Home » Artikelen geplaatst door Diederik van Dijk
Auteursarchief: Diederik van Dijk
‘Dit voorstel is niet wat het lijkt’ – Bijdrage van mr. Diederik van Dijk (SGP) in debat over initiatiefwetsvoorstel verbod op conversiehandelingen
Het initiatiefwetsvoorstel van Wieke Paulusma (D66), Bente Becker (MA) (VVD), drs. Lisa Westerveld (GroenLinks/PvdA), mr. Michiel van Nispen (SP) en Ines Kostić (MSc) (PvdD) om conversiehandelingen, met als doel seksuele gerichtheid en worstelingen met genderdysforie te veranderen, strafbaar te stellen lijkt het niet te gaan halen.1 Er zitten te veel haken en ogen aan dit initiatiefwetsvoorstel (zoals een onduidelijke afbakening en gebrek aan begrippenuitleg), nog afgezien van wat we er ideologisch/moreel van zouden moeten vinden. Volgens mr. Diederik van Dijk (SGP) zal de schade door het wetsvoorstel groter zijn, dan de schade die het probeert te voorkomen (vooral voor jongeren die worstelen met deze zaken). Van Dijk had een uitstekende bijdrage in de Tweede Kamer die we hieronder, met dank aan de SGP graag delen.2
Voetnoten
Wachtlijsten in transgenderzorg: zorgvuldigheid is essentieel
Dit artikel is geschreven samen met dr. Gerrie Strik.
Het recente opiniestuk ‘Ontdoe transzorg van demotivering en infantilisering’ van Alexandra Philippa in NRC pleit voor een drastische drempelverlaging van toegang tot transitiezorg. De auteur stelt dat genderzorg “net zo eenvoudig verkrijgbaar zou moeten zijn als elke andere vorm van zorg” en vergelijkt hormoonbehandelingen met anticonceptie en menopauzemedicatie. Deze vergelijkingen gaan voorbij aan fundamentele medisch-ethische principes en de complexiteit van genderzorg.3
De auteur beschouwt het huidige ‘shared consent’-model als “diabolisch” en pleit voor een ‘informed consent’-model waarbij zelfdiagnose leidend zou zijn. Dit miskent echter de essentie van verantwoorde gezondheidszorg. Medische zorg onderscheidt zich van cosmetische ingrepen door zorgvuldige indicatiestelling, gebaseerd op geobjectiveerde lijdensdruk én bewezen therapeutische effectiviteit. Het fundamentele principe ‘primum non nocere’ – eerst geen schade berokkenen – vereist dat artsen de risico’s van behandeling zorgvuldig afwegen tegen de verwachte voordelen.
De suggestie dat hormoontherapie “net als de anticonceptiepil” tijdelijk gebruikt kan worden om te experimenteren, is medisch onverantwoord. De effecten van geslachtshormonen zijn deels onomkeerbaar en kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor vruchtbaarheid, botdichtheid en cardiovasculaire gezondheid. Het pleidooi voor een ‘informed consent’-model in dit opiniestuk sluit naadloos aan bij een verontrustende ontwikkeling. De genderpoli van het Amsterdam UMC erkent namelijk zelf in een recent controversieel artikel dat genderbevestigende medische behandelingen niet noodzakelijkerwijs leiden tot vermindering van psychische stress of verbetering van het functioneren. In sommige gevallen kunnen patiënten zelfs een toename van suïcidale gedachten ervaren tijdens de behandeling.4
Des te zorgwekkender is dat de Amsterdamse genderkliniek, in plaats van deze realiteit onder ogen te zien, ervoor kiest om de wetenschappelijke basis van evidence-based medicine zelf ter discussie te stellen en suggereert dat ‘patiëntautonomie’ belangrijker zou zijn dan meetbare klinische uitkomsten. Dit standpunt, dat Philippa enthousiast omarmt, is niet alleen medisch-ethisch onhoudbaar, maar schept ook een gevaarlijk precedent voor de behandeling van kwetsbare jongeren. Juist vanwege deze ingrijpende risico’s en onzekere uitkomsten is grondige diagnostiek en psychologische evaluatie essentieel, in plaats van directe toegang tot onomkeerbare behandelingen op basis van zelfdiagnose.
