Home » Geschiedenis (Pagina 4)

Categorie archieven: Geschiedenis

Een ‘WoordStudie’ over de zondvloed – Over de betekenis van Noach en de zondvloed

Deze WoordStudie gaat over de zondvloed en over Noach. Beide worden zowel in de Bijbel als daarbuiten genoemd.

Toen mijn kinderen nog thuis woonden, gold de regel dat er tijdens de maaltijden niet werd gelezen. Op die regel was één uitzondering: het was toegestaan het etymologisch woordenboek te raadplegen. Dit is een woordenboek dat per trefwoord uitlegt hoe het woord is ontstaan, en wanneer het voor het eerst is aangetroffen. Bij discussies aan tafel mocht dit boek worden geraadpleegd als het eind van alle tegenspraak.

Een interessant woord dat in een etymologisch woordenboek kan worden opgezocht, is het woord ‘zondvloed’. Wie de informatie bij dit trefwoord leest, ziet dat het niets te maken heeft met zonde. Dat sommigen dat denken, is een gevolg van volksetymologie, of niet-wetenschappelijk redeneren op de klank af. Zondvloed betekent echter ‘grote vloed’. Het element ‘zond-’, waarmee dit woord wordt gevormd, heeft de betekenis van ‘altijd, voortdurend, aanhoudend’1 – al is het natuurlijk heel begrijpelijk dat dit deel van het woord door velen in verband is gebracht met datgene wat dit water-oordeel heeft veroorzaakt.

Zowel in de LXX2 als in het Griekse Nieuwe Testament3 wordt de zondvloed aangeduid met het woord kataklusmos. Dat woord betekent letterlijk ‘overklotsing’, ‘overspoeling’, vandaar ‘overstroming’, ‘vloed’. Het verwante werkwoord is katakluzoo, ‘overstromen’4, en betekent dus letterlijk ‘overklotsen’, ‘overspoelen’.

Noach

De man die de opdracht kreeg de ark te bouwen, heet in de Bijbel Noach, wat samenhangt met een woord dat ‘vertroosten’ betekent (zie Gen. 5:29). Zijn naam komt ook als één van drie rechtvaardigen voor in Ezechiël 14:14 en 20. In Jesaja 54:9 wordt de zondvloed aangeduid als ‘de wateren van Noach’. In het Grieks van de LXX en het Nieuwe Testament heet hij Noe (zonder trema), uitspraak Nooë. Bijzonder is dat de naam Noe ook voorkomt op een Griekse munt uit de 3e eeuw v. Chr. uit het Frygische Apamea, met daarop ook een afbeelding van de ark.

De zondvloed komt ook voor in de literatuur buiten de Bijbel. Daar heet Noach doorgaans anders. In het Sumerische zondvloedverhaal heet hij Ziusudra, wat betekent ‘hij die een lang leven heeft’. In de oude Babylonische versies heet hij Atrahasis, oftewel ‘de uitzonderlijk wijze’. In het Gilgamesh-epos heet hij Utnapistim, wat betekent ‘hij zag leven’, of ‘ik heb mijn leven gevonden’.5

In de Griekse en Latijnse literatuur, speciaal in de Metamorphosen van de dichter Ovidius, komt een interessante variant van het Bijbelse zondvloedverhaal voor. Een echtpaar, Deucalion en Pyrrha, wordt daar door
Deucalions vader, de god Prometheus – hij die vooruit denkt – gewaarschuwd om een schip te bouwen en zo de wereldwijde overstroming die de oppergod Zeus zou sturen om de mensen te straffen, te overleven. Dat is meteen een groot verschil met het Bijbelse zondvloedverhaal: de God Die rechtvaardig straft en het oordeel brengt, is ook Degene die genade bewijst! Dat was iets wat in het heidense denken onmogelijk kon samengaan, maar wat God uiteindelijk ten diepste op Golgotha heeft gerealiseerd.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Kramer, G., 2022, WoordStudie: De zondvloed, Rechtstreeks 19 (3): 9.

Slaven als zendingsterrein – Hoe de kerk sprak over mensenhandel

Ook christenen bedreven mensonterende slavernij. Tegelijk waren er die het wrede optreden veroordeelden. Toch wordt er vaak afkeurend geschreven over het racisme dat uit de vermeende christelijke superioriteit zou voortkomen. Ook voormannen van de Nadere Reformatie als Hoornbeeck en Voetius moeten het ontgelden. Terecht?

Slavernij in Brazilië. Geschilderd door Johann Moritz Rugendas in 1830. Bron: Wikipedia.

Er komt een groot onderzoek naar de rol van de kerken bij slavenhandel. Daarin staat de vraag centraal wat tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de visie van de Gereformeerde Kerk op slavernij was. De Protestantse Kerk in Nederland levert een bijdrage aan dit onderzoek. Zo’n onderzoek kan geen kwaad. We kunnen ons niet meer indenken wat de mensenhandel, het transport over zee in volgepropte schepen, het uit elkaar halen van gezinnen, de barbaarse straffen en de zware werkomstandigheden voor de slachtoffers betekenden.

Die mensonterende handel werd bedreven door christenen. Tegelijk waren er ook die dat wrede optreden afwezen en veroordeelden. Ondanks die afwijzing wordt er vaak afkeurend geschreven over de zogenoemde christelijke superioriteit waaruit racisme voortkwam. Dat is ook het geval in de onlangs verschenen bundel Slavernij en de stad Utrecht. Over de Utrechtse hoogleraren Voetius en Hoornbeeck wordt daarin op een kritische manier geschreven. Terecht?

