Home » Archeologie (Pagina 2)

Categorie archieven: Archeologie

Kunstenares maakte duizenden beeldjes van Asjera: wie is deze heidense godin?

Kunstenares Marieke Ploeg heeft 3000 beeldjes van de godin Asjera gemaakt en in Maarssen tentoongesteld. Ze vraagt hiermee aandacht voor de vrouwelijke verschijningsvorm van de God van Israël. Volgens haar werd Asjera enkele millennia terug vereerd als de wederhelft van Jahweh. Na de verwoesting van de tempel (586 voor Christus) was er voor haar geen plaats meer in de steeds patriarchaler wordende samenleving.

Op de website van de kunstenares staat te lezen: “Ooit werd God aanbeden als echtpaar. In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera, een mannelijke en een vrouwelijke verschijningsvorm van God.” Volgens haar veranderde de situatie tijdens de Babylonische ballingschap: “De identiteit van het volk wordt verstevigd en de verhalen in lijn gebracht met de heersende machtsstructuren. Er is in het oude testament nog maar ruimte voor één God, en die God is een man. Deze jaloerse God duldt geen anderen naast zich, zèlfs niet zijn vrouwelijke wederhelft. Hij laat Asjera’s beelden stukslaan, haar heilige palen afbreken en veroordeelt haar verering als afgoderij.”1 De kunstenares stelt zich als doel om de vrouwelijke helft van God weer zichtbaar te maken.

De Kanaänitische godsdienst

Levensboom van Ašerah. Bron: Wikipedia.

Over de actie van de kunstenares valt veel te zeggen, op zijn minst dat haar toelichting veel historische onjuistheden bevat.

Het Oude Testament verschaft inlichtingen over de godsdienst van de Kanaänieten, maar dat gebeurt heel fragmentarisch, omdat de nadruk ligt op de verschillen met de godsdienst van Israël. Vanuit buitenbijbelse teksten en archeologische vondsten hebben we aanvullende informatie. Vooral een grote bibliotheek van kleitabletten, in 1929 gevonden in Ugarit, een havenstad aan de Syrische kust, biedt veel inzage in de Kanaänitische godsdienst rond 1200 voor Christus.

In de Ugaritische teksten is Asjera de echtgenote van de god El. Ze wordt omschreven als ‘vrouwelijke schepper en verwekster van de goden’. Alle goden krijgen de benaming van ‘zonen van Asjera’. Soms wordt ze omschreven als Qudshu (‘heilige’). In het Oude Testament wordt ze echter niet als partner van El, maar als gezellin van de god Baäl genoemd (Richteren 3:7; 1 Koningen 18:19; 2 Koningen 23:4). Tevens komen we daar Astarte als partner van Baäl tegen (Richteren 2:13; 10:6). Blijkbaar vallen Asjera en Astarte inmiddels vaak samen en worden ze niet langer onderscheiden.

In veel gevallen duidt het woord Asjera in het Oude Testament een symbool aan, zoals een boom, een boomstronk of een houten afbeelding als verwijzing naar de godin (zie 2 Koningen 23:6-7). In ieder geval is Asjera een godin die in de Kanaänitische godsdienst vereerd werd.

Het Oude Testament maakt duidelijk dat de verering van de Kanaänitische goden grote aantrekkingskracht had op de Israëlieten. Daarom staan er zoveel waarschuwingen tegen die verering in de Bijbel. Die staan al in het boek Deuteronomium, daterend nog voor de intocht in het beloofde land. De Israëlieten krijgen daar de opdracht de heidense heiligdommen te vernietigen. Ze mogen naast een plaatselijk altaar voor de God van Israël geen Asjera(paal) plaatsen (Deut. 16:21). Dit Bijbelboek stamt uit de tijd van Mozes, circa 1400 voor Christus. Ook in de boeken Jozua en Richteren wordt duidelijk dat de Israëlieten zich niet mogen inlaten met de Kanaänitische goden.

Hetzelfde valt te lezen bij profeten uit de tijd van de koningen. Het betekent dat ruim voor de ballingschap (in de 6e eeuw v.Chr.) deze Kanaänitische godsdienst al afgewezen werd. Het is echt een verkeerde voorstelling van zaken om grote koerswijzigingen in de tijd van de ballingschap aan te nemen. De verering van Asjera heeft nooit een officiële plaats ingenomen in de godsdienst van Israël. En het is een geheel ongefundeerde bewering dat er ooit een beeld van haar in de tempel in Jeruzalem was.

Daar komt nog bij dat er ook een afbeelding van de God van Israël in de tempel in Jeruzalem gestaan zou hebben (“In de oude tempel van Jeruzalem stonden ze zij aan zij, Jahweh en Asjera”). Dit druist geheel in tegen het afbeeldingsverbod in de Bijbel. Het was de Israëlieten niet toegestaan een afbeelding van hun God te maken (zie de Tien Geboden). In de tabernakel en later in de tempel stond de ark van het verbond op de heiligste plaats.

Archeologische vondsten

De polemiek in de Bijbel geeft wel aan dat in de praktijk allerlei Israëlieten Baäl en Asjera vereerden. Dat blijkt ook uit archeologische vondsten. Er zijn zelfs enige teksten gevonden die JHWH, de God van Israël en Asjera met elkaar verbinden, bijvoorbeeld in Kuntilled ‘Ajrud. Het betekent dat Asjera door sommigen beschouwd kan zijn als de echtgenote van JHWH. Wanneer allerlei goden en godinnen gelijkgeschakeld werden, hoeft het niet te verbazen dat er ook zulke opvattingen waren. Deze vondsten geven aan dat het verzet van de profeten gericht was tegen bestaande praktijken. Maar er is geen enkele aanwijzing dat dit ooit de officiële opvatting geweest is.

Het is een wonderlijke opvatting dat in de tijd van de ballingschap, met allerlei gebrek aan middelen, ineens de eeuwenoude geschriften van Israël herzien zouden worden. En dat die herziene geschriften ook nog aanvaard zouden worden in allerlei verspreid wonende groepen, zowel in Babel als in Jeruzalem en omgeving. Die herziening zou niet alleen betrekking hebben op de kern van het geloof, maar ook de patriarchale inrichting van de maatschappij. De patriarchale benadering treffen we echter in alle Bijbelboeken van het Oude Testament aan, en is bij Abraham, Izak en Jakob al waarneembaar.

