Home » Evolutietheorie » Wat verstaan we onder theïstische evolutie en waarom groeit de populariteit? – Eerste lezing ir. Bart van den Dikkenberg voor ‘Samen Gereformeerd’

Wat verstaan we onder theïstische evolutie en waarom groeit de populariteit? – Eerste lezing ir. Bart van den Dikkenberg voor ‘Samen Gereformeerd’

Als u de krant leest, zult u ongetwijfeld artikelen hebben gezien over de evolutietheorie en over de theïstische evolutie. Met name dat laatste verslaat momenteel zijn duizenden in de gereformeerde gezindte. Ik sprak een bestuurder van een reformatorische voortgezet onderwijsschool die me toevertrouwde dat minstens de helft van zijn docenten in de exacte vakken een vorm van theïstische evolutie aanvaardt. Wat dat is en wat de gevolgen daarvan zijn, daar hoop ik u vanavond wat inzicht in te verschaffen? Één ding is zeker: het is een subtiele aanval op Gods Woord en het scheppingsgeloof.

Het geloof in de Bijbelse schepping wordt in de gangbare wetenschap als achterlijk beschouwd. Er zijn zelfs christelijke wetenschappers, zoals William Lane Craig, die het ‘uiterst gênant’ noemen dat er nog christenen bestaan die nog in de Bijbelse schepping geloven. De wetenschap heeft immers bewezen dat de evolutietheorie waar is? Met hetzelfde gemak schuiven ze de historie van Genesis 1-11 terzijde.

Wie nu biologie gaat studeren, wordt overspoeld met evolutietheorie. Een neef van me, inmiddels promovendus aan de Radboud Universiteit, vertelde me hoe een hoogleraar op het eerste college vroeg: ‘Wie gelooft er nog in de schepping?’ Hij en een enkeling stak zijn hand op. ‘Dan moet je daar gauw afstand van nemen, of anders zit je hier op de verkeerde plek.’ Hoe velen van onze studerenden komen niet in de knel wanneer ze in hun opleiding te maken krijgen met de evolutietheorie. Ze kunnen die niet combineren met hun Bijbelse opvoeding. Vaak zijn het christelijke wetenschappers die hen voorgaan in een vorm van theïstische evolutie. Voor velen is dat ook een aanleiding om hun behoudende gereformeerde opvoeding te verlaten en zich onder een godsdienst te begeven waarin ze schepping en evolutie kunnen combineren.

Ik sta voor de opdracht om een boek van ruim 450 pagina’s voor u in drie lezingen samen te vatten.

We beginnen vanavond met deel 1 een serie van drie lezingen over schepping, evolutie en de Bijbel.
Het onderwerp voor nu is: Geloof en wetenschap

Ik sta met u stil bij drie hoofdpunten, waarna ik met u kom tot een evaluatie:

  1. Evolutie.
  2. Theïstische evolutie.
  3. Wetenschappelijke methode en methodisch naturalisme.

1. Evolutie

De Bijbelse scheppingsleer staat de eeuwen door bloot aan aanvallen door het menselijk verstand. Hoe komt dat? Omdat het verstand een Goddelijk wonder wil begrijpen; de mens wil in zijn ellendige hoogmoed God begrijpen; ja, als God zijn, en zelf bepalen wat waar en niet waar is. Maar ons verstand moet buigen onder Gods Woord. Job verstond daar iets van: ‘Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet’ (Job 36:26). Een van de aanvallen van het menselijk verstand op Gods Woord is afkomstig van de evolutietheorie; een andere, subtiele aanval de theïstische evolutieleer. Om te weten wat theïstische evolutie inhoudt, moeten we eerst de evolutieleer wat nader bezien.

Wat houdt die evolutieleer in? Simpel gezegd dat leven zich heeft ontwikkeld van eenvoudig naar complex, van een eerste oercel naar alle dieren en planten van vandaag inclusief de mens. Dit proces zou 3,8 miljard jaar geleden zijn begonnen. Het erfelijk materiaal verbetert zich doorlopend. De veranderingen in het erfelijk materiaal (zogeheten mutaties in DNA) zijn heel klein en verlopen heel geleidelijk.

