Home » Archeologie

Categorie archieven: Archeologie

Nieuwe vondst ondersteunt Bijbelse beschrijving van Slag om Megiddo

Archeologen hebben nieuwe aanwijzingen gevonden die de Bijbelse beschrijving van de Slag bij Megiddo ondersteunen. Dat meldt Christian Today.1 Deze slag tegen de Egyptenaren leidde tot de dood van koning Josia, een godvrezende koning die zowel in het Oude als het Nieuwe Testament genoemd wordt.

Volgens de Bijbel trok koning Josia ten strijde tegen farao Necho van Egypte. In 2 Koningen 23 staat dat Josia ‘met heel zijn hart, heel zijn ziel en al zijn kracht’ de Heer diende, en dat er geen koning was zoals hij. Ook staat er geschreven dat Josia het volk opriep om het Pascha te vieren zoals dat in geen generaties meer was gebeurd. ‘Zeker, een dergelijk Pascha is niet gehouden vanaf de dagen van de rechters’, staat er in 2 Koningen 23 vers 22.

Opgravingen bevestigen dat Egyptenaren rond het jaar 609 voor Christus daadwerkelijk in het gebied aanwezig waren. Onderzoekers vonden aardewerk dat typerend is voor Egypte. Prof. Israel Finkelstein, archeoloog aan de Universiteit van Haifa en de Universiteit van Tel Aviv, legt uit: “Naast Egyptisch aardewerk vonden we ook Grieks aardewerk. Dat past bij het feit dat Egypte in die tijd Griekse huursoldaten inhuurde.”

Het is niet de eerste keer dat archeologie en Bijbelverhalen elkaar raken, maar deze vondst geeft extra gewicht aan het historische karakter van een van de bekendste veldslagen uit het Oude Testament.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Bewijsvoering voor een Toengoeska-achtige explosie bij Sodom veel te mager, wetenschappelijke paper ongeldig verklaard

In 2021 werd er een paper gepubliceerd in Scientific Reports van het toonaangevende tijdschrift Nature. De onderzoekers meenden dat de explosie van een hemellichaam vlak boven de aarde (zoals bij Toengoeska in Siberië gebeurde) de steden Sodom en Gomorra heeft vernietigd. De explosie bij Toengoeska legde in 1908 zo’n 2.000 vierkante kilometer bos plat en de schok was op meer dan 200 kilometer afstand te voelen. Zo zouden de steden Sodom, Gomorra, Adama en Zeboïm ook zijn verwoest. Tenminste, volgens de onderzoekers. Na publicatie van het wetenschappelijke artikel ondervonden zij veel weerstand tegen dit idee en meer nog tegen de paper. Tot teleurstelling van de onderzoekers is de paper deze week officieel ‘retracted’ (teruggetrokken en door Scientific Reports ongeldig verklaard).2

De gedachte dat Tall el-Hammam Sodom zou zijn is al veel ouder dan de paper. Dr. Steven Collins schreef hier bijvoorbeeld over in zijn boek ‘Discovering the City of Sodom’ (2016). Sindsdien komen we deze gedachte vaker tegen. Bijbelgetrouwe oudtestamentici, historici en archeologen, zoals dr. Mart-Jan Paul, dr. Jan Pieter van der Giessen en dr. Peter van der Veen, zijn kritisch op deze gedachte. De steden zouden, volgens hen, veel zuidelijker hebben gelegen en, bovendien, wordt de verwoesting van de genoemde steden in een andere tijd dan Collins geplaatst.3 Nu dus ook tegengestelde gedachten uit onverwachte, naturalistische, hoek.

Het is bijzonder dat een naturalistische paper verwijst naar een Bijbelse gebeurtenis. In die zin is het mooi dat de onderzoekers dit oorspronkelijk gepubliceerd hebben gekregen in Scientific Reports.4 Verstandig is dan om voorzichtig en gedegen te werk te gaan. Wilde speculatie gooit, als het goed is, geen hoge ogen in een dergelijk tijdschrift. Het wetenschappelijke artikel ondervond daarom ook veel kritiek. Twee herschrijvingen door de onderzoekers mochten niet baten. Gisteren (24 april 2025) werd de paper officieel ongeldig verklaard. De verdediging dat het hier zou gaan om explosie van een object uit de ruimte (zoals bij Toengoeska) is volgens de editors niet goed onderbouwd. Bovendien zijn door andere geleerden fouten vermeld in de methodologie, de analyse en interpretatie van mineralogische en geochemische gegevens en hebben de oorspronkelijke onderzoekers de impact van een dergelijke ontploffing overschat. Er zou zelfs sprake zijn geweest van beeldmanipulatie. De editors hebben daarom geen vertrouwen in de betrouwbaarheid van de door de onderzoekers gepresenteerde conclusies. Een deel van de auteurs is het oneens met de intrekking, een deel van de auteurs heeft niet gereageerd op het verzoek om commentaar. Het artikel is nog wel te raadplegen via de website van Scientific Reports, maar in dikgedrukte letters staat nu op elke bladzijde diagonaal ‘Retracted Article’, hierdoor is niet alles meer te lezen.5 Dat wil overigens nog niet direct zeggen dat een explosie zoals bij Toengoeska hier niet kan hebben plaatsgehad, maar wel dat de huidige bewijsvoering daarvoor erg pover zo niet onjuist is.6

Voetnoten

COLUMN: Archeologie op Urk

Een jaar geleden discussieerden diverse raadsleden van de gemeente Urk in een commissiedebat over het archeologiebeleid. Het grootste deel van de Urker bevolking is orthodox-protestant en gaat uit van het klassieke scheppingsgeloof. Dat houdt in dat zij de Bijbelse tijdlijn accepteren en toepassen.

