‘Alderliesten beschrijft actuele biomedische ontwikkelingen en zoekt naar de ethische vragen die deze oproepen’ – Bespreking van ‘Recht op Leven’

Arthur Alderliesten heeft zijn boekje Recht op leven als ondertitel meegegeven Aanzet voor een bio-ethiek van het levensbegin. Het loopt uit op een oproep aan de kerk. Die moet zich onder andere uitspreken over het recht op leven vanaf het eerste moment van zijn ontstaan, aldus Alderliesten. Recht op leven is tot stand gekomen vanuit een masterthesis, die hij geschreven heft aan de Theologische Universiteit Kampen. Daarin verbindt hij bio-ethiek met de ethiek van Bonhoeffer (1906-1945), die gekleurd is door de context waarin hij leefde, het nationaalsocialisme van nazi-Duitsland.

Alderliesten beschrijft allereerst actuele biomedische ontwikkelingen en zoekt naar de ethische vragen die deze oproepen. In-vitrofertilisatie en embryokweek zijn voorbeelden van deze biomedische innovaties. Wat embryokweek betreft, klinkt de roep om acceptatie hiervan voor wetenschappelijk onderzoek steeds luider. Alderliesten ziet hierachter het maakbaarheidsdenken schuilgaan van de mens die autonoom wil zijn. Dat uit zich in het streven naar risicobeperking en beheersing van gezondheid. Vervolgens schrijft Alderliesten over de eugenetica (letterlijk: goed geboren) in nazi-Duitsland. Het is huiveringwekkend om te lezen dat het vermoorden van Joden gebruikt werd als vals voorwendsel voor hygiënische maatregelen, waarbij Joden als een ziek ras werden gezien. Alderliesten concludeert dat tijdens de Tweede Wereldoorlog mensenlevens steeds meer uitgedrukt werden in economische waarde in plaats van menselijke waarde.

Tegen deze achtergrond heeft Bonhoeffer zijn ethiek ontwikkeld. Hij keert zich tegen de instrumentalisering van het lichaam en noemt het een vorm van slavernij als de mens tot een ding in de macht van iemand anders is geworden. Het doden van de vrucht in de moederschoot noemt Bonhoeffer een aantasting van het recht op leven dat God heeft verleend. Hiermee laat Bonhoeffer zijn afkeer zien van de inmenging van de overheid (in zijn tijd nazi-Duitsland) op het terrein van de voortplanting.

Alderliesten eindigt zijn geschrift met vijf aandachtspunten voor de kerk in het licht van actuele medisch-ethische uitdagingen rond het levensbegin. Aan de hand van de ethiek van Bonhoeffer ziet hij het als taak van de kerk om op te roepen tot concrete gehoorzaamheid aan Jezus Christus en daarbij ook de overheid kritisch te bevragen wanneer dat nodig is. Een van zijn stellingen licht ik concreet uit: de kerk zou zich moeten uitspreken tegen instrumenteel gebruik van het leven, ook in haar vroegste bestaan, als hedendaagse vorm van slavernij.

Bij het lezen van dit boekje raak je onder de indruk van de vele bronnen die de auteur erop nageslagen heeft. Tegelijk is het niet eenvoudig om te lezen, omdat er veel verschillende stappen worden gezet waarbij mijns inziens te veel thema’s worden aangeboord voor zo’n dun boek. Daarbij zijn er best wat slordigheden in de tekst te vinden. Dat vergemakkelijkt het lezen niet. Niettemin geeft het boekje waardevolle inzichten voor hoe je kunt omgaan met (maatschappelijke) vragen rondom het levensbegin en de positie die de kerk hierbij moet innemen.

Noot van de redactie van ‘Oorsprong’: Al eerder schreef mr. W. Silfhout voor ‘De Saambinder’ een recensie van dit boek. Deze recensie is ook hier verschenen. De uitnodigingsflyer voor de boekpresentatie van ‘Recht op Leven’ is hier te vinden. Deze boekpresentatie werd ook uitgezonden via de livestream. Deze livestream is hier terug te kijken.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Boele, R., 2024, Boekbesprekingen, De Waarheidsvriend 112 (1/2): 16.

Kerk en slavernij? (7) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Sterke betrokkenheid van de gereformeerde kerk en alle gereformeerde Nederlanders bij slavernij?

A. Merz, G. Harinck, R.M. Allen, M. Stoutjesdijk spreken van sterke betrokkenheid van de gereformeerde kerk en alle gereformeerde Nederlanders bij slavernij.1 In deze bijdrage zal aan de hand van een serie boeken worden nagegaan of de vele betrokken deskundigen daarvoor aanwijzingen bieden.

