Home » Archeologie
Categorie archieven: Archeologie
‘What’s New in the World of Biblical Archaeology?’ – Lezing dr. Douglas Petrovich bij ICC
In de zomer van 2023 vond de negende International Conference on Creationism plaatst. Op deze website is daarover veelvuldig bericht. Naast presentaties van papers, posters en abstracts waren er ook zogenoemde ‘evening sessions’. In deze ‘evening sessions’ werd de huidige stand van zaken binnen een vakgebied (vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof) besproken. Hoewel vooral gericht op (en soms niet breder kijkend) dan het Amerikaanse continent, zijn deze lezingen ook zinvol voor Europees-creationaire wetenschappers. Is Genesis History, bekend van de twee documentaires, heeft deze lezingen opgenomen en zijn voornemens om deze dit jaar ook online te publiceren. Op maandagavond 17 juli 2023 hield archeoloog dr. Douglas Petrovich een lezing over (bijbelse) archeologie. Hieronder is deze lezing terug te kijken, met dank aan Is Genesis History.
Noot van de redactie: In deze lezing wordt werk van dr. Peter G. van der Veen aangehaald. Van der Veen is afkomstig uit Nederland en heeft hier verschillende lezingen gegeven over ‘Bijbel & Archeologie’. Eén van die lezingen ging bijvoorbeeld over Jericho (zie hier). Daarnaast publiceerde hij onlangs in het interdisciplinaire tijdschrift ‘Radix’ over de moeizame zoektocht naar Israëls verleden (zie hier).
Archeologische vondst werpt licht op religieuze rituelen uit tijd koning Hizkia
In de Stad van David, aan de oostelijke helling, is een unieke ruimte ontdekt die teruggaat tot de Eerste Tempelperiode. Israel Antiquities Authority (IAA) onthulde dat de vondst, bestaande uit acht uitgehouwen kamers, gebruikt werd voor religieuze rituelen. Dit meldt All Israel News.1
De Stad van David is de aanduiding van een archeologisch gebied in Jeruzalem. Deze ligt naast de zuidoostelijke hoek van de muren van de Oude Stad van Jeruzalem, in de Palestijnse wijk Silwan die tot Oost-Jeruzalem behoort. De gevonden structuren op deze locatie behoorden volgens de opgravers tot het Bijbelse paleis van koning David, maar deze identificatie is omstreden. De locatie omvat ook de Siloamvijver en de watertunnel die werd gebouwd door koning Hizkia.
De ontdekte ruimte bevat diverse elementen die wijzen op rituele praktijken. Zo werd er een staande steen (matzeva) aangetroffen, samen met een olijfpers en een wijnpers, die olie en wijn produceerden voor rituelen. Verder werd een installatie met een afvoerkanaal ontdekt, mogelijk gebruikt als altaar, evenals meerdere v-vormige markeringen in de vloer waarvan het doel nog niet duidelijk is.
Aan de rand van de ruimte vonden archeologen een kleine grot met objecten uit de achtste eeuw voor Christus, zoals kookpotten, kruiken met fragmenten van oude Hebreeuwse inscripties, weefgewichten, scarabeeën, gestempelde zegels met decoratieve motieven en maalstenen.
Religieuze hervormingen onder koning Hizkia
Eli Shukron, die de opgravingen leidde, vermoedt dat de ruimte buiten gebruik raakte tijdens de religieuze hervormingen van koning Hizkia. “Volgens de Bijbel wilde Hizkia de eredienst centraliseren in de Tempel van Jeruzalem en rituele plaatsen elders afschaffen”, aldus Shukron. Hij citeert het Bijbelboek 2 Koningen, waar staat dat Hizkia de “hoogten verwijderde en de altaren neerhaalde” om de eredienst te richten op de tempel die door Salomo was gebouwd.
Shukron legt uit dat de ruimte gedateerd werd op de achtste eeuw voor Christus, ongeveer de tijd van koning Hizkia. “Het gebied was afgesloten, wat erop wijst dat deze niet langer werd gebruikt. De staande steen en andere elementen bleven intact in hun oorspronkelijke staat”, aldus Shukron.
Unieke archeologische waarde
Deze archeologische ontdekking is uniek. De acht kamers beslaan een oppervlakte van ongeveer 220 vierkante meter. Volgens Ze’ev Orenstein, directeur interne zaken bij de Stad van David, “onderstreept deze vondst opnieuw de 3.000 jaar oude band van het Joodse volk met Jeruzalem – op religieus en historisch terrein.”