Wanneer er vondsten worden beschreven die door naturalisten worden gedateerd op tien- tot honderdduizenden jaren, dan zullen veel Urkers deze dateringen afwijzen. De vondst wordt dan veelal door deze creationisten in een ander tijdskader geplaatst. Dit kwam ook ter sprake in twee commissiedebatten. De SGP, en in navolging daarvan ook diverse andere fracties, pleitte ervoor om naast het behoud van materieel erfgoed ook aandacht te geven aan het immateriële erfgoed. Dat wil zeggen dat naast de oeroude vondsten die wat vertellen over de bewoningsgeschiedenis, ook de ‘ideologische’ duiding wordt behouden. Helaas heeft het college van burgemeester en wethouders dit pleidooi niet overgenomen. De wethouder gaf aan dat het college de naturalistische jaartallen heeft verwijderd en een beschouwelijke zin heeft opgenomen in het verhaal van Urk. Die zin luidt dat de saamhorigheid van veel Urkers bestaat uit christelijke ankerpunten geworteld in het Bijbelse scheppingsverhaal. Maar dát is totaal anders dan de vroegste geschiedenis opnieuw beschrijven vanuit het perspectief van de Bijbelse chronologie. Of in de inleiding verwoorden wat het archeologische interpretatiekader (het Bijbelse perspectief) van veel Urkers is.

Slechts jaartallen verwijderen klinkt, met alle respect voor het college, enigszins naïef. Het moet intrinsiek worden. Hoe kan dit verinnerlijken? Door onderwijs te geven, het onze kinderen in te scherpen (Deut. 6:7). Door te zeggen ‘we hebben jaartallen verwijderd, het zit wel goed zo’, wordt het niet verinnerlijkt. De naturalistische chronologie, weliswaar zonder jaartallen, blijft staan en kinderen (en ouderen) raken in verwarring. De hele chronologie zal dus vanuit Bijbels perspectief moeten worden herschreven, wil je echt een goed beeld van de Urker geschiedenis krijgen. Vanaf de vroege Middeleeuwen zal die waarschijnlijk hetzelfde zijn, maar hoe zit dat met de geopperde ijstijden en steentijdvondsten in de Urker Zeeheldenwijk? Intuïtief zouden we zeggen: die dateren van ná Babel toen de volkeren zich over de aarde verspreidden. Daar valt veel voor te zeggen, maar zolang we dat niet méér gefundeerd onderbouwen en inkaderen, zal het slechts bij een intuïtie blijven. Wat een naturalist zal beschouwen als losse flodder geschoten in het luchtledige.

De Heere vraag ons: Maar heiligt God, den Heere, in uw harten; en zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk, die u rekenschap afeist van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en vreze (1 Petrus 3:15). Dat geldt allermeest het geestelijke leven, maar ook de plaats van het Schriftwoord in het dagelijkse leven. Als dat op Urk niet meer kan, waar in Nederland dan nog wel?

Dit artikel verscheen eerder in het gezinsblad ‘Om Sions Wil’ en is met toestemming van de redactie hier overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Meerten, J.W. van, 2025, Archeologie op Urk, Om Sions Wil 2025 (8): 23. Hier is wat meer te lezen over ‘Om Sions Wil’.

ANDERE COLUMNS UIT 'OM SIONS WIL' JAARGANG 2025

Een reliëfgetuige van marmer

Het reliëf van de zevenarmige kandelaar en de tafel van de toonbroden met de twee trompetten op de Titusboog in Rome zijn reeds lang voorwerp van onderzoek in de archeologie. Het zijn afbeeldingen van de tempelschatten, die destijds als buit zijn meegenomen door de Romeinen toen in 70 na Christus de Tempel te Jeruzalem werd verwoest onder aanvoering van Titus. Het is tot op heden, mei 2023, een gewichtige mijlpaal in het zoeken naar Bijbelse sporen die in de Romeinse kunst bewaard zijn gebleven. Hoewel het marmer geelachtig is geworden na eeuwenlange blootstelling aan de buitenlucht en het al tientallen jaren door uitlaatgassen wordt aangetast en ook de onderhoudstoestand slecht is, zijn de hoofdkenmerken van het gebeeldhouwde nog goed zichtbaar. Dat is mede te danken aan de voortreffelijke kwaliteit van deze vermaarde marmersoort, dat is gedolven bij de berg Pentelikon nabij Athene.7