D. J. Tang (2003)

Het boek van Tang biedt een evenwichtige geschiedenis van de wereldwijde slavernij vanaf de oudheid tot heden.2 Handel in blanke en zwarte slaven was in de middeleeuwen in Europa een veel voorkomend fenomeen. Later tot in de tijd van de door Merz e.a. bedoelde slavernij bestond er lijfeigenschap en horigheid. In de steden werden die vervangen door financiële afhankelijkheid. Enkele predikanten worden genoemd. Niets in dit werk steunt de stelling van Merz e.a.

P. C. Emmer (2003)

Emmer biedt een overzicht van de Nederlandse slavenhandel.3 Enkele predikanten worden genoemd. Aan de slavenhandel heeft Nederland alleen maar verlies geleden. Niets uit het werk van Emmer steunt de stelling van Merz e.a.

H. Den Heijer (2003, 2021)

Den Heijer beschrijft de geschiedenis van de WIC (West-Indische Compagnie) en noemt ds. Udemans.4 In zijn boek over het Nederlands slavernij verleden constateert hij dat de predikanten die zich tegen slavernij keerden allemaal tot de Nadere Reformatie behoorden.5 Hij noemt personen, niet de “gereformeerde kerk en alle gereformeerde Nederlanders”.

L. Balai (2013)

Amsterdam was het centrum van de slavenhandel.6 Duidelijk wordt gemaakt dat de betrokkenen binnen de Amsterdamse grachtengordel woonden. Er valt uit dit boek niets ten faveure van de stelling van Merz e.a. af te leiden.

K. Fatah-Black (2019)

In het boek wordt de Sociëteit van Suriname 1683-1795 beschreven.7 Deze organisatie exploiteerde Suriname en was tegelijkertijd overheidsvervanger. Kerkelijke zaken werden niet gevonden, zodat dit boek de stelling van Merz e.a. niet kan steunen.

P. Brandon (2020)

De betrokkenheid van Amsterdam bij slavernij is in een veelomvattend onderzoek, waaraan 41 onderzoekers meewerkten, in kaart gebracht.8 De internationale handel, waaronder die in slaven, werd in Nederland beheerst door een voornamelijk Amsterdams netwerk van bestuurders en hun families.

In het boek spreekt onderzoeker D. Hondius, behorend tot de werkgroep van A. Merz e.a. over de handelscompagnieën die “rechtstreeks zijn verbonden met de staatskerk, later de Nederlandse Hervormde Kerk”.9 Vóór 1816 was er niet één kerk, maar waren er provinciale kerken. Het ging hierbij niet om een staatskerk. De gereformeerde kerken waren door het publieke recht tot het publieke erf toegelaten. De provinciale gereformeerde kerk was dus de publieke kerk. Er waren ook getolereerde religies, zoals de Joodse, en verboden religies, zoals de rooms-katholieke. Er was vrijheid van geweten, dus huisgodsdienst was toegestaan. Dit werd ruim opgevat. In 1816 werd door Koning Willem I de Nederlandse Hervormde Kerk gesticht. Dat kan een staatskerk met staatskerkrecht worden genoemd.

Anders dan D. Hondius beweert “worden predikanten en ziekentroosters niet aangenomen door de kerkelijke besturen”. De classicale vergadering laat een kandidaat toe tot het ambt en is betrokken bij de beroepingsprocedure naar een gemeente. Er waren meerdere buitenlandse gemeenten., waaronder die in handelsposten van de handelscompagnieën. In Londen is nog steeds de Nederlandse gemeente ‘Austin Friars’, die een predikant uit de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) beroept. Een kerkelijke vergadering ging bij een ziekentrooster – geen ambtsdrager – na of het om een verstandig man ging die over voldoende geloofskennis beschikte.

Bestuurders waren gewoonlijk van de gereformeerde religie maar dat hoefde niet. De handelscompagnieën waren in het geheel niet rechtstreeks met de ‘staatskerk’ verbonden. Een kerkelijke vergadering mocht alleen kerkelijke zaken behandelen.10 Een vergadering meer dan de kerkenraad, bestond niet tussen de vergaderingen in.

Uit het boek van Brandon e.a. is niets af te leiden over de sterke betrokkenheid van de gereformeerde kerk en alle gereformeerde Nederlanders bij slavernij.

