Home » Artikelen geplaatst door Henk Hofman
Auteursarchief: Henk Hofman
‘De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie’ – Dr. Henk Hofman recenseert de bundel ‘Inzicht: Wetenschap voor Gods aangezicht’
Op het moment van schrijven loopt er een tentoonstelling in Museum Catharijneconvent met de naam De schepping van de wetenschap. Volgens de website van het museum hebben religie en wetenschap meer gemeen met elkaar dan velen denken. De ontwikkeling van de natuurwetenschappen in Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van religie. Het boek Inzicht spoort helemaal met deze opvatting en diept het thema geloof-wetenschap grondig uit.
In het Woord vooraf schrijven de drie redacteuren: “Het christelijk geloof heeft eeuwenlang een positieve rol gespeeld in de ontwikkeling van de wetenschappen. Dat heeft te maken met de orde die door God in de schepping gelegd is. Hij heeft de natuurwetten ingesteld.” Alle auteurs van dit boek onderschrijven het standpunt dat binnen hun vakgebied geloof en wetenschap prima samen kunnen gaan.
Het boek is opgebouwd rondom vier thema’s:
- Het eerste thema behandelt materiaal over de historiciteit van Bijbelse gegevens, de schepping van de mens en het Bijbelse mensbeeld.
- Het tweede thema bespreekt de relatie tussen geloof en wetenschap in het verleden. Veel wetenschappers waren in het verleden overtuigde christenen: Blaise Pascal, Isaac Newton, Herman Boerhave, Robert Boyle, Jan Swammerdam, Bernard Nieuwentijt, William Paley. De lijst is lang. Al deze natuurvorsers waren onder de indruk van de harmonie, doelmatigheid en schoonheid van de schepping. De gedachte dat het leven in al zijn veelkleurigheid en veelvormigheid spontaan en bij toeval zou zijn ontstaan wijzen ze als ongeloofwaardig van de hand.
- Het derde thema gaat in op de verhouding tussen wetenschap en filosofie. Het gaat over vooronderstellingen als uitgangspunt voor onderzoek en de kracht maar ook de beperking van wetenschappelijke kennis.
- Het vierde thema gaat in op de natuurwetenschappelijke stand van zaken. Natuurconstanten zijn zodanig precies afgesteld dat leven op aarde mogelijk is geworden. Een geringe wijziging in één van die constanten zou menselijk leven al onmogelijk maken. Levende organismen zijn al op het niveau van de eenvoudigste cel ongelooflijk complex en voorzien van digitale informatie die niet evolutionair ontwikkeld kan zijn. De kennis die de mens krijgt door onderzoek van de natuur levert toepassingen op voor technologische ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn waterafstotende coatings, honingraatpanelen, klittenband, het ontwerp van vliegtuigvleugels. De mens imiteert als het ware de natuur (biomimetica).
De rode draad in het boek is de opvatting dat wetenschap toetsbaar moet zijn en experimenten herhaalbaar. Daarom kan de wetenschap geen uitspraken doen over het ontstaan van leven. Niemand was erbij toen leven ontstond en niemand kan het in een laboratorium nabootsen. Dat leven spontaan en toevallig kan ontstaan na een Big Bang van een paar miljard jaar geleden is een onbewezen vooronderstelling. De auteurs van dit boek zien overal in de natuur doelgerichte ontwikkeling (in plaats van toevallige), orde en schoonheid. Er is om die reden volgens hen sprake van een ontwerp en dat wijst op het bestaan van God. De bevestiging van hun zienswijze vinden ze terug in de Bijbel.