Geestelijk welzijn

De Zierikzeese predikant Udemans (1581/1582-1649) schreef in zijn boek ‘t Geestelyck Roer van ‘t Coopmans schip dat hij de lichamelijke slavernij beschouwde als één van de gevolgen van de zondeval, waardoor elk mens slaaf van de zonde is geworden. Udemans schreef genuanceerd over slavernij. Eén van zijn stellingen was dat christenen geen medechristenen tot slaaf mochten maken of als slaaf verkopen. Bij heidenen en Turken – met de laatste bedoelde hij moslims – lag dat voor hem anders. Die mochten als slaaf gebruikt worden wanneer ze in een rechtvaardige oorlog gevangen waren genomen of door fatsoenlijke meesters verkocht waren.

Niet dat de eigenaars dan met hen konden doen wat ze wilden. Integendeel: ze waren verplicht om hen te behandelen volgens de voorschriften van de Bijbel, ‘in alle redelijkheid en vriendelijkheid’. De eigenaars moesten zorg dragen voor hun geestelijke welzijn, voor het heil van hun zielen. Als slaven slecht behandeld werden, hadden ze volgens Udemans het recht om weg te lopen. Mensen die deze gevluchten zagen, mochten hen niet naar hun meester terugbrengen.

Bijbelse waarden

Een vergelijkbare opvatting vind je bij Hoornbeeck, hoogleraar in Utrecht en later in Leiden. Ook hij keurde slavernij niet per definitie af. Als werkgevers niet op een ‘gewone’ manier aan werkkrachten konden komen, was het kopen van een slaaf volgens hem geoorloofd. Maar de eigenaar was wel verplicht om goed voor zijn slaven te zorgen. Het was hem bovendien verboden om zijn slaven aan ongelovigen te verkopen. Dat zou tegengesteld zijn aan het belangrijke doel en de opdracht van christenen om hun medemensen met het Evangelie in aanraking te brengen. Hoornbeeck was er een tegenstander van om slaven op zondag te laten werken. Dat zou in strijd zijn met het sabbatsgebod. En gehuwde slaven mochten niet afzonderlijk verkocht worden. Dat was onmenselijk.

In zijn boek over de bekering van heidenen schreef Hoornbeeck met verontwaardiging over de hardvochtige manier waarop rooms-katholieke Spanjaarden in Zuid-Amerika met de inheemse bevolking omgingen. Hij citeert in één van zijn boeken een indianenhoofdman, die een Spaanse perfect ontmoet. De hoofdman vraagt de Spanjaard wat hij komt doen. De Spanjaard antwoordt dat hij christen is, een kind van de Schepper van hemel en aarde en dat hij komt om deze gebieden de kennis van de Goddelijke wet te brengen. De hoofdman antwoordt dan: ‘Als uw God opdracht geeft om door landen van anderen te trekken en die te beroven, te verwoesten en de mensen daarin te doden, dan is het voor ons niet mogelijk in Hem of Zijn wet te geloven’. Hoornbeeck concludeerde dat het afkeurenswaardige gedrag van blanken de christelijke godsdienst verdacht maakte.

Zending

Theologen in de zeventiende en achttiende eeuw zagen dat slavernij mogelijkheden bood om mensen in contact te brengen met het Evangelie. Evenals de rooms-katholieken, die zich inspanden om hun leer te verbreiden onder de volken die zij overheersten, bedreven de protestanten zending. Bekering van zondaren was hun hoogste doel. Dat is de reden waarom Hoornbeeck zo’n uitvoerig boek schreef over zending. De titel van dit in het Latijn geschreven boek luidt: De conversione Indorum et gentilium: Over de bekering van Indiërs en heidenen.

Evangelie

Deze overtuigingen passen niet in het denken van veel 21e-eeuwse mensen, maar de mens van de zeventiende eeuw was een religieus denkend mens. In de Bijbel neemt naastenliefde een grote plaats in. Daarom schreven en spraken predikanten regelmatig in afkeurende zin over slavernij. De Middelburgse predikant Smytegelt noemde in zijn catechismusverklaring over het achtste gebod slavernij onomwonden ‘mensendiefstal’. Hij ging in dit opzicht verder dan Udemans en Hoornbeeck.

De mensen van die tijd beseften daarnaast dat de Bijbelse boodschap van zonde en genade niet alleen goed was voor mensen die trouw naar de kerk gingen, maar ook voor heidenen die nog nooit van God en Zijn gebod gehoord hadden. Ook voor hen was bekering tot God nodig. Vanuit het postmoderne denken, waarbij men ervan uitgaat dat iedereen zijn eigen waarheid heeft, is dat onbegrijpelijk. Dan komt men tot waardeoordelen, zoals in het boek Slavernij en de stad Utrecht. Daarin wordt slavernij en kolonialisme als instrumenten gezien ‘om die superieure calvinistische beschaving te verspreiden’.

Wie kennis neemt van de geschriften van predikanten die over de zending schreven, komt tot andere conclusies. Daarin kun je lezen dat ze aandrongen op een menselijke omgang met medemensen, dus ook met slaven. Evangelieverkondiging aan hen kan een middel zijn om hen te brengen van het grootste kwaad tot het hoogste goed.