B. Henkes (2021)

In dit boek worden wandel- en fietsroutes langs plaatsen die met slavernij of koloniale handel te maken hebben behandeld. Er blijkt niets uit over de sterke betrokkenheid van de gereformeerde kerk en alle gereformeerde Nederlanders bij slavernij. De bemoeienis van de handelscompagnie met het werk van de predikant werd niet als positief ervaren.11

Conclusies

Uit de genoemde boeken blijkt niets over de sterke betrokkenheid van de gereformeerde kerk en alle gereformeerde Nederlanders bij slavernij. Opgemerkt wordt nog dat een gevangenispredikant in een gevangenis geestelijke bijstand verleent. Hij/Zij mag geen uitspraken doen over de delicten van de gevangenen en ook niet over het gevangenisregime. Zo konden predikanten in dienst van de handelscompagnieën, die de staat vertegenwoordigden, zich niet tegen de slavernij keren.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten

Hebbes!

Kokmeeuwen zoeken graag voedsel in waterrijke graslandgebieden. En die zijn er de laatste tijd volop in ons Rivierengebied nu het water al weken hoog staat in de rivieren en binnendijks de hoeveelheid kwelwater toeneemt. De afgelopen weken heb ik wat meer dan anders gelet op meeuwen.

Regelmatig zijn grote groepen Kokmeeuwen zwermend boven of foeragerend in de drassige weilanden te zien. Menig regenworm kruipt bij het natter worden van het grasland de grond uit. En dat hebben spreeuwen en meeuwen in de gaten. Heerlijk met elkaar stappend door het drassige weiland op zoek naar een gezond eiwithapje!

Op de foto ziet u twee Kokmeeuwen. De voorste is een jong van vorig jaar, een juveniel. Dit is te zien aan de bruine vleugeltekening en de roze poten en snavel. De andere is een volwassen vogel in winterkleed. De meeuw heeft aan weerskanten van de kop een duidelijke donkere oorvlek, ongeveer waar de oren zitten. Het lijkt alsof de vogel een koptelefoontje op heeft. Verder heeft een adulte vogel rode poten en snavel. De chocoladebruine kop (vaak zwart lijkend) komt in het voorjaar weer tevoorschijn: in het broedseizoen past het broed- of zomerkleed.

U ziet dat de adulte vogel een regenworm beet heeft en deze niet loslaat. Hebbes! Regenwormen staan aan de basis van vele voedselketens en dienen als voedsel voor veel vogelsoorten. De kans is groot dat als de worm afbreekt, deze dood gaat. Zo gaat dat in een voedselketen: het is een ketting van eten en gegeten worden.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Hebbes!, Het GemeenteNieuws 23 (2): 5.

Kritische bespreking door drs. Rafael Benjamin van de bundel ‘Inzicht’ – Deel 2

Noot van de redactie: De redactie denkt anders anders dan de auteur betreffende het klimatologische vraagstuk en sommige andere thema’s. Desondanks danken wij drs. Rafael Benjamin hartelijk voor het uitgebreide werk dat hij in zijn recensies heeft gestoken. Het eerste deel van de recensie is hier te vinden.

Gezien het nog altijd, ook in Schriftgelovige kringen, helaas overheersende idee, dat het nieuwe altijd ook het betere is, is het goed dat er een bundel verschenen is over het bovenstaande thema, ondanks dat de meeste gedachten in het verleden ook al zijn geuit. Ook hierom is dit goed, gezien de stroom van theïstisch-evolutionistische publicaties van de tegenstander waarmee getracht wordt twijfel en ongeloof te zaaien onder de christenen en hun kinderen. De inleiders nemen dit gevaar van het ontstaan van verwarring ook al waar blijkens p. 7 van het ‘Woord vooraf’.

Mocht dit tweede deel niet leesbaar zijn via deze pdf-viewer, dan kunt u het artikel via deze link downloaden.

Op de Geestelyke Mengelstoffen van den Wel Eerw. Godvrugtigen Heere Gerardus van Aalst

OP DE

GEESTELYKE MENGELSTOFFEN

VAN DEN

Wel Eerw. Godvrugtigen HEERE

GERARDUS VAN AALST.

Waardig en Getrouw Leeraar, in de Gemeinte van
J. Christus, te WESTZAANDAM.

