Home » Artikelen geplaatst door Diederik van Dijk

Auteursarchief: Diederik van Dijk

Abortus gaat over ongeboren leven en hoort daarom echt in het strafrecht

Vrouwen die abortus willen zijn er niet bij gebaat om abortus uit het strafrecht te halen. Abortus kan, ook met artikel 296, betoogt Diederik van Dijk.

BNN/VARA en het Humanistisch Verbond hebben de handen ineen geslagen om abortus via een burgerinitiatief uit het Wetboek van Strafrecht (WvSr) te krijgen. Onverstandig, juist omdat abortus niet zomaar iets is. Nu staat in artikel 296 WvSr dat het beëindigen van een zwangerschap strafbaar is, tenzij dit gebeurt door een arts in een ziekenhuis of kliniek met een vergunning. Het burgerinitiatief heeft inmiddels voldoende handtekeningen om parlementaire behandeling af te dwingen. De grootste klacht luidt dat abortus gezondheidszorg is en geen criminele daad. Toch zag de wetgever ooit reden om abortus in het strafrecht te houden. Geldt dit niet meer?

Door abortus geheel te scharen onder de gezondheidszorg vergeet men wat abortus zo anders maakt dan de reguliere geneeskunde. Binnen de geneeskunde draait het voornamelijk om het beter maken van mensen of leed te verzachten. De aard van een levensbeëindigende behandeling valt buiten de sfeer van ‘normaal medisch handelen’. Daarom zijn euthanasie en abortus niet onderhevig aan de civielrechtelijke regels van de geneeskundige behandelovereenkomst maar vallen ze onder de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl) en de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). En in die laatste wet wordt niet in dezelfde bedekte termen over leven gesproken zoals de pro-abortusbeweging geregeld doet, bijvoorbeeld over ‘klompje cellen’ of ‘zwangerschapsproduct’. De wetgever spreekt bewust over ‘ongeboren leven’.

Beschermen

Bij invoering van de Wafz besloot de wetgever tot behoud van artikel 296 om vrouwen te blijven beschermen tegen illegale abortussen uitgevoerd door artsen of niet-artsen, aldus de memorie van toelichting. Onbedoeld helpt het schrappen van artikel 296 zwangere vrouwen dus allerminst. Wie baat hebben bij afschaffing zijn kwaadwillende of kwakzalvende individuen en artsen die bij het uitoefenen van hun beroep last hebben van de druk die dit wetsartikel op hen legt. Daarnaast zegt de memorie van toelichting dat de wetgever met het behoud van artikel 296 onderstreept welke waarde hij toekent aan de bescherming van ongeboren leven.

Wie artikel 296 wil schrappen moet dus twee dingen bewijzen: dat het leven van vrouwen zonder de bescherming van deze wet niet slechter wordt én dat ongeboren leven niet bestaat of geen bescherming verdient. Niets daarvan is terug te vinden in het burgerinitiatief. Men spreekt over de betuttelende werking van het idee dat abortus strafbaar is. Dat terwijl artikel 296 niet gaat over de strafbaarheid van vrouwen. Ook dát blijkt uit de overwegingen van de wetgever, die stelt dat ‘het wetsontwerp een einde maakt aan de strafbaarstelling van de vrouw’.

Niet alleen zorg

Natuurlijk is abortus tot op zekere hoogte gezondheidszorg. Er komen medische instrumenten bij kijken, gehanteerd door bevoegde artsen. Maar als daarmee alles is gezegd, is euthanasie ook gezondheidszorg. Dat is evengoed een medisch proces, maar daarmee is het nog niet volledig te vatten binnen de kaders van de gezondheidszorg.

Door te doen alsof abortus geen morele implicaties met zich brengt, sluiten voorstanders hun ogen voor de werkelijkheid. Iedereen snapt dat abortus een ingrijpende keuze is die de vrouw maakt over haar toekomst, die van de verwekker en van het kind dat z’n toekomst verliest.

Voorstanders van abortusrechten moeten toch erkennen dat artikel 296 geen wezenlijke belemmering opwerpt voor de toegang tot abortus? Hopelijk mengen kritische voorstanders van abortusrechten zich in deze discussie. Wie beseft wat bij een abortus op het spel staat, denkt niet licht over de rol van het strafrecht. Wie erkent dat bij abortus een mens-in-ontwikkeling wordt gedood, beseft dat abortus haar plek in het strafrecht moet behouden. Vrouwen én ongeboren kinderen verdienen dat.

Dit opiniestuk verscheen in het dagblad Trouw en is met toestemming van de auteur hier overgenomen. Het originele artikel is hier te vinden.

Van Dijk over de abortuspil bij de huisarts – Zijn bijdrage in de Eerste Kamer

Op dinsdag 29 november 2022 debatteerde de Eerste Kamer over het initiatiefwetsvoorstel van Tweede Kamerleden Ellemeet (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Paternotte (D66) en Van Wijngaarden (VVD) om de abortuspil via de huisarts te kunnen verstrekken. Lees hier de bijdrage van Diederik van Dijk.

Niet zolang geleden bespraken we in deze Kamer de afschaffing van de vaste beraadtermijn voor abortus. Ik heb toen vrij uitvoerig de visie van de SGP op abortus uiteengezet en ik ga dit niet volledig herhalen. Vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, moeten kunnen rekenen op de allerbeste hulp en ondersteuning.

Het stoppen van een kloppend hart, het doden van een ongeboren kindje, is echter geen oplossing die past in een beschaafd land. Dat dit in Nederland 31.000 keer per jaar plaatsvindt en is toegestaan tot 24 weken zwangerschap is onvoorstelbaar. Uit onderzoek blijkt dat een flink percentage Nederlanders ook moeite heeft met deze ruime abortusgrens.

Een abortus heeft impact. Op de moeder, maar niet minder op het prille leven dat wordt beëindigd. Om die reden stellen we op grond van onze wetgeving dat het bij abortus moet gaan om een noodsituatie. Een abortus is een uiterste noodgreep. Dat moet ook zichtbaar zijn in de inrichting van de abortuszorg. Hoe je ook denkt over abortus, we spreken niet over een normale medische handeling. Er wordt menselijk leven gedood. Helaas is abortus steeds meer neergezet als een verantwoorde en denkbare optie als je onbedoeld zwanger bent.