Philippa presenteert het diagnostische traject als een vorm van “demotivering” en “infantilisering”. In werkelijkheid is het een noodzakelijk zorgvuldigheidsproces. Zoals de Finse hoogleraar adolescentenpsychiatrie Riittakerttu Kaltiala benadrukt: “Deze lichamelijke ingrepen hebben hun nut en er zijn zeker mensen die er baat bij hebben gehad. Maar het grootste deel van deze mensen heeft serieuze psychiatrische hulp nodig, hulp bij normale identiteitsvragen, of gewoon meer tijd.”
Het is verontrustend dat de roep om zelfdiagnose en directe toegang tot hormonen steeds luider wordt, terwijl steeds meer internationaal wetenschappelijk onderzoek juist pleit voor meer terughoudendheid. Zelfs voorstanders van transitiezorg erkennen dat er weinig bewijs is voor de therapeutische effectiviteit van snelle hormoonbehandeling zonder uitgebreide diagnostiek.
De wachtlijsten in de transgenderzorg zijn inderdaad problematisch. Maar de oplossing ligt niet in het versneld toegang bieden tot onomkeerbare medische behandelingen. Recente studies, waaronder het Britse Cass Review en Zweeds onderzoek, pleiten juist voor een meer holistische aanpak met uitgebreide psychologische ondersteuning en behandeling van onderliggende problematiek. Het afschaffen van diagnostische trajecten en overstappen op zelfdiagnose zou niet alleen een gevaarlijk precedent scheppen, maar gaat ook voorbij aan de complexe psychosociale aspecten die vaak samengaan met genderdysforie.
De auteur heeft gelijk dat transpersonen recht hebben op respect en goede zorg. Maar goede zorg betekent ook zorgvuldige diagnostiek en behandeling volgens wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen. Dat is geen kwestie van “infantilisering”, maar van medische professionaliteit en verantwoordelijkheid voor het welzijn van kwetsbare jongeren op lange termijn.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
‘Geen abortuspillen aan Polen opdringen’ – Mr. Diederik van Dijk stelt vragen over inmenging van Nederland met betrekking tot de abortuspraktijk van andere Europese landen
Tijdens het debat van maandag 8 april 2024 stelde mr. Diederik van Dijk vragen over de inmenging van Nederland met betrekking tot de abortuswetgeving in andere Europese landen. Met dank aan de SGP is een video van het SGP-deel van het debat beschikbaar gesteld op hun YouTube-kanaal.
Op het kanaal staat onder de video de volgende tekst:
”Via internet kunnen Nederlandse abortusklinieken pillen aan mensen in het buitenland leveren. De SGP maakt zich zorgen over deze Nederlandse ‘zendingsdrang’ op het gebied van abortus. “We maken ons hiermee schuldig aan inmenging in andere landen,” stelt Kamerlid Diederik van Dijk. VVD en D66 zijn allesbehalve blij met dit terechte argument van de SGP. Dit debat vond plaats op maandag 8 april 2024.”
Bizar: enorme toename abortus, maar D66 wil nóg ruimere wetgeving
Hieronder ziet u de interrupties van mr. Diederik van Dijk naar aanleiding van een speech in de Tweede Kamer door Wieke Paulusma (D66). Het onderlinge korte debat vond plaats tijdens de behandeling van de VWS-begroting op woensdag 24 januari 2024. Met dank aan de SGP dat zij deze video deelden op het YouTube-kanaal.
Een motie van mr. Diederik van Dijk over de onbekendheid van de langetermijneffecten van puberteitsremmers
Bij het twee-minuten-debat van 15 februari 2024 over de transgenderzorg diende Tweede Kamerlid mr. Diederik van Dijk (SGP) mede namens mr. Mirjam Bikker (CU) twee moties in. De moties zijn te lezen via de website van de Tweede Kamer (zie voetnoot). Van Dijk werd daarna bevraagd door twee leden van resp. GL-PvdA en D66. Hieronder is zijn verdediging terug te kijken.
NGK-predikant schrikt van ’transgender-brochure’ NPV: terecht?
Dit artikel is samen met drs. Elise van Hoek geschreven.