Geagte Leeraar, die Uw Mond en Pen met vlyt
Besteedt in s’Heeren dienst, ten spyt van die ’t benyt.
Die leert, vermaant, vertroost, bestiert in regte wegen;
Die ’t kreupele verbindt, die niemant laat verlegen
Zoo als dit Schrift getuigt, waar in op ieder blad
Gezien wordt, dat Gy hebt een ryke wysheids schat;
Ja dat Gy Godvrugt weer met waarheid zaam te paren:
God zegen Uwen dienst in ’t klimmen van Uw jaren.

Gelukkig Westzaandam! dat zig nog steeds verheugd
In eenen Leeraar, die het frisse van zyn jeugd
En gryze jaren tot uw stichting wil besteden,
Op dat Gy met Hem zoudt het regte spoor betreden;
En langs den Zuivren weg en ’t ware deugden pad,
Geraken aan het einde in Zions Hemelstad:
Om daar Jehovahs Lof met Liederen en Psalmen,
Voor Eeuwig, stooreloos, volvrolyk uit te galmen.

H. VIEROOT.

Op de uitgaaf der Geestelyke Mengelstoffen door den Wel Eerwaerden, zeer Geleerden en Godvruchtigen Heere, Gerard van Aalst

OP DE UITGAAF

DER

GEESTELYKE MENGELSTOFFEN,

Over verscheidene gewichtige stukken
der Praktikale Godgeleerdheid,
in twee Delen,

Door den Wel Eerwaerden, zeer Geleerden en Godvruchtigen Heere,

GERARD VAN AALST.

Zeer Geacht en Getrouw Leeraar in de
Gemeinte Gods te WEST-ZAANDAM.

Mynen Hoog Geëerden en Geliefden
Oud-Oom.

Zoo gunt Gy dan aan Neêrlands Kerk
Dit menigmaal begeerde werk,
Een bundelken vervuld met zaken,
Wel van verscheiden soort en aart;
Doch oordeelkundig t’zaam geschaard,
Om dat zy ’t Zielen welzyn raken.

Heer OUDOOM, die Uw schonen tyd
Niet werk – en nutteloos verslyt;
Maar tracht te leren en te stichten:
Die het Talent van Uwen Heer’
Dus aanlegt, om te Zyner eer’
Ons voor te gaan en voor te lichten.

Uw werk toch is van zulk een soort,
Dat kenners heeft alreê bekoord:
My mocht het ook met hun gebeuren
let van dien dierb’ren schat te zien,
Waar van Ge nu een proef komt biên,
Het licht wel dubbel waerd te keuren.

Want het gewicht van deze stof,
Haar nuttigheid, zal U veel lof
By den Godvruchten doen behalen,
Die meermaal door U zyn gesticht;
Daartoe was ook Uw doen gericht;
Daar wilt Gy U graag toe bepalen.

Dat kon Gods Volk voor langen tyd
Getuigen; dat erkent de Nyd,
Die schoon ze op Uwen goeden handel
Steeds vruchteloos een’ laster werpt,
En hare boze tong vaak scherpt:
Gy stichtte altyd door woord en wandel.

Zelfs toen Ge Uw Wederhelft, in deugd
Een voorbeeld, Uwen lust en vreugd,
Verliezen moest, O slag der slagen!
De zwaarste in ’s levens worstel-perk!
Die ook on in het wichtig werk
U niet doen stilstaan of vertragen.

ALETTA, zulk een dierbaar pand!
Aan welke Uw dankb’re mond en hand
Een duurzame Eer-kroon heeft geschonken,
Van U thans in het licht gebracht,
Ten blyke voor het nageslacht.
Hoe zy in Godvrucht heeft geblonken.

Door ééne plaat Uw’ oogen-lust
God toen weg nam;
1 maar niet geblust
Heeft Uwen moed. om Uwe krachten,
Schoon in een hoogen ouderdom,
Zo nut te slyten: Wederom,
Geeft Gy een vrucht van heil gedachten.

Na dat Gy ’t Zinbeeld had beschoud
Van ’t Zaads verscheiden vrucht,2 ontvouwd’
Gy ons het Heil geloof naar ’t leven,
In eigen aart, natuur en kracht: 3 Van Schriften, daar men zo naar tracht,
Hebt Gy dit ook in ’t licht gegeven.

Nu hebt Ge Uw noeste bezigheid
Gesteld, in ’t gene ons opwaarts leidt,
Of toont het wezen van die dingen,
Waar op een Kristens ziel vertrouwt,
En haar geloof en hope bouwt;
Schoon mensch en duivel die bespringen.