De bekendste voorman van de evolutietheorie is de Engelsman Charles Darwin. Volgens hem regeert God de wereld niet; dat doet zijn eigen natuurwet, de natuurlijke selectie. De natuur selecteert voortdurend de individuen met de beste eigenschappen. Dit noemen we natuurlijke selectie; de natuur doet zo eigenlijk het werk van een fokker. Maar terwijl een dierenfokker hiervoor zijn verstand nodig heeft, is natuurlijke selectie doelloos en toevallig. We noemen dit proces vanaf de eerste oercel macro-evolutie, of de universele gemeenschappelijke afstamming van de soorten.

Darwins theorie heeft de dood nodig om zwakke individuen in de strijd om het bestaan (struggle for life) te laten uitsterven, en de sterkste te laten overleven. De dood is er dan niet door de zonde, maar bestaat al vanaf de allereerste oercel om het zwakkere te laten verdwijnen en het sterkere en best aangepaste te laten overleven (survival of the fittest). Wetenschappelijk gezien is er tegen deze theorie veel in te brengen. Ik sla dat nu over, omwille van de tijd. Wie daar meer over wil weten, verwijs ik naar mijn boek ”De werken van Zijn handen”.

Nu moeten we niet alle veranderingen in de natuur die evolutie worden genoemd categorisch afwijzen. Als we uitgaan van de schepping van alle planten en dieren naar hun ‘aard’, levert micro-evolutie geen problemen op. Met micro-evolutie bedoelen we dan veranderingen binnen de geschapen ‘aard’ waarover Genesis 1 spreekt, ook wel soortvorming en adaptatie genoemd. Als er na verloop van tijd uit geschapen oerkatachtigen een leeuw, een tijger en een poema zouden zijn ontstaan, hoeven we daarmee dus geen problemen te hebben. Vogels kunnen door micro-evolutie het vermogen verliezen om te vliegen. Bacteriën kunnen door mutaties resistent worden voor penicilline. Dit zijn allemaal voorbeelden van micro-evolutie. Als wetenschappers beweren dat het evolutieproces is bewezen, kunnen ze dat alleen zeggen van de micro-evolutie.

De meeste wetenschappers geloven tegenwoordig dat miljarden jaren van micro-evolutie macro-evolutie opleveren. Dit is echter geen wetenschap maar geloof. Macro-evolutie steunt immers op een interpretatie van de feiten uit de natuur binnen het kader van macro-evolutie. Macro-evolutie wordt a priori verondersteld als feit, ik kijk daarom met mijn evolutiebril op naar de natuur; ik zie evolutie en verklaar de natuur via macro-evolutionaire processen. We hebben dus te maken met een cirkelredenering. En aan een cirkelredenering ligt een geloofsuitgangspunt ten grondslag.

2. Theïstische evolutie

Omdat de evolutietheorie zo’n grote plaats heeft verworven in het wetenschappelijk bedrijf als beste natuurlijke verklaring voor het ontstaan van alle levensvormen, nemen wetenschappers de evolutietheorie voor waar aan. Het is gevestigde wetenschap. Wie serieus genomen wil worden in de wetenschappelijke wereld, zal de evolutietheorie op de een of andere manier een plek moeten geven in zijn wetenschapsbeoefening. Zo heeft de evolutietheorie een plaats gekregen in de psychologie, de sociologie en de pedagogiek. En in de theologie.

Zodoende is er een nieuwe aanval op de Bijbelse scheppingsleer bij gekomen vanuit de wetenschappelijke theologie: die van de theïstische evolutieleer. Wetenschappers die zich orthodox-christelijk noemen, proberen de schepping in zes dagen te verzoenen met een evolutieproces dat miljarden jaren moet hebben geduurd. God zou dan hebben geschapen door een evolutieproces te gebruiken als scheppingsmethode. U voelt wel aan dat hier iets wringt.

Nu zijn er theologen die zeggen dat je de eerste hoofdstukken van Genesis eigenlijk moet lezen als een verhaal, een legende of mythe over de schepping, maar God heeft het niet exact zo gedaan. God heeft dat zo laten opschrijven omdat de Joden toen niet begrepen dat er 13,8 miljard jaar geleden een oerknal is geweest, en dat het leven op aarde 3,8 miljard jaar geleden is ontstaan. De Bijbel is niet bedoeld als geschiedenisboek, ook niet als natuurwetenschappelijk boek, maar als een boek dat ons de weg wijst naar een relatie met God. Hoe alles echt heeft plaatsgevonden, leert de wetenschap ons.