Een vergelijking van het reliëf met de Bijbelteksten Ex. 25: 23-30; 31-40 en Num.10:2 laat zien dat sommige details niet (meer) duidelijk te zien zijn zoals het aantal bloemkelken in de vorm van een knop met bloesem. Een verklaring dat het geen exacte weergave zou zijn van de beschrijvingen in de Pentateuch is ook dat de triomfboog minstens zo’n elf jaar na de verovering is gebouwd en de gouden kandelaar toen reeds was omgesmolten om het amfitheater van de Flaviërs (Coloseum) te bekostigen, zodat het niet meer model kon staan terwijl het reliëf werd vervaardigd. Bovendien was de gouden kandelaar, die de Romeinen hadden buitgemaakt, gesmeed in de tijd van Judas Machabéus, 1 Mak. 4:498, want de eerste kandelaar was verloren gegaan in de Richterentijd. De tweede kandelaar, die was vervaardigd door koning Salomo, 2 Kron.4:21, was eeuwen later geroofd door koning Antiochus, 1 Mak. 1:23, die deze kandelaar waarschijnlijk al had laten omsmelten voordat de bodem van zijn schatkist in zicht kwam en hij de oorlog tegen Judas Machabéus nog moest financieren.

Toch kan het reliëf zeker dienen als bewijs voor de beschrijvingen in de Bijbel. De zeven armen van de kandelaar verwijzen naar de zeven dagen van de week waarvan de zevende en laatste dag de sabbat is. De amandelbloesem verwijst enerzijds naar het waken van God over Zijn woord om dat te doen, zie Jer.1:11-12, anderzijds is het een teken van het einde van de winter, want de bloei van de amandelboom kondigt het ontwaken van de lente aan, een nieuw begin met God. Echter hier lijkt vooral de context van Prediker 12: 5 bewaarheid. Israël ging voor eeuwen, toen leek het misschien voor altijd, van huis. En de woorden van de Heere Jezus gingen in vervulling toen Hij voorzei dat geen steen op de andere steen zou blijven van al die prachtige gebouwen en de Tempel.

Op deze website zijn ook twee andere artikelen over de kandelaar gepubliceerd (hier en hier).

Voetnoten

Werkstraf voor vrouw die Asjera-beeldjes vernielde: “Eer om straf te dragen”

Harriët Tom (83) uit Enschede wist wat ze deed: uit overtuiging vernielde ze honderden Asjera-beeldjes in het Bijbels Museum. Een geloofsdaad, vindt ze zelf. Een strafbaar feit, stelt het OM. Maandag legde de rechter haar een werkstraf op.

Beeldje van Asjera. Screenshot genomen uit ‘Asherah: The Mysterious Goddess Forgotten From The Bible’, te bekijken via het YouTube-kanaal ‘Journal – History Documentaries’.

Bezoekers van het Bijbels Museum in Maarssen weten in september 2023 niet wat ze zien. Een fragiele vrouw, hoogbejaard maar vastberaden, loopt doelgericht naar de rijen met duizenden beeldjes van Asjera. Terwijl omstanders met verbazing toekijken, heft ze haar voet en brengt die met kracht neer op een van de afgodsbeeldjes. Het barst in stukken. Tien, twintig, dertig beeldjes volgen. De zaal verstilt. Is het een onderdeel van de tentoonstelling? Wat moeten ze hiervan denken? Maar de vrouw, Harriët Tom, 81 jaar oud, gaat stoïcijns verder.

Een daad uit overtuiging

Het kunstwerk, onderdeel van de expositie ‘Asjera’s terugkeer’ van kunstenares Marieke Ploeg, beoogde een dialoog op gang te brengen over Godsbeelden in de Bijbel en de manier waarop archeologische vondsten en buitenbijbelse bronnen het beeld van Asjera als de vrouwelijke wederhelft van Jahweh nieuw leven inblazen. Bezoekers mochten een beeldje mee naar huis nemen, mits ze het in huis een plekje zouden geven. Het Bijbels Museum wilde bezoekers laten nadenken over hun eigen geloof en tradities.

Maar voor Tom was er niets om over na te denken. Binnen zag ze 60-plussers ‘een geweldige dag hebben’, vertelt ze tegen de Twentse krant Tubantia. “Mannen en vrouwen gingen opgewekt met zo’n Asjerabeeldje naar huis. Als schapen zonder herder. Het deed me zoveel pijn. Ik moest ze wakker schudden.” Dit was afgoderij, vond ze, en de Bijbel is daar volstrekt helder over. Een medewerker van het museum snelt toe en grijpt haar bij de arm. Tom kijkt op en spreekt slechts enkele woorden: “Er is maar één God, dat is Jahweh.” Niet veel later arriveert de politie. Tom wordt meegenomen naar het bureau, waar ze enkele uren in een cel doorbrengt voordat ze naar huis mag. Maar haar daad heeft gevolgen. Maanden later (24 februari) moet ze zich verantwoorden voor de rechtbank.

Tom, aangesloten bij een evangelische gemeente in Enschede, heeft geen advocaat meegenomen. “Ik wil zelf duidelijk maken waarom ik dit heb gedaan”, zegt ze. “Mag ik dat staande doen?” Ze legt uit dat ze de expositie als heiligschennis ziet. Jezus Christus is het beeld van God, Asjera is een afgod die verwijderd moest worden. Zoals de kunstenares een statement wilde maken, wilde ik dat óók doen. Ik heb Asjera onder de voet gelopen.” Dat de Nederlandse wet haar veroordeelt, begrijpt ze. “Ik vind het een eer om mijn straf te dragen. Al ga ik de gevangenis in.”