De Waarheid U toch dierbaar is,
Die deze volgt, loopt nimmer mis:
Zy zal toch nooit haar kracht verliezen!
Om dat ze in ‘t Woord haar’ grondslag heeft,
Dat voor geen hel noch dwaling beeft:
Roemwaerdig! die haar voetspoor kiezen.

Hier op vest Gy in dit geschrift,
In ’t welk Ge waar – van valsheid schift,
De zuivere en Hervormde merken,
Van Roepinge en Genade-Staat:
Den vromen Gy dan sporen gaat,
Hun zaligheid toch uit te werken.

Naar de eeuwige Euangelie-Wet,
Die Jesus zelf heeft ingezet,
En door Zyn’ Geeft in ’t volk wil planten,
Dan Hy met Zyn genade-kracht
Van verre heeft naby gebracht,
Door middel van Zyn heil-gezanten.

Gy toont, dat dezen, een’ die roept,
En Kristus Heer en Meester noemt,
Steeds tot bekeering moeten wekken,
En leren: Die Gods wille doet,4 Is in des Vaders ogen goed
En kan te zyner eere strekken;

Wen hy zyn’ toevlucht tot het bloed
Des Lams, met een beklemd gemoed,
In waar Geloove heeft genomen:
Dat hem voor God rechtvaerdig maakt,5 Wanneer ’t Jesus liefde blaakt,
Uit wien alleen zyn heil moet komen.

’t Gemoed, dat zo gereinigd is,
Leert Gy, dat tot des Heeren disch,
Naar zyn bevel, alleen mag komen;
Geen dienaars keur de ziel behoeft:
Die hier zichzelf maar wel beproeft,6 Wordt van den Gast-heer aangenomen.

Ja Gy ons hier met nadruk leert:
Hoe me in Gods huis met vrucht verkeert,
Daar alles eerlyk en met orden
Geschieden
,7 en Eenvoudigheid,
Vereenigd met Voorzichtigheid,
In leer en daad betoond moet worden.8

Wie dankt U voor dit kleinood niet?
Daar U geen moeilykheid verdriet,
Als Gy maar vruchten moogt erlangen:
Kunt Gy het niet door spreken doen;
In d’Ouderdom noch vet en groen,
Wenscht Gy ze door uw schrift te ontvangen

Wordt uw doorwrochte werk bespot,
Van dwaal-geest, of der bozen rot;
Geen nood! Hun, die in ’t aklig donker
Beschimpen dat rechtzinnig is,
Verstrekt het licht tot duisternis:
Zy schrikken voor het Zon-geflonker.

’t Zy U genoeg, (elk weet Ge houdt
Het daar ook voor) het geestlyk zout
En kostlyk zoet van Uw betrachting
Bestraald wordt door den Heer der Kerk’:
Terwyl by vromen ’t nuttig werk,
En by den wyzen blyft in achting.

Heb dank dan, Oom! voor deze blaân
In onzen tyd zo nuttig aan
Een ieder, die het geestlyk leven,
Houdt in een heilige waardy:
Wie kent dat inniger dan Gy?
In ‘t Praktikale zo bedreven!

Gy zyt beroemd voor zo een’ Man,
Die ’t beste, daar van schryven kan,
Om dat Hy ’t zelf heeft ondervonden,
En zo veel proeven doorgestaan:
Een, niet bezet met yd’len waan,
Kan zulke zaken recht doorgronden
.

Wy bidden: Ga met schrijven voort,
Dan worde ‘er noch al meer gehoord:
VAN AALST IS IN GODS KERK EEN VADER,
Ai! schenk veel uit dien ryken schat,
Die ’t eenzaam Kabinet bevat,
Gevloeid uit Uw geopende ader.

God geve aan ieder, die dit leest,
Te lezen met bedaarden geest,
Hy neme weg al het vooroordeel,
En gunne door Zyn Geestes licht,
In dit zo duister tyd-gewricht,
Uw pen veel nut te doen en voordeel!

Hy doe de Waarheid en de Vreê
Altyd gepaard gaan, is ons beê.
Leef lang, Gezond, en in Geloven;
Tot dat Ge aanschouwt in heerlykheid,
Aan trouwe dienaars toebereid,
Gods aangezicht volmaakt hier boven.

LEONARDUS VAN MEERTEN,

S. S. Theol. Stud.

Utrecht,
Den 29 van Wynmaand,
des Jaars 1753.