In dit voorstel wordt de kring van zorgverleners die medicamenteuze zwangerschapsafbrekingen mogen verrichten ruimer getrokken. Ook de huisarts moet hieronder vallen. De toegankelijkheid van abortus wordt vergroot en abortus nog verder genormaliseerd. Er ontstaat onterecht het beeld dat abortus behoort tot reguliere zorg.

De SGP vindt dit pijnlijk. Naar de huisarts gaat een moeder om een geneesmiddel te krijgen voor haar zieke kind, niet om een pil te halen om het leven in haar buik te doden. Een abortuspil is geen medicijn, omdat een zwangerschap geen ziekte is.

Waar de abortuswet nog een balans zoekt tussen de positie van de vrouw enerzijds en het ongeboren kind anderzijds, legt dit wetsvoorstel eenzijdig de nadruk op het belang van de vrouw.

Voor de goede orde: Een abortuspil mag worden verstrekt tot negen weken zwangerschap. Het hartje begint te kloppen vanaf ongeveer vijf weken.

Tegelijkertijd bevreemdt het mij oprecht dat voorstanders van abortus dit wetsvoorstel zo breed lijken te omarmen. De toegang tot abortus is in ons land op dit moment toegankelijk en veilig geregeld. Biedt dit wetsvoorstel werkelijk de garantie dat de abortuszorg voor vrouwen beter wordt dan dat die nu is?

Of wordt er niet geredeneerd vanuit de belangen van vrouwen, maar slechts vanuit het dogma van de zelfbeschikking en abortus als volstrekt vrije keus? Het zou toch wel wrang zijn als dit wetsvoorstel zozeer wordt gedreven door de wens om abortus toegankelijker te maken dat de zorg voor vrouwen die dit betreft ondersneeuwt. Dat vrijheid uiteindelijk ten koste gaat van kwaliteit van zorg.

Ik begrijp goed dat verschillende abortusklinieken vrezen voor hun verdienmodel en daarom met gefronste wenkbrauwen kijken naar dit wetsvoorstel. Maar hun bezwaren raken wel een inhoudelijk punt: Het verstrekken van de abortuspil is geen kleinigheid. Dergelijke specialistische zorg ligt nu immers niet voor niets bij bevoegde en vergunningplichtige zorgverleners.

Het is daarom vreemd dat de initiatiefnemers menen dat het om een eenvoudige ingreep gaat. Natuurlijk is het innemen van een pil onder toeziend oog van een arts of verpleegkundige niet moeilijk. Ook de verdere behandeling thuis is technisch niet ingewikkeld. Maar we moeten niet doen alsof het om een paracetamol gaat.

FIOM zegt op hun website: “Het is fijn als je niet alleen bent als je de abortuspil inbrengt, zodat er iemand bij je is die je in de gaten kan houden en zo nodig hulp voor je kan regelen.” Dat impliceert dat er complicaties kunnen optreden. De abortuspil wekt een miskraam op. Tot negen weken mag het kloppende hartje worden gestopt zodat het kindje levenloos geboren wordt.

Sprekend over de kwaliteit van de abortuszorg: Naar alle waarschijnlijkheid zal de gemiddelde huisarts slechts enkele malen per jaar betrokken zijn bij de verstrekking van de abortuspil. Dat betekent dat niet vast staat dat huisartsen gegarandeerd voldoende ervaring opbouwen waarmee een medisch-technische kwaliteit van zorg gegarandeerd blijft. Ook hier de vraag of we wel zeker weten dat vrouwen gediend worden met dit wetsvoorstel.

Bovendien kan de SGP nog steeds niet goed inzien waarom de vertrouwde huisarts niet langdurig betrokken kan zijn in de begeleiding en nazorg van de vrouw, zónder dat die huisarts zelf de abortuspil voorschrijft. In de memorie van toelichting geven de initiatiefnemers zelf ook aan dat huisartsen al intensief betrokken zijn bij de opvang en nazorg van vrouwen die de abortuspil verstrekt krijgen via abortusklinieken of gynaecologen. De praktijk van nazorg en verdere zorg rondom anticonceptie door de huisarts bestaat dus al. Wat is hier de winst van het wetsvoorstel?

Ik hoor de initiatiefnemers al reageren: “De winst ligt in het vergroten van de toegankelijkheid van de abortuszorg en de mogelijkheid dat deze zorg in de vertrouwde omgeving van de eigen huisarts verleend wordt.” Maar rekenen de initiatiefnemers zich dan niet té snel té rijk?

Het gaat in deze Kamer te weinig over de huisarts. Zij zijn de bodem, het fundament, de pijlers van ons gezondheidszorgsysteem. Afgelopen zomer stonden ze op het Malieveld om te protesteren tegen de gigantische werkdruk. Het integraal zorgakkoord is door hen niet getekend. De Groene Amsterdammer bracht in kaart dat binnen zes jaar ongeveer een op de drie huisartsen met pensioen gaan. Een opvolger staat lang niet altijd klaar. Het Nivel meldde dat in 2019 maar liefst 64 procent van de huisartsen de noodzakelijke werkzaamheden niet afkrijgt.

Kortom, is die vertrouwdheid van de eigen huisarts niet een fabeltje? Een mythe van de randstad? Een fenomeen dat we binnenkort alleen nog maar in het Openluchtmuseum tegenkomen? Die gezellige dorpsdokter van vroeger?

Moeten we het niet éérst gaan hebben over het op orde brengen van de huisartsenzorg als zodanig voordat we het gaan hebben over het verplaatsen van nóg meer zorg naar de huisarts? Want anders zal de betonrot van de werkdruk, schaarse zorgcapaciteit en administratieve lasten definitief ook deze pijler doorknagen. Moeten we niet eerst met elkaar zorgen dat die huisarts zelf toegankelijk blijft, alvorens we het systeem van de Nederlandse abortuszorg openbreken?