‘NPV laat echte transgenders pastoraal in de kou staan met eenzijdige brochure’, stelde ds. Ernst Leeftink. Namens NPV-Zorg voor het leven reageren we desbevraagd op zijn bevindingen. Leeftink start met de observatie dat grote groepen christenen ‘ongenuanceerd’ elke vorm van transitie afwijzen op basis van twee argumenten. Als eerste de beïnvloeding vanuit woke denken en als tweede de door God gegeven orde van man en vrouw.5
Leeftink parafraseert enkele teksten uit de NPV-brochure waar hij de vinger bij wil leggen.6 Hij wordt ‘erg boos en verdrietig’ omdat de brochure God als Schepper en architect benoemt en vanuit theologisch-ethische argumenten pleit om de weg van transitie niet te gaan. In zijn verweer beroept Leeftink zich op publicaties van Douma die hij ‘volstrekt genegeerd’ vindt in de literatuurlijst aan het einde van de brochure.
De kritiek van ds Leeftink vraagt om een reactie. Inderdaad noemen wij Douma niet, evenmin als het lezenswaardige rapport dat in 1996 uitgebracht werd door het prof. dr. G.A. LindeboomInstituut waaraan Velema, maar ook de huidige ethici Jochemsen en Boer, meewerkten. Tussen de jaren negentig en 2023 liggen impactvolle culturele ontwikkelingen. Bewust kozen wij daarom voor actuele lectuur, waarbij we een zorgvuldige selectie maakten. Voor het denken in het spoor van Douma – en de actualisatie daarvan in de huidige cultuur – zou Leeftink echter het in de literatuurlijst opgenomen boek van James K. Beilby, Paul Rhodes Eddy e.a. kunnen lezen. Laten wij overigens wel heel voorzichtig zijn om precies in te vullen hoe vroegere eminente ethici over ingrijpende ontwikkelingen vandáág zouden spreken.
De NPV heeft een decennialange ervaring met de (voorheen sporadische) problematiek van genderdysforie. De conclusie van ds. Leeftink dat de NPV transitie louter op grond van Gods schepping afwijst, doet geen recht aan het geheel van de aangevoerde argumenten. Hoewel we de Bijbel als fundament van ons denken nemen, zijn er ook medische en sociaal-culturele argumenten die meewegen. De opmerking dat ‘lichamelijkheid daarmee met stip boven de psyche’ wordt gesteld, is onzorgvuldig geconcludeerd. Ook de conclusie dat de NPV hiermee transgenders in de kou laat staan, is onterecht. Wel is het zo dat de brochure niet primair op hulpvragers is gericht, maar ingaat op ontwikkelingen rond sekse en gender in de samenleving en op de relatie tussen cultuur en identiteit. Laat het een bemoediging voor ons allen zijn dat een vrouw die zichzelf non-binair noemt, zei: “Dit is de meest liefdevolle tekst die er op dit moment in Nederland bestaat.”
Is daarmee alles gezegd? Dat denken we niet. Uit de reactie van Leeftink proeven we de vraag naar hoe om te gaan met mensen met genderdysforie, genderincongruentie, genderproblemen of hoe we de actualiteit ook benoemen. Dat appel herkennen en delen we bij de NPV: er is een groot belang bij evenwichtige en actuele woorden en daden. Daarbij is nog genoeg te doen, waaronder ook een academische doordenking vanuit verschillende disciplines om de huidige gendervragen het hoofd te bieden.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Telemedicine: een door Kamerleden gepromoot gevaar
Deze bijdrage is geschreven samen met Chris Develing.
In coronatijd kregen duizenden Britse vrouwen na een telefonisch consult abortuspillen thuisgestuurd. Telemedicine op deze manier is echter zeer riskant en moet in Nederland verboden blijven.
Kamerlid Corinne Ellemeet, (GroenLinks) twitterde met afschuw over de veroordeling van de Britse Carla Foster (44), die een ”doe-het-zelfabortus” onderging met abortuspillen. Wie het artikel bij haar tweet niet leest, zal denken dat de Britse rechter een uitglijder maakte. Het Kamerlid schreef namelijk dat de straf van 28 maanden cel (waarvan veertien maanden voorwaardelijk) volgde nadat de vrouw abortuspillen had genomen voorbij de medische grens van tien weken zwangerschap. In werkelijkheid gaat het om een illegale abortus bij 32 weken zwangerschap.