Dit boek bevat diepgravende bijdragen. De meeste zijn desondanks heel leesbaar. Voor sommige bijdragen geldt dat een bèta-achtergrond een voordeel is. Het boek is vooral bedoeld voor jonge mensen/studenten en voor christenen die geïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Daarnaast constateer ik dat Inzicht een waardevolle rol kan spelen in de discussie met wetenschappers die geen christelijke achtergrond hebben. Inzicht baseert zich op gedegen onderzoek en stelt op basis daarvan lastige vragen over wetenschappelijke conclusies die moeilijk houdbaar zijn geworden. Er is geen enkele reden om hautain neer te zien op christelijke wetenschappers. Er is eerder alle reden om kennis te nemen van de resultaten van hun onderzoek en de terechte vragen die in dit boek worden gesteld te pareren. Als christelijke wetenschappers de moeite nemen om zich grondig te verdiepen in het werk van andersdenkenden mag het omgekeerde ook verwacht worden.
Alle auteurs van Inzicht zijn gepromoveerd in hun vakgebied. Het merendeel is verbonden aan een universiteit, een HBO-instelling of een onderzoeksinstelling. Ik wil geen namen noemen om niemand te kort te doen, want alle bijdragen zijn van een hoog niveau.
Wel noem ik graag de naam van de enige niet-academicus in dit gezelschap. Dat is Jan van Meerten, die geen bijdrage schreef, wel redacteur was en tevens de initiatiefnemer is van deze bundel. Als kartrekker heeft hij onvermoeibaar gezwoegd om het werk van twintig auteurs te coördineren. Het resultaat mag er zijn en die lof geldt ook de andere drie redacteuren.
Het boek is uiteraard voorzien van een uitgebreid notenapparaat en een beknopt register, bij sommige hoofdstukken is een verklarende woordenlijst opgenomen, en tot slot zijn van alle auteurs de personalia vermeld. Inmiddels is van dit prima boek al een tweede druk verschenen.
Dit boek is te bestellen via dit bestelformulier. Een overzicht van alle besprekingen van deze bundel is hier te vinden.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Leestafel. Het originele artikel is hier te vinden.
‘Over feminisme en evolutietheorie’ – Dr. Henk A. Hofman bespreekt ‘Dames voor Darwin’ van dr. Griet Vandermassen
In het Woord Vooraf, geschreven door psychiater en opiniemaker Esther van Fenema, wordt heel helder het thema van dit boek samengevat.
Het moderne feminisme ziet de man als onderdrukker waarvan de vrouw bevrijd moet worden. Het is een haast religieus wereldbeeld, met een juiste ‘leer’, strikte voorschriften voor wat mensen mogen denken, zeggen en doen, en waarin de vrouw gezien wordt als slachtoffer van een samenleving gekenmerkt door mannelijke dominantie. Mannelijke en vrouwelijke eigenschappen zijn een gevolg van socialisatie, dus cultureel bepaald en daardoor veranderlijk. Dit botst met de gegevens van de evolutietheorie: onze eigenschappen zijn biologisch bepaald en liggen dus vast (blz. 10, door mij vrij samengevat).
Een heel interessant thema dat Griet Vandermassen in negen hoofdstukken uitwerkt. In het eerste hoofdstuk schetst zij de opkomst en veelkleurigheid van het feminisme. Daarna komt aan de orde wat wetenschap is en wat de feministische kijk op wetenschap is. De volgende hoofdstukken behandelen Darwin en de aversie van feministen tegen een biologische benadering van de twee seksen. Drie hoofdstukken hebben te maken met evolutiepsychologie (sekseverschillen in sociaal gedrag; partnerkeuze en seksualiteit). In het slothoofdstuk bepleit Griet Vandermassen een nieuwe start: nadenken over sekseverschillen vanaf nul, maar dan op basis van de evolutiewetenschap. De ondertitel Over feminisme en evolutietheorie dekt de thematiek voortreffelijk.
Een heel programma, maar Griet Vandermassen behandelt al deze thema’s deskundig en scherpzinnig. Voor haar staat vast dat mensen het product zijn van evolutie door selectie (blz. 32). De bewijzen zijn ‘vandaag ronduit verpletterend’ (blz. 85).