Dit artikel is met toestemming uit de GezinsGids. De volledige bronvermelding luidt: Fieret, W., 2022, Slaven als zendingsterrein. Hoe de kerk sprak over mensenhandel, GezinsGids 74 (17): 46-49.

Skandinavisk Teologisk Högskola organiseert ‘Seminar on Creationism’ met indrukwekkend programma – Elf creationistische academici over diverse onderwerpen

Skandinavisk Teologisk Högskola1, oftewel de theologische hogeschool van Scandinavië, organiseert op 25 februari 2022 een ‘Seminar on Creationism’ met een indrukwekkende lijst van academische sprekers. De onderwerpen vallen binnen de vakgebieden theologie, wetenschapsfilosofie, kosmologie, geologie, paleontologie en biologie. Ook mensen die niet aan de school verbonden zijn kunnen zich aanmelden voor deze seminar.

De sprekers zullen de laatste wetenschappelijke resultaten tonen en met wetenschappelijke argumenten verdedigen waarom het scheppingsparadigma niet alleen de moeite waard is, maar ook dat deze positie binnen het ‘schepping of evolutie’- debat de laatste jaren steviger in de schoenen staat. De lezingen worden ingesproken in het Engels en Zweeds ondertiteld. Het programma start op vrijdag 25 februari 2022 om 8.15 uur met een welkomswoord en introductie. Registreren voor deze seminar kan via deze link: https://www.teol.se/en/creationism/. Het laatste onderdeel van deze seminar is een forumdiscussie met de sprekers die start om 18.30 uur en duurt tot 19.30 uur.2

Uitgangspunt

De organisatie van deze ‘Seminar on Creationism’ gaat uit van het klassieke scheppingsgeloof. Met dit seminar willen ze laten zien dat de literair-historische interpretatie van de eerste elf hoofdstukken van Genesis belangrijk is voor onze kijk op de werkelijkheid. Wetenschapsfilosofisch wil de organisatie met dit seminar laten zien dat wetenschappers binnen het scheppingsparadigma aan goede wetenschap doen. Wetenschapsbeoefening binnen het scheppingsparadigma voldoet aan de basisvereisten voor empirische wetenschapsbeoefening. De verschillende sprekers laten op hun eigen vakgebied zien hoe dat er in de praktijk eruit ziet. Al deze bevindingen zouden een creationistische revolutie bewerkstelligen en kunnen leiden tot een paradigmaverschuiving in de wetenschap.3

Programma

De eerste lezing wordt verzorgd door dr. Anders Gerdmar, de oprichter en leider van de Skandinavisk Theologisk Högskola. De titel van zijn lezing luidt: ‘Why is a Creationist Bible Interpretation Important?’ In zijn lezing zal de spreker betogen dat het klassieke scheppingsgeloof pakweg de eerste 1700 jaar vanzelfsprekend was. Naast een verdediging van het klassieke scheppingsgeloof zal dr. Gerdmar ook kritiek leveren op het theïstische evolutionisme.4

De tweede lezing wordt verzorgd door dr. Ola Hössjer. De lezing draagt de titel: ‘Why is Creationism Science, and What Characterizes Good Science?’ Deze lezing heeft een meer wetenschapsfilosofische en -theoretische inslag. Dr. Hössjer zal de hypothetisch-deductieve methode verdedigen en aangeven waarom het scheppingsparadigma een geldige wetenschappelijke benadering omvat. Specifieker zal dr. Hössjer aangeven dat het klassieke scheppingsgeloof een goed uitgangspunt is om wetenschappelijke theorieën te genereren die voldoen aan de standaard vereisten (falsifieerbaarheid, eenvoud en voorspellend vermogen).[ note]Meer informatie over de lezing en een korte biografie is hier te vinden: https://www.teol.se/ola-hossjer-eng/.[/note] Hössjer is als ‘professor of Mathematical Statistics’ verbonden aan de universiteit van Stockholm.

De derde lezing wordt verzorgd door dr. Russell Humphreys. De lezing draagt de titel: ‘Cosmology: A Creationist Perspective on the Origin of the Universe’. In deze lezing zal een bijbelgetrouwe kosmologie verdedigd worden. Dr. Humphreys gaat in de lezing in op diverse tegenwerpingen, zoals de lichtsnelheid en de vermeende miljarden jaren ouderdom van het heelal.5 Humphreys is onafhankelijk onderzoeker en werkte in het verleden samen met Institute for Creation Research en Creation Research Society.

De vierde lezing wordt verzorgd door dr. Tasman Walker. De lezing draagt de titel: ‘Geology: A creationist perspective on the origin of the rocks’. Deze geologische lezing zal de standaard naturalistische geologie bekritiseren en verdedigen waarom we de wereldwijde zondvloed, zoals beschreven in de Bijbel, als alternatief kunnen gebruiken. Het zou gaan om een ‘krachtig geologisch model om de gesteenten in het veld te interpreteren’.6 Walker is in verbonden aan de creationistische organisatie Creation Ministries International.

De vijfde lezing wordt verzorgd door dr. Andy McIntosh. De lezing draagt de titel: ‘The Fingerprints of Intelligence. Thermodynamics and Information’. Dr. McIntosh zal verdedigen dat informatie een niet-materiële entiteit is en dat dit niet gereduceerd kan worden tot de biofysica van moleculen. Informatie is volgens de spreker een ‘fingerprint of intelligence’.7 McIntosh is als emeritusprofessor verbonden aan de universiteit van Leeds.