De Britse vrouw maakte gebruik van ”telemedicine”, dat begin 2020 in Engeland in werking trad vanwege de lockdowns. De patiënt krijgt bij telemedicine geen lichamelijk onderzoek, maar ontvangt dan een consult via een telefoon- of videogesprek. Zo kregen duizenden Britse vrouwen tijdens corona abortuspillen thuisgestuurd, waarna zij een volledige ”doe-het-zelfabortus ondergingen. Carla Foster was een van hen. Tijdens een telefonisch consult met de abortuskliniek zei ze zeven weken zwanger te zijn, waardoor ze de abortuspillen per post mocht ontvangen.
De veroordeling ontmaskert een groot nadeel van telemedicine: zonder echo, die normaliter standaard vóór iedere abortus wordt uitgevoerd, weet een arts niet hoe ver de zwangerschap is. Abortuspillen mogen uiterlijk tot de tiende zwangerschaps week worden gebruikt. Bij Foster ging het mis; ze moest de ambulance bellen. Eenmaal in het ziekenhuis beviel ze van een doodgeboren baby, waarna het ziekenhuispersoneel de politie inlichtte. Die vond later op haar computer zoekopdrachten over het beëindigen van een zwangerschap na 24 weken en het verhullen van een zwangere buik. In de rechtbank verklaarde Foster te worden achtervolgd door spijt en door beelden van het gezichtje van haar dode kind.
Risico’s
Ervaringen met telemedicine, in landen als Ierland en Engeland, geven inzicht in de risico’s ervan. Zo bracht de BBC het verhaal van ”Savannah”, een zestienjarig meisje dat met hevige bloedingen naar de spoedeisende hulp moest. Carla en Savannah zijn geen incidenten. Onderzoek na het opvragen van documenten van abortusklinieken liet zien dat er in 2020 duizenden meisjes en vrouwen naar het ziekenhuis moesten na een legale doe-het-zelfabortus. Toch pleitten abortusklinieken in het Verenigd Koninkrijk (met succes) voor het standaardiseren van telemedische abortusbehandelingen, zoals de bedenkers bij het Nederlandse ”Women on Waves” de behandelvorm noemen.
Vrijwillig?
Een ander gevaar van telemedicine is dat de abortusarts nauwelijks kan inschatten of de abortuskeuze vrijwillig wordt gemaakt. Bij een consult op afstand weet je immers nooit of een dwingende partner of vader naast de zwangere vrouw zit om het gesprek te sturen. Kevin Duffy was zelf ooit directeur van een Britse abortuskliniek. Tegenwoordig is hij actief tegenstander van abortus. Zijn vrijwilligers deden zich voor als patiënten, waarna zij de pillen thuis ontvingen, ondanks het liegen over hun naam, hun geboortedatum en de zwangerschapsduur.
Kamerlid Ellemeet, voorstander van telemedicine, schonk in haar reactie geen aandacht aan de gevaren voor vrouwen of de (vermoedelijk pijnlijke) dood van het kind. Abortusactivisten wijzen er vaak op dat de meerderheid van de neurowetenschappers stelt dat foetussen pijn kunnen ervaren na 24 weken zwangerschap. Toch had Ellemeet alleen oog voor de „genadeloos harde” straf die Foster was opgelegd. Daarna gebruikte ze die voor haar campagne om artikel 296 uit het Wetboek van Strafrecht te halen. (Dit bepaalt dat wie een abortus uitvoert strafbaar is, tenzij de abortus plaatsvindt in een speciale kliniek of een ziekenhuis, onder de voorwaarden uit de Wet afbreking zwangerschap.) Foster werd namelijk op grond van een vergelijkbaar wetsartikel veroordeeld. Hoe is deze opstelling mogelijk terwijl iedereen kan lezen dat het omgebrachte kind ver voorbij de 24-wekengrens was?
