit is ook gewijzigd). Tekening gemaakt door Jan van Meerten op 25 april 2024.

Voetnoten