Monotheïsme

Een volgend punt is het monotheïsme. In de wetenschappelijke wereld is het gangbaar om aan te nemen dat er eerst een veelgodendom was en dat pas later de verering van één god opkwam. Een recent boek als Godenschemering van Daniël De Waele gaat ook daarvan uit. Er zijn echter veel argumenten om aan te nemen dat er eerst één Schepper vereerd werd en dat daarna andere godsdiensten ontstaan zijn. Dat heb ik nader uitgewerkt in het hoofdstuk ‘De ene Schepper en de vele goden’ in de bundel Inzicht. Wetenschap voor Gods aangezicht (2023).2

De conclusie is dat de kunstenares een onjuiste voorstelling van zaken geeft over de godsdienst van Israël. Ze meent terug te keren naar een vroegere vorm daarvan, maar helaas propageert ze de verering van een heidense godin. Het is triest dat het Bijbels museum daaraan meewerkt.3

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Gabriel Barkay is decaan Bijbelse archeologie: “Ik probeer de Bijbel niet te bewijzen”

Dit artikel is samen geschreven met Jonathan Parsons.

Professor Gabriel Barkay is een levende legende op het gebied van bijbelse archeologie. Een kleurrijk figuur, hij wordt beschouwd als de leidende expert op het gebied van de geschiedenis van Jeruzalem.

Panoramafoto van Jeruzalem met de Rotskoepel, genomen op 10 december 2011. Bron: Wikipedia.

Hij heeft archeologie gestudeerd en onderwezen aan de Universiteit van Tel Aviv en de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Met name wordt Barkay gecrediteerd voor het ontdekken van de oudste bijbelse Hebreeuwse inscripties die ooit zijn gevonden – twee zilveren amuletten met de Aäronische zegen uit Numeri 6:24-26, daterend uit de tijd van koning Hizkia. We spraken hem onlangs over deze en andere belangrijke vondsten in het land sinds de wedergeboorte van Israël 75 jaar geleden. Hier is een transcriptie van ons interview.

Waarin bent u geïnteresseerd geraakt op het gebied van archeologie?

“In mijn jeugd woonde ik in het gebied van Rehavia en dwaalde ik door de Vallei van het Kruis en verschillende andere plaatsen. Een groot deel van het huidige Jeruzalem was nog niet bebouwd. En er waren veel open plekken. Ik verzamelde allerlei artefacten, oude munten en potten van aardewerk en andere dingen. Ik vroeg me af van wie zou dat kunnen zijn? Ik begreep dat ik niet de eerste in dit land ben en dat er vele anderen voor mij waren. Ik kreeg steeds meer interesse. Ik dwong mijn vader om wat boeken voor me te kopen. En zo kwam ik in mijn jeugd in de archeologie terecht.”

Wat waren enkele van uw belangrijke vondsten of ontdekkingen?

“In de afgelopen 15 jaar heb ik leiding gegeven aan het Sifting Project, het zeven van grond die illegaal is verwijderd van de Tempelberg, de belangrijkste archeologische vindplaats in dit land. Ik ben vooral trots op mijn opgraving aan de westkant van Jeruzalem, bij Katef Hinnom, de schouder van Hinnom, naast de St. Andrews Presbyterian Church of Scotland. Daar had ik negen seizoenen van opgravingen.

We hadden een reeks grafgrotten en een belangrijke vroegchristelijke kerk. De grafgrotten dateren uit de zevende eeuw voor Christus, de tijd van de profeet Jeremia en koning Josia, zo’n 2600 jaar geleden. In de meeste van deze zeven grotten werd het bovenste gedeelte weggehouwen en in de oudheid geplunderd. In een van de grafgrotten vonden we een zeer interessante architectuur met verhoogde planken voor het begraven van lichamen met uitgeholde hoofdsteunen voor de overledene. We hebben honderden grafplanken gevonden in deze opslagplaats, wat een unieke vondst is. In die kamer verzamelden ze de botten en grafgiften van mensen die op de banken waren begraven. We hadden meer dan 1000 objecten in één kamer. Ongeveer 125 van hen waren gemaakt van zilver, 360 intacte aardewerken vaten en 140 kralen gemaakt van halfedelstenen. We hadden glazen voorwerpen, ivoren voorwerpen en zelfs wat goudstukken.

Onder de vondsten in die opslagplaats hadden we twee kleine opgerolde plaquettes gemaakt van 99 procent puur zilver. En na drie jaar van inspanningen slaagden we erin om die twee kleine boekrollen uit te rollen en ze waren dicht bezaaid met oud Hebreeuws schrift, dat in beide gevallen de priesterlijke zegening bevatte uit het boek Numeri uit hoofdstuk zes, verzen 24 tot 26. En deze zijn de vroegste bijbelverzen die we vandaag bezitten. Ze zijn uit de zevende eeuw voor Christus, ongeveer 2600 jaar oud, van vlak voor de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs, vóór koning Josia. Het stamt uit de tijd dat de eerste tempel, de Tempel van Salomo, nog in Jeruzalem stond. En die twee kleine boekrollen noemden ze zes keer de naam van de HEERE, wat ook het eerste woord was dat ik wist te ontcijferen toen ik ze voor het eerst zag nadat ze waren uitgerold. Het tetragrammaton van de onuitspreekbare naam van God, in de Bijbel waar je het woord Heere hebt, dat verschijnt als JHWH.”

Bent u op een gegeven moment de Bijbel gaan gebruiken als gids of hulpmiddel bij je onderzoek? Dit is de essentie van Bijbelse archeologie waarbij de Bijbel als leidraad wordt gebruikt, maar niet noodzakelijkerwijs om het te bewijzen.
“De connectie tussen de Bijbel en theologie is een bekend onderwerp op het gebied van archeologie in dit land. Eigenlijk is de Bijbel de belangrijkste motivatie van mensen die komen graven in het Heilige Land, en vooral in Jeruzalem. Maar met de jaren ontwikkelde zich onder archeologen een gemengde houding ten opzichte van de Bijbel. Sinds de jaren 70 waren er enkele mensen die elk mogelijk verband tussen de Bijbel ontkenden en ze betwistten en verwierpen de bijbelse verslagen als niet-historisch.

Aan de andere kant waren er anderen die het bijbelse verslag zonder enige kritiek volgden en dachten dat het een nauwkeurige beschrijving was van de geschiedenis van de Israëlieten. De waarheid is dat de middenweg de juiste is; we zouden de Bijbel moeten gebruiken en we zouden archeologie moeten gebruiken, en wanneer ze maar passen – dat is heel goed. Het een heft de waarde van het ander niet op.