Deze onbewogen reactie op de dood van een levensvatbaar en gezond kind bevestigt wat volgers van het abortusdebat steeds vaker opvalt: voor veel feministen betekent ”baas in eigen buik” niet dat de vrouw ná 24 weken zwangerschap opeens haar zelfbeschikkingsrecht inlevert. Op zulke momenten mis je de rechts-liberale voorstanders van abortusrechten, die doorgaans niet zo’n extreme toegang tot abortus eisen.
Schuldvraag
Abortusactivisten probeerden telemedicine ook in Nederland erdoor te krijgen. Bureau Clara Wichmann, gesteund door Liliane Ploumen en Women on Waves, sleepte de Staat zelfs voor de rechter. De eis werd op 10 april 2020 afgewezen omdat Nederlandse abortusklinieken tegen waren. Het vonnis bevatte zowaar een interessante waarschuwing van de Stichting Samenwerkende Abortusklinieken Nederland (StiSAN) en het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA). Zij vreesden exact wat later in Engeland zou gebeuren met duizenden meisjes en vrouwen: abortuspillen verstrekken na tien weken zwangerschap kan verstrekkende medische gevolgen hebben voor een cliënt, waaronder ziekenhuisopname.
Des te vreemder is het dat voorstanders van telemedicine nu de schuld leggen bij de strafbaarheid van abortus na 24 weken. Het hele incident is intens verdrietig en kent alleen maar verliezers. Maar niemand kan eromheen dat Carla Foster voorlopig niet in staat is om voor haar levende kinderen te zorgen vanwege de desastreuze beslissing om telemedicine legaal te maken.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Dijk, D.J.H. van, Develing, C., 2023, Telemedicine: een door Kamerleden gepromoot gevaar, Reformatorisch Dagblad 53 (63): 33-33 (artikel).
Waarom géén abortus en wel de doodstraf – Opnieuw een verdediging van mr. Diederik van Dijk
Al enige tijd geleden deelden we een video waarin mr. Diederik van Dijk (SGP) in de Eerste Kamer een vraag beantwoordt over de doodstraf in relatie tot het afwijzen van abortus.7 Onlangs reageerde PvdA-Kamerlid mr. Jeroen Recourt op een bijdrage van mr. Diederik van Dijk. In zijn reactie ging het opnieuw om de doodstraf in relatie tot het afwijzen van abortus. Met dank aan de SGP kunnen we deze video hieronder delen.
Voetnoten
Abortus gaat over ongeboren leven en hoort daarom echt in het strafrecht
Vrouwen die abortus willen zijn er niet bij gebaat om abortus uit het strafrecht te halen. Abortus kan, ook met artikel 296, betoogt Diederik van Dijk.
BNN/VARA en het Humanistisch Verbond hebben de handen ineen geslagen om abortus via een burgerinitiatief uit het Wetboek van Strafrecht (WvSr) te krijgen. Onverstandig, juist omdat abortus niet zomaar iets is. Nu staat in artikel 296 WvSr dat het beëindigen van een zwangerschap strafbaar is, tenzij dit gebeurt door een arts in een ziekenhuis of kliniek met een vergunning. Het burgerinitiatief heeft inmiddels voldoende handtekeningen om parlementaire behandeling af te dwingen. De grootste klacht luidt dat abortus gezondheidszorg is en geen criminele daad. Toch zag de wetgever ooit reden om abortus in het strafrecht te houden. Geldt dit niet meer?
Door abortus geheel te scharen onder de gezondheidszorg vergeet men wat abortus zo anders maakt dan de reguliere geneeskunde. Binnen de geneeskunde draait het voornamelijk om het beter maken van mensen of leed te verzachten. De aard van een levensbeëindigende behandeling valt buiten de sfeer van ‘normaal medisch handelen’. Daarom zijn euthanasie en abortus niet onderhevig aan de civielrechtelijke regels van de geneeskundige behandelovereenkomst maar vallen ze onder de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl) en de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). En in die laatste wet wordt niet in dezelfde bedekte termen over leven gesproken zoals de pro-abortusbeweging geregeld doet, bijvoorbeeld over ‘klompje cellen’ of ‘zwangerschapsproduct’. De wetgever spreekt bewust over ‘ongeboren leven’.