Zoals we dat in goed Engels zeggen: Don’t fix what ain’t broken. Oftewel, niet iets repareren wat niet kapot is. Het huidige systeem zorgt voor duidelijkheid en eenheid van zorg. De initiatiefnemers geven aan dat het de huisarts vrij staat om de abortuspil al dan niet aan te bieden. Intussen heb ik van diverse huisartsen begrepen dat zij al e-consulten of mailtjes kregen van vrouwen of ze niet even de abortuspil willen voorschrijven.

Hoe vrijblijvend is het als de algemene indruk is: de abortuspil is bij de huisarts verkrijgbaar? En zijn daarmee die huisartsen die extra behandeling niet ook nog op hun bordje willen, niet alsnog tijd en energie kwijt aan het afwijzen of doorverwijzen van deze patiënten?

Los van de ideologische kant van dit wetsvoorstel is het voor de SGP een oprechte vraag of met dit wetsvoorstel de vrouw die onbedoeld zwanger is, wel geholpen wordt. Zijn de vermeende voordelen zo groot dat ze opwegen tegen de reële nadelen van dit wetsvoorstel? Willen we echt de huisarts wéér iets op hun bordje schuiven terwijl diezelfde huisarts afgelopen zomer op het Malieveld stond vanwege een overvol bord?

Is het een goed idee om ter wille van keuzevrijheid en zelfbeschikking meer risico’s de abortuszorg binnen te laten? Want met dit wetsvoorstel wordt de abortuszorg gefragmenteerd met alle risico’s van dien. Willen we de duidelijkheid van het huidige systeem opofferen aan de mythe van de eigen huisarts zonder dat de huisartsen zelf hier voldoende in erkend zijn en zonder dat duidelijk is dat dit de kwaliteit van zorg voor de vrouw ten goede komt?

En over die fragmentatie: De abortuspraktijk wordt altijd secuur gemonitord. Maar hoe vindt precies de registratie plaats van het aantal door de huisarts verstrekte abortuspillen, en daarmee het aantal gepleegde abortussen langs deze route? Blijven we goed zicht houden op het aantal abortussen? Ik zie uit naar de reactie van de indieners.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van de Staatkundige Gereformeerde Partij (SGP). Het originele artikel is hier te vinden.

Links-liberale hoek wil discussie over transgenderwet de kop indrukken – Bijdrage van mr. Diederik van Dijk n.a.v. antidiscriminatiewetgeving

Op 13 september 2022 was er in de Eerste Kamer een debat over de antidiscriminatiewetgeving met de parlementaire onderzoekscommissie. Mr. Diederik van Dijk (SGP) besprak de politieke rel rondom de transgenderwet. Arda Gerkens (SP) en dr. Mei Li Vos (PvdA) reageerden op het korte betoog.

Géén productie van menselijk leven voor onderzoek

Deze gastbijdrage is geschreven samen met Eline Gorter-van Huizen (MSc.). Eline was onlangs ook te gast bij Family7 om over dit onderwerp te spreken (zie hier). Het samen geschreven artikel is een vervolg op een eerder artikel en een bijdrage aan de discussie met het Wetenschappelijke Instituut van het CDA (zie hier de bijdrage van het WI CDA in de discussie).

Het voorkomen van lijden is legitiem, maar niet als ander menselijk leven daarvoor wordt opgeofferd. Laat ook voor het CDA de beschermwaardigheid van embryo’s vooropstaan.

Dijkman en Poortman, beiden werkzaam voor het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (WI), betogen dat het geoorloofd kan zijn om embryo’s te benutten voor onderzoek om erfelijke ziekten en lijden te voorkomen (Reformatorisch Dagblad 30-7). Na dit onderzoek worden de desbetreffende embryo’s vernietigd. De auteurs vinden dit onderzoek zo belangrijk dat dit zwaarder weegt dan de beschermwaardigheid van embryo’s. Vanuit het oogpunt van barmhartigheid mogen we in hun ogen leven (embryo’s) creëren en gebruiken om lijden te voorkomen. Hier kiest de NPV een andere weg. Het voorkomen van lijden is legitiem, maar niet als ander menselijk leven daarvoor wordt opgeofferd.

De beschermwaardigheid van embryo’s moet vooropstaan. De menselijke waardigheid dient het uitgangspunt te zijn van alle manieren van omgaan met menselijke wezens, ongeacht hun ontwikkelingsstadium en vermogens. Dat betekent dat ook een embryo om bescherming vraagt. Een embryo is een wezen dat waarde heeft in zichzelf. Het heeft een doelgerichtheid om tot ontwikkeling te komen. Uit één bevruchte eicel groeit onder de juiste omstandigheden een compleet uniek mens.

Testmateriaal

Hoewel de wens al jarenlang bestaat, is het tot nu toe verboden om embryo’s te kweken voor onderzoek. Wat ons betreft terecht. Dat het CDA aan dit verbod morrelt, impliceert het oversteken van een principiële grens: er ontstaat productie van menselijk leven voor louter wetenschappelijke doeleinden. We introduceren zo een nieuwe categorie van menselijk leven: menselijk leven dat vanaf het eerste moment is bestemd om zuiver instrumenteel, als testmateriaal, gebruikt te worden.

Wanneer een wetenschapper boven dit embryo gaat staan en het naar eigen oordeel en inzicht gaat gebruiken om kennis te produceren, instrumentaliseert hij of zij het embryo. Er is dan sprake van ”verdingelijking”. Onzes inziens is dat een fundamentele schending van de menselijke waardigheid. Een afweging over één embryo verschilt dan principieel niet van afwegingen over vele embryo’s; de gevolgen zijn echter wel veel groter bij grote aantallen embryo’s.

De NPV acht het overigens een illusie dat het mogelijk is om embryo-onderzoek kleinschalig te houden. Om over een nieuwe techniek als het veranderen van DNA in embryo’s genoeg kennis te verkrijgen, is veel onderzoek nodig. Daarmee zullen ook veel embryo’s worden vernietigd. En als je embryokweek toestaat voor één (nobel) doel, waarom dan niet voor andere doelen? Waar de één ziekten wil bestrijden, wil een ander vruchtbaarheidsbehandelingen verbeteren.