Voetnoten

Op de uitgave der Leerzame en Stichtelyke Bedenkingen van den Wel Eerwaarden, en Geleerden Heere, Gerardus van Aalst

OP DE UITGAVE

DER
LEERZAME EN STICHTELYKE BEDENKINGEN

Van den Wel Eerwaarden, en Geleerden
Heere,

GERARDUS VAN AALST

Mynen Hooggeagten Amptgenoot

VAN AALST, Gewoon Godts Kerk met Mondt en Pen te stichten,
En Haar op s’Leevens weg ten klaarste voor te ligten,
Vertoont ons wederom de vrugten van zyn Geest,
Geboekstaavt na het Woord, dien juist gevormden leest
Van Zeeden en Geloov. Hoe klimmen met de Jaaren
s’ Mans onvermoeide vlydt en Oordeel in ’t vergâeren
Van zulk’ een Letterschat, waarby verschydenheydt
Der Stof den Lees lust wekt, en ’t ryn gemoedt opleydt
Tot Godt, zyn Zoon, zyn Geest, en dierb’re zegeningen,
Des Menschen hoogste Goedt in vlugge wentelingen
Van ’t veege Leeven. Daar gaat nu myn Geest te gast
Op Hemel Lekkerney! het aardtsche wordt een last
Voor hem, die van Godt zelv na Booven wordt getogen!
Heb dank, Eerwaarde Heer! blyv lang de Lust der oogen
’t Vermaak, de Kroon, ’t Cieraad van ’t Westzaendamsche
Een Pielaar voor de Kerk! Begaafde Bybel-Tolk (Volk,
Schryv meer, tot dat g’Uw Ziel met weldoen wedergeeven
Zult aan den Grooten Heer, die aan U ’t lieve Leeven
Zo mildt geschonken heeft, en opstaand’ in uw lot,
Een vollen Zegenpraal geniet by Onsen Godt!

LUCAS CONYNENBERG,

Predikant te Zaandam aan de Oostzyde.

Op de Geestelyke Mengelstoffen door den Wel Eerw. Heere Gerardus van Aalst

OP DE

GEESTELYKE MENGELSTOFFEN

Door den Wel Eerw: HEERE

GERARDUS VAN AALST

Veel geagt Leeraar in de Gemeinte van J.C.
TE WESTZAANDAM.

Die zuivre waarheit mint, en ‘teffens is gezet
Op regte Godsvrugt, die den naasten tragt te stigten,
En door heur schone glants ten goede voor te lichten,
Terwyl ze in alles zig gedraagt naar ’s Heeren Wet:

Die als ’t een Christen past, op zyne gangen let,
In Geest en waarheid tragt den Godsdienst te verrigten,
En alzints te voldoen aan alle Christen pligten;
Vint in dit Mengelwerk dit voorgestelt in ’t net.

Daar leert VAN AALST het waar’ van ’t valsche te onderscheiden,
Daar toont hy duid’lyk aan, wat klippen men moet meiden,
Om regt door zee te gaan naar ’t Hemelsch Vaderlant.

Vint imant twyffel, of hy Werken moet dan wagten;
Wat in den heil’gen dienst een Leeraar moet betragten:
D’Eerwaarde Schryver leidt hem hier als by de hant.

T. VIEROOT,
Predikant te Wormer.

Voorreden Aan den Waarheid-Lievenden en Godtvrugtigen Lezer

VOORREDEN

Aan den

WAARHEID-LIEVENDEN

En

GODTVRUGTIGEN

LEZER.

Ik dele U tegenwoordig mede, een klein Bundelken Verhandelingen, van verscheiden aart ende natuur, doch meest de Praktyk der Godzaligheid rakende; waarom ik het ook uitgeve onder den Tytel, van Geestelyke Mengelstoffen.

Ik ben tot het t’zamenstellen van dezelve gekomen, door dien het den Vrymagtigen God behaagt heeft, my, door myne hoge jaren, (die het getal van LXXV al te boven geklommen zyn) ook door myne daar uit veroorzaakte lichaams-zwakheid, en inzonderheid door myne laatste krankheid, buiten-staat te stellen, om het werk der bedieninge, in myne Waarde Gemeinte volkomen te kunnen waarnemen: Moetende my vergenoegen, met nu en dan eens een enkelde reis te prediken. Echter behaagt het den goeden God, de vermogens, ’t zy veel of weinig, die Zyne Hand door vrye genade in my heeft believen te leggen, niet geheel en al weg te nemen, maar noch voor het grootste gedeelte in my te bewaren. Dit heeft my dikwils tot verwondering gestrekt, en my opgewekt, om met een verlevendigt hert, Gods weg omtrent my in dezen, met Dankbaarheid te aanbidden. Ook is het my wel eens zoo voorgekomen, dat de Heere niet te vergeefsch zoo met my handelt, maar zyne heilige eindens daar in voor heeft; waarom ik my verplicht achte, om dat ééne Talentje, dat in my noch overig mochte zyn, niet in de aarde te begraven, maar op woeker te moeten stellen. Daar kwam by, dat het my niet natuurlyk is, ledig en buiten eenig gezet werk te zyn, en de Heere in my noch heeft overgelaten, een zucht om te stichten, en ik, zo lang ik adem kan halen, ware het mogelyk, eenig nut wensche te doen: kan ik zoo niet meer met de tonge, ik trachte dat met de penne te bereiken.