Maar de bezwaren die Griet Vandermassen aanvoert tegen het feminisme (blz. 31) gelden mijns inziens ook voor de evolutietheorie. Ook voor de evolutietheorie geldt dat er sprake is van ‘een enorme verscheidenheid aan theoretische perspectieven’, die vaak ‘tegenstrijdig’ zijn aan elkaar en elkaar dus uitsluiten. Wat is er dan ‘bewezen’ en welke stroming is dan de juiste? Is ‘wetenschap’ altijd het betrouwbare fundament onder ons denken? Zoals de schrijfster zelf al aangeeft (blz. 65) is ons brein ontzettend vatbaar voor zelfbedrog en denkfouten. Ook in de wetenschap komt tunnelvisie voor.
Ondanks deze constatering gaat Vandermassen er van uit dat al het leven langs evolutionaire lijnen vorm heeft gekregen en dus ook ‘een complex orgaan als het oog’ heeft laten ontstaan. Hier zou het waardevol zijn geweest als de auteur ook ander wetenschappelijk onderzoek had geraadpleegd. Ik denk bijvoorbeeld aan het werk van de Amerikaanse biochemicus en hoogleraar Michael Behe. Behe toonde aan dat er ‘onherleidbaar complexe organismen’ bestaan die niet langs de weg van de evolutie gevormd kunnen zijn. Het oog is daar een goed voorbeeld van. Het oog heeft pas een functie en dus nut als het compleet gevormd is. Daarom kan het oog, opgebouwd uit pupil, iris, lens, netvlies, staafjes en kegeltjes, oogzenuw, lichtgevende plek, niet stap voor stap ontstaan zijn, maar moet het er ‘ineens’ en ‘kant en klaar’ zijn. Voor een goed begrip: Behe is een christen (Rooms-Katholiek), maar hij plaatst als wetenschapper vraagtekens bij de evolutietheorie (zie zijn boek: De zwarte doos van Darwin. Het biochemisch vraagteken bij de evolutie).
Tegenover de stelligheid van Vandermassen komt dan toch de vraag te staan: hoe weten wij zo zeker wat er zich ‘tientallen miljoenen jaren geleden’ heeft afgespeeld? Het kost historici en archeologen al grote moeite om een redelijk betrouwbare reconstructie te geven van een samenleving pakweg 3000 jaar geleden. Wat weten wij dan van migratie zestigduizend jaar geleden (blz. 164)? Wat weten wij nu eigenlijk af van het ontstaan van het leven? Kunnen mannelijke en vrouwelijke eigenschappen in plaats van geëvolueerd uit een jagerssamenleving niet al in aanleg meegegeven zijn toen het leven ontstond? Ook de moderne celbiologie maakt het moeilijk vast te houden aan de traditionele evolutietheorie. In elke cel ligt een complete bibliotheek aan informatie opgeslagen. Hoe komt die informatie in de cel terecht? Evolutie is een blind, ongericht en niet gestuurd proces. Speelt het toeval dan niet een veel te grote rol? Hoe kan iets wat er eerst niet was geselecteerd worden? Moet de mogelijkheid van een schepping niet toch opengehouden worden? Dat onze geest door evolutie is gevormd ‘staat buiten kijf’ lees ik op blz. 168. Hoe kan echter het immateriële uit het materiële ontstaan?
Soms komen evolutionaire verklaringen ook wel wat gemakkelijk over. Vrouwtjes ontwikkelden de eigenschappen voor zwangerschap en melkproductie omdat zij nu eenmaal bevrucht worden (blz. 101). Het verschil in ouderlijke investering in het nageslacht (vrouwen meer dan mannen) heeft geleid tot de sekseverschillen (blz. 101). Mannetjes ontwikkelen in de strijd om de gunst van vrouwtjes fysieke kenmerken, zoals slagtanden, hoorns, geweien, baltsgedrag (blz. 102). Vrouwen verzamelden van oudsher noten en vruchten en hebben daardoor een beter locatiegeheugen ontwikkeld dan mannen. Mannen achtervolgden hun prooi en hebben daardoor een beter ruimtelijk inzicht dan vrouwen (blz. 207). Zijn deze beweringen volgens een wetenschappelijke methode vastgesteld? Hoe test je zulke theorieën? Met andere woorden: evolutietheorie is niet vrij van speculatie.