De zesde lezing wordt verzorgd door dr. Stuart Burgess. De lezing draagt de titel: ‘Evidence of Intelligent Design in Animal Joints’. De lezing gaat over gewrichten in dieren en Burgess zal stilstaan bij viskaken, het menselijke kniegewricht, de opbouw van insecten- en vogelvleugels en het slagmechanisme van de bidsprinkhaangarnaal.8 Burgess is als ‘professor of Engineering Design’ verbonden aan Bristol University.

De zevende lezing wordt verzorgd door dr. Jeffrey Tomkins. De lezing draagt als titel ‘Genetics: A Creationist Perspective on the Diversity of Life, Biblical Kinds, and Adaptation’. De spreker gaat in zijn lezing in op het concept van de geschapen soorten en de aangeboren vermogens van deze soorten om zich aan te passen aan de omgeving en zo de aarde te vullen. Diverse, door de Schepper ingebouwde, mechanismen worden beschreven.9 Tomkins is verbonden aan de creationistische organisatie Institute for Creation Research.

De achtste lezing wordt verzorgd door dr. Brian Thomas. De lezing draagt de titel: ‘Paleoanthropology: A Creationist Perspective on Human Origins’. In deze lezing wordt de evolutionaire gedachte dat wij een gemeenschappelijke voorouder delen met de mensapen bekritiseerd. Daarnaast wil dr. Thomas laten zien dat de kandidaten voor deze transitie van aapachtigen naar mensen ingedeeld kunnen worden in drie ‘Genesis-sympathetische’ categorieën. 10 Thomas is verbonden aan de creationistische organisatie Institute for Creation Research.

De negende lezing wordt verzorgd door dr. Robert Carter. De lezing draagt de titel: ‘Genetics: A Creationist Perspective on the Origin of Humanity’. De spreker zal in deze lezing een historische Adam verdedigen. Adam was de voorouder van de gehele mensheid. Volgens dr. Carter wordt deze gedachte ook ondersteund door de moderne genetische gegevens. Carter zal bijvoorbeeld stilstaan bij de diversiteit binnen het menselijke Y-chromosoom.11 Carter is verbonden aan de creationistische organisatie Creation Ministries International.

De tiende lezing wordt verzorgd door dr. Nathaniel Jeanson. De lezing draagt de titel: ‘Genetics, Linguistics and History: A Creationist Perspective on the History of Humanity’. De spreker reconstrueert in zijn lezing de geschiedenis van de mensheid op basis van genetische data en linguïstiek.12 Volgens hem wijst de uitkomst van deze data in de richting van een komende wetenschappelijke revolutie. 13 Jeanson is verbonden aan de creationistische organisatie Answers in Genesis.

De elfde lezing wordt verzorgd door dr. Ingrid Faro. De titel van de lezing luidt: ‘Theological Summary and Reflections’. De lezing zal vooral een reflectie zijn van de tien voorgaande lezingen en een theologische duiding geven van de gegevens. Dr. Faro zal ook stilstaan bij de vraag waarom de creationistische interpretatie van de Bijbel theologisch en ethisch van belang is. Faro is als ‘dean of theology’ verbonden aan de Skandinavisk teologisk högskola. Daarnaast is ze als ‘visiting professor of Old Testament’ verbonden aan Northern Seminary. 14

Voetnoten

Een database aan (volks)verhalen over de zondvloed – Promovendus wil zondvloedverhalen in kaart brengen

Voor creationisten is één van de argumenten vóór een wereldwijde vloed dat er op ieder continent (m.u.v. Antarctica) zondvloedverhalen te vinden zijn. Die soms op detailpunten overeenkomen met de geschiedenis van de zondvloed zoals deze in de Bijbel is opgeschreven. Dr. Koert van Bekkum maant, in het boek En God zag dat het goed was, terecht tot voorzichtigheid.1 Een uitgebreide inventarisatie ontbreekt namelijk.2 Daarnaast is het belangrijk om op verantwoorde wijze relaties te leggen tussen de zondvloedverhalen. Is er een soort ‘evolutionaire stamboom’ van zondvloedverhalen te maken? Een uitgebreide inventarisatie ontbreekt, maar daar komt verandering in.3

Theoloog Bram van den Heuvel is, aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven, bezig met zijn promotieonderzoek naar zondvloedverhalen. Hij verzamelde in korte tijd veel zondvloedverhalen in één ‘gigantisch document’. Hoewel Bram daar blij mee was, vond hij het lastig om te navigeren door dat document. Daarom heeft Bram een website aangemaakt waar hij alle zondvloedverhalen op wil verzamelen/plaatsen: floodstories.wordpress.com. Momenteel zijn zondvloedverhalen uit Europa en het Midden-Oosten daarop te lezen. De website is publiek toegankelijk. De verzamelaar en promovendus wil dat de website dienstbaar is voor anderen, maar uiteraard ook voor zijn eigen promotieonderzoek. Hij gebruikt zowel primaire als secundaire bronnen en plaatst deze als PDF op de website (zelfs als hij de ‘moedertaal’ van de primaire bronnen niet zelf kan lezen). Een zeer waardevolle aanvulling voor creationisten en andersgelovigen. We volgen het werk van Bram op de voet, wensen hem veel succes met de studie en Gods zegen bij zijn promotieonderzoek.