Veel christelijke wetenschappelijk opgeleide mensen vinden dat een mooie oplossing: door Genesis 1-11 te lezen door de bril van de huidige seculiere cultuur en wetenschap kunnen ze in God blijven geloven en tegelijk de evolutietheorie aanvaarden. Maar is het wel zo’n mooie oplossing? En hoe moeten we daar tegenaan kijken vanuit Gods Woord?

Je komt deze manier van Bijbeluitleg tegenwoordig overal tegen. Bekende voorstanders hiervan zijn Gijsbert van den Brink, hoogleraar theologie en wetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, en Arnold Huijgen, hoogleraar theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). De cultuur en wetenschap van vandaag bepalen hoe ze de Bijbel lezen. De Bijbel zegt hun dus niets meer over de schepping, over man en vrouw, over het huwelijk; ze hebben geen bezwaar tegen de evolutietheorie, het homohuwelijk, de vrouw in het ambt en het transgendergebeuren. Zij nemen afstand van het historisch en normatief gezag van de Bijbel. De Bijbel zou alleen waar zijn als het gaat over het verlossingswerk van de Heere Jezus, en over wat de hedendaagse wetenschap kan bevestigen.

De Bijbel is voor theïstisch evolutionisten een onderwerp van puur verstandelijke interpretatie, alsof het een gewoon oud boek is in plaats van Gods onfeilbare Woord. In de praktijk verlaten ze de Bijbel en volgen ze de evolutieleer. In hun hoofd en hart hebben ze afscheid genomen van de Bijbelse scheppingsleer.

3. Wetenschappelijke methode en methodisch naturalisme

We kunnen ons afvragen: als de wetenschap macro-evolutie niet bewezen heeft, waarom houdt ze er dan toch zo aan vast? Is het wel terecht dat theïstisch evolutionisten er zo achter aan lopen?

Laten we eens kijken naar hoe de huidige natuurwetenschap werkt. De wetenschappelijke methode gaat uit van de vijf zintuigen: zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Wetenschappers proberen de waarheid over onze werkelijkheid te achterhalen door:

  1. Feitelijke (empirische) waarnemingen te doen met hun zintuigen of met behulp van instrumenten.
  2. Op basis daarvan stellen ze hypothesen op om hun waarnemingen te verklaren.
  3. Deze hypotheses worden met nieuwe systematisch opgezette waarnemingen getest en verfijnd. Hoe meer data hoe beter foute wetenschappelijke ideeën kunnen worden geëlimineerd.
  4. Hypotheses die herhaaldelijk niet door waarnemingen worden gefalsifieerd, kunnen de status van een gevestigde theorie krijgen. Een theorie ordent en verklaart waarnemingen die voorheen afzonderlijk werden bestudeerd. Van een goede theorie kunnen suggesties voor nieuw wetenschappelijk onderzoek worden afgeleid: de theorie moet dus toetsbaar zijn en de experimentele toets herhaalbaar. Een bruikbare theorie voorspelt de uitkomst van de hypothesen al voordat een experimentele toets is uitgevoerd. Een wetenschappelijke theorie is dus niet zomaar een proefballonnetje of een ongefundeerde bewering van wetenschappers; ze levert de meest aannemelijke verklaring voor de relevante waarnemingen, waaraan wetenschappers meestal naar eer en geweten hun bijdragen leveren.
  5. Theorieën die herhaaldelijk opnieuw worden bevestigd en die een voorspellende waarde blijken te hebben, krijgen de status van wetenschappelijke wet. Dat is zoveel als ‘het wetenschappelijk meest waarschijnlijke’. Zo’n wet wordt meestal in wiskundige termen weergegeven.
  6. Een aantal theorieën die samen onze wereld verklaren, wordt een paradigma genoemd, een stelsel van gedeeld geloof, waarden en technische middelen. Het paradigma heeft zich zo vaak bewezen dat alle ogenschijnlijke weerleggingen met scepsis worden bekeken. Dat kan op den duur kritische toetsing in de weg staan.

Om al deze stappen te doorlopen zijn logisch denken, precisie, objectiviteit, reproduceerbaarheid van resultaten en eerlijke en ethische rapportage van bevindingen onmisbaar.

Als dit het enige was, zou de evolutietheorie al spoedig door de mand vallen. Evolutie is immers niet empirisch te onderzoeken, niet herhaalbaar en niet voorspellend. Maar wetenschappers gaan vandaag de dag ook uit van de filosofie van het methodologisch naturalisme.