Zo zijn er allerlei vragen te stellen zonder dat dit afdoet aan mijn bewondering voor de vaardigheid en passie waarmee Vandermassen haar onderwerp behandelt. Vragen zijn inherent aan dit actuele en gevoelige thema. Zo lees ik op blz. 134 dat evolutie ook betekent dat wij zelf bepalen wat goed of fout is, wenselijk of niet-wenselijk. Persoonlijk huiver ik daar een beetje bij, gezien de vele ontsporingen van menselijk gedrag in de geschiedenis. Als wij de morele standaard aanpassen aan de volkswil en dus de tijdgeest, vallen er geheid slachtoffers.
Zeer waardevol zijn de kanttekeningen die Vandermassen bij de genderideologie plaatst. Een samenleving zonder genderverschillen heeft nog nooit bestaan. Wereldwijd vertonen alle culturen juist opvallend gelijkwaardige patronen. Kinderen vertonen overal al op jonge leeftijd sekseverschillen en voorkeuren (denk aan speelgoed) (blz. 142 en 190). Sekseverschillen zijn dus aangeboren en niet aangeleerd. In de opvoeding kun je wel bijsturen en verder vormen.
Met veel belangstelling heb ik de laatste twee hoofdstukken gelezen. Vandermassen behandelt hierin de loonkloof tussen mannen en vrouwen, stereotype gedrag, het verschil in interesses en partnervoorkeuren, het aangaan van vaste relaties, het omgaan met losse seks, de feministische paradox (vrouwen die het feminisme als te radicaal afwijzen). Ik vind de schrijfster moedig. Ze staat voor haar mening en durft de mainstream te trotseren. Volgens haar staan veel mannen vandaag de dag in de kou en wordt het onmogelijke van hen verlangt in een gefeminiseerde samenleving. Mannelijk gedrag moeten we niet ombuigen naar een vrouwelijke richting. Een man moet het beste van zichzelf als man maken (blz. 286). Als feministen echt voor de keuzevrijheid van vrouwen opkomen, moeten zij ook aanvaarden dat vrouwen andere keuzes maken dan feministen wenselijk achten (blz. 298).
In haar Dankwoord schrijft Griet Vandermassen dat dit boek maar moeizaam tot stand is gekomen. Ik geloof het graag. Maar ik ben blij dat Griet Vandermassen heeft doorgezet. Ze heeft een prima boek geschreven, aansprekend, uitnodigend tot meedenken en ook prikkelend tot tegenspraak. Vandermassen is germaniste en doctor in de wijsbegeerte. Zij schreef al eerder een boek over dit thema (2005). Uitgeverij Houtekiet heeft het boek stevig en goed verzorgd uitgegeven.
Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website Leestafel. Het originele artikel is hier te vinden.
Genesis wordt veel te snel opgeofferd
Dit artikel werd samen met Jan van Meerten in 2015 geschreven.
Op zaterdag 28 november 2015 publiceerde het Nederlands Dagblad een interview met prof. dr. G. van den Brink. Wij maken graag gebruik van de mogelijkheid om hierop te reageren. Door de beperkte ruimte kunnen we helaas niet alle in het interview aangesneden thema’s van commentaar voorzien.