De Caddo-indianen

Laatst kwam ik nog een zondvloedverhaal tegen in het boek van William B. Collier, From Darwin to Eden.4 Het komt van de Caddo-indianen, een stam uit het Missisippi-stroomgebied. Wellicht kan Bram de primaire bronnen van dit verhaal opzoeken en deze ook op zijn website plaatsen. Het zondvloedverhaal gaat in grove lijnen zo:

“Ooit, lang geleden, leefde er een Caddo-opperhoofd samen met zijn vrouw. Ze begonnen al oud te worden, maar hadden nog geen kinderen gekregen. Ze baden tot de Grote Geest en smeekte hem of hij hun de kinderzegen wilde schenken. Na verloop van tijd werd de vrouw zwanger en nog weer later werd er een zoon geboren. De ouders blij natuurlijk! Maar die blijdschap was van korte duur. Want de zoon veranderde van een mens in een heel slecht monster. Dit monster zwierf rond en doodde veel leden van de Caddo-stam. Het opperhoofd en zijn vrouw waren hier intens verdrietig over en baden tot de Grote Geest of hij hen toch kon verlossen van dit bloeddorstige monster. De Grote Geest liet het regenen en het regende zoveel dat het water overal op aarde steeg. De Grote Geest maakte ook een grote hol rietstengel, stak deze in de grond en beval het opperhoofd, zijn vrouw en de rest van de stam om in dat riet te kruipen. Ze deden zoals ze bevolen waren, terwijl het buiten maar bleef regenen en het water maar bleef stijgen. De grote holle rietstengel begon te drijven op het water, dat de hele aarde bedekte. Het monster verdronk en zo werd Caddo-stam gered. Na verloop van tijd begon het water weer te zakken en toen de stam uit de holle rietstengel kwam, zagen ze dat er op het land maïs groeide. Zo komt het dat de Caddo-indianen maïs kennen, de Grote Geest heeft het hen gegeven.”

Voetnoten

Cel- en ontwikkelingsbioloog dr. Nathaniel Jeanson komt met een nieuw boek over de genetische geschiedenis van de mensheid

De internationale creationistische organisatie Answers in Genesis liet deze week weten dat cel- en ontwikkelingsbioloog dr. Nathaniel T. Jeanson volgend jaar met een nieuw boek komt.1 Het boek krijgt de titel ‘Traced – Human DNA’s Big Surprise’ en gaat over de genetische geschiedenis van de mensheid. Het boek zal in 2022 verschijnen maar is nu al als ‘preorder’ te bestellen via de webshop van Answers in Genesis.2

Replacing Darwin

Dr. Jeanson schreef in 2017 het boek ‘Replacing Darwin’ waarin de geleerde betoogde dat Darwins ‘Origin of Species’ nu ondertussen wel verouderd is en vervangen dient te worden door een creationistisch alternatief. In 2019 verscheen een vereenvoudigde versie hiervan onder de titel ‘Replacing Darwin – Made Simple’. In Europa is Jeanson bekend vanwege de Poolse vertaling van ‘Replacing Darwin – Made Simple’: ‘Zamiast Darwina’.3 In 2022 dus een nieuw boek van deze geleerde: ‘Traced’.

Inhoud ‘Traced

In het verleden heeft dr. Nathaniel Jeanson over de genetische geschiedenis van de mensheid een vijfentwintigdelige videoserie gemaakt. Deze informatie, aangevuld met nieuw onderzoek, vormt het nieuwe boek ‘Traced’.4 Wat er precies allemaal in het boek staat blijft voor ons nog verborgen, maar de achterkant licht wel een tipje van de sluier op. Het gaat over de nieuwste genetische ontdekkingen aangaande de verschillende bevolkingsgroepen en hun herkomst. De oorspronkelijke bewoners van Amerika, bijvoorbeeld, zijn terug te voeren tot mensen die aan het begin van onze jaartelling vanuit centraal-Azië naar Amerika vertrokken zijn. Volgens Jeanson zijn óók de nakomelingen van Abraham, Izak en Jacob duidelijk aanwijsbaar. De auteur claimt zelfs dat iedere bevolkingsgroep uiteindelijk genetisch tot Noach, zijn drie zonen en hun vrouwen terug te voeren is. Volgens Ken Ham, de directeur van Answers in Genesis, heeft dr. Jeanson ‘de Rosettasteen van de geschiedenis van de mensheid’ ontdekt. Dat komt, zo geeft Ham aan, doordat dr. Jeanson de Bijbel als uitgangspunt voor de ware geschiedenis heeft genomen. Het boek bevat naast deze aanbeveling van Ken Ham ook aanbevelingen van historicus dr. Steven E. Woodworth, Joe Owen (van AiG Latin America), Simon Turpin (van AiG UK/Europe) en linguïst dr. Les Bruce. Het boek telt meer dan 400 pagina’s en is zoals gezegd hier voor een schappelijke prijs als ‘preorder’ te koop in de webshop van Answers in Genesis.5 Het is aan te raden dat Nederlandstalige biologen en andere geïnteresseerden het boek ook lezen en de inzichten van dr. Jeanson verwerken, bekritiseren en bediscussiëren. We zien er naar uit het boek te lezen!