De term methodologisch naturalisme is afkomstig van de christelijke filosoof Paul de Vries. De hoogleraar van het Wheaton College (VS) introduceert dit begrip in een lezing in 1983. De Vries werkt zijn lezing uit tot een artikel waarin hij onderscheid maakt tussen het methodologisch naturalisme (de wetenschap werkt alsof God niet bestaat) en metafysisch of ontologisch naturalisme (God bestaat per definitie niet). Volgens het methodologisch naturalisme mogen de verklaringen van de wetenschap ‘zich alleen baseren op natuurlijke dingen en processen.’ Het methodologisch naturalisme is een poging om de wetenschap los te maken van welk geloofssysteem dan ook: wetenschap moet neutraal zijn ten aanzien van het bestaan van God en het een geestelijke wereld.

Een christelijke wetenschapper moet tijdens zijn wetenschappelijke werk doen alsof God niet bestaat. Geen wonder dat sommigen het methodologisch naturalisme om deze reden ‘atheïstisch van aard noemen.’ Op zijn minst vraagt het een ‘tijdelijk atheïsme’ van de wetenschapper. Het sluit de alomtegenwoordige God van de Bijbel buiten het domein van de natuurwetenschap.

In de empirische (experimentele) natuurwetenschappen die het bestaan van natuurwetten en natuurlijke processen onderzoeken, functioneert het methodologisch naturalisme tamelijk probleemloos. Onder deze natuurwetenschappen vallen bijvoorbeeld astronomie, geologie en biologie, waarin de herhaalbaarheid van verschijnselen een cruciale rol speelt. Vaak wordt over het hoofd gezien dat de ‘harde’ natuurwetenschappen óók een zachte kant hebben: hun historische dimensie. Dan gaat het over het ontstaan van het heelal, de aardlagen, het leven, de biodiversiteit en de mens, is er sprake van geschiedenis, historie. Het is immers allemaal in het verleden gebeurd.

Theorieën die het ontstaan van natuurlijke fenomenen moeten verklaren zijn historisch en niet experimenteel van aard. Ze gaan over eenmalige unieke gebeurtenissen uit het verleden, die immers niet kunnen worden herhaald in een laboratorium. Veel hypothesen over het verleden kunnen nu eenmaal niet experimenteel worden getoetst. In plaats van waarnemingen gebruikt de geschiedwetenschap of forensische wetenschap de principes van causaliteit (oorzaak en gevolg) en analogie.

Net als bij de experimentele natuurwetenschappen construeren de natuurwetenschappers ook het verleden met het methodologisch naturalisme als absoluut uitgangspunt. Het idee is dat het heelal met alles erop en eraan is ontstaan en ontwikkeld via dezelfde natuurwetten die vandaag de dag bestaan en in de empirische wetenschap worden getoetst. Juist de oorsprong en het ontstaan van onze werkelijkheid laat zich niet verklaren via materie, natuurwetten, natuurlijke processen, tijd en toeval, die in de wereld van vandaag een grote rol spelen. ‘Een wetenschappelijk onderzoeker, hoe vindingrijk en briljant hij ook is, kan de oorsprong in het verleden niet observeren of herhalen.’

Ik noem als voorbeeld het wonder op de bruiloft te Kana. De Heere Jezus maakte daar in één ogenblik uit water de beste wijn: „Als nu de hofmeester het water dat wijn geworden was, geproefd had (en hij wist niet vanwaar de wijn was; maar de dienaren die het water geschept hadden, wisten het), zo riep de hofmeester den bruidegom, en zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan den minderen; maar gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard”(Joh. 2:9,10). Zou iemand de wijn empirisch/forensisch met de best beschikbare apparatuur van vandaag onderzoeken, dan zou hij een aantal conclusies kunnen trekken, zoals:

  1. Deze wijn is gemaakt van uitstekende, goed gerijpte pinot noir-druiven.
  2. Deze wijn heeft 3 jaar gerijpt in eikenhouten vaten in een koele donkere kelder.
  3. Het alcoholgehalte is 17,5 procent, dat is hoog, dus was het suikergehalte in de druiven optimaal.
  4. enz.