Ik heb in ieder geval een conservatievere kijk op het onderwerp. Ik denk dat iemand die de vroegste bijbelverzen heeft ontdekt, de waarde van de term ‘bijbelse archeologie’ niet kan ontkennen. Ik voel wel een heel nauwe band met de mensen die hier waren en in de Heilige Schrift worden beschreven. Dus ik probeer de Bijbel niet te bewijzen, en ik denk niet dat de Bijbel enig bewijs nodig heeft.”

Dus het heeft uw geloof verdiept?
“Het is sterk genoeg, het heeft mijn bewijs niet nodig. Ik denk niet dat ik de Bijbel of iets dergelijks moet versterken. Ik denk niet dat de Bijbel archeologie bewijst. Ik denk dat archeologie ons vermogen vergroot om de Bijbel beter te begrijpen. En het levert ook het chronologische kader en de aspecten van het dagelijks leven. Waar de Bijbel soms zwijgt, voegen we meer informatie toe over de mensen die ons deze prachtige literatuur hebben nagelaten.”

Wat zijn enkele van de andere belangrijke archeologische ontdekkingen van de afgelopen 75 jaar?

“De Dode Zeerollen zijn de belangrijkste ontdekking, een verzameling van ongeveer 900 boeken of overblijfselen van een bibliotheek van een joodse sekte die in het jaar 68 na Christus ten einde kwam. Het waren waarschijnlijk de in historische bronnen genoemde Essenen, die naast de Dode Zee een spiritueel centrum vestigden.

We hebben werken in de collectie vanaf de derde eeuw voor Christus en verder. Dit is een schitterende ontdekking. Alle boeken van de Bijbel behalve de rol van Esther zijn daar vertegenwoordigd. We hebben veel boeken van de apocriefen onder hen. We hebben ook enkele sektarische woorden, die van het allergrootste belang zijn, vooral de Tempelrol, die een zeer lange tekst is, zeer goed bewaard gebleven, en ons vertelt over de toekomstige tempel die komt, zoals ze die visualiseerden. Zonder enige twijfel zijn de Dode Zeerollen de belangrijkste ontdekking.”

Hoe zit het met de Tel Dan-stèle? Hoe belangrijk is dat?

“In de jaren negentig stapelden zich twijfels op over de historiciteit van David en Salomo, en de verenigde monarchie beschreven in de Bijbel, vooral in de boeken Samuel en 1 Koningen. De Deense of Kopenhagense school ontkende de historiciteit van David en Salomo en ze zeiden dat deze bijbelse figuren nooit hebben bestaan. Er waren veel volgelingen van die school in Groot-Brittannië, in de Verenigde Staten en ook hier in dit land. Nu, de volgende decennia sindsdien hebben iets totaal anders laten zien.

Allereerst, in 1993 in Tel Dan in het noorden, een fragment van een stenen stèle die was opgericht door de koning van de Arameeërs, koning Hazael die Tel Dan veroverde, plaatste hij een monument bij het poortgebouw dat daar in stukken gebroken lag, en de fragmenten ervan waren opgenomen in de bouwstenen van een latere poort op die plaats, met die inscriptie, geschreven in de negende eeuw vGT, waar hij opschept dat hij vele koningen heeft gedood, onder wie de koning van Israël en de koning van het ‘Huis van David’. In hun eerste reacties beweerde een van de scholen in Kopenhagen dat de inscriptie een vervalsing was, wat niet alleen een zeer wrede beschuldiging is, maar ook een zeer verkeerde. Iedereen kan het met eigen ogen zien in een tentoonstelling.

Ook werd een site in de vallei van Elah, in de buurt van Beit Keyafa, opgegraven door mensen van de Hebreeuwse Universiteit. En daar kwamen ze erachter dat David niet alleen bestond, maar hij bouwde ook een stad in het laagland, in de Shephela-vallei, en er was een koninkrijk van David, niet alleen genoemd 100 jaar na zijn leven in de stèle van Tel Dan, maar bewijs in de fysieke overblijfselen van sites die door hem zijn gebouwd. Dus de hele ontkenning van de historiciteit van de verenigde monarchie stortte langzaam ineen, ook met de vele ontdekkingen in de oorspronkelijke Stad van David. Dat is een ander verhaal.

Jeruzalem is hét centrum van archeologische activiteit, vooral sinds de Zesdaagse Oorlog en de hereniging van Jeruzalem. In het hart van de Joodse wijk van Jeruzalem ontdekte wijlen professor Avigad een grote stadsmuur van ongeveer acht meter dik en ongeveer acht meter hoog. Een zeer massieve stadsmuur. En dat maakte een einde aan het idee van mensen die dachten dat het in de Bijbel beschreven Jeruzalem een kleine koeienstad was, beperkt tot de smalle Stad van David.

Dit bracht een revolutie teweeg in de studie van de Eerste Tempelperiode in Jeruzalem, maar ook de Tweede Tempelperiode van Jeruzalem werd intensief bestudeerd door Benjamin Mazar, die de omgeving van de Tempelberg bestudeerde. Zijn werk werd later voortgezet door zijn kleindochter, Eilat Mazar, in Shilo en vele anderen opgegraven delen van de Oude Stad, in de oude kern van de Stad van David, evenals in de Citadel, in het westelijke deel van Jeruzalem. En al met al hebben we een beeld van Jeruzalem gedurende zijn hele geschiedenis, van ver voor de Eerste Tempelperiode, en ook na de Tweede Tempel.”

Hoe dankbaar moeten christenen zijn dat Israël hier soevereiniteit heeft en al dit bijbelse erfgoed kan vinden?

“Luister, al die jaren van mijn jeugd en vroege volwassenheid heb ik als soldaat deelgenomen aan de veldslagen in Jeruzalem. Ik weet hoe ik de vrijheid moet waarderen die we nu in Jeruzalem hebben. Niet al te veel mensen stellen het op prijs. Zij beschouwen het als iets dat altijd al bestond, ik beschouw het niet als zodanig. Ik denk dat we het meer moeten waarderen.