Voetnoten

De heerlijkheid Urk en het geslacht (Van Abcoude) Van Meerten – Artikel op ‘Urker uitgaven’

Aan het einde van de 15e eeuw komt de heerlijkheid Urk in Utrechtse handen (het geslacht Zoudenbalch). Dit blijft zo’n anderhalve eeuw zo. Telgen uit het geslacht Zoudenbalch of Soudenbalch droegen daarom ook als titel ‘Heer van Urk’. Iemand uit het geslacht Van Meerten is zelfs ‘Vrouwe van Urk’ geweest. Klaas de Vries en Klaas Post schreven over het eigenaarschap van Zoudenbalch een kort artikel voor de website ‘Urkeruitgaven’. Hieronder een korte samenvatting van dat gedeelte dat de genealogie van het geslacht Van Meerten aangaat.1

In 1530 gaat de heerlijkheid Urk over van Evert Zoudenbalch II naar Jan (of Johan) Zoudenbalch. Bij zijn overlijden in 1558 komt de heerlijkheid Urk in het bezit van zijn zoon Evert Zoudenbalch III. Als Evert in 1567 overlijdt komt de heerlijkheid Urk in handen van zijn broer Gerrit Zoudenbalch en zijn vrouw Barbara van Abcoude van Meerten van Essenstein.

De erfenis van Gerrit Zoudenbalch

Het is niet zo’n gunstige tijd wanneer Gerrit Zoudenbalch de heerlijkheid Urk overneemt. In 1570 raast een verwoestende storm over Urk. Een deel van het land gaat verloren en het kerkgebouw wordt verzwolgen door de zee. Het is ook in geestelijk opzicht een roerige tijd door de opkomende Reformatie. Ook op Urk wordt de invloed van deze beweging steeds groter. Dit is een doorn in het oog van Gerrit, die graag trouw blijft aan de oude Rooms-Katholieke Kerk en dit ook graag ziet bij de Urkers.

Het Roomse bewind van Barbara van Abcoude van Meerten van Essenstein

Na de dood van haar man in 1599 wordt Barbara Vrouwe van Urk. De Vries en Post melden: “De Vrouwe van Urk behoort tot de hoogste adel in de Nederlanden. Haar vader is de Heer van Abcoude en behoort als vliesridder tot de hoogste ridderorde in het Habsburgse rijk. Haar moeder stamt af van de graven De Lalaing, haar grootvader was ooit stadhouder van Holland, en haar grootmoeder is een prinses uit het Huis van Luxemburg.” Ze maakt het tot haar levensdoel om de vele ketterijen (van de Reformatie) uit te bannen. Ze krijgt het zelfs voor elkaar om in 1600 een nieuwe Roomse kerk op Urk te bouwen, dit terwijl het in het gewest Holland per plakkaat verboden is om publieke Rooms-Katholieke erediensten te houden. Barbara sterft in april 1614 en haar zwager Jonkheer Ruysch (die getrouwd is met Vrouwe Walraven Zoudenbalch) wordt haar opvolger.2 Het echtpaar gaat datzelfde jaar nog failliet en de crediteuren verkopen de heerlijkheid Urk. Hierdoor komt er een einde aan anderhalve eeuw Zoudenbalch.

Voetnoten

COLUMN: Wie was de Farao van (de) Exodus?

Wie was de Farao van (de) Exodus? Een vraag die geleerden al meer dan honderd jaar heeft beziggehouden. En nog steeds is het laatste woord er niet over gezegd. Dát de Exodus uit Egypte heeft plaats gevonden staat voor bijbelgetrouwe christenen uiteraard niet ter discussie, maar ook zij discussiëren flink over wie de wrede Farao was die de Israëlieten onderdrukte.

Afgelopen maand las ik een fictief jeugdboek over een gezin dat in Egypte allerlei avonturen beleeft. De auteur liet doorschemeren dat de Farao die beschreven wordt in het bijbelboek Exodus mogelijk Ramses II was. Geleerden zien deze farao als een van de grootste Farao’s aller tijden. Hij heeft grote bouwprojecten op zijn naam staan zoals de bekende en in de jaren ’70 verplaatste tempel Aboe Simbel. Hij overleed in 1213 voor Christus, uitgaande van de standaard Egyptische chronologie. De familie in het beschreven jeugdboek bezoekt enkele bouwprojecten van Ramses II. Was hij de Farao van de uittocht?

Ramses II

Wie een beetje thuis is in de Bijbelse tijdlijn die valt iets op: de uittocht vond plaats rond 1400 (of 1450) voor Christus. Ramses II leefde daarmee minimaal 200 jaar later. Als de jaartallen kloppen kan hij de Farao van de Exodus dus niet zijn. Wanneer je de uittocht verplaatst naar 1200 voor Christus kom je ook in de knoop met andere Bijbelse gegevens (de tempelbouw door Salomo bijvoorbeeld vond 480 jaar ná de uittocht plaats). Ramses II werd opgevolgd door Merenptah. Van Merenptah is een stele (een stuk steen) bekend met daarop een vermelding van Israël. Merenptah regeerde tot 1203 voor Christus. Stel dat de uittocht in 1213 voor Christus plaats vond, dan is het in strijd met de Bijbelse gegevens en daarom onmogelijk dat er tien jaar na de uittocht al een staat Israël bestond. Maar als Ramses II niet de farao van de Exodus was, wie dan wel?

