Home » Klimaat » Voor natuurorganisaties én boeren is begrip op te brengen

Voor natuurorganisaties én boeren is begrip op te brengen

De stikstoferfenis legt een zware hypotheek op Nederland en het is inmiddels duidelijk dat het de overheid menens is om de overbelasting aan te pakken. Voor zowel boeren als natuurorganisaties is begrip op te brengen.

Stikstof houdt de gemoederen bezig en dat zal wel even zo blijven. De gevolgen van een te hoge stikstoftoevoer gedurende meer dan veertig jaar heeft sluipenderwijs tot een grote ontregeling van ecosystemen geleid. Dit heeft geleid tot een afname in de diversiteit van bodemleven, en van plantensoorten, met weer negatieve gevolgen voor allerlei dieren, zoals insecten vlinders en vogels.

Voor milieubewegingen als Greenpeace gaat de stikstofaanpak lang niet hard genoeg, terwijl (de meeste) boerenorganisaties de noodzaak van ingrijpen wel zien maar de ambitie en met name het tijdpad sterk bekritiseren. Voor beide standpunten is wel begrip op te brengen.

Het jaar 2023 wordt in principe een overgangsjaar. Greenpeace wijst er terecht op dat we inmiddels vier jaar na de uitspraak van de Raad van State zitten, toen het ingezette beleid ter bescherming van natuurgebieden, het Programma Aanpak Stikstof (PAS), werd afgewezen. De Raad van State oordeelde in mei 2019 dat de PAS-aanpak in strijd was met de Europese Habitatrichtlijn. Sindsdien is echter de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden nauwelijks gedaald. Boerenorganisaties achten op hun beurt het tijdpad van de gewenste reducties in 2030 onhaalbaar en hebben het gevoel dat hun sector onevenredig hard wordt aangepakt.

Dan is er nog het terechte gevoel van onrechtvaardigheid bij de zogenaamde PAS-melders. Dat zijn ondernemers die bij een uitbreiding konden volstaan met een melding van de berekende stikstofbelasting op kwetsbare natuur. Maar als gevolg van de uitspraak van de Raad van State moeten deze ondernemers alsnog een vergunning aanvragen waardoor hun uitbreiding nu feitelijk illegaal is.

De slechte staat van de natuur, de knellende situatie van de PAS-melders en de vastlopende vergunningverlening voor woningbouw en weguitbreiding maken een uitweg uit de impasse van groot maatschappelijke belang.

Het idee is dat er ruimte wordt gecreëerd voor de PAS-melders en voor vergunningen voor woningbouw en weguitbreiding met tegelijkertijd natuurherstel en perspectief voor de boeren.

In dit kader zijn vier momenten van belang. Medio februari zouden er doelen voor stikstof en natuur voor het landelijk gebied moeten zijn gespecificeerd. Vervolgens moet er eind maart een landbouwakkoord liggen, dat de basis vormt voor het halen van die doelen met perspectief voor de landbouw. Vervolgens moeten in juli gebiedsplannen worden ingeleverd door de provincies met daarin een aanpak om natuurdoelen te realiseren en het verdelen van budgetten hiervoor.

Tot slot moet er in het najaar een overzicht komen van het effect van de opkoopregeling op de opgebrachte stikstofruimte. Met de vraag of dat voldoende is voor de PAS-melders en voor economische activiteiten als woningbouw, infrastructuur en duurzame energieprojecten.

Inmiddels is met een tweetal Kamerbrieven van 10 februari jongstleden helderheid ontstaan over de stikstofreductiedoelen voor de verschillende sectoren. Voor ammoniak (NH3) vanuit de landbouwsector is dat 41 procent en voor stikstofoxiden (NOx) is dat 38 procent voor de sector industrie en energie en 25 procent voor de sector mobiliteit. Het gaat om reducties die moeten worden gehaald in 2030 ten opzichte van 2019.

Wat opvalt is dat de ambities lager lijken te zijn dan het advies van Remkes uit 2020, want die sprak over een halvering van de stikstofuitstoot in 2030. Maar de reducties komen boven op een voorziene landelijke reductie van ongeveer 10 procent vanuit de Klimaat- en Energieverkenning 2020. Om dit zo te presenteren lijkt mij niet handig. Beter is om gewoon de totale reductie te benoemen.

Verder was Remkes’ advies dat de ambitie gelijk zou zijn voor alle sectoren, terwijl dat in de voorstellen wel (vrijwel) zo is voor landbouw en industrie, maar beduiden lager voor het verkeer. Daarvoor is een mogelijke verklaring te geven. Remkes ging destijds uit van een evenredige inspanning over de hele sector terwijl het kabinet erop mikt dat drieduizend zogenaamde piekbelasters al in 2023 de uitstoot zeer fors reduceren. Dan gaat het om zowel agrarische als industriële ondernemingen die dicht bij gevoelige natuurterreinen liggen met een hoge bijdrage aan de belasting op natuur. Die aanpak is efficiënter dan het verminderen van de uitstoot op grote(re) afstand.

Toch blijft de lage reductiedoelstelling voor stikstof uit verkeer verbazing wekken als je denkt aan de opgaves voor schone lucht en de klimaatdoelstelling, aangezien stikstof- en CO2-emissie nauw gekoppeld zijn. Een vergelijkbare opgave voor verkeer aan die van industrie en landbouw lijkt me dan ook logischer en eerlijker.

Het meest springende punt bij de stikstofdiscussie, en de rol van de landbouw is dat we niet alleen doelen moeten halen op het gebied van ammoniakemissies (waar stikstof in zit), maar ook op het gebied van waterkwaliteit en klimaat. Naast fosfaat, methaan en CO2 spelen andere stikstofverbindingen een rol, te weten nitraat en lachgas. In totaal moeten dus de verliezen van zes stoffen naar beneden. Berekeningen geven aan dat het halen van de klimaatdoelstelling voor 2050, namelijk een halvering van de broeikasgasuitstoot uit de landbouw, een nog zwaardere opgave is dan een halvering van de ammoniakuitstoot.

Dat nuanceert alle discussies over wat we met ammoniak willen bereiken, want ook los daarvan is de opgave heel groot. De integrale aanpak op het gebied van natuur, stikstof, water en klimaat moet vorm krijgen via het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) onder aansturing van het rijk en de provincies. Essentieel is daarbij dat landelijke en provinciale opgaven vertaald worden naar doelen per bedrijf.

Het halen van die doelen is mogelijk op basis van een combinatie van verbeterd management, bedrijfsaanpassingen en veranderingen in de landbouwstructuur, waaronder veestapelreductie. Want één ding is zeker: om aan alle doelen te gaan voldoen is naast extensivering van de veestapel ook managementverbetering en innovatie van essentieel belang. En de (vele) blijvende boeren moet daarvoor een goed handelingsperspectief worden geboden.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De bronvermelding luidt: Vries, W. de, 2023, Voor natuurorganisaties én boeren is begrip op te brengen, Nederlands Dagblad 79 (21.315): 16 (artikel).

Eerder schreef prof. dr. Wim de Vries de artikelen ‘Stikstofmodellen zijn geen boerenbedrog’ en ‘Er is wel degelijk een stikstofprobleem’. Deze artikelen zijn resp. hier en hier te vinden.