Beschermen
Bij invoering van de Wafz besloot de wetgever tot behoud van artikel 296 om vrouwen te blijven beschermen tegen illegale abortussen uitgevoerd door artsen of niet-artsen, aldus de memorie van toelichting. Onbedoeld helpt het schrappen van artikel 296 zwangere vrouwen dus allerminst. Wie baat hebben bij afschaffing zijn kwaadwillende of kwakzalvende individuen en artsen die bij het uitoefenen van hun beroep last hebben van de druk die dit wetsartikel op hen legt. Daarnaast zegt de memorie van toelichting dat de wetgever met het behoud van artikel 296 onderstreept welke waarde hij toekent aan de bescherming van ongeboren leven.
Wie artikel 296 wil schrappen moet dus twee dingen bewijzen: dat het leven van vrouwen zonder de bescherming van deze wet niet slechter wordt én dat ongeboren leven niet bestaat of geen bescherming verdient. Niets daarvan is terug te vinden in het burgerinitiatief. Men spreekt over de betuttelende werking van het idee dat abortus strafbaar is. Dat terwijl artikel 296 niet gaat over de strafbaarheid van vrouwen. Ook dát blijkt uit de overwegingen van de wetgever, die stelt dat ‘het wetsontwerp een einde maakt aan de strafbaarstelling van de vrouw’.
Niet alleen zorg
Natuurlijk is abortus tot op zekere hoogte gezondheidszorg. Er komen medische instrumenten bij kijken, gehanteerd door bevoegde artsen. Maar als daarmee alles is gezegd, is euthanasie ook gezondheidszorg. Dat is evengoed een medisch proces, maar daarmee is het nog niet volledig te vatten binnen de kaders van de gezondheidszorg.
Door te doen alsof abortus geen morele implicaties met zich brengt, sluiten voorstanders hun ogen voor de werkelijkheid. Iedereen snapt dat abortus een ingrijpende keuze is die de vrouw maakt over haar toekomst, die van de verwekker en van het kind dat z’n toekomst verliest.
Voorstanders van abortusrechten moeten toch erkennen dat artikel 296 geen wezenlijke belemmering opwerpt voor de toegang tot abortus? Hopelijk mengen kritische voorstanders van abortusrechten zich in deze discussie. Wie beseft wat bij een abortus op het spel staat, denkt niet licht over de rol van het strafrecht. Wie erkent dat bij abortus een mens-in-ontwikkeling wordt gedood, beseft dat abortus haar plek in het strafrecht moet behouden. Vrouwen én ongeboren kinderen verdienen dat.
Dit opiniestuk verscheen in het dagblad Trouw en is met toestemming van de auteur hier overgenomen. Het originele artikel is hier te vinden.
Van Dijk over de abortuspil bij de huisarts – Zijn bijdrage in de Eerste Kamer
Op dinsdag 29 november 2022 debatteerde de Eerste Kamer over het initiatiefwetsvoorstel van Tweede Kamerleden Ellemeet (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Paternotte (D66) en Van Wijngaarden (VVD) om de abortuspil via de huisarts te kunnen verstrekken. Lees hier de bijdrage van Diederik van Dijk.
Niet zolang geleden bespraken we in deze Kamer de afschaffing van de vaste beraadtermijn voor abortus. Ik heb toen vrij uitvoerig de visie van de SGP op abortus uiteengezet en ik ga dit niet volledig herhalen. Vrouwen die onbedoeld zwanger zijn, moeten kunnen rekenen op de allerbeste hulp en ondersteuning.
Het stoppen van een kloppend hart, het doden van een ongeboren kindje, is echter geen oplossing die past in een beschaafd land. Dat dit in Nederland 31.000 keer per jaar plaatsvindt en is toegestaan tot 24 weken zwangerschap is onvoorstelbaar. Uit onderzoek blijkt dat een flink percentage Nederlanders ook moeite heeft met deze ruime abortusgrens.
Een abortus heeft impact. Op de moeder, maar niet minder op het prille leven dat wordt beëindigd. Om die reden stellen we op grond van onze wetgeving dat het bij abortus moet gaan om een noodsituatie. Een abortus is een uiterste noodgreep. Dat moet ook zichtbaar zijn in de inrichting van de abortuszorg. Hoe je ook denkt over abortus, we spreken niet over een normale medische handeling. Er wordt menselijk leven gedood. Helaas is abortus steeds meer neergezet als een verantwoorde en denkbare optie als je onbedoeld zwanger bent.