En ik denk dat de ontdekking van christelijke overblijfselen van enorm belang is. Ik heb zelf verschillende kerken opgegraven, en in de grond die we op de Tempelberg hebben opgegraven, bevonden zich een overvloed aan vondsten uit de vroegchristelijke periode, wat onze kijk op de christelijke aanwezigheid op de Tempelberg veranderde, wat anders is dan de algemene gedachte. Tijdens de christelijke periode was er veel activiteit op de Tempelberg. We hebben munten, we hebben mozaïekresten, we hebben kleine kruishangers verloren door pelgrims die naar de Tempelberg kwamen. We hebben aardewerk in overvloed, dit alles getuigt van het feit dat de Tempelberg van belang was in de vroegchristelijke periode…

En we hebben overal in het land bewijs van het belang van dit land voor christenen in het verleden. Men kan in de voetsporen van Jezus treden in Galilea, in Jeruzalem en elders. Men kan de vroegchristelijke periode en andere perioden volgen waarin het Heilige Land belangrijk was voor christenen, die zeer goed vertegenwoordigd zijn in de archeologische archieven.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Het Romeinse grafveld Prinsenhof te Kesteren – Werkgroep Archeologie verzamelt vondsten om toe te werken naar een publicatie

De Gemeente Neder-Betuwe is rijk aan archeologische vondsten. In 1974 werd er in Kesteren een nieuwe wijk aangelegd: De Prinsenhof. Tijdens graafwerkzaamheden bij de aanvang van de bouw stuitte men op een Romeins grafveld met 70 graven. Amateurarcheoloog André van Ingen deed als middelbare scholier mee met de opgravingen. Hij schrijft over zijn bevindingen in het meinummer van De Baron. Momenteel is hij bezig met het verwerken van alle gegevens met als doel een publicatie in de toekomst.

Daar waar eerst het grafveld Prinsenhof lag is nu een woonwijk. Op de foto de straten Prinsehof, Tollenhof en Klaverhof te Kesteren. Bron: Google Maps.

In 1995 beschreef dhr. Wiggerink al het een en ander voor de Historische Kring Kesteren & Omstreken (HKK&O), maar de vele vondsten zijn echter door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) nooit wetenschappelijk uitgewerkt. De werkgroep archeologie van HKK&O heeft twee jaar geleden besloten om de vondsten gedaan bij het grafveld Prinsenhof in detail te gaan uitwerken. Ze hebben het depot bezocht, manuscripten ingezien, foto’s gemaakt van alle aardewerkvondsten etc., aantekeningen van archeologen bestudeerd, nieuwsbronnen geraadpleegd, rapporten bestudeerd, historisch onderzoek naar het terrein van boerderij Prinsenhof gedaan en rondvraag gedaan in de regio. Nu is een groepje van vijf personen bezig met de uitwerking hiervan.

Volgens geleerden zou het hier gaan om een verspoeld grafveld. Het is dus goed mogelijk dat er aardewerk van het ene graf bij het andere graf is gekomen. Er zijn ook diverse paardengraven gevonden. De ruiters zijn niet met hun paarden begraven, de conclusie is nu dat het eerst een begraafplaats voor paarden is geweest en dat er daarna ook mensen zijn begraven. Bij de menselijke graven valt op dat er geen kindergraven zijn en dat er slechts vier graven van vrouwen te vinden zijn. “Het grafveld heeft hierdoor een militair karakter, ondanks beperkte vondsten van militaria.” Bijzonder is dat het grafveld al eerder is ontdekt. In 1856 werd er namelijk grond van boerderij De Prinsenhof gebruikt om de Rijnbandijk te herstellen. Deze had door doorbraak van de Marsdijk in 1855 schede geleden. De toen afgeschraapte grond voor dijkverzwaring was gelijk de verklaring dat de graven die in 1974 gevonden werden zeer ondiep zaten (50 centimeter onder het maaiveld). In 1856 werden zes graven ontdekt.

De werkgroep archeologie kreeg van particulieren ook vondsten die zij op het terrein hadden gedaan. Er werd zelfs een complete urn overhandigd. Deze urn was nooit leeggehaald. Toen de amateurarcheologen dat deden vonden ze een haarnaald en een fibula (mantelspeld). Volgens sommigen zijn archeologen beter met de spade dan met de pen, maar het lijkt erop dat er genoeg informatie bewaard gebleven is om te komen tot een publicatie.

Heeft u meer informatie over dit grafveld, de opgravingen of het vervolgonderzoek? Dan kunt u contact opnemen met ons via het contactformulier.

N.a.v. Ingen, A. van, 2023, Uitwerking van grafveld Prinsenhof te Kesteren, De Baron 6 (2): 24-25 en 28.

Herwen-Hemeling: het Romeinse leger, hun goden en hun tempels

In Gelderland is een compleet en relatief ongeschonden Romeins heiligdom ontdekt. Archeologen van RAAP deden de opzienbarende vondst in Herwen-Hemeling (gemeente Zevenaar), vlakbij UNESCO Werelderfgoed Romeinse Limes. Op deze plek hebben meerdere tempels gestaan. Er zijn resten van godenbeelden, reliëfs en beschilderd pleisterwerk gevonden. Bijzonder is de vondst van meerdere complete votiefstenen of wijaltaren, gewijd aan verschillende goden en godinnen. Dit is voor Nederland, maar ook internationaal, zeer uitzonderlijk.

Met dank aan archeologisch bureau RAAP voor deze video van deze bijzondere vondst.

Petitie wil oudste zonnekalender van Nederland behouden als cultureel erfgoed

Vorige week berichtte deze website over de vondst van de oudste zonnekalender van Nederland. Het was een weergave van opgravingen die gedaan zijn in 2017. De vondsten werden gepresenteerd op de langste dag van het jaar. Op 22 juni 2023 werd er een petitie gestart die de zonnekalender wil behouden als cultureel erfgoed.1

De oudste zonnekalender van Nederland werd ontdekt op het bedrijventerrein Medel bij Tiel. De opgravingen zijn ondertussen al toegedekt en op die locatie zal gebouwd worden. De opstellers van de petitie roepen op om te voorkomen dat cultureel erfgoed verloren gaat en om er een cultuurcentrum van te maken door de zonnekalender zo ver mogelijk terug te brengen in originele staat. Volgens de opsteller is dit ‘een belangrijk cultureel erfgoed (…) voor mensen van uiteenlopende religieuze en spirituele stromingen’. Ze verzoeken daarom ook om te stoppen met bouwen op en rondom de vindplaats. Dat niet alleen, ze verzoeken ook ‘de vindplaats en nabije omgeving van de oudste zonnekalender in Tiel zoveel mogelijk in zijn originele staat terug te brengen’. De petitionaris is Joyce van Tilborg. De petitie zal worden aangeboden aan de Provincie Gelderland en zal aflopen op 22 september 2023 D.V.