Schaduwzijden

De CDA-auteurs maken een vergelijking met huidige vruchtbaarheidstrajecten waarbij ivf wordt toegepast. Die vergelijking gaat niet zomaar op. Leidend is daar de totstandkoming van een zwangerschap, waarbij de man en vrouw die hun ei- of zaadcellen beschikbaar stellen een diepgewortelde wens hebben om vader of moeder te worden. Het is een feit dat de praktijk van ivf grote schaduwzijden kent, waaronder onderzoek met restembryo’s. De NPV is geen voorstander van ivf-trajecten als daarbij restembryo’s ontstaan. Het doel heiligt niet ieder middel. Het bewust creëren van nieuw leven dat vervolgens door eigen handelen weer tenietgaat, wijst de NPV zowel bij ivf als bij onderzoek af.

In hun bijdrage beklemtonen de auteurs van het CDA dat zij niet willen uitgaan van een zogeheten ”toenemende beschermwaardigheid” van leven. Zij verdedigen de idee van ”fundamentele beschermwaardigheid” van leven. Nu heeft het geen zin om aan een woordenspel te doen. Feit is dat het WI ruimte ziet om het vroegste begin van het menselijk leven moreel anders te waarderen dan het leven in een verder gevorderd stadium. Bewust wordt dit gemarkeerd met de term ”pre-embryo”. Mede in dit licht concluderen de auteurs dat het voorkómen van menselijk lijden in bepaalde gevallen zwaarder weegt dan de beschermwaardigheid van het embryo. Zo wordt de weg gebaand voor het creëren van embryo’s voor onderzoek om ziekten te voorkomen.

De auteurs bepleiten terecht een zeer zorgvuldig proces. Maar dat is geen garantie voor een moreel verantwoorde uitkomst, zoals blijkt uit het ”zorgvuldige proces” bij euthanasie, waarbij steeds meer groepen mensen voor actieve levensbeëindiging in aanmerking komen. Tot nu toe wilde het CDA het creëren van embryo’s voor onderzoek niet toestaan, tot ergernis van de liberale partijen. Verlaat de partij deze koers, dan is dit bepaald geen winst voor het prille leven. Laat ook voor het CDA de beschermwaardigheid van embryo’s vooropstaan!

Offer embryo’s niet op voor onderzoek naar wijzigen DNA

Deze gastbijdrage is geschreven samen met Eline Gorter-van Huizen (MSc.). Eline was onlangs ook te gast bij Family7 om over dit onderwerp te spreken (zie hier).

Embryo’s gebruiken voor onderzoek om de techniek van kiembaanmodificatie te verbeteren, is vooral het najagen van een onzekere droom, waarbij met zekerheid veel pril leven wordt opgeofferd. Een weg die we niet moeten inslaan.

Het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (WI) ziet ruimte om embryo’s te kweken voor onderzoek naar het aanpassen van DNA om erfelijke ziekten te voorkomen. Volgens het WI is dit onderzoek zo belangrijk dat het zwaarder weegt dan de beschermwaardigheid van embryo’s. De NPV deelt deze gedachtegang niet. De beschermwaardigheid van embryo’s moet vooropstaan. Ook het aanpassen van DNA in embryo’s is een ingrijpende stap, die beter doordacht moet worden.

Het WI stelt in een recent rapport dat embryo’s geen absolute beschermwaardigheid hebben: soms mogen andere belangen zwaarder wegen dan de beschermwaardigheid. Volgens het WI is het voorkomen van ernstige erfelijke ziekten door kiembaanmodificatie zo’n belangrijk doel. Bij kiembaanmodificatie wordt een embryo gecreëerd in een ivf-behandeling en wordt het DNA aangepast om een erfelijke ziekte te voorkomen. Deze techniek is nog niet veilig en effectief genoeg. Om de techniek verder te ontwikkelen, is onderzoek nodig met speciaal gekweekte embryo’s. Het speciaal kweken van embryo’s voor onderzoek is nu niet toegestaan in Nederland. Eerder lieten D66 en VVD al weten dat zij dit willen veranderen. Nu ziet ook het CDA mogelijkheden hiervoor.

Respect

De NPV heeft fundamentele bezwaren tegen de weg die het WI inslaat. Het WI stelt niet te willen meegaan in het idee dat de beschermwaardigheid van embryo’s toeneemt naarmate ze zich ontwikkelen (toenemende beschermwaardigheid). Tegelijk ziet het ruimte om het vroegste begin van het menselijk leven moreel anders te waarderen dan het leven in een verder gevorderd stadium. Dat is wel degelijk een denktrant van toenemende beschermwaardigheid. Uit het rapport kan worden afgeleid dat het voorkómen van menselijk lijden voor het WI het belangrijkste uitgangspunt is in deze context, in plaats van de beschermwaardigheid van het embryo.

De NPV erkent dat menselijk lijden vreselijk kan zijn. Daartegenover staat dat een embryo het prille begin is van menselijk leven; dat is wetenschappelijk onomstreden. Wij geloven dat God de Schepper is van elk mensenleven en vanaf het begin bij dit leven is betrokken, ook al is het zo klein als een embryo. Uit één bevruchte eicel groeit onder de goede omstandigheden een compleet mensje. Daarom moeten we met het grootste respect omgaan met embryo’s. We mogen embryo’s nooit gebruiken voor onderzoek en vervolgens vernietigen. Het is extra problematisch om embryo’s te creëren als ware het in een fabriek, los van de context van een zwangerschap. We gebruiken embryo’s dan alsof het geen menselijk leven is, maar materiaal.

Illusie

Om aan de beschermwaardigheid van embryo’s recht te doen, wil het WI „strikte voorwaarden” aan het onderzoek stellen. Maar vervolgens blijft het rapport vrij vaag over die voorwaarden. Zo schrijft de auteur dat „redelijke grenzen” gesteld moeten worden aan hoe lang een embryo in een laboratorium mag worden opgekweekt. Nu al speelt in de politiek de discussie om de 14 dagen die embryo’s in het lab mogen worden gekweekt te verruimen naar 28 dagen. De lezer tast in het duister hoe het WI in deze discussie staat.