Bijbelse betekenis voor christenen
De Bijbel beschrijft koning Hizkia als een rechtvaardige koning die God diende. In 2 Koningen 18:4-5 wordt zijn toewijding geprezen: “Hij vertrouwde op de HEER, de God van Israël, zodat er niemand zoals hij was onder alle koningen van Juda.” De vondst biedt christenen niet alleen een blik op de Bijbelse geschiedenis, maar versterkt ook het begrip van de context waarin Bijbelse figuren zoals Hizkia hun geloof beleefden.
Orenstein benadrukt de relevantie van deze ontdekking voor de huidige tijd: “De Bijbelse erfenis van Jeruzalem blijft zichtbaar in de Stad van David. De betekenis ervan groeit, niet alleen voor miljoenen, maar voor miljarden mensen wereldwijd.”
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.Voetnoten
Was koning David slechts een ‘nomadische sjeik’? – Archeologische kennis van koning David
Vraag
Beste dr. Paul. In de New Yorker stond recent een uitgebreid artikel over het koninkrijk van koning David. Verschillende archeologen geven hierin hun visie, waarbij de een zegt dat David slechts een nomadische sjeik was, terwijl de archeoloog die ‘pro-David’ is, denkt dat hij alleen over Hebron, Jeruzalem en mogelijk nog enkele stadjes regeerde. Is er archeologisch gezien meer bekend over koning David dan de Aramese inscriptie waarin het “Huis van David” wordt genoemd? En in hoeverre botst de archeologische kennis met het bijbelse verhaal van koning David?2
Antwoord

Beste vragensteller,
Het artikel in de New Yorker geeft een uitgebreid overzicht en laat zien hoeveel verschil van mening er is bij vooraanstaande archeologen in Israël. Die verschillen hebben voor een groot deel te maken met het kader waarin archeologie bedreven wordt. Volgens Finkelstein is de bijbelse beschrijving van de periode van David en Salomo vooral fictie. In dat geval moet de archeologie aantonen wat er historisch waar is. Er zijn echter maar weinig teksten uit de tiende eeuw voor Christus gevonden. Dat heeft te maken met het vergaan van schrijfmateriaal en van de onmogelijkheid op bepaalde plaatsen, zoals de tempelberg, opgravingen te doen. Ook is door latere bebouwing veel verloren gegaan. Andere archeologen zijn veel meer bereid om de bijbelse beschrijving te accepteren, al dreigt daar weer het gevaar dat zij te snel verbindingen leggen. Finkelstein accepteert veel Schriftkritische theorieën en meent dat de eerste Bijbelboeken pas rond de tijd van koning Josia zijn ontstaan. Hij is het dan ook grondig oneens met de archeologe Eilat Mazar die meent het paleis van David gevonden te hebben, waarbij zij zich beroept op de beschrijving in het boek Samuël.
Wat er tot nu toe gevonden is botst niet met de bijbelse beschrijving van het koninkrijk van David en Salomo, maar het probleem is dat er weinig vondsten zijn en dat die uiteenlopend geïnterpreteerd worden. Gebrek aan gegevens is echter geen bewijs dat iets niet waar geweest is. Er kan nog veel in de grond verborgen liggen en nieuwe opgravingen kunnen meer helderheid verschaffen. Toch blijven de interpretatiekaders van groot belang. Zelfs bij teksten die gevonden worden rijst er vaak discussie over de echtheid ervan.
In de Studiebijbel Oude Testament staat een uitvoerig artikel “De historiciteit van het koninkrijk van David en Salomo” (deel 4, excurs 2). Hier volsta ik met het vermelden van enige extra argumenten ten gunste van een historisch koninkrijk van David en Salomo.
a. In het krantenartikel wordt slechts één inscriptie genoemd, de Tel Dan-stèle, uit de negende eeuw, met de vermelding “huis van David.” Daarnaast is er de stèle van de Moabitische koning Mesa, uit dezelfde tijd; daarin wordt ook David genoemd. De Egyptoloog Kenneth Kitchen meent dat het overwinningsverslag van farao Shoshenk/Sisak (uit ong. 925) een verwijzing bevat naar de hoogten van David. Deze twee of drie inscripties wijzen op een belangrijke stichter van een koningshuis.
b. In Egypte tonen de Amarnabrieven aan dat Jeruzalem in de 14e eeuw een belangrijke stad was. Het was in feite de belangrijkste stadstaat in de zuidelijke heuvelregio en had eigen schrijvers in dienst. Het ligt voor de hand dat Jeruzalem die status gehouden heeft en niet een kleine nederzetting was in de tijd van David. Het is aannemelijk dat een groot deel van de watersystemen in Jeruzalem al afkomstig is uit de tijd van de Jebusieten. Die hebben verdedigingstorens gebouwd bij de bron Gihon en dat wijst op een ommuurde stad.