De petitie is hier te ondertekenen: https://petities.nl/petitions/behoud-de-oudste-zonnekalender-in-nederland.

Met dank aan een Facebookvolger die mij op deze petitie wees.

Voetnoten

Heiligdom met zonnekalender van 4000 jaar oud ontdekt in Tiel – Archeologisch bureau RAAP maakt een korte video

Vandaag werd een nieuwe vondst gepresenteerd: in Tiel is een heiligdom met zonnekalender ontdekt van ongeveer 4000 jaar oud. Een bijzondere ontdekking op Betuws grondgebied. Archeologische onderzoeksbureau RAAP, die betrokken was bij de opgravingen en het onderzoek, maakte vandaag een filmpje over de vondsten. Red.: We zijn bezig met het schrijven van een artikel over de vondsten, maar wilden u dit filmpje van archeologisch bureau RAAP niet onthouden.

Staphorster archeologie bij voorbaat afgewezen door naturalisten en theïstisch evolutionisten

Afgelopen week werd mijn column over ‘Archeologie in Staphorst1 op de website ‘Oorsprong’ geplaatst. Deze column werd eerder geplaatst in het gezinsblad Om Sions Wil.2 Nadat de column op de website geplaatst werd, deelde ik deze in diverse Facebook-groepen. Ik ontving een aantal positieve, maar ook een aantal negatieve reacties. In de column roep ik namelijk op tot bijbelgetrouwe, bij de Schrift passende, archeologie. Deze oproep werd bij voorbaat als ondeugdelijk afgewezen door naturalisten en theïstisch evolutionisten.3

Er werden verschillende bezwaren aangedragen en opmerkingen gegeven. Daarover ontstond dan tussen voor- en tegenstanders discussie. Hieronder wil ik de hoofdberichten beantwoorden. Ik ga niet uitvoerig op alle reacties in, omdat discussies onder hoofdberichten al snel verzandden in discussies over onderwerpen die niet meer over het hoofdbericht gingen. Omdat het veelal gaat om besloten Facebook-groepen noem ik geen namen en geef ik alleen de reactie (geanonimiseerd) weer.

Verstand uitschakelen?

Een persoon (A) die kritisch tegenover de oproep staat geeft het volgende aan:

“Waarom zou ik als gelovige mijn verstand moeten uitschakelen?”

De column is geen oproep om het verstand uit te schakelen en maar blind te geloven. Het tegendeel is zelfs waar. Voor een bijbelgetrouw archeologisch instituut is zelfs heel veel christelijk verstand nodig. Een medewerker moet een gigantische stroom aan informatie verwerken (en mogelijk zelfs opnieuw karteren, interpreteren en kaderen). Daarnaast roeit een dergelijk medewerker vaak tegen de stroom in en krijgt hij of zij vanuit naturalistisch perspectief diverse moeilijke vraagstukken op te lossen. Dat vergt heel veel denkwerk, we hebben immers de werkelijkheid niet in onze broekzak. Als het om de Staphorster archeologie gaat, moet, aangaande de vondsten uit de steentijd, vaak vanaf nul begonnen worden. Dit omdat er door bijbelgetrouwe archeologen nog nauwelijks werk in deze periode verricht is. Als laatste zou het ‘uitschakelen van het verstand’ ingaan tegen het bevel van de Heere Jezus. In Markus 12:30 staat deze uitspraak: “En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod” (SV).4 Verstand uitschakelen? Nee, ten volle in dienst van de Heere inzetten.

Geschiedvervalsing?

Een persoon (B) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Geschiedvervalsing plegen dus. Lijkt mij geen goede zaak.”

Het doel van het oprichten van een bijbelgetrouw archeologisch instituut is niet om geschiedvervalsing te plegen. De archeologische vondsten worden immers niet weggemoffeld of ontkend, maar slechts in een ander kader (dan het naturalistische) geïnterpreteerd. We zagen dat ook in de uitspraken van orthodoxe christenen in de Staphorster Gemeenteraad. De vondsten uit de steentijd werden niet ontkend, maar slechts anders ingekaderd.

De waarheid ombuigen

Een persoon (C) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik begrijp niet de kronkel die mensen moeten hebben wanneer de waarheid koste wat het kost omgebogen moet worden. Dit is zo in en in triest en kan alleen maar ontstaan door de starre houding en oogkleppen van gelovigen. Dit hele verhaal staat voor alles wat er mis is met religies in het algemeen. Wanneer we willens en wetens de waarheid gaan verdraaien om gelijk te krijgen is het einde zoek. Dit is precies de reden dat het creationisme totaal niet serieus wordt genomen.”

Deze scepticus gaat er met gestrekt been in. Kennelijk heeft deze persoon niet zulke goede ervaringen met gelovigen. Omdat de reactie sterk emotioneel is bevat het ook veel ongenuanceerdheden en onwaarheden. Net als onder het kopje hierboven is het in de oproep niet te doen om ‘waarheid koste wat het kost’ om te buigen. Alsof wetenschapsbeoefening tot absolute waarheden kan komen. Dat is niet het geval! Meer dan elders zien we binnen de wetenschapsbeoefening de beperktheid van ons verstand onder ogen. Daarmee is het hoogste doel van de wetenschapsbeoefening om de juiste verklaring van dit moment en met de huidige kennis te bieden. Binnen de creationistische wetenschapsbeoefening geldt hier de beste verklaring van dit moment en met de huidige kennis (rekening houdend met Gods openbaring). Oók binnen de creationistische wetenschapsbeoefening moet rekening gehouden worden met de beperktheid van het verstand en het ontbreken van belangrijke puzzelstukjes. In plaats van het gestrekte been van de scepticus past hier bescheidenheid. Het is bijbelgetrouwe archeologen er dus niet om te doen de waarheid te verdraaien, maar om de archeologische vondsten vanuit een ander kader dan de naturalistische te interpreteren.

Before present is een neutrale tijdsrekening

Een persoon (D) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Er is al een neutrale tijdsrekening: BP, before present. Wordt vrij algemeen in de archeologie gebruikt. En verder houd ik mij aan de wetenschap, dat terzijde.”

