Home » Genealogie » Voorreden Aan den Waarheid-Lievenden en Godtvrugtigen Lezer

Voorreden Aan den Waarheid-Lievenden en Godtvrugtigen Lezer

VOORREDEN

Aan den

WAARHEID-LIEVENDEN

En

GODTVRUGTIGEN

LEZER.

Ik dele U tegenwoordig mede, een klein Bundelken Verhandelingen, van verscheiden aart ende natuur, doch meest de Praktyk der Godzaligheid rakende; waarom ik het ook uitgeve onder den Tytel, van Geestelyke Mengelstoffen.

Ik ben tot het t’zamenstellen van dezelve gekomen, door dien het den Vrymagtigen God behaagt heeft, my, door myne hoge jaren, (die het getal van LXXV al te boven geklommen zyn) ook door myne daar uit veroorzaakte lichaams-zwakheid, en inzonderheid door myne laatste krankheid, buiten-staat te stellen, om het werk der bedieninge, in myne Waarde Gemeinte volkomen te kunnen waarnemen: Moetende my vergenoegen, met nu en dan eens een enkelde reis te prediken. Echter behaagt het den goeden God, de vermogens, ’t zy veel of weinig, die Zyne Hand door vrye genade in my heeft believen te leggen, niet geheel en al weg te nemen, maar noch voor het grootste gedeelte in my te bewaren. Dit heeft my dikwils tot verwondering gestrekt, en my opgewekt, om met een verlevendigt hert, Gods weg omtrent my in dezen, met Dankbaarheid te aanbidden. Ook is het my wel eens zoo voorgekomen, dat de Heere niet te vergeefsch zoo met my handelt, maar zyne heilige eindens daar in voor heeft; waarom ik my verplicht achte, om dat ééne Talentje, dat in my noch overig mochte zyn, niet in de aarde te begraven, maar op woeker te moeten stellen. Daar kwam by, dat het my niet natuurlyk is, ledig en buiten eenig gezet werk te zyn, en de Heere in my noch heeft overgelaten, een zucht om te stichten, en ik, zo lang ik adem kan halen, ware het mogelyk, eenig nut wensche te doen: kan ik zoo niet meer met de tonge, ik trachte dat met de penne te bereiken.

Wat de keur van Stoffen belangt: Grote Werken uit te geven, (die ik zommigen wel geschetst hebbe) durve ik niet ondernemen, om dat ik my niet in staat bevinde, om zoo veel te schryven, en het dus boven myn vermogen zyn zoude, dezelve ter uitvoer te brengen. Ook wil ik dit gaerne aan grootere verstanden als het myne overlaten. Over de Waarheden, of de Praktyk der Godzaligheid in ’t gemeen, te handelen, dat is onnodig, dewyl wakkere Mannen dat al voor my gedaan hebben, en wel zoo, dat ik daar in volkomen kan berusten. Predikaatsien uit te geven, (het welk my van veelen dikwils verzocht is) heb ik niet toe kunnen komen, want daar is de gehele Waereld mede vervuld, en veelen zyn veel beter, dan ik aan ’t licht kan brengen: Ook wilde ik liefst in myne gedachten onbepaald zyn, en daarom ben ik maer op eenige byzonderheden gevallen, die my toeschenen, wel eenige overdenkinge waardig te zyn. Zommige zyn stukken, die al over veele jaren de stoffe van myne overweginge geweest zyn, als de Eerste en Tweede, en noch eenige andere Verhandelingen. Daar zyn ook dingen onder, over welken ik, wat het wezentlyke belangt, wel eens gepredikt hebbe; tot anderen wederom hebbe ik aanleiding gekregen, door voorkomende zaken of gelegenheden. De meeste zyn stoffen, die my zeer wezentlyk voorkwamen, en nodig om in deze verwarde dagen eens naauwkeurig nagegaan en ingezien te worden. De reden, waarom ‘er weinig order of verband in de schiking der Verhandelingen is, en ‘er wel eens dingen, die betrekking op elkanderen hebben, verre van den anderen staan, is, om dat ik niet wist, als ik het eene schreef, dat ik in ’t vervolg het andere behandelen zoude, en daarom geve ik ze ook uit onder den Tytel van Mengelstoffen.