Amenhotep II

Bijbelgetrouwe geleerden zoals dr. Petrovich denken dat de farao van de uittocht Amenhotep II is. De Studiebijbel Oude Testament (SBOT) laat van deze farao het volgende weten: ‘Hij was een sterke persoonlijkheid met grote lichamelijke kracht. Hij stond bekend om zijn wreedheid. Uit het onderzoek van zijn mummie bleek dat hij stierf in de kracht van zijn leven, op 45-jarige leeftijd. Zijn graf is in haast ingericht; er werd dus nog niet gerekend op zijn dood. Hij werd niet opgevolgd door zijn oudste zoon, maar door een jongere zoon, Thoetmoses IV’. Dit past goed bij de beschrijving die wij lezen in de Bijbel. Amenhotep II werd opgevolgd door enkele Farao’s die op zwakke wijze regeerden.

Dedumose II

Andere bijbelgetrouwe geleerden denken dat de standaard Egyptische chronologie niet klopt en dat de jaartallen in die chronologie rond de uittocht/intocht zo’n 150 jaar verschoven moeten worden. Deze geleerden opperen dat de Farao van de uittocht Dedumose II was. Volgens de bekende internetencyclopedie Wikipedia krijgt deze theorie niet veel steun van geleerden in dit vakgebied. Al met al is het lastig om de werkelijke farao van de uittocht te vinden. Uiteraard wil dit niet zeggen dat er nooit een uittocht heeft plaatsgevonden. Het ontbreken van bewijsmateriaal is niet het bewijs van het ontbreken van de Exodus. In het algemeen werd zo’n grote nederlaag als bij de Exodus niet opgeschreven en er veel is verloren gegaan of nog niet teruggevonden.

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2021, Wie was de Farao van (de) Exodus, Om Sions Wil 2021 (23): 27. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2021

Alexander Comrie (1706-1774) en zijn proefschrift ‘De moralitatis fundamento et natura virtutis’

De theoloog Alexander Comrie, predikant te Woubrugge, studeerde in Groningen en in Leiden. Hij was een Schot van geboorte (1706), die op ongeveer 20-jarige leeftijd naar Nederland kwam. Na kort op een handelskantoor gewerkt te hebben, ging hij in Groningen theologie studeren om predikant te worden. In 1733 vertrok hij naar Leiden en volgde daar onder andere de colleges van de internationaal befaamde Willem Jacob ‘s Gravesande, die de denkbeelden van Newton in Nederland introduceerde. In 1717 begon de voormalige jurist ‘s Gravesande zijn loopbaan als hoogleraar astronomie en wiskunde, waar hij vele studenten uit binnen- en buitenland inleidde in de nieuwe experimentele natuurwetenschap in Newtoniaanse geest. Niet alleen de wiskunde en de natuurwetenschappen hadden zijn belangstelling, maar ook de ethica en de metafysica. Hij werd dan ook op 12 juli 1734 benoemd tot hoogleraar in de “gehele filosofie”. Mogelijk heeft de faam van ‘s Gravesande bij Comrie de doorslag gegeven om bij hem in de filosofie te promoveren. Dat gebeurde op 5 oktober 1734 op een dissertatie De moralitatis fundamento et natura virtutis (Over het fundament van de moraal en de natuur van de deugd). In 1735 werd Comrie bevestigd tot predikant in Woubrugge, waar hij in 1773 met emeritaat ging. Hij vertrok naar Gouda en overleed er eind 1774.

De eigenlijke tekst van Comrie’s proefschrift beslaat 17 bladzijden. Daarna volgen er, naast een lofdicht, onder het kopje Annexa, 25 stellingen over diverse filosofische onderwerpen. De stellingen 15-23 zijn gewijd aan de natuurwetenschappen. In stelling 20 komen we de naam van Newton tegen en stelling 15 verwoordt de eerste “regula philosophandi” uit Newtons Philosophiae naturalis principia mathematica. Voorafgaand aan de tekst van Comrie’s proefschrift vinden we de opdracht aan zijn weldoeners en aan de “wijd vermaarde, zeer kundige en scherpzinnige” ‘s Gravesande, zijn “allervoortreffelijkste promotor”, gevolgd door een stoet Leidse en Groningse hoogleraren. De tekst van de dissertatie bestaat uit de capita “De Moralitatis Fundamento” (p.1-9) en “De Natura Virtutis” (p.9-17). Elk hoofdstuk is onderverdeeld in twee secties (resp. pag.1-5, 5-9, 9-15, 15-17). Elke sectie bestaat uit een serie vrij korte paragrafen. Een groot aantal namen van filosofen uit de Oudheid en van eigentijdse wijsgeren passeren de revue. Opvallend is de afwezigheid van Middeleeuwse denkers.

In hoofdstuk I stelt Comrie dat hij eerst wil laten zien dat er een wezenlijk onderscheid bestaat tussen goed en kwaad. Hij bestrijdt oude en moderne filosofen (van Plato tot Hobbes) die deugd en ondeugd koppelen aan veranderlijke wetten en regels waarin door mensen is vastgelegd wat al dan niet moreel aanvaardbaar is. Ruime aandacht krijgt de opvatting van Descartes dat goed en kwaad, orde of wet niet in de natuur gefundeerd zijn, maar uitsluitend van Gods wil afhangen. Comrie waardeert het in de Franse filosoof dat hij de moraal niet aan menselijke wetten maar aan God bindt, maar diens theologisch voluntarisme wijst hij af. Als goed en kwaad van Gods wil afhangen, zou God buiten het bestaan van de wereld om geen voorkeur hebben voor wat moreel goed is boven wat moreel verwerpelijk is. Je kunt niet alles tot Gods wil herleiden. Ook Descartes zelf herleidt immers het bestaan van God niet tot Zijn wil om te bestaan. God heeft niets willen scheppen zonder er wezenlijke eigenschappen aan te geven. De essenties van de dingen zijn dan ook eeuwig en onveranderlijk.