Before Present’ is geen ‘neutrale’ tijdsrekening, maar bedacht door Willard Frank Libby (1908-1980) die met zijn collega’s de C14-methode ontwikkelde.5 BP wordt gebruikt bij naturalistische C14-dateringen met ‘hoge’ ouderdommen. ‘Present’ is overigens misleidend omdat het jaar 1950 als uitgangspunt wordt gehanteerd. Ten slotte lijkt er achter de invoering van ‘Before Present’, ‘Before Common Era’ of ‘Common Era’ een antichristelijke (in ieder geval ontkerstenende) geest schuil te gaan. In ieder geval wordt de geschiedenis hierdoor (semantisch) losgeweekt van God (Anno Domini) en Christus (voor/na Christus), of dat nu methodologisch (BP) of ideologisch (BCE en CE) is en of dat nu met goede of kwade bedoelingen gebeurd is.6 Dat laatste is natuurlijk verre van neutraal! Het is prima om wetenschap een grote(re) plaats te laten hebben binnen het wereldbeeld, de vraag is echter wel of dat creationistische of naturalistische wetenschapsbeoefening moet zijn.

Dom en onwetenschappelijk

Een persoon (E) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Er is maar een soort wetenschap. Dat is de wetenschap die op basis van feiten en waarnemingen conclusies trekt. Een wetenschap die op basis van vooraf bepaalde aannames op een vooraf aangenomen conclusie probeert te komen is geen wetenschap. Kortom de aarde is veel ouder dan 6000 jaar. Dat ontkennen is gewoon dom en volstrekt onwetenschappelijk.”

We zien hier verschillende zaken verkeerd gaan. Allereerst zien we dat hier de natuurwetenschap, slechts als wetenschap gezien wordt. Daarmee worden de alpha- en gammawetenschappen grotendeels uitgesloten. Dat lijkt mij een verregaande stap, zelfs voor een naturalist. Ten tweede wordt hier niet in rekening gebracht dat slechts het verheffen van de natuurwetenschap ook een vooroordeel is. Het betreft een bepaalde wetenschapsfilosofie die niet volgt uit de natuurwetenschap zelf. Daarmee wordt het betoog van deze atheïst inconsistent. Ten derde is het een algemeen misverstand dat de naturalistische wetenschapsbeoefening, waarbij alleen rekening gehouden wordt met natuurlijke oorzaken, een neutrale wetenschapsbeoefening zou zijn. Ten vierde volgt de opmerking dat de aarde ‘veel ouder is dan 6000 jaar’ niet uit het voorgaande. Het is daarmee geen conclusie, maar een vooraf gestelde claim. Ten slotte wordt in de reactie van deze atheïst afgesloten met een drogreden (‘het is gewoon…’). In deze archeologische discussie gaat het overigens niet om de ouderdom van de aarde, maar eerder over de ouderdom van de mensheid. Een verschil dat ook creationisten wel eens over het hoofd zien als ze argumenten voor een jonge ouderdom van de mensheid aandragen tegen een oude aarde.

Niet onbevooroordeeld

Alle reageerders vanuit naturalistische en/of theïstisch evolutionistische paradigma lijken ervan uit te gaan dat de (al dan niet methodologisch) naturalistische wetenschapsbeoefening ‘neutraal’ is en dat creationistische wetenschapsbeoefening ‘bevooroordeeld’ zou zijn. Dat eerste geldt per definitie niet, want het is (methodologisch) naturalistisch. Onbevooroordeelde wetenschapsbeoefening bestaat niet. De onderzoeker neemt altijd zijn of haar bagage mee.

Een persoon (F) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Is waarschijnlijk niet mogelijk, omdat het gewoonweg niet haalbaar is om alle archeologische vondsten in 6000 jaar te proppen. Dat laat dit bericht juist ook zien? En het zou toch ook geen wetenschappelijke benadering zijn? Je gaat dan al bevooroordeeld het onderzoek aan en je sluit bij voorbaat uit, dat de aarde wel miljarden jaren oud is, terwijl dat misschien wel gewoonweg de waarheid is.”

Onbevooroordeeld onderzoek bestaat niet (later gaf deze criticus dat ook toe). De criticus in de bovenstaande reactie wil zelfs niet aan bijbelgetrouwe archeologie beginnen en gaat daarmee zelf bevooroordeeld ‘het onderzoek aan’ en ‘sluit’ deze criticus ‘bij voorbaat uit, dat de aarde’ (beter: de mensheid) ‘wel’ duizenden ‘jaren oud is’. Dat de huidige mensheid (H. sapiens) honderdduizenden jaren oud is, dat is de best mogelijke naturalistische verklaring voor dit moment. Rekening houdend met Gods openbaring zal een creationist daar anders over denken. Het is sterk naturalistisch bevooroordeeld om een dergelijk streven tot oprichting van een bijbelgetrouw archeologisch instituut, zoals voorgesteld wordt in de column, bij voorbaat af te wijzen. Alsof de complete archeologie alleen in de naturalistische broekzak te vinden is. Quod non.

Geen uitdaging maar een opluchting

Een persoon (G) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Nee. Dat zou geen uitdaging zijn. Het zou een opluchting zijn voor klassieke scheppingsgelovigen, maar bestaat niet. Je moet toch de gehele prehistorie ontkennen om in het letterlijke Bijbelverhaal te geloven. Dat geldt ook voor de astronomie, waarin we de historie zien van het universum.”

De criticus haalt er de astronomie bij, hoewel interessant laten we dat hier rusten. Het gaat immers in de column om archeologie. Per definitie en ook wetenschapspraktijk is astronomie geen archeologie en vice versa. Sterk ageren tegen de naturalistische astronomie, zou het verzetten van de doelpalen uit de column betekenen. Daarnaast kun je een oud (geschapen) heelal verdedigen en toch overtuigd zijn van een jong (geschapen) mensheid.

Uiteraard hoef je de prehistorische vondsten niet te ontkennen. Dat is ook wat de Staphorster raadsleden keer op keer benadrukten. Bijbelgetrouwe archeologen wijzen echter de naturalistische interpretatie van deze vondsten af, net als de hoge(re) ouderdommen. Dat wil niet zeggen dat men ‘de gehele prehistorie’ moet ontkennen. Ten slotte is het geen opluchting, maar een uitdaging. Klassieke scheppingsgelovigen hebben voor het geloof in Christus Jezus het immers niet nodig om tot een rationeel-sluitend tijdskader te komen. Sterker nog, als alles bewezen zou kunnen worden (wat per definitie onmogelijk is) dan zou het geen geloof meer zijn. Bovendien is het onmogelijk om voor alle vondsten een sluitende verklaring te hebben. Er zullen altijd open vragen en met het paradigma strijdende zaken overblijven. Het is wel de uitdaging om alle vondsten zo goed mogelijk te interpreteren. Die uitdaging geldt zowel creationistische als naturalistische wetenschappers.

