Lees hier de bijdrage van SGP-Senator mr. Diederik van Dijk aan het debat over het wetsvoorstel van Jan Paternotte (D66), Attje Kuiken (PvdA), Corinne Ellemeet (GroenLinks) en Jeroen van Wijngaarden (VVD) over de afschaffing van de verplichte beraadtermijn bij abortus.
Cultuur van leven
Een debat over de beraadtermijn voor abortus spitst zich al snel toe op de autonomie van de individuele vrouw of op de bescherming van het ongeboren meisje of jongetje. Daar ga ik het ook over hebben, maar eerst het grotere plaatje.
Het niveau van een beschaving, van een cultuur, is onder andere af te meten aan de wijze waarop zij omgaat met mensen en met menselijk leven. Geldt het recht van de sterkste of heb je als samenleving hart en oog voor het leven dat zichzelf niet kan redden? Is er oog, niet in de laatste plaats, voor gebutst of kwetsbaar leven? Voor leven dat zelf nog geen stem heeft, of geen stem meer heeft. Denk aan het ongeboren leven, aan verstandelijk of fysiek beperkten, aan hen die psychisch lijden of dementeren. Hoe gaan wij om met de sprakelozen? Zijn zij niet de kanarie in de kolenmijn?
Volgens mij zijn alle fracties in dit huis het er min of meer over eens dat we mededogen moeten hebben met de ander, zorg voor diegenen die geen helper hebben en die zichzelf niet kunnen redden. Juist de linkse, progressieve fracties worden niet moe dit te beklemtonen en dit zijn goede noties. Zou het dan niet echt progressief zijn om abortus op zoveel mogelijk manieren te voorkomen en tegen te gaan? En te erkennen dat het volstrekt achterhaald is om het afbreken van een zwangerschap, van nieuw leven, als oplossing te zien in een beschaafde samenleving?
Juist in het licht hiervan vraag ik de indieners hoe de drijfveren achter hun wetsvoorstel zich hiertoe verhouden. Het wetsvoorstel beoogt abortus nog toegankelijker, eenvoudiger en laagdrempeliger te maken. Ieder obstakel voor een abortus, hier in de vorm van een vaste beraadtermijn, lijkt te moeten worden weggenomen. De vrouwen die abortus overwegen bevinden zich echter in een door hen ervaren noodsituatie. Zij hebben hulp nodig en niet alleen keuzevrijheid. Hoe kijken de indieners aan tegen deze stelling?
In ons land is abortus toegankelijk en relatief eenvoudig te realiseren. Ruim 31.000 abortussen per jaar, mogelijk tot 24 weken zwangerschap. Nergens in de EU is er zolang ruimte om de toekomst van een mensenleventje door te knippen. En we weten dat abortus om vrijwel iedere denkbare reden gepleegd wordt, vooral sociale redenen. Vanwege financiën, een compleet gezin, vanwege huisvesting, een verbroken relatie, vanwege studie, een handicap, etc.
Het begrip ‘noodsituatie’ is ver uitgehold. Hoe past dit in een cultuur waarin men streeft naar hulp voor een ieder die het niet alleen redt in het leven? ‘Laat iedereen vrij, maar niemand vallen’, zo stelt een politieke partij. Is abortus niet te veel genormaliseerd geworden?
Ik denk, met verdriet, aan beelden van juichende Kamerleden op het moment dat wetten worden aanvaard die abortus simpeler maken, met teksten die je eerder op geboortekaartjes verwacht. Wat voor cultuur scheppen wij als we er niet van opkijken dat abortus zo’n gangbare optie is geworden en we verdere verruiming van de abortuswetgeving vieren?
Hoe zien wij een cultuur waarin het ongeboren leven op zo weinig bescherming kan rekenen? We zijn vandaag erg druk met het samenleven met heel verschillende mensen. Daarom maken we een speerpunt van het tegengaan van discriminatie, geweld of racisme. Dat doen we op basis van de intrinsieke waardigheid die ieder mens bezit, door God gegeven.
Maar wat leren we elkaar en wat geven we jongeren mee als we het zo eenvoudig maken om menselijk leven te kunnen doden? Het wetsvoorstel kiest níet haar vertrekpunt in de beschermwaardigheid van het leven. Erkennen de indieners dat vergroten van de keuzevrijheid hier ten koste gaat van nieuw leven?
Ik moet denken aan het volgende citaat van de Amerikaanse pro-choice cultuurcriticus Maggie Nelson, in een recent Volkskrant-artikel. Zij zegt: “Feministen zullen nooit bumperstickers maken met een tekst als ‘Het is zowel een keuze als een kind’. ‘Maar daar komt het natuurlijk wel op neer, en dat weten we allemaal.” Ze besluit: ‘We zijn niet gek; we begrijpen heel goed wat er op het spel staat. Soms kiezen wij voor de dood.‘
Ik zou het winst vinden als het debat op dit principiële niveau plaatsvindt. De keerzijde van het bejubelde recht op zelfbeschikking is het mogen doden van een ander mensenleven. Voor meer dan 30.000 kinderen per jaar eindigt het leven voordat het goed en wel begonnen is.
Wat doet dit met het respect voor een mensenleven dat zo essentieel is voor een samenleving? Hoe kunnen we jongeren leren dat ze met respect met anderen moeten omgaan als zelfs het meest kwetsbare leven op zo weinig bescherming kan rekenen?
Ik hoor graag een reflectie van de indieners en de minister hierop. Het zou zoveel mooier zijn als we met z’n allen zouden gaan voor een cultuur van léven waar iedereen er mag zijn. Vanzelfsprekend appelleert zo’n cultuur ook voluit aan de verantwoordelijkheid van vaders. En biedt zo’n cultuur de allerbeste, liefdevolle hulp aan vrouwen in nood.
