Overlijdensakte van Cornelia van Meerten (1853-1937)

Overlijdensakte van Cornelia van Meerten (1853-1937) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Rhenen.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Cornelia van Meerten (1853-1937) weergegeven.1 Op 3 november 1937 verscheen Marinus Clasinus van den Berg (1887-1966) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Rhenen om aangifte te doen van het overlijden van Cornelia. Marinus Clasinus was vijftig jaar oud, manufacturier van beroep en woonachtig te Rhenen. Hij verklaarde dat Cornelia op 1 november 1937 om kwart voor negen in de avond is overleden in de leeftijd van vier en tachtig jaar. Zij was zonder beroep, geboren te Lienden en woonachtig te Rhenen.2 Cornelia was de ongehuwde dochter van wijlen de echtelieden Teunis Willem van Meerten (1819-1875) en Heiltje Jansen (1820-1898).3

Voetnoten

Geboorteakte van Cornelia van Meerten (1853-1937)

Geboorteakte van Cornelia van Meerten (1853-1937) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden.

Hierboven wordt de geboorteakte van Cornelia van Meerten (1853-1937) weergegeven.1 Op 31 maart 1853 verscheen Teunis Willem van Meerten (1819-1875) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden om aangifte te doen van de geboorte van zijn dochter. De ambtenaar in functie was burgemeester Willem Jakob van Brakell (1818-1902). Teunis Willem was drie en dertig jaar oud, arbeider van beroep en woonachtig te Lienden. Hij verklaarde dat Cornelia op 30 maart 1853 om drie uur in de nacht is geboren. Haar moeder was Heiltje Jansen (1820-1898)2, zonder beroep. Teunis Willem had twee getuigen meegebracht: (1) Abraham Knuivers (1780-1866), twee en zeventig jaar oud en wever van beroep, en (2) Bart Augustinus (1796-1862), zes en vijftig jaar oud en voerman van beroep. De comparant kon de akte niet tekenen, omdat hij niet kon schrijven.

Voetnoten

Overlijdensakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875)

Overlijdensakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) weergegeven.1 Op 25 november 1875 verscheen Willem van der Schaft (1827-1903) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden om aangifte te doen van het overlijden van Teunis Willem. De ambtenaar in functie was burgemeester Johan Adriaan Verbrugh (1841-1911). Willem was negen en veertig jaar oud en arbeider van beroep. Hij deed de aangifte samen met Jan Mulder (1844-?), een en dertig jaar oud en arbeider van beroep. Zij verklaarden dat Teunis Willem op 24 november 1875 om één uur in de middag is overleden in de leeftijd van zes en vijftig jaar. Hij was arbeider van beroep, woonachtig te Lienden en geboren op 7 september 1819 te Lienden.2 Hij was gehuwd met Heiltje Jansen (1820-1898) en de zoon van wijlen de echtelieden Jan van Meerten (1786-1871) en Antonia Brouwer (1789-1875).

Voetnoten

Overlijdensakte van Heiltje Jansen (1820-1898)

Overlijdensakte van Heiltje Jansen (1820-1898) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden.

Hierboven wordt de overlijdensakte van Heiltje Jansen (1820-1898) weergegeven.1 Op 25 januari 1898 verscheen Willem van der Schaft (1827-1903) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden om aangifte te doen van het overlijden van Heiltje. Willem was een en zeventig jaar oud en arbeider van beroep. Hij deed de aangifte samen met Johannes van Kalkeren (1871-1956), zes en twintig jaar oud en zonder beroep. Beide getuigen woonden te Lienden. Zij verklaarden dat Heiltje2 op 24 januari 1898 om vier uur in de middag is overleden in de leeftijd van zeven en zeventig jaar. Zij was zonder beroep, woonachtig te Lienden en geboren te Echteld op 14 november 1820.3 Heiltje was weduwe van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) en een dochter van wijlen de echtelieden Gijsbert Jansen (1778-1848) en Cornelia Derksen (1785-1870).

Voetnoten

Huwelijksakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) en Heiltje Jansen (1820-1898)

Eerste blad van de huwelijksakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) en Heiltje Jansen (1820-1898) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Echteld.
Tweede blad van de huwelijksakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) en Heiltje Jansen (1820-1898) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Echteld.
Derde blad van de huwelijksakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) en Heiltje Jansen (1820-1898) zoals weergegeven in de Burgerlijke Stand van de Gemeente Echteld.

Hierboven wordt de huwelijksakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) en Heiltje Jansen (1820-1898) weergegeven.1 Het aanstaande echtpaar verscheen op 7 november 1845 voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Echteld om een huwelijk aan te gaan. De ambtenaar in functie was Hubartus Dideric van Riemsdijk (1809-1882).

Teunis Willem van Meerten was zes en twintig jaar oud en dienstbaar van beroep. Hij was geboren en woonachtig in de Gemeente Lienden.2 Teunis Willem was de meerderjarige zoon van Jan van Meerten (1786-1871) en Antonia Brouwer (1789-1875). Jan was arbeider van beroep en het echtpaar woonden te Lienden.