In dit voorstel wordt de kring van zorgverleners die medicamenteuze zwangerschapsafbrekingen mogen verrichten ruimer getrokken. Ook de huisarts moet hieronder vallen. De toegankelijkheid van abortus wordt vergroot en abortus nog verder genormaliseerd. Er ontstaat onterecht het beeld dat abortus behoort tot reguliere zorg.
De SGP vindt dit pijnlijk. Naar de huisarts gaat een moeder om een geneesmiddel te krijgen voor haar zieke kind, niet om een pil te halen om het leven in haar buik te doden. Een abortuspil is geen medicijn, omdat een zwangerschap geen ziekte is.
Waar de abortuswet nog een balans zoekt tussen de positie van de vrouw enerzijds en het ongeboren kind anderzijds, legt dit wetsvoorstel eenzijdig de nadruk op het belang van de vrouw.
Voor de goede orde: Een abortuspil mag worden verstrekt tot negen weken zwangerschap. Het hartje begint te kloppen vanaf ongeveer vijf weken.
Tegelijkertijd bevreemdt het mij oprecht dat voorstanders van abortus dit wetsvoorstel zo breed lijken te omarmen. De toegang tot abortus is in ons land op dit moment toegankelijk en veilig geregeld. Biedt dit wetsvoorstel werkelijk de garantie dat de abortuszorg voor vrouwen beter wordt dan dat die nu is?
Of wordt er niet geredeneerd vanuit de belangen van vrouwen, maar slechts vanuit het dogma van de zelfbeschikking en abortus als volstrekt vrije keus? Het zou toch wel wrang zijn als dit wetsvoorstel zozeer wordt gedreven door de wens om abortus toegankelijker te maken dat de zorg voor vrouwen die dit betreft ondersneeuwt. Dat vrijheid uiteindelijk ten koste gaat van kwaliteit van zorg.
Ik begrijp goed dat verschillende abortusklinieken vrezen voor hun verdienmodel en daarom met gefronste wenkbrauwen kijken naar dit wetsvoorstel. Maar hun bezwaren raken wel een inhoudelijk punt: Het verstrekken van de abortuspil is geen kleinigheid. Dergelijke specialistische zorg ligt nu immers niet voor niets bij bevoegde en vergunningplichtige zorgverleners.
Het is daarom vreemd dat de initiatiefnemers menen dat het om een eenvoudige ingreep gaat. Natuurlijk is het innemen van een pil onder toeziend oog van een arts of verpleegkundige niet moeilijk. Ook de verdere behandeling thuis is technisch niet ingewikkeld. Maar we moeten niet doen alsof het om een paracetamol gaat.
FIOM zegt op hun website: “Het is fijn als je niet alleen bent als je de abortuspil inbrengt, zodat er iemand bij je is die je in de gaten kan houden en zo nodig hulp voor je kan regelen.” Dat impliceert dat er complicaties kunnen optreden. De abortuspil wekt een miskraam op. Tot negen weken mag het kloppende hartje worden gestopt zodat het kindje levenloos geboren wordt.
Sprekend over de kwaliteit van de abortuszorg: Naar alle waarschijnlijkheid zal de gemiddelde huisarts slechts enkele malen per jaar betrokken zijn bij de verstrekking van de abortuspil. Dat betekent dat niet vast staat dat huisartsen gegarandeerd voldoende ervaring opbouwen waarmee een medisch-technische kwaliteit van zorg gegarandeerd blijft. Ook hier de vraag of we wel zeker weten dat vrouwen gediend worden met dit wetsvoorstel.
Bovendien kan de SGP nog steeds niet goed inzien waarom de vertrouwde huisarts niet langdurig betrokken kan zijn in de begeleiding en nazorg van de vrouw, zónder dat die huisarts zelf de abortuspil voorschrijft. In de memorie van toelichting geven de initiatiefnemers zelf ook aan dat huisartsen al intensief betrokken zijn bij de opvang en nazorg van vrouwen die de abortuspil verstrekt krijgen via abortusklinieken of gynaecologen. De praktijk van nazorg en verdere zorg rondom anticonceptie door de huisarts bestaat dus al. Wat is hier de winst van het wetsvoorstel?