Volgens prof. Van den Brink spreekt de Bijbelschrijver vanuit het wereldbeeld van zijn tijd. Gewoonlijk beschrijft men dit wereldbeeld zo dat de aarde een op water en zuilen rustende schijf is die overkoepeld wordt door een eveneens op zuilen staande massieve koepel die als hemel fungeert. Deze stelling is discutabel. Zo komt bijvoorbeeld prof. dr. C. Houtman in zijn proefschrift (1974) tot de conclusie dat het Oude Testament geen dergelijk wereldbeeld kent. Ook veel exegeten nemen hier stelling tegen. Op basis van de gegevens die het OT ons aanreikt is het niet mogelijk de conclusie te trekken dat Israël een algemeen aanvaarde, systematisch opgebouwde theorie over het ontstaan, de opbouw en de inrichting van de kosmos heeft gehad. (p.195). Dat is geen 20e eeuwse uitvinding om de Schrift te redden, maar zien we ook bij iemand als William Whiston (1755).
Bij de geïnterviewde is er geen plaats voor een zesdaagse schepping. Het vierde gebod in Exodus 20 legt echter een directe verbinding tussen de werkdagen van de mens en de scheppingsdagen van God. God heeft met Zijn schepping in zes dagen de mens een ritme gegeven van zes dagen werken en één dag rust. Spreekt God Zichzelf dan tegen in Zijn Woord?
Één van de grootste probleem voor een evolutionistische benadering van Genesis is de historiciteit van Adam. Van den Brink oppert dat er zich een plotselinge bewustzijnsverwijding met vermogens van taal, communicatie, nadenken en moreel besef voor heeft gedaan. Hoe hij deze ad-hoc-constructie aan natuurwetenschappers wil gaan uitleggen is ons een raadsel. Daarnaast doet deze visie geen recht aan de Schriftgegevens. Nergens in de Schrift lezen we dat Adam en Eva in een groep hebben geleefd, laat staan dat zij voorouders hebben gehad. De Schrift spreekt van Eva als moeder van ‘alle levenden’ en Paulus spreekt over een mensheid ontstaan uit ‘enen bloede’. Hoe gaat Van den Brink om met de verklaringen van kerkvaders, reformatoren en andere theologen die vastgehouden hebben aan de historiciteit van Adam als zijnde een aparte scheppingsdaad van God? In de Gereformeerde theologie bijvoorbeeld werd ten tijde van de Verlichting het geloof in pre-Adamieten als on-Bijbels afgewezen.
Van den Brink stelt enkele retorische vragen aangaande Kaïn: Voor wie moest hij een stad bouwen? Voor wie was hij bang? Ook eerder is over deze vragen nagedacht en is men tot antwoorden gekomen. In Genesis 5:4 staat dat Adam en Eva meer kinderen hadden. Het ligt voor de hand dat Kaïn bevreesd kon zijn voor de wraak van de familie. Bij een stad in Genesis hoeven we niet meteen te denken aan een grote metropool, het bouwen van een stad behoeft niet meer ingehouden te hebben dan het omringen van één of enkele huizen met een afscheiding. Maar met de maximale leeftijden die voor de eerste mensen beschreven worden, zijn ook flinke aantallen nakomelingen mogelijk. Waarom zouden deze antwoorden niet langer volstaan?
Van den Brink offert Genesis 1-11 op aan de hedendaagse wetenschappen en hij beschouwt die hoofdstukken als onhistorisch, hoewel hiervoor geen aanwijzingen in Genesis staan. Als de prioriteit ligt bij de Bijbeluitleg is het onbegrijpelijk dat de geïnterviewde deze hoofdstukken (en de overeenkomstige passages in het Nieuwe Testament) zo gemakkelijk opoffert. Van den Brink wil in de gereformeerde traditie staan en haalt daarom onder andere Calvijn aan. Calvijn spreekt echter niet in het voordeel van theïstische evolutie. In zijn levenswerken (Institutie en Bijbelcommentaar) schrijft Calvijn dat hij gelooft in een jonge schepping die in zes dagen tot stand is gebracht. Adam en Eva worden daarbij gezien als speciale scheppingsdaad van God.