Verder hangt het standpunt of embryo-onderzoek voor een specifieke technologie gerechtvaardigd is voor het WI af van de belofte en potentie van die techniek. Een eerste kanttekening daarbij is dat die potentie moeilijk in te schatten is. Wetenschappers en samenleving zijn vaak geneigd om mogelijkheden uit te vergroten. Daarnaast zullen veelbelovende technieken zich blijven aandienen; zo zal de praktijk van embryo-onderzoek ook uitdijen. Het is een illusie dat het mogelijk is om embryo-onderzoek beperkt te houden als je eenmaal de deur openzet naar het kweken van embryo’s voor onderzoek.

Risico’s

Het WI beschouwt kiembaanmodificatie als een veelbelovende techniek, maar wil het pas toestaan als „onderzoek heeft aangetoond dat de methode veilig is voor de persoon en het nageslacht.” De realiteit is dat het onmogelijk is om dit met embryo-onderzoek in het laboratorium aan te tonen. Op een gegeven moment zullen de eerste kinderen met aangepast DNA geboren moeten worden. Pas als zij decennialang gevolgd zijn en zelf weer nageslacht krijgen, weten we meer over de veiligheid op langere termijn. Dan zijn echter verschillende generaties blootgesteld aan onbekende risico’s. Dat geldt eens te meer omdat kiembaanmodificatie alleen in combinatie met ivf gedaan kan worden. De oudste mensen die door ivf zijn ontstaan, zijn nu nog geen 45 jaar. Er zijn aanwijzingen dat zij een hoger risico hebben op ouderdomsziekten, maar de tijd moet leren of dat werkelijk zo is. Het is een stap in het duister wanneer je ivf combineert met DNA-aanpassingen. We stellen ons nageslacht daarmee bloot aan grote risico’s.

Embryo’s gebruiken voor onderzoek om de techniek van kiembaanmodificatie te verbeteren, is vooral het najagen van een onzekere droom, waarbij met zekerheid veel pril leven wordt opgeofferd. Een weg die we niet moeten inslaan.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. Bronvermelding: Dijk, D.J.H. van, Gorter-van Huizen, E., 2022, Offer embryo’s niet op voor onderzoek naar wijzigen DNA, Reformatorisch Dagblad 52 (86): 24-25 (artikel).

Drs. P.H.J. (Pieter Jan) Dijkman en drs. A. (André) Poortman reageerden in het Reformatorisch Dagblad van 30 juli 2022 op het bovenstaande artikel.

Waarom is de SGP wel voor de doodstraf en niet voor abortus? – Verdediging van mr. Diederik van Dijk

Afgelopen week was er in de Eerste Kamer een debat over de afschaffing van het beraadtermijn. Mr. Diederik van Dijk verzorgde ook een inleiding (hier te lezen). Na zijn inleiding reageerde mr. Boris Dittrich (D66) en drs. Roel van Gurp (GroenLinks) op Van Dijk. Hieronder wordt dit debat weergegeven.

‘Het niveau van een beschaving is onder andere af te meten aan de wijze waarop zij omgaat met mensen en met menselijk leven’- Van Dijk over beraadtermijn abortus

Lees hier de bijdrage van SGP-Senator mr. Diederik van Dijk aan het debat over het wetsvoorstel van Jan Paternotte (D66), Attje Kuiken (PvdA), Corinne Ellemeet (GroenLinks) en Jeroen van Wijngaarden (VVD) over de afschaffing van de verplichte beraadtermijn bij abortus.

“Daarnaast is de vaste beraadtermijn bij uitstek gericht op vrouwen in een kwetsbare positie. In paniek kunnen zij kiezen voor een uiterst korte beraadtermijn en komen tot een keuze die later leidt tot spijt.” De vrouw op de foto heeft geen relatie tot het onderwerp. Bron: Pixabay.

Cultuur van leven

Een debat over de beraadtermijn voor abortus spitst zich al snel toe op de autonomie van de individuele vrouw of op de bescherming van het ongeboren meisje of jongetje. Daar ga ik het ook over hebben, maar eerst het grotere plaatje.

Het niveau van een beschaving, van een cultuur, is onder andere af te meten aan de wijze waarop zij omgaat met mensen en met menselijk leven. Geldt het recht van de sterkste of heb je als samenleving hart en oog voor het leven dat zichzelf niet kan redden? Is er oog, niet in de laatste plaats, voor gebutst of kwetsbaar leven? Voor leven dat zelf nog geen stem heeft, of geen stem meer heeft. Denk aan het ongeboren leven, aan verstandelijk of fysiek beperkten, aan hen die psychisch lijden of dementeren. Hoe gaan wij om met de sprakelozen? Zijn zij niet de kanarie in de kolenmijn?

Volgens mij zijn alle fracties in dit huis het er min of meer over eens dat we mededogen moeten hebben met de ander, zorg voor diegenen die geen helper hebben en die zichzelf niet kunnen redden. Juist de linkse, progressieve fracties worden niet moe dit te beklemtonen en dit zijn goede noties. Zou het dan niet echt progressief zijn om abortus op zoveel mogelijk manieren te voorkomen en tegen te gaan? En te erkennen dat het volstrekt achterhaald is om het afbreken van een zwangerschap, van nieuw leven, als oplossing te zien in een beschaafde samenleving?

Juist in het licht hiervan vraag ik de indieners hoe de drijfveren achter hun wetsvoorstel zich hiertoe verhouden. Het wetsvoorstel beoogt abortus nog toegankelijker, eenvoudiger en laagdrempeliger te maken. Ieder obstakel voor een abortus, hier in de vorm van een vaste beraadtermijn, lijkt te moeten worden weggenomen. De vrouwen die abortus overwegen bevinden zich echter in een door hen ervaren noodsituatie. Zij hebben hulp nodig en niet alleen keuzevrijheid. Hoe kijken de indieners aan tegen deze stelling?

In ons land is abortus toegankelijk en relatief eenvoudig te realiseren. Ruim 31.000 abortussen per jaar, mogelijk tot 24 weken zwangerschap. Nergens in de EU is er zolang ruimte om de toekomst van een mensenleventje door te knippen. En we weten dat abortus om vrijwel iedere denkbare reden gepleegd wordt, vooral sociale redenen. Vanwege financiën, een compleet gezin, vanwege huisvesting, een verbroken relatie, vanwege studie, een handicap, etc.