c. De archeoloog Yadin zag de overeenkomstige stadspoorten in Megiddo, Hazor en Gezer (poorten met zes kamers). De Bijbel zegt dat koning Salomo deze steden versterkte (1 Kon. 9:15) en Yadin trok de conclusie dat deze poorten uit de tijd van Salomo zijn. Er moet een sterke centrale regering zijn geweest om dit te bewerken. Finkelstein acht dit bijbelvers onbetrouwbaar en suggereert dat de poort te Megiddo (waar hij later zelf opgravingen deed) gebouwd is door Omri of een van zijn opvolgers.
d. Gesteld dat er diverse bewerkingen zijn geweest van de bijbelse verhalen, dan nog is het waarschijnlijk dat er authentiek materiaal opgenomen is, met name betreft dat de gegevens die geen ideologisch doel hebben. Het is onbegrijpelijk waarom iemand later allerlei lijsten verzonnen zou hebben, zoals de opsomming van Davids vrouwen en kinderen (2 Sam. 3:2-5; 5:14-16); zijn beambten (2 Sam. 8:16-18; 20:23-26) en officieren (2 Sam. 23:8-39), Salomo’s hoge beambten (1 Kon. 4:2-6), de twaalf opzieners en hun districten (1 Kon. 4:9-19) en details van bouwactiviteiten in Jeruzalem en elders (1 Kon. 9:15,17-18).
e. Het bijbelse beeld over Israël in de tijd van Saul, David en Salomo past goed in de betreffende periode. Nadat lange tijd de Egyptenaren en Hethieten de Levant (het westelijke Midden-Oosten) gedomineerd hebben, zijn er in de periode 1200-900 voor Christus minirijken geweest. Daarna kwamen er opnieuw grote rijken, zoals Assyrië en Babel. In de genoemde periode waren er vier ministaten. De eerste is Tabal in Klein-Azië, de tweede Karkemis bij de Eufraat, de derde Aram-Soba en de vierde Israël in de tijd van David en Salomo.
f. Finkelstein en anderen menen dat de strijd van David met Edom, genoemd in 2 Sam. 8:13-14 en 1 Kon. 11:14-16, sterk overdreven is, omdat Edom in die tijd een eenvoudige samenleving met veehouders zou zijn. Recente opgravingen in het laagland van Edom, ongeveer 50 km ten zuiden van de Dode Zee, geven een ander beeld. In de tijd van David en Salomo was Edom een complexe samenleving met de mogelijkheid grote gebouwen te maken en ook in bezit van sterke verdedigingswerken en een uitgebreide koperindustrie.
Onze conclusie kan zijn er dat vanuit de archeologie toch nog wel iets meer ten gunste van een groot historisch koninkrijk van David en Salomo gezegd kan worden dan in de New Yorker gebeurt. Toch is de belangrijkste bron van informatie de Bijbel en de fundamentele keuze is of we die accepteren of niet.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
Hoe moeten wij met de bronnentheorie omgaan?
Vraag
Geachte prof. M. J. Paul. Ik verdiep mij graag in de achtergronden van de oudtestamentische geschriften. Daarom heb ik onlangs de boeken “Who Wrote the Bible” en “The Bible with Sources Revealed” van prof. R. E. Friedman gekocht en gelezen. In deze boeken zet hij de “documentary hypothesis”, ook wel de JEDP-theorie, uiteen. Ik neem aan dat u als oudtestamenticus bekend bent met deze theorie. Persoonlijk vind ik het een goed geschreven boek waarin hij de theorie met sterke argumenten onderbouwt. Tevens zie ik tegenstrijdigheden met de manier waarop wij als (reformatorische) christenen ons geloof in God en Zijn Woord, de Bijbel, belijden. Wat zijn uw gedachten over deze theorie? Vindt u haar aannemelijk of moeten we haar verwerpen? Wat zijn uw argumenten daarvoor? En hoe zouden wij moeten omgaan met deze theorie?