Het is niet nodig om als gelovige te zwichten voor het feit dat de meerderheid van de natuurwetenschappers toch wel heeft aangenomen dat gemeenschappelijke afstamming juist is. Dit als argument gebruiken is een drogreden. Het aantal personen is niet bepalend voor het waarheidsgehalte van een bepaalde visie. De kerk heeft in het verleden het geocentrisme als natuurfilosofie ingepast in de Schriftlezing, hoewel andere opvattingen ook toegestaan werden. Toen bleek dat dit niet juist was werd het een stok voor atheïsten om mee te slaan. We moeten daarom geen enkele wetenschappelijke theorie (noch naturalistisch noch creationistisch) leidend laten zijn bij onze Schriftuitleg. Daarnaast is de evolutietheorie in de zin van gemeenschappelijke afstamming nog lang niet het einde van alle tegenspraak. Vooral het onderste stukje van het evolutiebouwwerk: de ontwikkeling van de eerste cel, meercellig leven en de Cambrische explosie zijn een raadsel en kunnen het gebouw zomaar laten instorten. Theologie op onzekerheden en speculaties bouwen is te vergelijken met het bouwen van een huis op een zandgrond.
Dit artikel is een licht bewerkte versie van het oorspronkelijke artikel en met toestemming van de auteurs overgenomen. De volledige bronvermelding luidt: Hofman, H.A., Meerten, J.W. van, 2015, Genesis wordt veel te snel opgeofferd, Nederlands Dagblad 72 (19.094): 16-17.
Congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ 2021 – 3. Dr. Henk Hofman – Perspectief op de Schepping: van begrip naar geloof? Het vergezicht van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
Op 26 juni 2021 organiseerden Fundamentum en Geloofstoerusting een congres over ‘Bijbel & Wetenschap’ met als subthema ‘Intelligent Design’.1 (Kerk)historicus dr. Henk Hofman gaf een lezing met als titel ‘Perspectief op de Schepping: van begrip naar geloof? Het vergezicht van de Nederlandse Geloofsbelijdenis‘. Veel zegen bij het kijken en luisteren! Vragen kunnen gesteld worden via het contactformulier: https://oorsprong.info/contact/.
Voetnoten
Rondom het congres 2021 (3) – Antwoorden van dr. Henk Hofman op vragen in de chat
Op 26 juni 2021 sprak ik op het congres van Geloofstoerusting en Fundamentum over het onderwerp: “Perspectief op de Schepping: van begrip naar geloof? Het vergezicht van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.”2 In het kader daarvan ontving ik na afloop vier reacties. Graag ga ik even in op de gemaakte opmerkingen.
Geloof in jezelf
De eerste opmerking: “Geloof in jezelf doortrekt de huidige maatschappij. Waar vinden we ingang om geloof in God naar voren te brengen? We zijn misschien te voorzichtig. Daarmee doen we toch tekort?”
In de inleiding had ik het over zelfontplooiing als opvoedingsdoel van de mens. Je mag zijn, wie je bent en een ander moet je accepteren zoals je bent. Je hoeft niet te veranderen. Leidt het leven zoals jij dat wilt. De Bijbel stelt gehoorzaamheid aan het gebod van God centraal en roept op tot bekering. Wij moeten dus wel veranderen.
Hoe kun je dit ter sprake brengen?
Art. 2 van de NGB gaat uit van het bestaan van God. Onze wereld is niet het gevolg van toeval en is niet door mensenhand gemaakt. Bijgevolg moet er een Schepper bestaan. De belijdenis put zich niet uit in bewijzen, maar proclameert het bestaan van God. Wat nu als je gesprekspartner daar niet voor open staat? We komen nu op het terrein van de polemiek. Dat is de vaardigheid om je eigen standpunt goed te verwoorden en de ander te wijzen op tekortkomingen in zijn redenering en gebruikte argumenten. In de inleiding heb ik geprobeerd voor dat laatste handvaten aan te reiken. Ik noem er een paar:
- Inconsequenties en contradicties in redeneringen.
- Heel gemakkelijk van standpunt switchen.