Toejuichen want dan zien ze hoe onmogelijk het is

Een persoon (H) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou het zeer toejuichen wanneer jonge aarde creationisten eens een net archeologische overzicht van de wereldgeschiedenis zouden maken. Als dat serieus wordt aangepakt, zal blijken dat er te veel geschiedenis is om in 6000 jaar onder te brengen.”

Het is mooi om vanuit theïstisch evolutionistische zijde aangemoedigd te worden, al lijken de intenties van de criticus niet geheel zuiver. De aanmoediging lijkt erop gericht om creationisten te overtuigen van eigen (theïstisch evolutionistisch) gelijk. Namelijk dat creationisten zijn als een groep bergbeklimmers.7Ze ploeteren hun weg naar de top waar ze uitzicht zullen hebben op de waarheid. Maar als ze boven zijn, ontdekken ze dat’ deze aarde toch oud is. Kijken ze om zich heen dan zien creationisten de theïstisch evolutionisten weer, die er al langer achter zijn dat de aarde oud is. Dat lijkt mij een wat hautaine stellingname. Goed om creationistische archeologen aan te moedigen, maar dan graag wel zonder bijbedoelingen.

Heroriëntatie van Bijbelse basisovertuiging

Een persoon (I) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou beginnen met een heroriëntatie op de Bijbelse ‘basisovertuiging’. Daarvoor hoef je de Bijbelse teksten niet ter discussie te stellen, maar wel de interpretatie van bepaalde Bijbelse begrippen. Zo wordt bij de schepping van de aarde al gauw gedacht aan de schepping van de ‘planeet’ aarde. Op Bijbelse gronden is te verklaren dat met de geschapen aarde, het droge land, het oprijzen van land uit de oervloed is bedoeld, je zou dat land mogelijk het Pangea kunnen noemen. De aarde was verborgen en werd vervolgens zichtbaar gemaakt, een soort geboorte. De schepping van de hemel(en) zou je kunnen opvatten als de atmosferische lagen boven de aarde. In de Bijbel lezen we immers o.m. over de ‘vogelen des hemels’. Aan de hand van de Bijbelse chronologie is de schepping of geboorte van onze gemeenschappelijke voorouder Adam, te dateren op 4000 v. Chr. Maar was Adam de eerste mens? We lezen dat op een zeker moment werd gezegd “Laat Ons mensen maken”. Kennelijk was het ‘concept mens’ al bekend, want er werd niet verklaard wat met ‘mens’ werd bedoeld. Wel werd verklaard dat die mens van een bepaald soort zal worden namelijk: “naar Ons beeld en Onze gelijkenis”. Buitenbijbelse bronnen zijn er ook. Op gevonden kleitabletten in Mesopotamië die ouder zijn dan de Bijbelse geschriften lezen we ook veel terug over de schepping, die zijn op dat punt veel uitgebreider in gebeurtenissen en in tijdsperioden dan die in de Bijbel staan vermeld. De verhalen hebben veel overeenkomsten met die van de Bijbel, maar er zijn ook grote verschillen. Zo lezen we o.a. over goden die tot wel 120.000 jaar heersten over steden en elkaar met vergelijkbare periodes opvolgden, ver voordat de huidige mens ten tonele verscheen.”

In de bovenstaande reactie zie ik geen betoog tegenover (heroriëntatie) mijn column. De column ging over Staphorster archeologie. De reactie hierboven gaat over Adam én over Mesopotamië. Hier ontgaat mij de heroriëntatie op de Bijbelse basisovertuiging. Adam  wordt als gemeenschappelijke voorouder geplaatst op 4000 voor Christus. Hier komt de criticus voor dezelfde uitdaging te staan als de Staphorster raadsleden (en dan lost deze heroriëntatie helemaal niets op). Was Adam de eerste mens? Als we Romeinen 5 en andere Schriftgegevens volgen dan is dit het geval. Aangaande de koningslijsten op de kleitabletten, ben ik vooral benieuwd naar de gemeenschappelijke bron en receptiegeschiedenis van deze geschiedenissen.  Ten slotte gaat de vergelijking met Pangea mank, omdat er voor Pangea ook al tektonisch opgerezen land bestond. Bovendien is het viel Pangea volgens de naturalist tijdens het Jura uiteen. Deze vermeende heroriëntatie lost in feite niets op voor de Staphorster archeologie.

‘Geef eerst eens antwoord op claim ‘x’ of ‘y’’

Een persoon (J) die kritisch tegenover de oproep staat, geeft het volgende aan:

“Ik zou zeggen: begin eens met uit te leggen waarom we in geen enkele aardlaag ouder dan het laat Mioceen sporen (gereedschappen, fossielen) van mensen vinden als mensen er vanaf het begin geweest zijn.“

De oproep om te komen tot een bijbelgetrouw archeologisch instituut heeft niet als primaire doel atheïsten van bevredigende antwoorden te voorzien, maar vooral om de werkelijkheid vanuit het klassieke scheppingsgeloof te interpreteren. Daarnaast is het een utopie om te beweren dat een dergelijk instituut op alle vragen een antwoord heeft. Dat is onmogelijk en zoals hierboven gezegd zullen er altijd open einden blijven. Dat is het mooie aan bescheiden wetenschapsbeoefening.

De stelling van de atheïst hierboven is sterk naturalistisch vooringenomen. De naturalistische tijdsrekening wordt als standaard genomen en de tijdskaders (als verschillende langdurige tijdvakken) worden gehanteerd. Bovendien is de claim verre van bescheiden, maar zeer stellig dat er vóór het boven-Mioceen (‘laat’ veronderstelt de naturalistische tijdsrekening) géén menselijke artefacten of fossielen te vinden zijn. Dr. Michael Brandt daagt deze naturalistische claim uit in zijn boek ‘Vergessene Archäologie: Steinwerkzeuge fast so alt wie Dinosaurier’.8 Deze gedachten van Brandt zouden goed passen bij een zogenoemde Krijt-Paleogeen zondvloedgrens. Waarbij de mensen vóór de zondvloed (dus de aardlagen van het Paleozoïcum en Mesozoïcum) totaal verdelgd zijn en daarmee niet meer terug te vinden zijn. Na de zondvloed is er een rekolonisatieproces op gang gekomen, waarbij de mensen tot Babel bij elkaar woonden (deze Babel-locatie is nog niet teruggevonden) en zich daarna over de aarde verspreidden. Er zijn echter ook diverse uitdagingen voor deze chronologie en óók die uitdagingen moeten overdacht worden. Niet vanwege druk vanuit atheïstische gelovigen, maar vanuit intrinsieke motivatie en tot eer van onze Schepper.