Van zendeling naar activiste

Wie is deze vrouw, die op haar leeftijd nog bereid is de cel in te gaan voor haar geloof? In een podcast met Joop van der Elst vertelt Tom over haar achtergrond. Ze groeide op in een christelijk gezin, maar vond pas als 25-jarige haar weg naar Jezus. “Ik was als een koude, ongekookte aardappel waar je jus overheen gooit”, zegt ze. Pas toen ze Jezus niet alleen als Verlosser, maar ook als Heer aannam, voelde ze zich bevrijd.

Vanaf dat moment leefde ze voor haar geloof. Ze gaf haar spaargeld uit aan bijbels voor China, en op haar 39ste liet ze alles achter om 28 jaar als zendelinge te werken in verschillende landen zoals Pakistan en Afghanistan. “Je weet dat Hij erbij is en voor je zorgt”, vertelt ze. “Ik heb nooit gepreekt, maar emmers liefde uit kunnen gieten.”

Evangeliseren in die landen was gevaarlijk. In veel islamitische culturen geldt de doodstraf voor afvalligen. Toch vond Tom een manier. “Ik was de enige blanke in de omgeving. Mensen dachten dat ik medicijnen had voor zieke kinderen, maar ik had niets. Dan zei ik: “Ik kan wel voor je kindje bidden in Jezus’ naam. En dat mocht: altijd.”

Rechtszaak en rechtvaardiging

De rechter luistert aandachtig naar de woorden van Tom, maar blijft kritisch. “In het Nieuwe Testament word je juist opgeroepen om te spreken met woorden”, zegt hij. “Waarom ging u niet buiten staan met een bord, waarom belde u de kunstenares niet op?” Te weinig tijd, zegt Tom. “Twee dagen later was de tentoonstelling afgelopen.” En de telefoon pakken? “Daar heb ik niet aan gedacht.” Ze moest bovendien een daad stellen en “daarom ben ik blij dat het overal op het nieuws geweest is”. “U kon ook denken: ik laat het over aan God”, zegt de rechter. “Het wordt toch een chaos als iedereen op basis van een eigen godsbeeld gaat vernielen? Dat kan niet in een samenleving waarin we met meer religies naast elkaar moeten leven.”

Kunstenares

Ook kunstenares Marieke Ploeg en het Bijbels Museum komen aan het woord. Zij vinden het belangrijk dat Harriët Tom veroordeeld wordt. “Er moet ruimte in onze samenleving zijn voor ieders geloofsopvatting, óók die van mevrouw Tom”, zegt Ploeg. Ze vertelt hoe ze de eerste tijd na het incident bang geweest is, voor mensen zoals Harriët Tom die haar atelier binnen zouden stormen en nog meer beeldjes zouden vernielen. Voor immateriële schade vraagt ze daarom het symbolische bedrag van één euro. Voor de schade aan de beeldjes vraagt ze tien euro, per kapot beeldje. Volgens haar zijn er zo’n 300 vernield, terwijl Tom spreekt van circa vijftig. Ook wil ze proceskosten – die ze inschat op duizend euro – vergoed zien.

Uitspraak

De officier van justitie eist een geldboete van 550 euro en een schadevergoeding van 500 euro. Materiële schade wordt vergoed door de verzekeraar. En voor immateriële schade zijn hele hoge eisen om dit te kunnen bewijzen, licht ze toe. “Wat vindt u daarvan?”, vraagt de rechter. “Ik kan ermee leven”, zegt Tom. “Ik ben blij dat ik hier in Utrecht, het hart van Nederland, deze gelegenheid kreeg.” “Maar heeft u er ook van geleerd?”, vraagt de rechter, “Of zou u het een tweede keer doen?” “Dat niet”, zegt Tom “Ik heb het nu duidelijk gemaakt: voor Asjera is geen plek in Nederland.” Ook de kunstenares is tevreden met de eis. Maar de rechter niet. “Deze geldboete is voor iemand die in een opwelling de tv van zijn ex-partner kapot slaat”, licht hij toe. “Deze daad gebeurde echter willens en wetens.” Daarom legt de rechter de 83-jarige Tom twintig uur werkstraf op. Ook moet ze duizend euro proceskosten aan de kunstenares betalen.

Einde

De rechtszaak is afgelopen. Vanuit het publiek klinkt een stem: “Meneer de rechter, mag ik u iets vragen? Ik merk uit uw uitspraken dat u zich veel bezighoudt met de Bijbel. Daarin staat het verhaal dat Jezus met een zweep de tempel leeg veegt. Zou u zo iemand veroordelen?” De rechter blijft even stil en antwoordt dan: “Ik denk dat het beter is als ik daar nu geen antwoord op geef.”

Tom oogt opgelucht. “Er is over de hele wereld voor deze zaak gebeden”, zegt ze. Ook de kunstenares is tevreden. “Ik ben blij dat de rechter uitsprak dat het om méér gaat dan alleen een vernieling van een tv. Tenslotte gaat dit om de religieuze ruimte in Nederland die we elkaar gunnen. En dat is ook in het belang van mevrouw Tom.”