Wat de keur van Stoffen belangt: Grote Werken uit te geven, (die ik zommigen wel geschetst hebbe) durve ik niet ondernemen, om dat ik my niet in staat bevinde, om zoo veel te schryven, en het dus boven myn vermogen zyn zoude, dezelve ter uitvoer te brengen. Ook wil ik dit gaerne aan grootere verstanden als het myne overlaten. Over de Waarheden, of de Praktyk der Godzaligheid in ’t gemeen, te handelen, dat is onnodig, dewyl wakkere Mannen dat al voor my gedaan hebben, en wel zoo, dat ik daar in volkomen kan berusten. Predikaatsien uit te geven, (het welk my van veelen dikwils verzocht is) heb ik niet toe kunnen komen, want daar is de gehele Waereld mede vervuld, en veelen zyn veel beter, dan ik aan ’t licht kan brengen: Ook wilde ik liefst in myne gedachten onbepaald zyn, en daarom ben ik maer op eenige byzonderheden gevallen, die my toeschenen, wel eenige overdenkinge waardig te zyn. Zommige zyn stukken, die al over veele jaren de stoffe van myne overweginge geweest zyn, als de Eerste en Tweede, en noch eenige andere Verhandelingen. Daar zyn ook dingen onder, over welken ik, wat het wezentlyke belangt, wel eens gepredikt hebbe; tot anderen wederom hebbe ik aanleiding gekregen, door voorkomende zaken of gelegenheden. De meeste zyn stoffen, die my zeer wezentlyk voorkwamen, en nodig om in deze verwarde dagen eens naauwkeurig nagegaan en ingezien te worden. De reden, waarom ‘er weinig order of verband in de schiking der Verhandelingen is, en ‘er wel eens dingen, die betrekking op elkanderen hebben, verre van den anderen staan, is, om dat ik niet wist, als ik het eene schreef, dat ik in ’t vervolg het andere behandelen zoude, en daarom geve ik ze ook uit onder den Tytel van Mengelstoffen.

Het oogmerk en de manier van myn schryven betreffende: Ik betuige niemand in ’t byzonder bedoelt, of in ’t oge gehadt te hebben: Myn grootste doeleinde in alles, is de zuivere Waarheid en rechtzinnige Praktyk voor te staan en te bewaren, volgens het Heilige Woord van God, daar ik met myn gansche hert aan verkleeft ben. Zoo ik in deze of gene dingen van anderen mochte verschillen, ik zoeke zedig myne gedachten te zeggen, en die naar myn licht te bewyzen, zonder dat ik voor heb, iemand te benadelen; Ik ben toch altyd een vyand van alle twistschriften geweest, inzonderheid nu in myne hoge jaren; myn toeleg is maar, te stichten en nuttig te zyn. Wat myn schryfstyl aangaat, die is in dit en in myne andere Traktaatjes zeer gebrekkig, en verre van de vereischte netheid, en zo maar als die uit de pen valt, ik bedoele daer in alleen klaarheid en eenvoudigheid.

Zoo iemand my verwaerdigt, dit Werkje te lezen, ik bidde hem, dat hy alle vooroordelen aflegge, en bedaart lette op de zaken die daarin voorkomen, en op de bewyzen, met welken die gestaaft worden. Misschien zal U hier en daar wel iets voorkomen, dat Gy of by anderen niet gevonden hebt, of het zelve lezende niet hebt opgemerkt als zoo gewichtig, en kwam U het een of ander wat duister en verward voor; ik heb het hier wat klaarder en onderscheidener, na myn vermogen, zoeken voor te stellen, om dat het dingen zyn wel overwegenswaardig, zeer nuttig, en zoo nodig ter zaligheid. En zoude het wel onmogelyk wezen, dat iemand door dit kleine en eenvoudige Schriftje eens licht kreeg in deze of gene zaken, en tot andere gedachten gebracht wierd, dan hy te voren hadde.