De criticus maakt echter niet duidelijk wáárom een bijbelgetrouw archeologisch en historisch instituut juist bij deze vraag zou moeten beginnen. Wat mij betreft start een bijbelgetrouw archeologisch en historisch instituut in het heden (net zoals men dat in de genealogie doet), en gaat men zo steeds verder terug naar het verleden. Niet alleen de zogenoemde prehistorie is interessant, maar ook de Romeinse tijd en de kerstening van Europa (waar ook flink discussie over is wanneer dat begon). Sterker nodig is het om eerst te focussen op de voorvragen! Bijv. Welke plaats heeft Gods openbaring in de geschiedbeoefening? Een mooi proefschrift om als leidraad daarvoor te gebruiken is dat van dr. Ewald Mackay, ‘Geschiedenis bij de bron. Een onderzoek naar de verhouding van christelijk geloof en historische werkelijkheid in geschiedwetenschap, wijsbegeerte en theologie’.9

Ten slotte

We zien dat critici en sceptici bij voorbaat het oprichten van een archeologisch en historisch instituut als ondeugdelijk afwijzen. Iets bij voorbaat afwijzen als ondeugdelijk komt door een modernistische wetenschapsfilosofische kijk op wetenschapsbeoefening, namelijk dat er sprake is van neutrale wetenschapsbeoefening. De oprichting van een dergelijk instituut kan mogelijk gezien worden als ontkrachting van deze gedachte. Een dergelijke sterke afwijzing van critici en sceptici hoeft ons echter niet uit het veld te slaan en ons ook niet te verbazen. Het is per definitie volkomen logisch dat naturalisten en theïstisch evolutionisten afwijzend staan tegenover bijbelgetrouwe wetenschapsbeoefening (in dit geval geschiedenis en archeologie). De mensheid slechts duizenden jaren oud, dat kán en mág immers niet juist zijn! De waargebeurde casus van Staphorst laat ons zien dat het nodig is om experts te raadplegen/in te zetten die én de juiste opleiding hebben én vasthouden aan de (historische) betrouwbaarheid van de Schrift.

Voetnoten

COLUMN: Archeologie in Staphorst

Veel orthodoxe christenen geloven dat deze aarde minder dan tienduizend jaar oud is. De wereldgeschiedenis is te verdelen in de eerste en tweede wereld. De eerste wereld was de wereld vóór de zondvloed en de tweede wereld is de wereld ná de zondvloed. Niet dat er na de zondvloed een nieuwe wereld ontstond, maar wel een door het water gereinigde wereld.

Voor reformatorische christenen is dit niet nieuw. Ze lezen bijvoorbeeld in het zogenoemde zondvloedgebed: “Gij die naar Uw streng oordeel de ongelovige en onboetvaardige wereld met den zondvloed gestraft hebt, en den gelovigen Noach, zijn acht zielen, uit Uw grote barmhartigheid behouden en bewaard; (…).” Helaas rekenen veel mensen tegenwoordig niet meer met duizenden jaren en een wereldwijde zondvloed. De wereld is miljarden jaren oud en de mensheid is in de loop van een aantal miljoenen jaren geëvolueerd vanuit een aapachtige voorouder tot de huidige beschaafde wezens. Nu kunnen we denken dat die mensen niet met God en Zijn gebod rekenen en het dus niet vreemd is dat ze op zoveel miljoenen en miljarden jaren uitkomen. Moeten we dat dan maar negeren? Maar wat als deze basisovertuigingen wél met elkaar in aanraking komen?

Raadsleden van de ChristenUnie en de SGP van de Biblebelt-gemeente Staphorst hebben dat in 2010 ervaren. Gemeenten zijn sinds 2007 verplicht een archeologische verwachtingskaart op te stellen. Dit werd ook in Staphorst gedaan. Onderzoeks- en adviesbureau BAAC werd ingeschakeld en de kaart werd gepresenteerd. In het rapport wordt gesproken van de voorlaatste ijstijd, het Saalien, zo’n 370.000 tot 130.000 voor Christus. De christenpolitici van de Gemeente Staphorst waren het niet eens met die duiding. Het rapport zou niet aansluiten bij de basisovertuiging van veel orthodoxe Staphorsters dat de aarde niet ouder is dan zesduizend jaar. Vondsten uit de zogenoemde steentijd hoeven daarmee niet bij het vuilnis gezet of ontkend te worden. De raadsleden gaven aan dat deze steentijdvondsten zeer waardevol zijn, maar merkten daarbij op dat deze vondsten onmogelijk ouder dan zesduizend jaar kunnen zijn. Uiteindelijk bleek een alternatief rapport waarbij wél rekening gehouden wordt met het Bijbelse kader niet haalbaar. De Staphorster christenpolitici kregen het echter wel voor elkaar dat er voorin het definitieve rapport een extra voorwoord verscheen met daarin de opmerking dat veel Staphorsters anders denken over de leeftijd van de aarde.

Jammer dat een rapport vanuit de Bijbelse basisovertuiging niet haalbaar bleek. Het zou mooi zijn als er een archeologisch instituut opgericht zou worden met archeologen die wel vanuit deze basisovertuiging denken en door Biblebelt-gemeenten kunnen worden ingeschakeld om dergelijke rapporten op te stellen. Dat zou moeten kunnen. Er zijn immers ook verschillende archeologen die denken vanuit deze basisovertuiging en werken in de Levant (Israël en omstreken) en Mesopotamië.

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2023, Archeologie in Staphorst, Om Sions Wil 2023 (10): 11. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2023

De Dode Zeerollen en de canon van het Oude Testament – Dr. Mart-Jan Paul sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)

Op 31 augustus 2013 sprak dr. Mart-Jan Paul in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn lezing was ‘De Dode Zeerollen en de canon van het Oude Testament‘. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.

De Dode Zeerollen – Dr. Pieter Lalleman sprak op het congres ‘Geloof jij het?’ (2013)

Op 31 augustus 2013 sprak dr. Pieter Lalleman in Assen voor de congressenserie ‘Geloof jij het?‘ (2013). De titel van zijn lezing was ‘De Dode Zeerollen‘. Met dank aan Geloofstoerusting is deze video opgenomen en kunnen wij die hieronder delen.