Op deze website zijn nog twee achtergrondartikelen te vinden over deze kwestie, van drs. Clements (link) en dr. Paul (link).

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden. Het artikel is ook op de website van journaliste Hendrina de Graaf verschenen (zie hier). U kunt haar op die pagina ook financieel ondersteunen, zodat zij haar belangrijke werk kan blijven doen.

Eeuwenoude inscriptie op 2.000 jaar oude potscherf ontcijferd in Israël

Een eeuwenoude inscriptie op een potscherf, gevonden in een oude Joodse vesting in de Jordaanvallei, is na tientallen jaren eindelijk ontcijferd, zo meldt All Israel News. De tekst, geschreven in het Aramees, onthult de naam ‘Eleazar Bar Ger’, wat mogelijk betekent dat deze Eleazar de zoon was van een bekeerling tot het jodendom. Daarnaast wordt de mysterieuze plaatsnaam ‘Beit Akiman’ genoemd, waarvan de locatie nog onbekend is.

De potscherf werd in de jaren ’80 ontdekt in de Alexandrium-vesting op de berg Sartaba, ongeveer 50 kilometer ten noorden van Jericho. De inscriptie kon nu pas dankzij geavanceerde beeldtechnologie ontcijferd worden. Experts van de Bar-Ilan Universiteit ontcijferden de inscriptie met behulp van geavanceerde technologie.

Een vesting met een rijke Joodse geschiedenis

De vesting Alexandrium op de berg Sartaba speelde een belangrijke rol in de Joodse geschiedenis. De plek diende als een koninklijke vesting van de Hasmoneeën en werd later door koning Herodes versterkt. Volgens historici werd het ook gebruikt tijdens de Grote Joodse Opstand tegen Rome (66-73 na Christus).

Bij eerdere opgravingen vonden archeologen een indrukwekkend gebouw met zuilen, een geavanceerd watersysteem en sporen van een Romeinse belegering. Naast de nu ontcijferde potscherf zijn er ook andere ostraca (ingekraste potscherven) gevonden met inscripties in Hebreeuws, Aramees en Grieks.

Volgens dr. Dvir Raviv, die momenteel de opgravingen leidt, “versterken deze vondsten het bewijs dat de vesting een belangrijke rol speelde tijdens de Hasmonese en Herodiaanse periode“.

Bewijs van een onafgebroken Joodse aanwezigheid

De Joodse literatuur uit de Tweede Tempelperiode noemt Sartaba als een belangrijke plek. Het was vernoemd naar Hasmonese koning Alexander Janneüs en diende als een begraafplaats voor de koninklijke familie.

Itay Granak, directeur-generaal van het Israëlische ministerie van Erfgoed, benadrukte de historische betekenis van de vondst: “Deze ontdekking bevestigt opnieuw de onafgebroken band van het Joodse volk met Israël. De naam Eleazar voegt zich bij de lange reeks van bewijsmateriaal over de voortdurende Joodse aanwezigheid in het land – van de Jordaanvallei tot Jeruzalem.

Ook Benny Har-Even, hoofd van de Archeologie Staff Officer Corps, onderstreepte het belang van het onderzoek: “Na 40 jaar is het hervatten van de opgravingen op Sartaba een historisch moment. We verwachten nog veel meer ontdekkingen die licht zullen werpen op de Hasmonese en Herodiaanse periode en de oude Joodse nederzetting in deze regio“.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

‘What’s New in the World of Biblical Archaeology?’ – Lezing dr. Douglas Petrovich bij ICC

In de zomer van 2023 vond de negende International Conference on Creationism plaats. Op deze website is daarover veelvuldig bericht. Naast presentaties van papers, posters en abstracts waren er ook zogenoemde ‘evening sessions’. In deze ‘evening sessions’ werd de huidige stand van zaken binnen een vakgebied (vanuit het perspectief van het klassieke scheppingsgeloof) besproken. Hoewel vooral gericht op (en soms niet breder kijkend) dan het Amerikaanse continent, zijn deze lezingen ook zinvol voor Europees-creationaire wetenschappers. Is Genesis History, bekend van de twee documentaires, heeft deze lezingen opgenomen en zijn voornemens om deze dit jaar ook online te publiceren. Op maandagavond 17 juli 2023 hield archeoloog dr. Douglas Petrovich een lezing over (bijbelse) archeologie. Hieronder is deze lezing terug te kijken, met dank aan Is Genesis History.

Noot van de redactie: In deze lezing wordt werk van dr. Peter G. van der Veen aangehaald. Van der Veen is afkomstig uit Nederland en heeft hier verschillende lezingen gegeven over ‘Bijbel & Archeologie’. Eén van die lezingen ging bijvoorbeeld over Jericho (zie hier). Daarnaast publiceerde hij onlangs in het interdisciplinaire tijdschrift ‘Radix’ over de moeizame zoektocht naar Israëls verleden (zie hier).