Deze waarnemingen kloppen methodisch naturalistisch gezien uitstekend. Er is een probleem: ze zijn niet waar. De wijn is immers nog geen half uur oud, is niet geperst uit druiven, is niet gerijpt in eikenhouten vaten, enz. Er heeft immers een goddelijk wonder plaatsgehad.

Vertaal dit nu eens naar de schepping. Omdat de zoektocht naar het verleden zich uitsluitend richt op de tweede oorzaken (natuurwetten en natuurlijke processen), zien de wetenschappers de levensgrote aanwijzingen voor de eerste Oorzaak (God) over het hoofd. Het heelal, de finetuning van de natuurconstanten en biologische informatie in het DNA hebben onmiskenbaar een Maker nodig. De realiteit van een bovennatuurlijke eerste Oorzaak is dan onontkoombaar.

Maar het methodologisch naturalisme verbiedt zo’n supernaturalistische benadering. Ze zal altijd aansporen tot zoeken naar de beste natuurlijke verklaring voor waarnemingen, en niet naar de beste ware verklaring voor het ontstaan van de dingen. Daar ligt de belangrijkste reden voor de botsing tussen de Bijbelse scheppingsleer en de evolutietheorie. Het methodologisch naturalisme is de belangrijkste reden waarom Genesis 1 blijft botsen met onder meer de oerknaltheorie en de theorie van de universele gemeenschappelijke afstamming van de soorten.

4. Evaluatie

U begrijpt dat zolang de hedendaagse natuurwetenschap blijft zoeken naar natuurlijke verklaringen voor de oorsprong der dingen, ze de eerste elf hoofdstukken van Genesis zullen blijven afwijzen.

Maar een wetenschappelijke ‘waarheid’ mag in geen geval een aanleiding zijn om de inhoud van de Bijbel aan te passen, zei prof. H. Bavinck ooit. Dit doen theïstisch evolutionisten echter wel. Theologen die de theïstische evolutieleer voorstaan, zeggen dat je de eerste hoofdstukken van Genesis eigenlijk moet lezen als een verhaal, een legende of mythe over de schepping; God heeft het natuurlijk niet exact zo gedaan. God heeft dat zo laten opschrijven omdat de Joden in de tijd van Mozes niet begrepen dat er 13,8 miljard jaar geleden een oerknal is geweest, en dat het leven op aarde 3,8 miljard jaar geleden is ontstaan.

En daarmee ontzeggen ze zich het juiste zicht op de werkelijkheid. Want waarom zijn de eerste elf hoofdstukken van Genesis, ook wel de oergeschiedenis genoemd, van groot belang om de rest van de Bijbel te kunnen verstaan?

De eerste elf hoofdstukken van Genesis leggen de basis voor het verstaan van de volgende hoofdstukken en Bijbelboeken. Aan de orde komen:

