Met John Piper is Wayne Grudem één van de geestelijk vaders van Biblical Council on Manhood and Womanhood, een organisatie die bekend is door de Denver Statement over de verhouding van man en vrouw en de Nashville Statement over huwelijk en seksualiteit. Grudem is al jaren werkzaam als onderzoekhoogleraar theologie en Bijbelwetenschap aan Pnoenix Seminary in Scottdale, Arizona en schreef een dogmatiek die in de Engelssprekende wereld breed wordt gebruikt. In 2018 verscheen als een soort tweelingwerk van zijn dogmatiek een uitgebreid handboek over de christelijke ethiek, namelijk Christian Ethics: An Introduction to Biblical Moral Reasoning1. De hoofdstukken 28 t/m 33 zijn gewijd aan huwelijk en seksualiteit en de daarmee verbonden vragen.
Aan de orde komen niet alleen huwelijk en voorplanting, maar ook hoe men moet omgaan met onvruchtbaarheid en wat de bijbelse gronden zijn om in principe positief over adoptie te denken. In onderscheid met Grudem zou ik willen stellen dat een christelijk huwelijk in principe de bereidheid vooronderstelt van meet af aan kinderen te ontvangen. Dat was destijds ook de lijn van prof. dr. W.H. Velema die als ethicus zoveel heeft betekend voor de gereformeerde gezindte. Zonder gewetens te binden meen ik evenals Velema dat de kinderzegen met de lichamelijke omgang tussen man en vrouw verbonden moet blijven. Anders dan Grudem zou ik daarom altijd IVF afraden.
In Christian Ethics zijn ook hoofdstukken gewijd aan pornografie, echtscheiding en hertrouw. Dat pornografie sinds internet een probleem is van geweldige omgang kan niemand ontkennen. Grudem wijst erop dat pornoverslaving altijd tot blijvende schade leidt. Er is altijd een weg terug en bij de Heere is vergeving, maar de wetenschap dat de gevolgen de geest blijvend beschadigen mag en moet als argument gebruikt worden om zich niet aan deze verslaving over te geven.
Meerdere Amerikaanse christenen zijn van mening dat na echtscheiding ook voor de onschuldige partij hertrouw niet geoorloofd is zolang de man of vrouw van wie men is gescheiden, nog leeft. Terecht meen ik dat Grudem twee gronden niet alleen voor echtscheiding maar ook voor hertrouw geeft, namelijk overspel en het feit dat een van de gehuwden in het huwelijk in contact komt met het christelijk geloof en daarvoor gewonnen wordt en de andere partij dat niet accepteert.
In hoofdstuk 33 worden homoseksualiteit en transgendergevoelens aan de orde gesteld. Grudem wijst erop dat niemand kan ontkennen dat de eeuwen door het bijbelse getuigenis door alle stromen binnen de christelijke kerk zo is verstaan dat er geen enkele ruimte is voor homoseksueel gedrag en homoseksuele relaties. Dat stabiele homoseksuele relaties hierop een uitzondering vormen is in het licht van de geschiedenis van de kerk der eeuwen een zeer recente gedachte.
Terecht stelt Grudem dat men alleen ruimte kan maken voor stabiele homoseksuele relaties door het de reikwijdte van de bijbelse notie dat God de mens mannelijk en vrouwelijk schiep te ontkrachten. Grudem wijst ook op de oudtestamentische en nieuwtestamentische Bijbelteksten die homoseksueel niet alleen afwijzen maar ook op de ernst van dit gedrag wijzen. Het feit dat het aantal teksten gering is, heeft eenvoudig te maken met het feit dat in de Schrift er telkens weer vanuit wordt gegaan dat seksualiteit alleen een plaats behoord te hebben binnen het huwelijk tussen man en vrouw. Seksualiteit buiten het huwelijk valt hoe dan ook onder Gods oordeel.
Grudem bestrijdt dat homoseksuele gevoelens neutraal zijn. Wel wijst hij erop dat gevoelens van een andere orde zijn dan gedrag. Elke christen moet immers strijden met gevoelens die niet in overeenstemming zijn met Gods bedoeling. Die gevoelens zijn geen verhindering om zalig te worden, wel het nalaten er telkens weer tegen te strijden in een waarachtig geloof. Ik kan Grudem alleen maar bijvallen dat wij in het licht van het bijbelse getuigenis het bijwonen van een huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht – hoe na die ons ook staan – niet kunnen verantwoorden. Het gaat om een verbintenis die weliswaar door de overheid als huwelijk wordt gedefinieerd, maar het bijbels gezien niet is. Het bijwonen ervan zal altijd als een vorm van erkenning worden uitgelegd.
Met betrekking tot transgendergevoelens wijst Grudem erop dat de Schrift telkens weer in het licht van Gods scheppingsbedoeling met de mens man en vrouw van elkaar onderscheidt. Hij noemt ook het belang van Deut. 22:5. Daar wordt duidelijk gesteld dat het onderscheid tussen man en vrouw ook in kleding tot uiting behoort te komen. Daarbij verdisconteert hij wel dat de kledingstijlen van man en vrouw in de loop van de tijden veranderen en dat kleding die door een vroegere generatie als specifiek mannelijk of vrouwelijk werd gezien dat later niet meer is. Ook van cultuur tot cultuur zijn er verschillen, maar het beginsel van onderscheid in kleding blijft gehandhaafd.
Grudem wijst erop dat transitie van een man geen vrouw maakt en van een vrouw geen man. Biologisch blijft een man ook na transitie een man en een vrouw en vrouw. De aanpassing is alleen uiterlijk. De auteur noemt ook de maatschappelijke problemen die op allerlei terreinen zullen komen als het biologische geslacht niet als uitgangspunt wordt genomen. Grudem pleit er ook voor om iemand van wie je weet dat hij biologisch een man is met hij aan te spreken en wie biologisch een vrouw is met zij. Ik val hem daarin bij.
Dit voluit bijbelse geluid sluit voor Gudem niet uit dat wij niet mogen neerzien om hen die worstelen met transgendergevoelens. We moeten hen oproepen en opstaan om vertrouwend op Christus te doen wat Hij vraagt. Ook zij die een transitie ondergingen zijn welkom in de kerk en kunnen als zij berouw over hun keuze tonen ook aanvaard worden als lid. Dat geldt ook voor hen die worstelen met homoseksuele gevoelens. Dat is trouwens een van de spitsen van de Nashville Statement. Zij die worstelen met homoseksuele gevoelens, maar celibatair leven horen een volstrekt volwaardige plaats te hebben in de christelijke gemeente.
Samenvattend: Grudem is geen diep maar wel een zeer helder denken. Heel overzichtelijk en toegankelijk stelt hij de bijbelse gegevens aan de orde. Dat geldt ook voor de andere hoofdstukken van zijn boek. Elk hoofdstuk besluit met een uitgebreide opgave van literatuur voor verdere studie. Dat maakt Christian Ethics extra waardevol.