Antwoord
Beste vraagsteller,
Richard Elliot Friedman (geboren in 1946) publiceerde het eerste boek in 1987 en het tweede in 2003. Hij is een aanhanger van de Bronnentheorie, die toegepast wordt op de boeken Genesis-Deuteronomium. Deze theorie is opgekomen in de negentiende eeuw en heeft een klassieke vorm gekregen in het werk van Julius Wellhausen. De afkortingen JEDP staan voor: Jahwist en Elohist (geschreven in de vroege koningentijd, negende of achtste eeuw v. Chr.), Deuteronomist (het grootste deel van Deuteronomium, geschreven in de tijd van koning Josia, rond 622 v.Chr.) en de Priestercodex (o.a. Leviticus, geschreven in de tijd van de Babylonische ballingschap). Friedman accepteert de datering van de eerste drie bronnen, maar wil de Priestercodex vroeger dateren, in de tijd van koning Hizkia (rond 700 v. Chr.). Zijn volgorde is daarom: JEPD. Evenals Wellhausen meent hij dat de uiteindelijke redactie van de eerste vijf Bijbelboeken in de tijd van Ezra was, rond 450 v. Chr.
De aanhang van de Bronnentheorie onder Bijbelwetenschappers is vanwege allerlei kritiek de laatste tientallen jaren sterk afgenomen, maar blijkbaar verdedigt Friedman haar nog. Ik heb in 1986 met collega H.J. Koorevaar de belangrijkste vijf argumenten voor de bronnentheorie besproken en de gesignaleerde verschijnselen van een andere oplossing voorzien. Dit is gebeurd in A. G. Knevel, J. Broekhuis en M. J. Paul (red.), “Verkenningen in Genesis” (Kampen, 1986). Twee jaar later heb ik in mijn proefschrift de datering van Deuteronomium in de tijd van koning Josia bestreden. Zie “Het Archimedisch punt van de Pentateuchkritiek” (Zoetermeer, 1988). In “Bijbelcommentaar Genesis-Exodus”, Studiebijbel Oude Testament deel 1 (Veenendaal, 2004; bijgewerkte digitale editie 2015, www.studiebijbel.nl) heb ik opnieuw de argumenten voor de bronnentheorie gewogen en te licht bevonden.
De genoemde theorie gaat uit van de grote invloed van latere schrijvers die allerlei oude verhalen hebben bewerkt, waardoor de verhalen in Genesis – Deuteronomium meer over de bewerkers zeggen dan over wat er vroeger gebeurd is. Het is dan zelfs onzeker of Mozes ooit bestaan heeft. De veronderstelling is dat deze auteurs de vrijheid hadden de godsdienstige teksten en overleveringen te bewerken, wat naar mijn overtuiging niet mogelijk was. Ook zijn allerlei teksten, zoals Deuteronomium, ‘vroom bedrog’, wat geheel in strijd is met het zelfgetuigenis van de Bijbel.
Het is opmerkelijk dat de theorie in de negentiende eeuw is opgekomen, toen er nog maar weinig archeologisch materiaal beschikbaar was. Nu er meer talen en teksten uit de oudheid bekend zijn (Ebla, Emar, Ugarit) blijkt dat veel argumenten voor de Bronnentheorie eerder opvattingen zijn van Westerse geleerden dan Oosterse praktijken. Een veel beter boek dan de genoemde twee publicaties van Friedman is Kenneth A. Kitchen, “On the Reliability of the Old Testament” (Grand Rapids, 2003). Met grote kennis van zaken laat hij zien dat de Bronnentheorie onhoudbaar is. Hij doet dit grotendeels vanuit de archeologie.
In zijn algemeenheid: de Bronnentheorie is op veel punten in strijd met de geloofstraditie van de christelijke kerk.
Dr. Paul heeft in zijn boek ‘Oorspronkelijk’ (2017, Labarum) meer geschreven over het klassieke scheppingsgeloof en de historiciteit van Genesis.
Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.
Archeologen identificeren 1750 jaar oud amulet met teksten over Jezus
Archeologen hebben in Duitsland een christelijk artefact geïdentificeerd dat al in 2018 werd opgegraven. Dat meldt Christian Today. Het gaat om een 1.750 jaar oud amulet met een zilveren rolletje die teksten over Jezus bevat. Het amulet wordt erkend als het oudste fysieke bewijs van christendom dat vooralsnog in Noord-Europa gevonden is.3
Het artefact werd al in 2018 tijdens opgravingen van een Romeins graf in de Duitse stad Frankfurt gevonden. Archeologen dateerden het amulet tussen 230 en 270 na Christus. Het amulet bevatte een klein zilveren rolletje waarop verschillende teksten geschreven stonden.
Na mislukte pogingen om het rolletje handmatig open te vouwen, werd een geavanceerde 3D-röntgentechniek gebruikt. Hiermee konden experts het rolletje digitaal ‘uitrollen’. Wat tevoorschijn kwam, waren achttien regels Latijnse tekst, die na maanden van analyse door taalkundigen werden ontcijferd.