- Het gebrekkige en voorlopige karakter van wetenschap
De Heilige Schrift maakt wel duidelijk dat mensen hardnekkig aan een standpunt vast willen blijven houden. “De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God” (psalm 14). Polemiek mag niet opdringerig worden. Het is de verantwoordelijkheid van de ander om zijn eigen conclusies te trekken.
Op zoek naar waarheid?
Ik citeer eerst weer de vraag in zijn geheel. “Zou een volmaakt rechtvaardige God iemand verdoemen die gelooft in wat het meest redelijk is? Ook veel atheïsten zijn op zoek naar de waarheid en volgen hierbij de meest rationele verklaring.”
Het oordeel is aan God en niet aan mensen. De Heilige Schrift vraagt om geloof, ook in zaken die wij rationeel niet kunnen verklaren. Ongelovigen, zondaren die volharden in een levensstijl die de Bijbel afwijst, zullen het Koninkrijk van God niet beërven. Het gaat om gehoorzaamheid aan en vertrouwen op het Woord van God. Zie bijvoorbeeld de galerij van geloofshelden in Hebreeën 11. Ongetwijfeld zijn ook veel atheïsten op zoek naar waarheid. De Bijbel is dan het beste kompas. Als we ons vetrekpunt in de mens nemen, zullen we in de mens eindigen. Dan verdwalen we in een doolhof van opvattingen, ideeën en meningen. Denk maar aan het informatiebombardement in de moderne samenleving. Wij hebben een toetssteen nodig buiten onszelf. Art. 7 van de NGB stelt dat Gods Woord de Waarheid bevat. In de inleiding heb ik geprobeerd aan te geven dat het op die basis mogelijk is om theorieën te toetsen aan hun houdbaarheid. Denk bijvoorbeeld aan de dia waarin het ging om art. 2 van de NGB en de evolutiebiologen. Op drie punten zijn er gebreken aangewezen in het werk van evolutiebiologen. A. Het gemakkelijk wisselen van standpunten verhoogt de geloofwaardigheid niet. B. Het gebrekkige van wetenschappelijke modellen. C. De grote plaats die wordt ingeruimd aan het toeval. Wij veroordelen geen mensen, zoals gezegd past ons dat niet, maar wijzen wel opvattingen af die niet stroken met Bijbel en belijdenis.
Snelle opkomst van de Islam
Weer eerst de vraag. “Is de snelle opkomst van de Islam in de 7e eeuw dan ook een ‘wonder’ met de vinger van Allah/God?”
De opmars van de Islam in de 7e eeuw voltrok zich zeker wonderlijk en razendsnel. Het ‘bolwerk’ van het Afrikaanse christendom is er in korte tijd aan bezweken. Ook dit is zonder meer op basis van art. 2 van de NGB toe te schrijven aan God Die de geschiedenis leidt en bestuurt. Maar op de vraag waarom dit zo gebeurt, weten wij het antwoord niet. Het is met name Calvijn die ons waarschuwt om niet door te willen dringen in wat God voor ons verborgen houdt. Het antwoord op de vraag is wat mij betreft: “Ja”. Waarbij ik Allah weglaat, omdat ik die niet vereenzelvig met God. De Islam ontkent immers de Drie-eenheid van God. Onder de snelle opmars van Islamitische legers bezweek het Oosterse Christendom. Is dat een oordeel van God geweest? Waarom werd dan het Westerse Christendom gespaard? Dit soort vragen leidt tot speculeren. Wij weten het niet. De Bijbel roept op om in alle wisselvalligheden van het leven onze toevlucht te nemen tot de vleugelen van God, die Hij uitspreidt over ware gelovigen.
Compliment
De vierde reactie bevat geen vraag, maar een compliment voor de gehouden lezing. Hier ben ik erg blij mee. Want de lezing had tot doel kijkers/hoorders handvaten te bieden voor eigen meningsvorming. Hartelijk dank voor deze reactie.
Voetnoten