Heiltje Jansen3 was vijf en twintig jaar oud en zonder beroep. Zij was geboren en woonachtig te Echteld.4 Heiltje was de meerderjarige dochter van Gijsbert Jansen (1778-1848) en Cornelia Derksen (1785-1870). Gijsbert was arbeider van beroep en het echtpaar woonden te Echteld.

De huwelijksafkondigingen hebben, zowel in de Gemeente Echteld als de Gemeente Lienden, plaatsgehad op de zondagen 26 oktober 1845 en 2 november 1845. Daar is geen bezwaar tegenop gekomen. De ouders van de comparanten zijn op de bruiloft aanwezig en verklaren hun mondelinge toestemming tot dit huwelijk te geven. Het echtpaar heeft de volgende stukken overhandigd aan de ambtenaar: (1) Een akte van geboorte van de bruidegom, (2) Een akte van geboorte van de bruid, (3) Een certificaat van voldoening aan de Wet op de Nationale Militie. Daarna heeft de ambtenaar de gebruikelijke vragen gesteld en heeft hij na het ‘Ja’-woord dit huwelijk voltrokken.

Het echtpaar had vier getuigen meegebracht:

  1. Jan Brandse (1785-1868), zestig jaar oud, voerman van beroep, oom van de bruidegom en woonachtig te Lienden.
  2. Bart van Merkesteijn (1801-?), drie en veertig jaar oud, smid van beroep en woonachtig te Ochten.
  3. Jan de Hoog (1816-?), negen en twintig jaar oud, kleermaker van beroep en woonachtig te Ochten.
  4. Antonie Angelino (±1773-), twee en zeventig jaar oud, schipper van beroep en woonachtig te Ochten.

De comparanten en de wederzijdse ouders konden de huwelijksakte niet ondertekenen, omdat zij niet konden schrijven.

Voetnoten

Geboorteakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875)

Geboorteakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden.

Hierboven wordt de geboorteakte van Teunis Willem van Meerten (1819-1875) weergegeven.1 Op 9 september 1819 om twaalf uur in de middag verscheen Jan van Meerten (1786-1871)2 voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Lienden om aangifte te doen van de geboorte van zijn zoon. Jan was twee en dertig jaar oud, arbeider van beroep en woonachtig te Meerten, Gemeente Lienden. Jan had twee getuigen meegebracht: (1) Anthonie van Herwaarde (1780-1842), acht en dertig jaar oud en schoolonderwijzer van beroep, en (2) Frans Stap (1773-1833), vier en twintig jaar oud en planter van beroep. Zij verklaarden dat Teunis Willem is geboren op 7 september 1819 om vier uur in de middag. Zijn moeder was Antonia Brouwer (1789-1875), zeven en twintig jaar oud en huisvrouw. De comparant heeft de akte niet kunnen tekenen omdat hij niet kon schrijven.

Voetnoten

Geboorteakte van Heiltje Jansen (1820-1898)

Geboorteakte van Heiltje Jansen (1820-1898) uit de Burgerlijke Stand van de Gemeente Echteld.

Hierboven wordt de geboorteakte van Heiltje Jansen (1820-1898) weergegeven.1 Op 20 november 1820 om vier uur in de middag verscheen Gijsbert Jansen2 (1778-1848) voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Echteld om aangifte te doen van de geboorte van zijn dochter. De ambtenaar in functie was schout Cornelis Riemsdijk (1771-1858). Gijsbert was twee en veertig jaar oud, dagloner van beroep en woonachtig in de Gemeente Echteld. Hij verklaarde dat Heiltje op dinsdag 14 november 1820 om zes uur in de ochtend is geboren. Haar moeder was Cornelia Derksen (1785-1870), negen en dertig jaar oud. Gijsbert deed de aangifte samen met (1) Evert Hermsen (±1757-1821), drie en zestig jaar oud en veldwachter van beroep, en (2) Remmert van den Berg (1797-1874), drie en twintig jaar oud en landman van beroep. De comparant kon de akte niet ondertekenen omdat hij niet kon schrijven.

Voetnoten

Doopinschrijving van Eva van Meerten (1676-?)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Eva van Meerten (1676-?) weergegeven. Eva werd op 22 juli 1676 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gorinchem.1 Zij was een dochter van Huijbert van Meerte en Eva Ouwerts3 en Ariaentie Timers4 aanwezig.

Voetnoten

Doopinschrijving van Lambertus van Meerten (1676-?)

Hierboven wordt de doopinschrijving van Lambertus van Meerten (1676-?) weergegeven. Lambertus werd op 28 juni 1676 gedoopt in de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Gorinchem.1 Hij was een zoon van Evert van Meerten en Abigeltis (Enten). Als doopgetuigen waren Juff. Catrina Basouis2, Ariaentie Ariaentie3, Huijbert van Meerten en Eva Brouwer4 aanwezig.

Voetnoten

Kerk en slavernij? (8) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In deze aflevering van ‘Kerk en slavernij’ zal een begin worden gemaakt met kort aandacht te schenken aan verschillende boeken, die handelen over een mogelijke relatie tussen kerk en slavernij.