De tekst bevat zinnen die Jezus Christus prijzen, waaronder: “Heilig! Heilig! Heilig! In de naam van Jezus Christus, Zoon van God; bescherm de man die zich overgeeft aan de wil van de Heer Jezus Christus, Zoon van God, want voor Jezus Christus buigt elke knie.”
Volgens archeologen behoorde het amulet waarschijnlijk toe aan een christelijke man die het als een beschermend talisman om zijn nek droeg, vergelijkbaar met een Joods tefillin. In die tijd was het openlijk belijden van het christelijke geloof gevaarlijk in het Romeinse Rijk, wat doet vermoeden dat de man zijn geloof mogelijk in het geheim uitoefende.
Het amulet biedt een unieke blik op het leven van vroege christenen in het noorden van Europa. Tot nu toe werd aangenomen dat het christendom pas rond 300 na Christus fysiek aantoonbaar aanwezig was in deze regio. “Deze ontdekking laat zien hoe toegewijd deze vroege gelovigen waren en welke risico’s ze namen om hun geloof te belijden”, aldus experts.
De vondst roept nieuwe vragen op over de verspreiding van het christendom naar Noord-Europa in zijn vroege jaren. Hoe kwam deze man in contact met het christelijke geloof? En was hij onderdeel van een geheime gemeenschap of een eenling?
De stad Frankfurt deelde foto’s van het amulet, het zilveren rolletje en de ontcijferde tekst. De vondst wordt gezien als een belangrijk puzzelstuk in het begrijpen van de opkomst van het christendom in Europa.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Archeologen ontcijferen Babylonisch tablet die mogelijk wijst op locatie ark van Noach
Archeologen ontcijferden een oude Babylonische kleitablet die volgens hen mogelijk aanwijzingen geeft over de locatie van de ark van Noach. De 3.000 jaar oude tablet wordt beschouwd als de oudste kaart van de wereld. Dat meldt CBN News.4
Dr. Irving Finkel, curator bij het British Museum en expert in spijkerschrift, legt uit dat deze vondst unieke informatie bevat over de wereld zoals de Babyloniërs die in de zesde eeuw voor Christus kenden. “Dit is de oudste kaart ter wereld”, zegt Finkel. Het artefact toont Mesopotamië (het huidige Irak) omringd door een ‘Bittere Rivier’, een dubbele waterkring die de grenzen van de wereld van de Babyloniërs symboliseerde.
Na maanden van intensief onderzoek geloven wetenschappers dat de inscripties op de tablet verwijzen naar de ark van Noach. “Er staan aanwijzingen op de kaart die reizigers vertellen welke route over het water te nemen en welke kenmerken ze onderweg kunnen tegenkomen”, legt Finkel uit. Een specifieke term, ‘parsiktu’, wordt gebruikt om de grootte van een vaartuig aan te duiden dat groot genoeg zou zijn om een overstroming te overleven. Dit doet sterk denken aan de afmetingen van de ark van Noach.
De tablet verwijst ook naar een plaats genaamd ‘Urartu’, wat bekend staat als ‘Ararat’ in het Hebreeuws. Dit gebied is volgens de Babylonische kaart een bestemming die reizigers zouden kunnen bereiken na een tocht van ‘seven leagues’ (een oude afstandsmaat). In de Bijbel komt de ark van Noach na de zondvloed op de bergen van Ararat terecht. Finkel benadrukt dat deze gelijkenis een interessante en gewichtige overeenkomst biedt tussen de Babylonische en Bijbelse verhalen.
Het Babylonische verhaal vertoont opvallende overeenkomsten met de zondvloed uit de Bijbel. Volgens deze versie geeft een god de opdracht om een vaartuig te bouwen en het te vullen met dieren, waarna de Babylonische Noach veilig strandt op een bergtop in het huidige Turkije. “Het interessante is dat het Babylonische verhaal, net als het verhaal uit de Bijbel, duidelijke instructies geef”, aldus Finkel.
Hoewel de ontdekkingen wijzen op Ararat als mogelijke locatie voor de ark, is niet iedereen overtuigd. Dr. Andrew Snelling, een geoloog van de Universiteit van Sydney, stelt dat de berg Ararat pas na de zondvloed is ontstaan, wat zou betekenen dat de ark daar niet terecht kon komen. De discussie over de locatie blijft daarmee open.
Noot van de redactie: Zie ook deze video van dr. Finkel (in het Engels). Met dank aan dr. Koert van Bekkum die hiernaar verwees in een bericht op ‘X’.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.