Het begrip ‘noodsituatie’ is ver uitgehold. Hoe past dit in een cultuur waarin men streeft naar hulp voor een ieder die het niet alleen redt in het leven? ‘Laat iedereen vrij, maar niemand vallen’, zo stelt een politieke partij. Is abortus niet te veel genormaliseerd geworden?

Ik denk, met verdriet, aan beelden van juichende Kamerleden op het moment dat wetten worden aanvaard die abortus simpeler maken, met teksten die je eerder op geboortekaartjes verwacht. Wat voor cultuur scheppen wij als we er niet van opkijken dat abortus zo’n gangbare optie is geworden en we verdere verruiming van de abortuswetgeving vieren?

Hoe zien wij een cultuur waarin het ongeboren leven op zo weinig bescherming kan rekenen? We zijn vandaag erg druk met het samenleven met heel verschillende mensen. Daarom maken we een speerpunt van het tegengaan van discriminatie, geweld of racisme. Dat doen we op basis van de intrinsieke waardigheid die ieder mens bezit, door God gegeven.

Maar wat leren we elkaar en wat geven we jongeren mee als we het zo eenvoudig maken om menselijk leven te kunnen doden? Het wetsvoorstel kiest níet haar vertrekpunt in de beschermwaardigheid van het leven. Erkennen de indieners dat vergroten van de keuzevrijheid hier ten koste gaat van nieuw leven?

Ik moet denken aan het volgende citaat van de Amerikaanse pro-choice cultuurcriticus Maggie Nelson, in een recent Volkskrant-artikel. Zij zegt: “Feministen zullen nooit bumperstickers maken met een tekst als ‘Het is zowel een keuze als een kind’. ‘Maar daar komt het natuurlijk wel op neer, en dat weten we allemaal.” Ze besluit: ‘We zijn niet gek; we begrijpen heel goed wat er op het spel staat. Soms kiezen wij voor de dood.

Ik zou het winst vinden als het debat op dit principiële niveau plaatsvindt. De keerzijde van het bejubelde recht op zelfbeschikking is het mogen doden van een ander mensenleven. Voor meer dan 30.000 kinderen per jaar eindigt het leven voordat het goed en wel begonnen is.

Wat doet dit met het respect voor een mensenleven dat zo essentieel is voor een samenleving? Hoe kunnen we jongeren leren dat ze met respect met anderen moeten omgaan als zelfs het meest kwetsbare leven op zo weinig bescherming kan rekenen?

Ik hoor graag een reflectie van de indieners en de minister hierop. Het zou zoveel mooier zijn als we met z’n allen zouden gaan voor een cultuur van léven waar iedereen er mag zijn. Vanzelfsprekend appelleert zo’n cultuur ook voluit aan de verantwoordelijkheid van vaders. En biedt zo’n cultuur de allerbeste, liefdevolle hulp aan vrouwen in nood.

Aspecten

Dan de verschillende aspecten van het wetsvoorstel, waarvan al veel in de Tweede Kamer is besproken. De indieners weten wel dat hun wetsvoorstel echt niet rechtstreeks voortvloeit uit de gedane evaluaties van de abortuswet. De betreffende onderzoekers geven zelf ook sterk de beperkingen van hun onderzoek aan, zowel methodologisch als wat betreft representativiteit. Hoe zien de indieners deze beperkte scope?

Er zijn maar weinig hulpverleners en vrouwen ondervraagd voor de evaluatie en de visie van vrouwen zelf op de beraadtermijn is al helemaal niet uitvoerig onderzocht. Of de voordelen van de beraadtermijn opwegen tegen de nadelen is ook niet onderzocht, terwijl de onderzoekers van de laatste evaluatie juist daartoe opriepen.

De onderzoekers zeggen zelf: “Gelet op de lage respons en de wijze van selectie lenen de resultaten zich er niet voor om een representatief beeld te schetsen van de ervaringen en opvattingen van vrouwen die een abortusbehandeling hebben ondergaan. De resultaten moeten daarom met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.” Waarom nemen de indieners die waarschuwingen tot behoedzaamheid niet serieuzer?

De indieners kunnen op grond van de evaluatie immers niet uitsluiten dat een flexibele termijn ertoe kan leiden dat beslissingen wel impulsiever worden genomen of dat aandacht voor alternatieven minder ruimte krijgt, met levenslange gevolgen voor de betreffende vrouw en het kind.

De tweede evaluatie Wafz (Wet afbreking zwangerschap) toont allerminst aan dat de vaste beraadtermijn een onnodige barrière zou zijn. De betreffende aanbeveling is veeleer opiniërend dan gestoeld op passend onderzoek. Wat drijft de indieners als het niet de bescherming van het ongeboren leven is, ook niet de duidelijke wens van de professionals, en ook niet de onderzochte wens van onbedoeld zwangere vrouwen om dit wetsvoorstel door te zetten?

Daarnaast is de vaste beraadtermijn bij uitstek gericht op vrouwen in een kwetsbare positie. In paniek kunnen zij kiezen voor een uiterst korte beraadtermijn en komen tot een keuze die later leidt tot spijt. Ik denk aan jonge meiden, aan vrouwen die door hun omstandigheden abortus als de enige uitweg zien, maar ook aan vrouwen die tot abortus komen vanwege druk uit de omgeving.

Het is dan goed om rustig na te denken nádat er een gesprek met een professional is geweest van wie je alle informatie hebt gehad. De indieners jubelen over de hoge kwaliteit van de abortuszorg en de gespreksvoering. Die informatie moet dan toch ook verwerkt kunnen worden?

Uit de laatste evaluatie van de abortuswet blijkt dat ruim tweederde van de hulpverleners in klinieken en ziekenhuizen overwegend positief zijn over de beraadtermijn. Een meerderheid geeft aan dat die impulsieve beslissingen kan voorkomen.