Zoo by aldien dit Werkje eenig warachtig nut in dezen of genen mogte doen, ik zoude my verblyden, en God alleen daar van de eere geven. Indien ik dat geluk niet zal mogen genieten, ik zal my zoeken te vergenoegen met het nut, dat ik daar van voor my zelven, onder het opstellen gehadt hebbe, en met het goede einde, dat ik ‘er mede voor had: En voorts de zaak in des Heeren hand tragten over te geven. Oordeelt iemand dat ik hier of daar waarlyk eenige misvatting gehadt hebbe, dat zoude my zeer leet zyn; maar denkt, dat ik een mensch men, en niet meer de belofte van eene onfeilbare leidinge des Heiligen Geestes hebbe, als andere menschen. Doch weegt en wikt toch de redenen wel, die ik opgeve, en ziet eens of de bewyzen van anderen dezelven kunnen overtreffen, dat wel zouw kunnen wezen; maar is het anders, bukt toch voor de Waarheid, wanneer die U te sterk mogte worden.

Ondertusschen is myn hertelyke wensch en bede, dat het den Heere behage, U te zegenen met alle wezentlyke zegeningen; dit Werkje met zyn licht te achtervolgen tot heil van veele Zielen, en tot te rechtbrenging van dwalenden in het midden onzer. Hy doe in zyne Kerke Waarheid en Vrede onafscheidbaar gepaart gaan tot onderlinge liefde en stichtinge. En brenge ons eens over in een plaats, daar wy geen onderwys van dergelyke Schriften nodig zullen hebben; maar daar wy zullen kennen, gelyk ook wy gekent zyn. Amen.

Dit is Waarheid-lievende en Godtvruchtige Lezer! de hertgrondige wensch van Uw Dienstvaardgen Dienaar in Christus,

GERARDUS VAN AALST.

West Zaandam

Den 3. November 1753
P.S.: De Drukker my onderregtende, dat dit Werkje ruym dik genoeg zoude zyn, om het zelve in eenen Band te zamen te brengen (dat my geweldig ontschoot) ben ik geresolveert, om het in twee Deeltjes uyttegeven, waar van het eene nu het licht ziet, ende het andere dat reets onder de Pers is, in ’t kort staet te volgen.

Gerardus van Aalst – Geestelyke Mengelstoffen – Inhoudsopgave

In 1754 verscheen bij Hendrik Vieroot te Amsterdam de twee delen van ‘Geestelyke Mengelstoffen; ofte Godvrugtige Bedenkingen Over eenige Gewichtige Waarheden. Voornamentlyk de Praktyk der Godtzaligheid betreffende, Ende nuttig om in onze Dagen overwogen te worden, ter vastelling van de Leere der Waarheid, die na de Godtzaligheid is, ende tot bestier van swakke Godtzaligen’. Het werd geschreven door ds. Gerardus van Aalst (1678-1759). Gerardus was getrouwd met Aletta van Meerten (1666-1744) en samen kregen zij drie kinderen, waarvan er twee jong zijn overleden.1 Ter nagedachtenis van deze predikant wil ik de komende tijd, als de Heere het leven en de gezondheid geeft, zijn werk transcriberen en op deze website plaatsen. Tot eer van onze Schepper en tot heil van de naaste. Daarom volgt hieronder de letterlijke inhoudsopgave, met achter elk hoofdstuk de doorverwijzing.2

Inhoudsopgave deel 1


Voorreden Aan den Waarheid-Lievenden en Godtvrugtigen Lezer.
Op de Geestelyke Mengelstoffen door den Wel Eerw. Heere Gerardus van Aalst.
Op de uitgave der Leerzame en Stichtelyke Bedenkingen van den Wel Eerwaarden, en Geleerden Heere, Gerardus van Aalst.
Op de uitgaaf der Geestelyke Mengelstoffen, Over verscheidene gewichtige stukken der Praktikale Godgeleerdheid, in twee Delen, Door den Wel Eerwaerden, zeer Geleerden en Godvruchtigen Heere, Gerard van Aalst.
Op de Geestelyke Mengelstoffen van den Wel Eerw. Godvrugtigen Heere Gerardus van Aalst.

Inhoudsopgave deel 2

42 Gedagtenis Predikatie over des Autheurs Huisvrouw Aletta van Meerten, uit Ezech. 24 : 16.

Voetnoten