Archeologische vondst werpt licht op religieuze rituelen uit tijd koning Hizkia

In de Stad van David, aan de oostelijke helling, is een unieke ruimte ontdekt die teruggaat tot de Eerste Tempelperiode. Israel Antiquities Authority (IAA) onthulde dat de vondst, bestaande uit acht uitgehouwen kamers, gebruikt werd voor religieuze rituelen. Dit meldt All Israel News.9

De Stad van David is de aanduiding van een archeologisch gebied in Jeruzalem. Deze ligt naast de zuidoostelijke hoek van de muren van de Oude Stad van Jeruzalem, in de Palestijnse wijk Silwan die tot Oost-Jeruzalem behoort. De gevonden structuren op deze locatie behoorden volgens de opgravers tot het Bijbelse paleis van koning David, maar deze identificatie is omstreden. De locatie omvat ook de Siloamvijver en de watertunnel die werd gebouwd door koning Hizkia.

De ontdekte ruimte bevat diverse elementen die wijzen op rituele praktijken. Zo werd er een staande steen (matzeva) aangetroffen, samen met een olijfpers en een wijnpers, die olie en wijn produceerden voor rituelen. Verder werd een installatie met een afvoerkanaal ontdekt, mogelijk gebruikt als altaar, evenals meerdere v-vormige markeringen in de vloer waarvan het doel nog niet duidelijk is.

Aan de rand van de ruimte vonden archeologen een kleine grot met objecten uit de achtste eeuw voor Christus, zoals kookpotten, kruiken met fragmenten van oude Hebreeuwse inscripties, weefgewichten, scarabeeën, gestempelde zegels met decoratieve motieven en maalstenen.

Religieuze hervormingen onder koning Hizkia

Eli Shukron, die de opgravingen leidde, vermoedt dat de ruimte buiten gebruik raakte tijdens de religieuze hervormingen van koning Hizkia. “Volgens de Bijbel wilde Hizkia de eredienst centraliseren in de Tempel van Jeruzalem en rituele plaatsen elders afschaffen”, aldus Shukron. Hij citeert het Bijbelboek 2 Koningen, waar staat dat Hizkia de “hoogten verwijderde en de altaren neerhaalde” om de eredienst te richten op de tempel die door Salomo was gebouwd.

Shukron legt uit dat de ruimte gedateerd werd op de achtste eeuw voor Christus, ongeveer de tijd van koning Hizkia. “Het gebied was afgesloten, wat erop wijst dat deze niet langer werd gebruikt. De staande steen en andere elementen bleven intact in hun oorspronkelijke staat”, aldus Shukron.

Unieke archeologische waarde

Deze archeologische ontdekking is uniek. De acht kamers beslaan een oppervlakte van ongeveer 220 vierkante meter. Volgens Ze’ev Orenstein, directeur interne zaken bij de Stad van David, “onderstreept deze vondst opnieuw de 3.000 jaar oude band van het Joodse volk met Jeruzalem – op religieus en historisch terrein.”

Bijbelse betekenis voor christenen

De Bijbel beschrijft koning Hizkia als een rechtvaardige koning die God diende. In 2 Koningen 18:4-5 wordt zijn toewijding geprezen: “Hij vertrouwde op de HEER, de God van Israël, zodat er niemand zoals hij was onder alle koningen van Juda.” De vondst biedt christenen niet alleen een blik op de Bijbelse geschiedenis, maar versterkt ook het begrip van de context waarin Bijbelse figuren zoals Hizkia hun geloof beleefden.

Orenstein benadrukt de relevantie van deze ontdekking voor de huidige tijd: “De Bijbelse erfenis van Jeruzalem blijft zichtbaar in de Stad van David. De betekenis ervan groeit, niet alleen voor miljoenen, maar voor miljarden mensen wereldwijd.”

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Was koning David slechts een ‘nomadische sjeik’? – Archeologische kennis van koning David

Vraag

Beste dr. Paul. In de New Yorker stond recent een uitgebreid artikel over het koninkrijk van koning David. Verschillende archeologen geven hierin hun visie, waarbij de een zegt dat David slechts een nomadische sjeik was, terwijl de archeoloog die ‘pro-David’ is, denkt dat hij alleen over Hebron, Jeruzalem en mogelijk nog enkele stadjes regeerde. Is er archeologisch gezien meer bekend over koning David dan de Aramese inscriptie waarin het “Huis van David” wordt genoemd? En in hoeverre botst de archeologische kennis met het bijbelse verhaal van koning David?10

Antwoord

Kaartje van het Verenigd Koninkrijk Israël ten tijde van Saul en David. Al is er discussie over de uiterste reikwijdte van dit koninkrijk. Bron: Wikipedia.

Beste vragensteller,

Het artikel in de New Yorker geeft een uitgebreid overzicht en laat zien hoeveel verschil van mening er is bij vooraanstaande archeologen in Israël. Die verschillen hebben voor een groot deel te maken met het kader waarin archeologie bedreven wordt. Volgens Finkelstein is de bijbelse beschrijving van de periode van David en Salomo vooral fictie. In dat geval moet de archeologie aantonen wat er historisch waar is. Er zijn echter maar weinig teksten uit de tiende eeuw voor Christus gevonden. Dat heeft te maken met het vergaan van schrijfmateriaal en van de onmogelijkheid op bepaalde plaatsen, zoals de tempelberg, opgravingen te doen. Ook is door latere bebouwing veel verloren gegaan. Andere archeologen zijn veel meer bereid om de bijbelse beschrijving te accepteren, al dreigt daar weer het gevaar dat zij te snel verbindingen leggen. Finkelstein accepteert veel Schriftkritische theorieën en meent dat de eerste Bijbelboeken pas rond de tijd van koning Josia zijn ontstaan. Hij is het dan ook grondig oneens met de archeologe Eilat Mazar die meent het paleis van David gevonden te hebben, waarbij zij zich beroept op de beschrijving in het boek Samuël.