Archeologie werpt licht op tijd van Jezus
In Galilea werd vorige week een spectaculaire vondst gedaan. Synagogen uit de tijd van Jezus waren al wel blootgelegd in verschillende stadjes in Galilea. Voor het eerst is nu een synagoge ontdekt in een klein dorp uit die tijd, midden op het platteland. In Mattheüs 9:35 staat dat Jezus rondtrok in Galilea in alle steden en dorpen en dat Hij daar leerde in hun synagogen. De archeologische vondst bevestigt anno 2016 wat daar geschreven staat.
Direct verscheen een bericht dat de gevonden ruïne aantoont dat het verhaal van Jezus waar is.5 Dat is te kort door de bocht. Maar een vondst als deze is voor het lezen van het Nieuwe Testament wel relevant. Hoe meer bekend wordt uit de leefwereld van Jezus, hoe levendiger het beeld wordt dat wij te zien krijgen, als we de evangeliën lezen. De Amerikaanse hoogleraar Jodi Magness schreef een boek over het dagelijks leven uit die tijd met de suggestieve titel: ”Stone and Dung, Oil and Spit” (”Steen en drek, olie en spuug”). Gods Zoon kwam in het gewone aardse leven, liep door de dorpen zoals ze er toen uitzagen en deelde ons concrete alledaagse bestaan. Het geloof hangt niet af van de manier waarop we dit voor ons kunnen zien. Maar archeologische vondsten kunnen wel kleur en reliëf geven aan het beeld dat wij van Hem krijgen.
Tot op vandaag worden nieuwe ontdekkingen gedaan, die ons helpen de Bijbel beter te begrijpen. Met name in de zomerperiode vinden op tal van archeologische sites opgravingen plaats. Studenten van universiteiten uit de hele wereld helpen daaraan mee. Archeologen kunnen tijdens de academische vakanties gebruik maken van goedkope en geïnteresseerde arbeidskrachten. En het loont soms de moeite. De synagoge die zojuist werd blootgelegd in Tel Rechesh, 17 kilometer ten oosten van Nazareth, lag nota bene slechts 10 centimeter onder de oppervlakte. Er is nog een wereld te ontdekken.
Uiteraard vragen zulke ontdekkingen de nodige interpretatie. In het artikel over de vondst stelt dr. Mordechai Aviam, die de expeditie leidt, dat synagogen in de tijd dat de tempel er nog was, niet gebruikt werden om te bidden.6 Om die reden zou deze synagoge niet gericht zijn naar Jeruzalem. Er werd uit Bijbelrollen gelezen en de Schriften werden uitgelegd. Maar de eigenlijke eredienst vond plaats in de tempel.
Over de verhouding tussen wat er in de synagoge gebeurde en de tempeldienst in Jeruzalem denken wetenschappers nog steeds heel verschillend. Sommigen hebben de stelling verdedigd dat er in het geheel geen synagogen bestonden in de tijd dat de tempel nog niet verwoest was (bv. H. C. Kee). Nu is inmiddels wel aangetoond dat ze er waren. Maar wat er precies gebeurde blijft moeilijker vast te stellen. Zeer interessant is een grote steen die midden in de synagoge van Migdal, het Bijbelse Magdala, werd aangetroffen.7 De steen is vol symboliek uit de tempel. Wellicht gebruikt om een boekrol op te leggen, verwees de steen dan tijdens de Bijbellezing direct naar het heilige der Heiligen, het hart van de eredienst in Jeruzalem. Zo’n directe liturgische verbinding veronderstelt dat men wel degelijk in de synagoge kwam voor een echte eredienst, ook toen de tempel er nog was.
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen van de website van het Reformatorisch Dagblad. Het originele artikel is hier te vinden.
Voetnoten
COLUMN: Israël onder de loep
Hoe zag Jeruzalem eruit in voorgaande eeuwen? De stad kent een rijk verleden. Door middel van archeologisch onderzoek is veel naar boven gekomen dat goed aansluit bij de Bijbelse geschiedenis. In de tentoonstelling Israël onder de loep, in het Israëlcentrum te Nijkerk, wordt het rijke verleden van de stad zichtbaar.
In de Bijbel lezen we dat Jeruzalem millennia lang bewoond is (geweest). Een van de vroegste Schrifverwijzingen naar de stad is wanneer Melchizedek, koning van Salem, brood en wij brengt bij Abraham na de veldtocht tegen onder andere Kedor-Laómer. Toen eeuwen later koning David de burcht Jebus veroverde, kwam de stad in het bezit van het volk Israël. Niet zo lang daarna werd door koning Salomo de tempel gebouwd. Het is een belangrijke stad voor de drie Abrahamitische religies (Jodendom, Christendom en Islam). Dit jaar heeft de genoemde tentoonstelling in het Israëlcentrum veel aandacht voor de geschiedenis van Jeruzalem. De makers willen met de tentoonstelling laten zien dat de archeologische en historische gegevens van deze stad goed aansluiten bij de Bijbelse geschiedenis. In deze column drie voorbeelden van vondsten uit de tentoonstelling, er is véél meer te noemen.