Bij het schemerlicht van hun tijd

Schutte behandelt in Het Calvinistisch Nederland. Mythe en werkelijkheid1 de zeventiende-eeuwse gereformeerden en de slavenhandel. Juristen hadden in de zeventiende eeuw in navolging van Hugo de Groot (1583–1645) slavernij en slavenhandel aanvaard. Onder bepaalde randvoorwaarden hebben gereformeerde theologen dat ook gedaan. Echter, gezaghebbende predikanten als B. Smytegelt (1665–1739) en J. Hondius (1563–1612) hebben zich verzet tegen slavernij en slavenhandel. Ook het Schatboek van Z. Ursinus (1534–1583) en F. Hommius (1576–1642) deed dat. Officiële kerkelijke vergaderingen zoals de classes die het meest met de overzeese wereld te maken hadden, Amsterdam en Walcheren, spraken zich tegen slavernij en slavenhandel uit. Toch werd in de Oost door predikanten slavernij gezien als een tot de samenleving behorend verschijnsel. Die samenleving werd als een ordening van God gezien. Tenslotte moet nog het invloedrijke werk over de Heidelbergse Catechismus van G. Voetius (1589–1676) worden genoemd. Volgens Schutte kon Voetius God niet anders dienen dan radicaal en daarom wees hij slavernij en slavenhandel af.

De gereformeerde kerk onder de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)

Schutte stelt dat de calvinistische opvattingen de wortel van de slavernij aantasten.2 Slavernij was op de Nationale Synode van Dordrecht 1618–1619 geen apart onderwerp. In verband met de doop kwam de slavernij aan de orde3: “Die nu gedoopt zijn, dat zodanigen hetzelfde recht van vrijheid, hetwelk andere christenen hebben, behoren te genieten, en door verkoping of door enige andere vervreemding van de christelijke meesters of heren wederom in de macht der heidenen niet behoren te worden overgegeven.” Door de slaven niet te laten dopen omzeilden de slavenhouders het synodale voorschrift. De VOC kende wel een zorgplicht voor slaven, toch ging de baat uit voor het gereformeerde beginsel. Schutte maakt duidelijk dat de wereld van de zeventiende eeuw voor ons een vreemde wereld is. Opgemerkt wordt dat Schutte de term ‘gereformeerde kerk’ gebruikt. Daarmee bedoelt hij de plaatselijke kerk.

Het Indisch Sion

Een reeks auteurs schrijft in het boek Het Indisch Sion4 over de gereformeerde kerk onder de VOC. Het gaat hierbij steeds over bepaalde gereformeerde kerken. De redacteur G.J. Schutte maakt duidelijk dat het de VOC om winst ging. De kerk was afhankelijk van de VOC. Schutte acht de geleverde kritiek op de kerk onverdiend. Er is geen reden tot morele veroordeling. In het boek is niets te vinden over kerkelijke betrokkenheid bij slavernij.

Geloof in de Nieuwe Wereld. Ontmoeting met Afrikanen en indianen

Het boek Geloof in de Nieuwe Wereld5 is geschreven als proefschrift door L.J. Joosse, vrijgemaakt gereformeerd predikant en kerkhistoricus. Joosse trekt een viertal conclusies. Predikanten hebben de politieke en sociale vrijheid niet verabsoluteerd, maar de opkomende slavernij gerelativeerd in de context van sociale instituten als opkomende massale contractarbeid en leef- en werktoestanden in veenkoloniën. De bestaande top-down-gezagsverhoudingen, ook tussen overheid en kerk, werden geaccepteerd. Tegelijk bleef het gezag begrensd door overschrijding van bevoegdheden waarom in het geval van slavernij mensenroof en mishandeling als gruwelijk werd gevonnist door klassiek gereformeerde en piëtistisch georiënteerde kerkvergaderingen en predikanten. Sommige predikanten kozen de weg van het pastoraal protest, anderen praktiseerden een frontaal polariserende benadering, weer anderen zetten de toon voor legaliseren van slavernij en slavenhandel op grond van de zogeheten Cham-theorie: ‘Kanaän (de zoon van Cham) zij hem (Sem) een knecht’ (Gen. 9:26). De tegenstanders van slavernij en slavenhandel kregen de academische steun van G. Voetius. Leiders van de WIC (West-Indische Compagnie) en coccejaans-georiënteerde predikanten (volgelingen van J. Coccejus (1603–1669), theoloog van het verbond) grepen na 1670 ook naar het Bijbelverhaal over Chams vloek om slavernij en slavenhandel te rechtvaardigen.

Besluit

Er zijn predikanten geweest die op grond van de vloek van Cham slavernij en slavenhandel aanvaardden. Vele predikanten zetten zich af tegen slavernij een slavenhandel. Dat geldt ook voor kerkelijke vergaderingen. Er is gewezen op de omstandigheden van de tijd en de gezagsverhoudingen, ook die tussen de overheid en de kerk. De bewering door Merz en anderen6, dat ‘de kerk’ bij slavernij en slavenhandel betrokken was, is onbewezen en onjuist.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Voetnoten