In hoofdstuk II definieert Comrie de deugd als het streven van een redelijk wezen om zo te handelen dat hij niet tegen ware uitspraken ingaat, die het wezen van een ding en het morele karakter van de in het ding vervatte betrekkingen uitdrukken. Liefde dient altijd de drijfveer van ons moreel handelen te zijn en dat handelen dient dan ook beoordeeld te worden naar de intentie van degene die handelt. Wanneer niet tot moreel handelen wordt overgegaan, terwijl dat wel vereist wordt, is er is sprake van zonde. Het goede en het ware zijn voor Comrie in feite synoniem. Hij levert kritiek op filosofen die deugd definiëren als betamelijkheid of als liefde tot het juiste inzicht (Geulincx). Wie met Plato de deugd omschrijft als dat wat met God overeenkomt, zal middelen moeten aanreiken om die overeenstemming te realiseren. In de laatste paragraaf ontmoeten we de theoloog-in-spe: Het komt er uiteindelijk op aan dat we in al onze levensuitingen God eren. Hem vragen we ons krachten te verlenen om te volharden in de beoefening van de deugd.

Historicus en ondertekenaar ‘Open Brief’ overleden aan de gevolgen van corona – In Memoriam: dr. René van den Berg (1950-2021)

Historicus dr. René van den Berg (1950-2021) is vanmorgen overleden aan de gevolgen van het Coronavirus. Hij schreef diverse kerkhistorische boeken, waaronder één over de bekende voorloper van de Reformatie: Johannes Hus (±1369-1415). Hij ondertekende de ‘Open Brief’ waarmee Logos Instituut werd aangekondigd en waarin opgeroepen werd om pal te staan achter de historische betrouwbaarheid van de Bijbel en afstand te nemen van evolutionaire leringen.

Een luchtfoto van Zwijndrecht, de plaats waar dr. C.R. van den Berg actief was als voorzitter van de SGP-kiesvereniging en als diaken van de plaatselijke Gereformeerde Gemeente. Foto: Wikipedia.

Erudiet persoon

Dr. René van den Berg was voor zijn pensioengerechtigde leeftijd docent Nederlands en Godsdienst aan het Driestar College te Gouda. Hij promoveerde op 11 september 2003 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op een proefschrift met als titel: Ds. Johannes Barueth 1709-1782: Een strijdbaar verdediger van de gereformeerde kerk en staat. Het proefschrift verscheen later dat jaar als handelseditie bij uitgeverij Den Hertog. Volgens een artikel in het Reformatorisch Dagblad was dr. C.R. van den Berg ook actief als docent kerkgeschiedenis voor de Cursus Godsdienstonderwijs van de Gereformeerde Gemeente (CGO) en gaf hij taalles aan de Theologische School van hetzelfde kerkgenootschap. Daarnaast was hij diaken in de Gereformeerde Gemeente te Zwijndrecht en ook nog voorzitter van de plaatselijke SGP-kiesvereniging.1 Een erudiet persoon is heengegaan! Gelukkig blijft zijn werk toegankelijk voor iedereen die het zou willen lezen.

Open Brief

Op 10 oktober 2015 publiceerde het toen in oprichting zijnde Logos Instituut een ‘Open Brief’ in het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad.2 In de brief werd opgeroepen om pal te staan voor de historische betrouwbaarheid van de Schrift en afstand te nemen van de evolutietheorie, in de zin van Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Toen ik Van den Berg een paar dagen voor plaatsing benaderde met het verzoek tot ondertekening schreef de historicus dat hij graag akkoord ging met het plaatsen van zijn naam.3 Van den Berg was ook aanwezig tijdens de achterbanmeeting van 7 november 2015 op de toen nog operationeel zijnde Ark van Noach waar de plannen van het toen kersverse Logos Instituut werden gepresenteerd. Van den Berg is na drs. Koos van Delden4 en dr. Herman Bos5 de derde ondertekenaar van de ‘Open Brief’ die is overleden. We condoleren de familie en wensen hen veel sterkte in de droeve gang die zij komende week moeten maken.

Voetnoten

600 jaar Sint Elisabethsvloed – Bekijk de reportage

Vandaag is het precies 600 jaar geleden dat er een grote legendarische overstroming plaatsvond in Nederland: de Sint Elisabethsvloed. Duizenden mensen verdronken, dorpen verdwenen voorgoed in de golven en de Biesbosch ontstond.1 Dat gebeurde in de nacht van 18 op 19 november 1421. In 2011 plaatste RTV Dordrecht een reportage van de verhalen rond de ramp op haar YouTube-kanaal. Hieronder is deze video weergegeven. Dit jaar zijn er verschillende activiteiten rond deze overstroming en is er zelfs de website 600jaarelisabethsvloed.nl gelanceerd.2

Voetnoten