Wat er tot nu toe gevonden is botst niet met de bijbelse beschrijving van het koninkrijk van David en Salomo, maar het probleem is dat er weinig vondsten zijn en dat die uiteenlopend geïnterpreteerd worden. Gebrek aan gegevens is echter geen bewijs dat iets niet waar geweest is. Er kan nog veel in de grond verborgen liggen en nieuwe opgravingen kunnen meer helderheid verschaffen. Toch blijven de interpretatiekaders van groot belang. Zelfs bij teksten die gevonden worden rijst er vaak discussie over de echtheid ervan.

In de Studiebijbel Oude Testament staat een uitvoerig artikel “De historiciteit van het koninkrijk van David en Salomo” (deel 4, excurs 2). Hier volsta ik met het vermelden van enige extra argumenten ten gunste van een historisch koninkrijk van David en Salomo.

a. In het krantenartikel wordt slechts één inscriptie genoemd, de Tel Dan-stèle, uit de negende eeuw, met de vermelding “huis van David.” Daarnaast is er de stèle van de Moabitische koning Mesa, uit dezelfde tijd; daarin wordt ook David genoemd. De Egyptoloog Kenneth Kitchen meent dat het overwinningsverslag van farao Shoshenk/Sisak (uit ong. 925) een verwijzing bevat naar de hoogten van David. Deze twee of drie inscripties wijzen op een belangrijke stichter van een koningshuis.

b. In Egypte tonen de Amarnabrieven aan dat Jeruzalem in de 14e eeuw een belangrijke stad was. Het was in feite de belangrijkste stadstaat in de zuidelijke heuvelregio en had eigen schrijvers in dienst. Het ligt voor de hand dat Jeruzalem die status gehouden heeft en niet een kleine nederzetting was in de tijd van David. Het is aannemelijk dat een groot deel van de watersystemen in Jeruzalem al afkomstig is uit de tijd van de Jebusieten. Die hebben verdedigingstorens gebouwd bij de bron Gihon en dat wijst op een ommuurde stad.

c. De archeoloog Yadin zag de overeenkomstige stadspoorten in Megiddo, Hazor en Gezer (poorten met zes kamers). De Bijbel zegt dat koning Salomo deze steden versterkte (1 Kon. 9:15) en Yadin trok de conclusie dat deze poorten uit de tijd van Salomo zijn. Er moet een sterke centrale regering zijn geweest om dit te bewerken. Finkelstein acht dit bijbelvers onbetrouwbaar en suggereert dat de poort te Megiddo (waar hij later zelf opgravingen deed) gebouwd is door Omri of een van zijn opvolgers.

d. Gesteld dat er diverse bewerkingen zijn geweest van de bijbelse verhalen, dan nog is het waarschijnlijk dat er authentiek materiaal opgenomen is, met name betreft dat de gegevens die geen ideologisch doel hebben. Het is onbegrijpelijk waarom iemand later allerlei lijsten verzonnen zou hebben, zoals de opsomming van Davids vrouwen en kinderen (2 Sam. 3:2-5; 5:14-16); zijn beambten (2 Sam. 8:16-18; 20:23-26) en officieren (2 Sam. 23:8-39), Salomo’s hoge beambten (1 Kon. 4:2-6), de twaalf opzieners en hun districten (1 Kon. 4:9-19) en details van bouwactiviteiten in Jeruzalem en elders (1 Kon. 9:15,17-18).

e. Het bijbelse beeld over Israël in de tijd van Saul, David en Salomo past goed in de betreffende periode. Nadat lange tijd de Egyptenaren en Hethieten de Levant (het westelijke Midden-Oosten) gedomineerd hebben, zijn er in de periode 1200-900 voor Christus minirijken geweest. Daarna kwamen er opnieuw grote rijken, zoals Assyrië en Babel. In de genoemde periode waren er vier ministaten. De eerste is Tabal in Klein-Azië, de tweede Karkemis bij de Eufraat, de derde Aram-Soba en de vierde Israël in de tijd van David en Salomo.

f. Finkelstein en anderen menen dat de strijd van David met Edom, genoemd in 2 Sam. 8:13-14 en 1 Kon. 11:14-16, sterk overdreven is, omdat Edom in die tijd een eenvoudige samenleving met veehouders zou zijn. Recente opgravingen in het laagland van Edom, ongeveer 50 km ten zuiden van de Dode Zee, geven een ander beeld. In de tijd van David en Salomo was Edom een complexe samenleving met de mogelijkheid grote gebouwen te maken en ook in bezit van sterke verdedigingswerken en een uitgebreide koperindustrie.

Onze conclusie kan zijn er dat vanuit de archeologie toch nog wel iets meer ten gunste van een groot historisch koninkrijk van David en Salomo gezegd kan worden dan in de New Yorker gebeurt. Toch is de belangrijkste bron van informatie de Bijbel en de fundamentele keuze is of we die accepteren of niet.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.