Evenals de overheid lijden de initiatiefnemers aan overschatting van de zelfredzaamheid van de gemiddelde burger. Het wetsvoorstel gaat uit van de autonome, zelfbeschikkende vrouw die alle informatie op een rijtje heeft, zelfs voordat zij naar een dokter of kliniek stapt. Het denkproces over abortus zou dan al eerder begonnen zijn en daarom zou een vaste beraadtermijn overbodig zijn. Voor kwetsbare vrouwen kan dit heel anders zijn. Het schrappen van de vaste beraadtermijn doet bij hen juist geen recht aan de vrije en zelfstandige keuze.

Een meerderheid van de zorgverleners, zo blijkt uit de laatste evaluatie, is het niet eens met de stelling dat de beraadtermijn overbodig is, omdat het denkproces al eerder is begonnen. Er is onder de zorgverleners ook geen meerderheid die zegt dat de huidige beraadtermijn te rigide is. Hoe kunnen de indieners deze argumenten dan zo zwaar aanzetten?

De praktijk van voorlichting rond COVID-vaccinatie, maar ook rond de Donorwet, heeft laten zien dat lang niet alle Nederlanders toegang hebben tot gezondheidsinformatie. Hoe geven de indieners zich hier rekenschap van? De werkelijkheid is dat vrouwen nu al vaak niet de informatie krijgen waar ze op grond van de wet recht op hebben. Zie de evaluaties. Laten we eerst waarborgen dat alle vrouwen goede en eerlijke informatie krijgen over abortus en alternatieven. Dat is logischer dan te beginnen bij afschaffing van de vaste beraadtermijn.

Abortus is onomkeerbaar. We weten uit onderzoek dat veel vrouwen kunnen twijfelen over abortus, maar dat niet altijd laten merken aan de arts. Een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en voor de arts. Is dit ook niet juridisch van belang? Hoe kan het toetsen en handhaven van een onbepaalde norm nu goed doenlijk zijn?

Tot slot vraag ik de minister hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het kabinetsbeleid om te komen tot minder abortussen. Trekken de verschillende initiatiefwetten het coalitieakkoord niet uit balans?

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van de Staatkundige Gereformeerde Partij (SGP). Het originele artikel is hier te vinden.

Over de afschaffing van het beraadtermijn zijn op deze website nog vier andere artikelen verschenen. Zie hier (ir. Chris Stoffer), hier (Tineke Huizinga), hier (drs. Edward Groenenboom en drs. Aart van Wolfswinkel) en hier (mr. Diederik van Dijk).

Een beraadtermijn van vijf dagen bij abortus helpt moeder en kind

De beraadtermijn van vijf dagen bij abortus staat ter discussie. Maar een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en de arts.

“Bij abortus gaat het over nieuw, groeiend leven. Een kindje dat zich verder kan ontwikkelen, zolang het daar de tijd voor krijgt.” De man en vrouw op de afbeelding hebben niet de wens om een abortus te ondergaan en staan daarmee niet in relatie tot het onderwerp abortus of ongewenst zwanger. Bron: Pixabay.

De Nederlandse abortuswet biedt binnen de Europese Unie de minste bescherming aan het ongeboren leven. Tot 24 weken zwangerschap mag abortus worden gepleegd. Voor D66 is dit niet genoeg. Vandaag debatteert de Tweede Kamer over het wetsvoorstel van D66 over het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn van vijf dagen bij abortus. De vaste beraadtermijn van vijf dagen moet vervangen worden door een flexibele bedenktijd, waarin vrouw en arts samen bepalen welke beraadtermijn passend is. Een slecht idee.

Balans

Abortus is niet hetzelfde als een kies trekken. Bij abortus gaat het over nieuw, groeiend leven. Een kindje dat zich verder kan ontwikkelen, zolang het daar de tijd voor krijgt. We hebben het ook over een situatie waarin een vrouw ongewenst zwanger is. In de abortuswet is er oog voor beide: het ongeboren menselijk leven beschermen én hulp bieden aan vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, bijvoorbeeld via abortus. De waarde van het ongeboren leven wordt afgewogen tegen het recht van de vrouw om over haar eigen lichaam te beschikken. Bij het loslaten van de vaste beraadtermijn wordt deze balans in de wet verstoord.

De beraadtermijn dient ter bescherming van ongeboren leven. Maar ook vrouwen worden hiermee geholpen. Abortus is onomkeerbaar. Een vaste minimale termijn biedt de garantie dat een vrouw voldoende tijd krijgt om haar beslissing te overwegen. Dat is nodig, want een abortus heeft impact.

Het is bekend dat één op de drie vrouwen ernstig twijfelt over de keuze waar zij voor staat. Uit onderzoeken blijkt dat een vrouw, wanneer zij twijfels heeft over abortus, dit niet altijd laat merken aan een arts. Ook blijkt uit de Tweede evaluatie Wet afbreking zwangerschap dat hulpverleners de alternatieven van een abortus lang niet altijd bespreken.1 Met deze wetenschap is het ‘samen beslissen’ over welke duur van de bedenktijd passend is, een illusie. Een vaste bedenktijd schept duidelijkheid voor de vrouw en arts.

Druk

Eén op de tien vrouwen geeft aan dat abortus niet haar eigen keuze was, laat onderzoek van het Fiom, specialist op het gebied van ongewenste zwangerschap zien.2 Eén op de vijf vrouwen zegt dat zij het gevoel had grotendeels richting de keuze voor abortus gestuurd te zijn door mensen in haar omgeving. Juist voor deze vrouwen is een heldere, vaste beraadtermijn van belang om de begrippen ‘vrijwillig’ en ‘weloverwogen’ invulling te geven.

Uit de al eerder genoemde evaluatie van de abortuswet blijkt dat ruim tweederde van abortusartsen, gynaecologen en verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en psychologen (overwegend) positief is over de beraadtermijn. Het voorkomt impulsieve beslissingen. Dit kan alleen als de beraadtermijn verplicht is, niet wanneer dezelfde vrouw (die potentieel een impulsieve beslissing neemt) meebeslist over de duur van de beraadtermijn.