Ik hoor de initiatiefnemers al reageren: “De winst ligt in het vergroten van de toegankelijkheid van de abortuszorg en de mogelijkheid dat deze zorg in de vertrouwde omgeving van de eigen huisarts verleend wordt.” Maar rekenen de initiatiefnemers zich dan niet té snel té rijk?
Het gaat in deze Kamer te weinig over de huisarts. Zij zijn de bodem, het fundament, de pijlers van ons gezondheidszorgsysteem. Afgelopen zomer stonden ze op het Malieveld om te protesteren tegen de gigantische werkdruk. Het integraal zorgakkoord is door hen niet getekend. De Groene Amsterdammer bracht in kaart dat binnen zes jaar ongeveer een op de drie huisartsen met pensioen gaan. Een opvolger staat lang niet altijd klaar. Het Nivel meldde dat in 2019 maar liefst 64 procent van de huisartsen de noodzakelijke werkzaamheden niet afkrijgt.
Kortom, is die vertrouwdheid van de eigen huisarts niet een fabeltje? Een mythe van de randstad? Een fenomeen dat we binnenkort alleen nog maar in het Openluchtmuseum tegenkomen? Die gezellige dorpsdokter van vroeger?
Moeten we het niet éérst gaan hebben over het op orde brengen van de huisartsenzorg als zodanig voordat we het gaan hebben over het verplaatsen van nóg meer zorg naar de huisarts? Want anders zal de betonrot van de werkdruk, schaarse zorgcapaciteit en administratieve lasten definitief ook deze pijler doorknagen. Moeten we niet eerst met elkaar zorgen dat die huisarts zelf toegankelijk blijft, alvorens we het systeem van de Nederlandse abortuszorg openbreken?
Zoals we dat in goed Engels zeggen: Don’t fix what ain’t broken. Oftewel, niet iets repareren wat niet kapot is. Het huidige systeem zorgt voor duidelijkheid en eenheid van zorg. De initiatiefnemers geven aan dat het de huisarts vrij staat om de abortuspil al dan niet aan te bieden. Intussen heb ik van diverse huisartsen begrepen dat zij al e-consulten of mailtjes kregen van vrouwen of ze niet even de abortuspil willen voorschrijven.
Hoe vrijblijvend is het als de algemene indruk is: de abortuspil is bij de huisarts verkrijgbaar? En zijn daarmee die huisartsen die extra behandeling niet ook nog op hun bordje willen, niet alsnog tijd en energie kwijt aan het afwijzen of doorverwijzen van deze patiënten?
Los van de ideologische kant van dit wetsvoorstel is het voor de SGP een oprechte vraag of met dit wetsvoorstel de vrouw die onbedoeld zwanger is, wel geholpen wordt. Zijn de vermeende voordelen zo groot dat ze opwegen tegen de reële nadelen van dit wetsvoorstel? Willen we echt de huisarts wéér iets op hun bordje schuiven terwijl diezelfde huisarts afgelopen zomer op het Malieveld stond vanwege een overvol bord?
Is het een goed idee om ter wille van keuzevrijheid en zelfbeschikking meer risico’s de abortuszorg binnen te laten? Want met dit wetsvoorstel wordt de abortuszorg gefragmenteerd met alle risico’s van dien. Willen we de duidelijkheid van het huidige systeem opofferen aan de mythe van de eigen huisarts zonder dat de huisartsen zelf hier voldoende in erkend zijn en zonder dat duidelijk is dat dit de kwaliteit van zorg voor de vrouw ten goede komt?
En over die fragmentatie: De abortuspraktijk wordt altijd secuur gemonitord. Maar hoe vindt precies de registratie plaats van het aantal door de huisarts verstrekte abortuspillen, en daarmee het aantal gepleegde abortussen langs deze route? Blijven we goed zicht houden op het aantal abortussen? Ik zie uit naar de reactie van de indieners.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van de Staatkundige Gereformeerde Partij (SGP). Het originele artikel is hier te vinden.