Voetnoten

Hoe moeten wij met de bronnentheorie omgaan?

Vraag

Geachte prof. M. J. Paul. Ik verdiep mij graag in de achtergronden van de oudtestamentische geschriften. Daarom heb ik onlangs de boeken “Who Wrote the Bible” en “The Bible with Sources Revealed” van prof. R. E. Friedman gekocht en gelezen. In deze boeken zet hij de “documentary hypothesis”, ook wel de JEDP-theorie, uiteen. Ik neem aan dat u als oudtestamenticus bekend bent met deze theorie. Persoonlijk vind ik het een goed geschreven boek waarin hij de theorie met sterke argumenten onderbouwt. Tevens zie ik tegenstrijdigheden met de manier waarop wij als (reformatorische) christenen ons geloof in God en Zijn Woord, de Bijbel, belijden. Wat zijn uw gedachten over deze theorie? Vindt u haar aannemelijk of moeten we haar verwerpen? Wat zijn uw argumenten daarvoor? En hoe zouden wij moeten omgaan met deze theorie?

Antwoord

Beste vraagsteller,

Richard Elliot Friedman (geboren in 1946) publiceerde het eerste boek in 1987 en het tweede in 2003. Hij is een aanhanger van de Bronnentheorie, die toegepast wordt op de boeken Genesis-Deuteronomium. Deze theorie is opgekomen in de negentiende eeuw en heeft een klassieke vorm gekregen in het werk van Julius Wellhausen. De afkortingen JEDP staan voor: Jahwist en Elohist (geschreven in de vroege koningentijd, negende of achtste eeuw v. Chr.), Deuteronomist (het grootste deel van Deuteronomium, geschreven in de tijd van koning Josia, rond 622 v.Chr.) en de Priestercodex (o.a. Leviticus, geschreven in de tijd van de Babylonische ballingschap). Friedman accepteert de datering van de eerste drie bronnen, maar wil de Priestercodex vroeger dateren, in de tijd van koning Hizkia (rond 700 v. Chr.). Zijn volgorde is daarom: JEPD. Evenals Wellhausen meent hij dat de uiteindelijke redactie van de eerste vijf Bijbelboeken in de tijd van Ezra was, rond 450 v. Chr.

De aanhang van de Bronnentheorie onder Bijbelwetenschappers is vanwege allerlei kritiek de laatste tientallen jaren sterk afgenomen, maar blijkbaar verdedigt Friedman haar nog. Ik heb in 1986 met collega H.J. Koorevaar de belangrijkste vijf argumenten voor de bronnentheorie besproken en de gesignaleerde verschijnselen van een andere oplossing voorzien. Dit is gebeurd in A. G. Knevel, J. Broekhuis en M. J. Paul (red.), “Verkenningen in Genesis” (Kampen, 1986). Twee jaar later heb ik in mijn proefschrift de datering van Deuteronomium in de tijd van koning Josia bestreden. Zie “Het Archimedisch punt van de Pentateuchkritiek” (Zoetermeer, 1988). In “Bijbelcommentaar Genesis-Exodus”, Studiebijbel Oude Testament deel 1 (Veenendaal, 2004; bijgewerkte digitale editie 2015, www.studiebijbel.nl) heb ik opnieuw de argumenten voor de bronnentheorie gewogen en te licht bevonden.

De genoemde theorie gaat uit van de grote invloed van latere schrijvers die allerlei oude verhalen hebben bewerkt, waardoor de verhalen in Genesis – Deuteronomium meer over de bewerkers zeggen dan over wat er vroeger gebeurd is. Het is dan zelfs onzeker of Mozes ooit bestaan heeft. De veronderstelling is dat deze auteurs de vrijheid hadden de godsdienstige teksten en overleveringen te bewerken, wat naar mijn overtuiging niet mogelijk was. Ook zijn allerlei teksten, zoals Deuteronomium, ‘vroom bedrog’, wat geheel in strijd is met het zelfgetuigenis van de Bijbel.

Het is opmerkelijk dat de theorie in de negentiende eeuw is opgekomen, toen er nog maar weinig archeologisch materiaal beschikbaar was. Nu er meer talen en teksten uit de oudheid bekend zijn (Ebla, Emar, Ugarit) blijkt dat veel argumenten voor de Bronnentheorie eerder opvattingen zijn van Westerse geleerden dan Oosterse praktijken. Een veel beter boek dan de genoemde twee publicaties van Friedman is Kenneth A. Kitchen, “On the Reliability of the Old Testament” (Grand Rapids, 2003). Met grote kennis van zaken laat hij zien dat de Bronnentheorie onhoudbaar is. Hij doet dit grotendeels vanuit de archeologie.

In zijn algemeenheid: de Bronnentheorie is op veel punten in strijd met de geloofstraditie van de christelijke kerk.

Dr. Paul heeft in zijn boek ‘Oorspronkelijk’ (2017, Labarum) meer geschreven over het klassieke scheppingsgeloof en de historiciteit van Genesis.

Deze gastbijdrage is met toestemming overgenomen van de website van Refoweb. Het originele artikel is hier te vinden.