Het oogmerk en de manier van myn schryven betreffende: Ik betuige niemand in ’t byzonder bedoelt, of in ’t oge gehadt te hebben: Myn grootste doeleinde in alles, is de zuivere Waarheid en rechtzinnige Praktyk voor te staan en te bewaren, volgens het Heilige Woord van God, daar ik met myn gansche hert aan verkleeft ben. Zoo ik in deze of gene dingen van anderen mochte verschillen, ik zoeke zedig myne gedachten te zeggen, en die naar myn licht te bewyzen, zonder dat ik voor heb, iemand te benadelen; Ik ben toch altyd een vyand van alle twistschriften geweest, inzonderheid nu in myne hoge jaren; myn toeleg is maar, te stichten en nuttig te zyn. Wat myn schryfstyl aangaat, die is in dit en in myne andere Traktaatjes zeer gebrekkig, en verre van de vereischte netheid, en zo maar als die uit de pen valt, ik bedoele daer in alleen klaarheid en eenvoudigheid.

Zoo iemand my verwaerdigt, dit Werkje te lezen, ik bidde hem, dat hy alle vooroordelen aflegge, en bedaart lette op de zaken die daarin voorkomen, en op de bewyzen, met welken die gestaaft worden. Misschien zal U hier en daar wel iets voorkomen, dat Gy of by anderen niet gevonden hebt, of het zelve lezende niet hebt opgemerkt als zoo gewichtig, en kwam U het een of ander wat duister en verward voor; ik heb het hier wat klaarder en onderscheidener, na myn vermogen, zoeken voor te stellen, om dat het dingen zyn wel overwegenswaardig, zeer nuttig, en zoo nodig ter zaligheid. En zoude het wel onmogelyk wezen, dat iemand door dit kleine en eenvoudige Schriftje eens licht kreeg in deze of gene zaken, en tot andere gedachten gebracht wierd, dan hy te voren hadde.

Zoo by aldien dit Werkje eenig warachtig nut in dezen of genen mogte doen, ik zoude my verblyden, en God alleen daar van de eere geven. Indien ik dat geluk niet zal mogen genieten, ik zal my zoeken te vergenoegen met het nut, dat ik daar van voor my zelven, onder het opstellen gehadt hebbe, en met het goede einde, dat ik ‘er mede voor had: En voorts de zaak in des Heeren hand tragten over te geven. Oordeelt iemand dat ik hier of daar waarlyk eenige misvatting gehadt hebbe, dat zoude my zeer leet zyn; maar denkt, dat ik een mensch men, en niet meer de belofte van eene onfeilbare leidinge des Heiligen Geestes hebbe, als andere menschen. Doch weegt en wikt toch de redenen wel, die ik opgeve, en ziet eens of de bewyzen van anderen dezelven kunnen overtreffen, dat wel zouw kunnen wezen; maar is het anders, bukt toch voor de Waarheid, wanneer die U te sterk mogte worden.

Ondertusschen is myn hertelyke wensch en bede, dat het den Heere behage, U te zegenen met alle wezentlyke zegeningen; dit Werkje met zyn licht te achtervolgen tot heil van veele Zielen, en tot te rechtbrenging van dwalenden in het midden onzer. Hy doe in zyne Kerke Waarheid en Vrede onafscheidbaar gepaart gaan tot onderlinge liefde en stichtinge. En brenge ons eens over in een plaats, daar wy geen onderwys van dergelyke Schriften nodig zullen hebben; maar daar wy zullen kennen, gelyk ook wy gekent zyn. Amen.

Dit is Waarheid-lievende en Godtvruchtige Lezer! de hertgrondige wensch van Uw Dienstvaardgen Dienaar in Christus,

GERARDUS VAN AALST.

West Zaandam

Den 3. November 1753
P.S.: De Drukker my onderregtende, dat dit Werkje ruym dik genoeg zoude zyn, om het zelve in eenen Band te zamen te brengen (dat my geweldig ontschoot) ben ik geresolveert, om het in twee Deeltjes uyttegeven, waar van het eene nu het licht ziet, ende het andere dat reets onder de Pers is, in ’t kort staet te volgen.