  1. De leer aangaande God (theologie). Genesis openbaart Wie God is. Hij openbaart Zich als een enkelvoudig Wezen én tegelijk als meer in Personen, in Zijn drie-eenheid, als almachtig Schepper, als soevereine Wetgever en als een alwetend en recht vaardig Rechter. God is echter ook als Verlosser voorzegd; de eigenschappen van Zijn goedheid, lankmoedigheid, barmhartigheid en genade blijken uit de redding van Noach en zijn familie van het oordeel van de zondvloed.
  2. De leer aangaande de mens (antropologie). De eerste man (Adam) en de eerste vrouw (Manninne) zijn speciale scheppingen van God: geschapen als beeld van God, bestaande uit lichaam en ziel, begiftigd met een rationeel verstand. Adam is gemaakt uit het stof van de aarde, Manninne uit de rib van Adam. Manninne is bedoeld als metgezel voor Adam; uit Genesis volgt ook dat het huwelijk een verbintenis is van één man met één vrouw. Ten slotte stamt de hele mensheid van Adam en Eva af. De mens is door God gesteld als rentmeester over al het geschapene.
  3. De leer aangaande de zonde (hamartiologie). De overtreding van Gods verbod door Adam als verbondshoofd heeft de zonde in de wereld gebracht. Deze zonde rekent God aan alle mensen toe; door de zondeval heeft de mens zichzelf beroofd van Gods gunst en gemeenschap. De zondesmet wordt overgeërfd van vader op kind; de erfschuld toegerekend van vader op kind. De zonde bracht de eerste schuld, het eerste oordeel en de drievoudige dood in de wereld.
  4. De leer aangaande de verlossing (soteriologie). Hoe kan een zondig mens weer in de gunst van de heilige, rechtvaardige God worden hersteld? God belooft de komst van Zijn Zoon, het Zaad van de vrouw, de Heere Jezus Christus Die voor al de Zijnen de schuld zal wegdragen, het Goddelijke oordeel en de drievoudige dood zal onder gaan. Daarvoor moest Christus, de laatste Adam, een nakomeling van de eerste Adam zijn om als Bloedverwant-Verlosser van de mensheid voor Zijn volk te kunnen voldoen.
  5. De leer aangaande de engelen (angelologie). God schiep de engelen waarschijnlijk gelijktijdig met de hemel, voordat hij de aarde schiep. Sommige engelen zijn gevallen; dit moet na de zesde dag zijn gebeurd. Satan (lasteraar) belastert God en verleidt Eva om tegen God in opstand te komen. God voorzegt de uiteindelijke ondergang van satan en zijn rijk. Er zijn echter ook goede engelen, zoals de cherubs die de toegang tot de boom des levens in de hof in Eden bewaken.
  6. De leer aangaande de kerk (ecclesiologie). Er zullen twee volkeren op aarde bestaan: het zaad van de vrouw en het zaad van de slang. Het zaad van de vrouw is de Kerk van Christus, Die Zijn verbintenis aan haar tot voorbeeld stelt voor het huwelijk tussen een man met zijn vrouw. Ook de uitwendige openbaring van de Kerk van Christus wortelt in Genesis.
  7. De leer aangaande de laatste dingen (eschatologie). De volmaakte staat in Genesis laat zien wat de Heere met Zijn schepping voorheeft, ‘van vóór de grondlegging der wereld’. De zondvloed is een voorafschaduwing van het vergaan van de aarde door vuur op de laatste dag. In de eeuwigheid ‘zal de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn’, evenals in de volmaakte staat in de hof van Eden toen er nog geen zonde was. Want ‘geen vervloeking zal er meer tegen iemand zijn’. Evenals in de hof van Eden zal er een Boom des levens staan, en ‘zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben, want de Heere God verlicht hen.’

Zo wordt het fundament voor de Bijbelse leer van schepping, val, dood en leven, heilsgeschiedenis, verzoening, verlossing en de wederoprichting van alle dingen in de eerste hoofdstukken van Genesis gelegd. De eerste hoofdstukken van Genesis zijn dus cruciaal voor een Bijbels wereldbeeld. Wanneer de eerste elf hoofdstukken van Genesis niet letterlijk-historisch bedoeld zouden zijn, verdwijnt het fundament onder het christelijk geloof.

‘Voor de geschiedenis van de verzoening is het ontbreken van een historisch fundament funest, omdat de feitelijkheid van Gods handelen in de historie deel en onderdeel is van de boodschap’, zegt prof. Greijdanus. Veel van de huidige discussies in de breedte van de gereformeerde gezindte gaan over de eerste elf hoofdstukken van de Bijbel, signaleert dr. J.M.D. de Heer (1971). Tal van ethische kwesties vinden hun grond in de scheppingsorde die de Heere in Zijn schepping heeft gelegd. In het Nieuwe Testament grijpen de Heere Jezus en Paulus herhaaldelijk terug op deze scheppingsorde. De Heer concludeert terecht: ‘Genesis 1-11 zijn inderdaad fundamenteel’.

Dit is de eerste lezing in een serie van drie. Van den Dikkenberg hield deze lezing op 26 maart 2025 voor ‘Samen Gereformeerd’ te Hoevelaken. De tweede lezing door ir. Bart van den Dikkenberg hoopt hij op 23 april 2025 D.V. te houden (eveneens in Hoevelaken). Via dit artikel is daar meer informatie over te vinden. Op deze website worden een overzicht bijgehouden van reacties op het boek van ir. Van den Dikkenberg (link). Het boek is binnen de ‘rechterflank’ van de Gereformeerde Gezindte veelal positief ontvangen (zie bijv. De Saambinder (dr. De Raaf), De Wachter Sions (dr. Verboom), StandVastig (dr. Van Wingerden)). Over het voorbeeld van de bruiloft te Kana had dr. Teeuw in de discussie over theïstische evolutie een interessant artikel (link).

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Samen Gereformeerd. Het originele artikel is hier te vinden.