Aspecten
Dan de verschillende aspecten van het wetsvoorstel, waarvan al veel in de Tweede Kamer is besproken. De indieners weten wel dat hun wetsvoorstel echt niet rechtstreeks voortvloeit uit de gedane evaluaties van de abortuswet. De betreffende onderzoekers geven zelf ook sterk de beperkingen van hun onderzoek aan, zowel methodologisch als wat betreft representativiteit. Hoe zien de indieners deze beperkte scope?
Er zijn maar weinig hulpverleners en vrouwen ondervraagd voor de evaluatie en de visie van vrouwen zelf op de beraadtermijn is al helemaal niet uitvoerig onderzocht. Of de voordelen van de beraadtermijn opwegen tegen de nadelen is ook niet onderzocht, terwijl de onderzoekers van de laatste evaluatie juist daartoe opriepen.
De onderzoekers zeggen zelf: “Gelet op de lage respons en de wijze van selectie lenen de resultaten zich er niet voor om een representatief beeld te schetsen van de ervaringen en opvattingen van vrouwen die een abortusbehandeling hebben ondergaan. De resultaten moeten daarom met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.” Waarom nemen de indieners die waarschuwingen tot behoedzaamheid niet serieuzer?
De indieners kunnen op grond van de evaluatie immers niet uitsluiten dat een flexibele termijn ertoe kan leiden dat beslissingen wel impulsiever worden genomen of dat aandacht voor alternatieven minder ruimte krijgt, met levenslange gevolgen voor de betreffende vrouw en het kind.
De tweede evaluatie Wafz (Wet afbreking zwangerschap) toont allerminst aan dat de vaste beraadtermijn een onnodige barrière zou zijn. De betreffende aanbeveling is veeleer opiniërend dan gestoeld op passend onderzoek. Wat drijft de indieners als het niet de bescherming van het ongeboren leven is, ook niet de duidelijke wens van de professionals, en ook niet de onderzochte wens van onbedoeld zwangere vrouwen om dit wetsvoorstel door te zetten?
Daarnaast is de vaste beraadtermijn bij uitstek gericht op vrouwen in een kwetsbare positie. In paniek kunnen zij kiezen voor een uiterst korte beraadtermijn en komen tot een keuze die later leidt tot spijt. Ik denk aan jonge meiden, aan vrouwen die door hun omstandigheden abortus als de enige uitweg zien, maar ook aan vrouwen die tot abortus komen vanwege druk uit de omgeving.
Het is dan goed om rustig na te denken nádat er een gesprek met een professional is geweest van wie je alle informatie hebt gehad. De indieners jubelen over de hoge kwaliteit van de abortuszorg en de gespreksvoering. Die informatie moet dan toch ook verwerkt kunnen worden?
Uit de laatste evaluatie van de abortuswet blijkt dat ruim tweederde van de hulpverleners in klinieken en ziekenhuizen overwegend positief zijn over de beraadtermijn. Een meerderheid geeft aan dat die impulsieve beslissingen kan voorkomen.
Evenals de overheid lijden de initiatiefnemers aan overschatting van de zelfredzaamheid van de gemiddelde burger. Het wetsvoorstel gaat uit van de autonome, zelfbeschikkende vrouw die alle informatie op een rijtje heeft, zelfs voordat zij naar een dokter of kliniek stapt. Het denkproces over abortus zou dan al eerder begonnen zijn en daarom zou een vaste beraadtermijn overbodig zijn. Voor kwetsbare vrouwen kan dit heel anders zijn. Het schrappen van de vaste beraadtermijn doet bij hen juist geen recht aan de vrije en zelfstandige keuze.
Een meerderheid van de zorgverleners, zo blijkt uit de laatste evaluatie, is het niet eens met de stelling dat de beraadtermijn overbodig is, omdat het denkproces al eerder is begonnen. Er is onder de zorgverleners ook geen meerderheid die zegt dat de huidige beraadtermijn te rigide is. Hoe kunnen de indieners deze argumenten dan zo zwaar aanzetten?
De praktijk van voorlichting rond COVID-vaccinatie, maar ook rond de Donorwet, heeft laten zien dat lang niet alle Nederlanders toegang hebben tot gezondheidsinformatie. Hoe geven de indieners zich hier rekenschap van? De werkelijkheid is dat vrouwen nu al vaak niet de informatie krijgen waar ze op grond van de wet recht op hebben. Zie de evaluaties. Laten we eerst waarborgen dat alle vrouwen goede en eerlijke informatie krijgen over abortus en alternatieven. Dat is logischer dan te beginnen bij afschaffing van de vaste beraadtermijn.
Abortus is onomkeerbaar. We weten uit onderzoek dat veel vrouwen kunnen twijfelen over abortus, maar dat niet altijd laten merken aan de arts. Een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en voor de arts. Is dit ook niet juridisch van belang? Hoe kan het toetsen en handhaven van een onbepaalde norm nu goed doenlijk zijn?
Tot slot vraag ik de minister hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het kabinetsbeleid om te komen tot minder abortussen. Trekken de verschillende initiatiefwetten het coalitieakkoord niet uit balans?
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van de Staatkundige Gereformeerde Partij (SGP). Het originele artikel is hier te vinden.
Over de afschaffing van het beraadtermijn zijn op deze website nog vier andere artikelen verschenen. Zie hier (ir. Chris Stoffer), hier (Tineke Huizinga), hier (drs. Edward Groenenboom en drs. Aart van Wolfswinkel) en hier (mr. Diederik van Dijk).