Ten eerste is er een koninklijke zegelafdruk van Hizkia gevonden. Deze in 2009 gevonden zegelafdruk werd gebruikt om officiële documenten mee te verzegelen. Ten tweede is de zegelafdruk van de koninklijke hoveling, Nathan-Melech, van Josia gevonden. Hij wordt genoemd in 2 Koningen 23:11. Ten derde de Gezerkalender. Een landbouwkalender uit het jaar 925 voor Christus met daarom een vroege weergave van het Oud Hebreeuwse schrift. Op de kalender worden de tijden van verschillende oogsten genoemd.
De Bijbel is geen archeologisch handboek of lesboek geschiedenis, maar een geestelijk boek. Dat neemt niet weg dat de Bijbel ook dáár waar het spreekt over historische zaken geïnspireerd is door de Heilige Geest. De Heilige Geest is zéér betrouwbaar als Hij spreekt over historische zaken. We dienen vooreerst het Woord zorgvuldig te onderzoeken, al onderzoekende vragend naar de zin en mening van de Geest. Het is dan niet verbazend dat archeologische vondsten in en rond Jeruzalem aansluiten bij de Bijbelse geschiedenis. Maar bij buiten-Bijbelse tegenspraak dienen we eerder te twijfelen aan onze interpretatie van de vondsten, dan aan het Woord van God. Historiciteit is niet slechts bijzaak, het doet ertoe en heeft alles te maken met betrouwbaarheid. Zoals de Heilige Geest, bij monde van de apostel Petrus, schrijft: “Want wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit” (1 Petrus 1:16, SV). Geen onnavolgbare verhaaltjes, maar in de tijd echt zó gebeurd. Niet omdat er archeologische vondsten zijn, maar omdat God het Zelf zegt. Dat geeft grond onder de voeten!
Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2024, Israël onder de loep, Om Sions Wil 2024 (20): 21. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.
COLUMN 1: Het hart.
COLUMN 2: De getijgerde lijmspuiter.
COLUMN 3: Het vogelbekdier.
COLUMN 4: Israël onder de loep.
COLUMN 5: Memento mori.
Wetenschap wordt helaas gestuurd door vooroordelen
Het is volgens Gerard Peppink een utopie te denken dat het in de wetenschap nog zou gaan om een waardevrij, objectief debat.
De Nijmeegse filosoof Frank Hartmann bestrijdt terecht de misvatting dat wetenschap en geloof niet zouden samengaan (ND, 6 september). De empirisch-materialistische vooronderstelling van de seculiere wetenschap leidt echter niet slechts tot een misvatting, maar tot een bedenkelijke, dogmatische boycot van serieuze wetenschappers met andere vooronderstellingen. Hun artikelen worden geweigerd in internationale vaktijdschriften. Peer reviews (een methode om de kwaliteit en objectiviteit van wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk werk, gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift, te verbeteren, verifiëren of controleren) zijn hierdoor niet mogelijk. Uitgevers worden onder druk gezet. Er wordt gedreigd met ontslag. Financiering wordt stopgezet, vergunningen voor veldonderzoek worden ingetrokken.
Uitgaan van bijbelse chronologie
Zo heeft archeoloog en epigraaf Douglas Petrovich moeten ervaren dat zijn artikelen door vakbladen werden geweigerd, omdat hij uitgaat van de bijbelse chronologie. Hierdoor liep hij ook peer reviews mis. Toen hij vervolgens zijn onderzoeksresultaten in boekvorm liet uitkomen, werd hem verweten dat hij deze niet eerst gepubliceerd had in vakbladen met de mogelijkheid van peer reviews. Zie zijn Origins of the Hebrews uit 2021. Toen Amerikaanse uitgevers een eerder boek van hem (The World’s Oldest Alphabet) hadden geweigerd, moest hij uitwijken naar uitgeverij Carta in Jeruzalem.
De Universiteit van Bazel dreigde moleculair bioloog Peter Borger met ontslag omdat hij enkele artikelen had geschreven voor een creationistisch blad. In het Reformatorisch Dagblad beklaagde hij zich daar eind 2021 over: ‘Een wetenschapper wordt pas serieus genomen als hij de evolutietheorie aanvaardt. En als je er niet in gelooft, en je zegt dit hardop, dan gaat vaak ook de geldkraan dicht. Dan stopt daar je wetenschappelijke carrière. Dat heb ik bij meerdere mensen zien gebeuren.’
