Home » Gastbijdrage » Een ‘WoordStudie’ over de zondvloed – Over de betekenis van Noach en de zondvloed

Een ‘WoordStudie’ over de zondvloed – Over de betekenis van Noach en de zondvloed

Deze WoordStudie gaat over de zondvloed en over Noach. Beide worden zowel in de Bijbel als daarbuiten genoemd.

Toen mijn kinderen nog thuis woonden, gold de regel dat er tijdens de maaltijden niet werd gelezen. Op die regel was één uitzondering: het was toegestaan het etymologisch woordenboek te raadplegen. Dit is een woordenboek dat per trefwoord uitlegt hoe het woord is ontstaan, en wanneer het voor het eerst is aangetroffen. Bij discussies aan tafel mocht dit boek worden geraadpleegd als het eind van alle tegenspraak.

Een interessant woord dat in een etymologisch woordenboek kan worden opgezocht, is het woord ‘zondvloed’. Wie de informatie bij dit trefwoord leest, ziet dat het niets te maken heeft met zonde. Dat sommigen dat denken, is een gevolg van volksetymologie, of niet-wetenschappelijk redeneren op de klank af. Zondvloed betekent echter ‘grote vloed’. Het element ‘zond-’, waarmee dit woord wordt gevormd, heeft de betekenis van ‘altijd, voortdurend, aanhoudend’1 – al is het natuurlijk heel begrijpelijk dat dit deel van het woord door velen in verband is gebracht met datgene wat dit water-oordeel heeft veroorzaakt.

Zowel in de LXX2 als in het Griekse Nieuwe Testament3 wordt de zondvloed aangeduid met het woord kataklusmos. Dat woord betekent letterlijk ‘overklotsing’, ‘overspoeling’, vandaar ‘overstroming’, ‘vloed’. Het verwante werkwoord is katakluzoo, ‘overstromen’4, en betekent dus letterlijk ‘overklotsen’, ‘overspoelen’.

Noach

De man die de opdracht kreeg de ark te bouwen, heet in de Bijbel Noach, wat samenhangt met een woord dat ‘vertroosten’ betekent (zie Gen. 5:29). Zijn naam komt ook als één van drie rechtvaardigen voor in Ezechiël 14:14 en 20. In Jesaja 54:9 wordt de zondvloed aangeduid als ‘de wateren van Noach’. In het Grieks van de LXX en het Nieuwe Testament heet hij Noe (zonder trema), uitspraak Nooë. Bijzonder is dat de naam Noe ook voorkomt op een Griekse munt uit de 3e eeuw v. Chr. uit het Frygische Apamea, met daarop ook een afbeelding van de ark.

De zondvloed komt ook voor in de literatuur buiten de Bijbel. Daar heet Noach doorgaans anders. In het Sumerische zondvloedverhaal heet hij Ziusudra, wat betekent ‘hij die een lang leven heeft’. In de oude Babylonische versies heet hij Atrahasis, oftewel ‘de uitzonderlijk wijze’. In het Gilgamesh-epos heet hij Utnapistim, wat betekent ‘hij zag leven’, of ‘ik heb mijn leven gevonden’.5

In de Griekse en Latijnse literatuur, speciaal in de Metamorphosen van de dichter Ovidius, komt een interessante variant van het Bijbelse zondvloedverhaal voor. Een echtpaar, Deucalion en Pyrrha, wordt daar door
Deucalions vader, de god Prometheus – hij die vooruit denkt – gewaarschuwd om een schip te bouwen en zo de wereldwijde overstroming die de oppergod Zeus zou sturen om de mensen te straffen, te overleven. Dat is meteen een groot verschil met het Bijbelse zondvloedverhaal: de God Die rechtvaardig straft en het oordeel brengt, is ook Degene die genade bewijst! Dat was iets wat in het heidense denken onmogelijk kon samengaan, maar wat God uiteindelijk ten diepste op Golgotha heeft gerealiseerd.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Rechtstreeks. De volledige bronvermelding luidt: Kramer, G., 2022, WoordStudie: De zondvloed, Rechtstreeks 19 (3): 9.

  1. Zie het trefwoord ‘zondvloed’ in dr. P.A.F. van Veen en drs. Nicoline van der Sijs, Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen 1997.
  2. LXX is een aanduiding voor de Septuaginta (= 70), de Griekse vertaling van het Oude Testament. Deze vertaling zou volgens een bepaalde traditie het werk zijn van 70 vertalers die elk in hun eigen werkkamer een identieke vertaling van het Oude Testament zouden hebben gemaakt.
  3. Zie: Matt. 24:38,39; Luk. 17:27; 2 Petr. 2:5.
  4. Zie: 2 Petr. 3:6.
  5. Deze informatie heb ik ontleend aan de Encyclopedia Judaica.