In een peiling van Fiom onder vrouwen met een abortuservaring gaf 71 procent aan dat zij de beraadtermijn nuttig vond. Uit recent onderzoek van DirectResearch in opdracht van de NPV blijkt dat een ruime meerderheid van de Nederlanders de verplichte beraadtermijn steunt.3

Er is geen reden om de vaste beraadtermijn te schrappen. Ik hoop dat de Tweede Kamer de zorg voor moeder én kind vooropzet en dit zwaarder weegt dan de ideologische drijfveer om abortus zonder rem mogelijk te maken. Deze duidelijkheid is ook juridisch van belang, omdat het toetsen en handhaven van een onbepaalde norm ondoenlijk is.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Dijk, D.J.H. van, 2022, Een beraadtermijn van vijf dagen bij abortus helpt moeder en kind, Nederlands Dagblad 78 (20966): 14 (artikel).

Voetnoten

De 24-wekengrens bij abortus is onhoudbaar

Met de kennis dat een kindje bij 18 weken zo groot is als een paprika en kan zuigen en slikken, word je met je neus op de feiten gedrukt dat dit kind een wonder is. Dat inzicht moet leiden tot aanpassing van de abortusgrens van 24 weken.

Nog een keer! Nog een keer! Nog een keer! Wie kinderen heeft, herkent dit. Of het nu gaat om een wild spelletje of een verhaaltje: kinderen krijgen geen genoeg van de herhaling. Als volwassene word je dol van die herhaling. Wij kunnen niet tegen herhaling en die monotonie. Daar zijn we te oud voor. Bij God ligt dat anders, schrijft de Britse auteur G. K. Chesterton. Wij hebben gezondigd en zijn oud geworden, maar God is jonger dan wij en Hij blijft eeuwig jong. God wordt nooit moe van herhaling. Misschien zegt God iedere ochtend opnieuw tegen de zon: „Nog een keer!” En de zon komt op. Misschien zegt God elke avond opnieuw tegen de maan: „Nog een keer!” En de maan verschijnt. En dan al die miljoenen madeliefjes. Het is helemaal niet gezegd dat die in één voortdurend proces allemaal hetzelfde worden gemaakt. Misschien maakt God ze afzonderlijk. Eén voor één. En zegt Hij tegen ieder madeliefje apart: „Kom maar op.”

Als dit geldt voor madeliefjes, voor het opgaan van de zon en de maan, hoeveel te meer dan voor ieder nieuw leven! Elk nieuw leven is afzonderlijk door God gewild en gemaakt. Geen herhaling van een eindeloos, natuurlijk proces, maar een Goddelijke, afzonderlijke daad. „Nog een keer”, zegt God. En opnieuw ontstaat er een door Hem gewild mensje.

Om te huilen

Als we zó naar het leven kijken, dan is duidelijk hoe beschermwaardig dit door God gewilde leven is. Vanuit die verwondering wil de NPV opkomen voor het ongeboren leven. Geen klompje cellen, maar een uniek mensje, door God gewild. Daarom is de abortuswet om te huilen. Ook de abortuswet koestert herhaling, op boosaardige wijze: „Nog een keer. Nog een keer. Nog een keer.” 30.000 keer per jaar, zonder moe te worden. En iedere keer wordt een afzonderlijk mensje met opzet gedood.

De NPV zet zich daarom met zoveel mogelijk organisaties in voor het behoud van de verplichte bedenktijd voor een abortus. En wij blijven rammelen aan die eindeloze 24-wekengrens. Dat is hard nodig. De abortuswet stamt uit 1981 en de 24-wekengrens die toen is besloten, is vandaag de dag volstrekt onhoudbaar. Door vooruitgang in de medische wetenschap overleven er wereldwijd steeds meer kinderen die vóór 24 weken zwangerschap geboren worden. Met de kennis dat een kindje bij 18 weken zo groot is als een paprika en al kan zuigen, slikken en zijn vingers sturen, word je met je neus op het feit gedrukt dat dit kind een wonder is. En inzichten kunnen leiden tot verandering: In 1981 dachten we nog dat baby’s geen pijn voelden en opereerden we hen zonder narcose. Daar zijn we ook van teruggekomen. Schrijnend genoeg kent Nederland als enige land binnen de Europese Unie zo’n hoge abortusgrens. Veel landen om ons heen hanteren een grens van 12 weken of laten de aard van de abortusvraag –medisch of sociaal– meespelen bij hun abortustermijn.

Recent voltrok zich in België een discussie over de verruiming van de abortusgrens. Het plan om de grens van 12 naar 18 weken op te rekken is –na felle oppositie van zowel christelijke als niet-christelijke partijen– in de ijskast gezet. Men betoogde dat een kind bij 18 weken al te ver ontwikkeld is. Daarnaast is bij een abortus na 13 weken geen abortuspil of curettage meer mogelijk, maar wordt een bevalling opgewekt of moet het lichaampje met instrumenten verknipt worden voordat het weggehaald wordt uit de baarmoeder.

Tijd voor verandering

Uit onderzoek blijkt dat veel Nederlanders helemaal niet weten dat de abortusgrens in ons land zo hoog ligt. Toch zijn abortussen ver in de zwangerschap realiteit. Jaarlijks wachten ruim 2500 vrouwen tot 18 weken of later met het afbreken van hun zwangerschap; voor meer dan 1300 van hen speelt de uitslag van prenatale diagnostiek hierbij geen rol. Daarom startte de NPV de campagne ”#24wekengrens”. Hierin vertellen wij Nederlanders de feiten. Het is tijd voor verandering. Staande blijft dat de beraadtermijn en wekengrens onderdelen zijn van een slechte wet. De abortuswet moet van tafel. Wie zich vergrijpt aan een mens, vergrijpt zich aan de Schepper. De NPV wil alles op alles zetten om betere hulp te bieden aan onbedoeld zwangere vrouwen en hun kindje. Deze boodschap blijven we herhalen, met Gods hulp. Nog een keer, nog een keer en nog een keer. Tot het moment aanbreekt waarop abortus voor eeuwig ondenkbaar is.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Dijk, D. van, Geuze-van Horssen, Y., 2021, De 24-wekengrens bij abortus is onhoudbaar, Reformatorisch Dagblad 50 (295): 16-17 (artikel).