Geoloog Andrew Snelling heeft jarenlang moeten procederen om een verlenging te krijgen van zijn vergunning voor onderzoek in de Grand Canyon. Deze was hem aanvankelijk geweigerd omdat hij creationist is. Het is een utopie te veronderstellen dat het in de wetenschap nog zou gaan om een waardevrij, objectief debat. De empirisch-materialistische wetenschap wordt tegenwoordig helaas gestuurd door vooroordeel, geld, eer en macht.
Noot van de redactie: In 2017 werd, over deze laatste kwestie, een persbericht verstuurd namens ‘Logos Instituut’ (zie hier). Later, na voorbereidingen om te komen tot een rechtszaak door ‘Alliance Defending Freedom’ (ADF), bleek dat dr. Snelling alsnog onderzoek mocht doen (zie hier). Dit onderzoek leidde tot een aantal omvangrijke papers in ‘Answers Research Journal’ (ARJ).
Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Peppink, G., 2024, Wetenschap wordt helaas gestuurd door vooroordelen, Nederlands Dagblad 80 (21.787): 16 (artikel).
Zeldzaam zegel uit Eerste Tempelperiode ontdekt in Jeruzalem
Bij archeologische opgravingen in Jeruzalem is een uniek zegel uit de Eerste Tempelperiode ontdekt. Dat meldt All Israel News. Het zegel, voorzien van een gevleugeld figuur en een inscriptie in paleo-Hebreeuws, werd gevonden bij de zuidelijke muur van de Tempelberg. Dit maakt het tot een bijzondere vondst die nieuwe inzichten biedt in de cultuur en administratie van het oude koninkrijk Juda.8
Het zegel, dat ongeveer 2.700 jaar oud moet zijn, wordt door archeologen als een van de mooiste vondsten ooit gezien. Het zegel werd waarschijnlijk gebruikt door een hoge functionaris van het koninkrijk Juda om documenten te ondertekenen.
De opgravingen werden uitgevoerd door de Israel Antiquities Authority (IAA) in samenwerking met de City of David Foundation. Dr. Filip Vukosavović, een archeoloog en assyrioloog van de IAA, analyseerde het zegel en noemde de vondst “uitzonderlijk zeldzaam en ongewoon.”
Het zegel is gemaakt van zwart steen en gegraveerd met een spiegelbeeld. Het diende zowel als beschermend amulet als instrument voor het officieel markeren van documenten. Het toont een centraal gevleugeld figuur, mogelijk een monarch, die gekleed is in een gestreepte mantel. Naast het figuur staat in paleo-Hebreeuws: “LeYehoʼezer ben Hoshʼayahu”, wat betekent: “Behoort toe aan Yehoʼezer, zoon van Hoshʼayahu.”
Volgens de onderzoekers werd het zegel aanvankelijk gedragen als een beschermend amulet door Hoshʼayahu, een belangrijk figuur binnen de regering van Juda. Na zijn dood zou zijn zoon Yehoʼezer het zegel hebben geërfd en de namen van zichzelf en zijn vader erop hebben geschreven.
Dr. Yuval Baruch, directeur van de opgraving en adjunct-directeur Archeologie van de IAA, benadrukte dat de vondst getuigt van geletterdheid in die tijd. “Dit is een bewijs van het vermogen tot lezen en schrijven dat in deze periode bestond. We weten van veel geschreven zegelafdrukken in paleo-Hebreeuwse schrift uit de omgeving van de Stad van David (een archeologische gebied in Jeruzalem, red.) en het koninkrijk Juda.”
Het zegel toont ook de invloed van de Assyrische cultuur in Jeruzalem. Volgens Baruch is de stijl van het gevleugelde figuur duidelijk Neo-Assyrisch, wat uniek is voor de kunst van de late Eerste Tempelperiode. “De invloed van het Assyrische rijk, dat de hele regio veroverde, is duidelijk zichtbaar.”
Israëlisch minister van Erfgoed, rabbi Amichai Eliyahu, sprak zijn enthousiasme uit over de vondst: “Deze spectaculaire en unieke ontdekking opent voor ons een nieuw venster op de dagen van het koninkrijk Juda tijdens de Eerste Tempelperiode en getuigt van de internationale connecties van die tijd.”
De vondst zal verder worden toegelicht tijdens de 25e jaarlijkse archeologische ‘City of David Research Conference’ die op woensdag 4 september plaatsvindt.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.