Advertentie RD Summerschool 2024

In het Reformatorisch Dagblad stond vrijdag 28 juni 2024 een advertentie van de Summerschool 2024 van Stichting Apologica.1 Een waardevolle interkerkelijke summerschool, waar veel geleerd wordt over geloof, apologetiek en wetenschap. Meer informatie is te vinden via de in de voetnoot genoemde link. Aanmelden voor summerschool daar ook. De vijfdaagse summerschool hoopt plaats te vinden van 15 juli 2024 tot en met 19 juli 2024.2

Voetnoten

Mijlpaal: dit jaar al duizend artikelen geplaatst op oorsprong.info!

Naast de mijlpaal van vierduizend artikelen op oorsprong.info, zijn er sinds vandaag dit jaar al duizend artikelen op onze website verschenen. Hartelijk bedankt voor uw betrokkenheid de afgelopen tijd. Hieronder volgt een top-10 van meest gelezen artikelen van dit jaar. Als het een ouder artikel betreft dan staat het jaartal van plaatsing erachter. Bij het (her)lezen hiervan veel leesplezier en zegen toegewenst. Feedback kunt u geven via de pagina ‘Hier mag u uw hart luchten’.

Top-10

  1. ‘Het Evangelie zonder kleine lettertjes’, ‘Dordt zoals je Dordt niet kende’ en ‘Hyperdordt’ – Een overzicht.
  2. Rouwdienst en begrafenis Jerphaas Karel (Jarco) van Meerten (2015-2022) (2022).
  3. Begraaf de openbare strijdbijl! – Eeuwenoude kloof tussen orthodox-gereformeerden en bevindelijk-gereformeerden is niet te overbruggen.
  4. Predikant en theoloog drs. C.J. Meeuse promoveert op 28 juni 2024 D.V. aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.
  5. Meerderheid studiedeputaatschap NGK zet wissel om met pleidooi voor acceptatie gelijkgeslachtelijke seksualiteit – Rapport geeft dr. Wolter Rose ruimte voor een tegenstem.
  6. COLUMN: Het hart.
  7. Tussen tekst en toepassing – Bestudering proefschrift predikant en theoloog dr. G.W.S. Mulder.
  8. Nieuwe uitleg inzake homoseksualiteit gaat met bijbeltekst op de loop.
  9. ‘Nieuwe manier van Bijbellezen eist zijn tol’ – Dr. J.M.D. de Heer over de gevolgen van de moderne hermeneutiek in zijn derde ‘Saambinder’-serie.
  10. Moderne hermeneutiek: tijd waarin we leven bepalend voor uitleg – Dr. G.W.S. Mulder promoveerde aan de Vrije Universiteit op predikkunde (2023).

Kerk en slavernij? (17) – Bijdrage van dr. Dick de Vos aan het debat over de rol van de kerk

Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.

Inleiding

In deze en de volgende bijdragen zal in verband met het onderwerp ‘kerk en slavernij’ de context van de Nederlanden aan de orde komen. Als voorbeeld zal de stad Leiden worden gebruikt. Dat is de stad waar mijn familie sedert ongeveer 1640 heeft gewoond. Zo kan ik uit gegevens van mijn eigen familie de algemene waarnemingen bevestigen. Deze bijdrage zal gaan over armoede en ziekte. Er is daarover veel literatuur beschikbaar. Hier wordt een selectie geboden.1

Armoede en ziekte

De industrie in Leiden was voornamelijk textielindustrie. Afhankelijk van schommelingen op de Europese textielmarkt waren er meer of minder werkelozen en dus armen. Er was een duidelijk onderscheid in klassen. Aan de ene kant waren er de bezitters van grondstoffen en werktuigen, aan de andere kant de loonarbeiders.

In de zestiende eeuw behoorde een derde van de bevolking van Leiden tot de armen. De armoede bleef. Dit hing samen met de achteruitgang in de textielindustrie met name sedert ongeveer 1670. De armen bestonden uit arme vreemdelingen, bedelmonniken, handwerkslieden zonder werk, weggelopen lijfeigenen, verbannen landlopers. Er was dus een hele schare van al dan niet zieke bedelaars.

Voor alle armen waren er verschillende instellingen, allemaal van godsdienstige aard. Voor de reformatie waren het vanzelfsprekend roomse instellingen, daarna gereformeerd/hervormd. Zo waren er verschillende gasthuizen: het Katrijnengasthuis, het Vrouwengasthuis, het Sint Elisabethgasthuis en het Heilige Geest-huis. Er was ook een Leprooshuis voor lepralijders. Lepra verdween uit Leiden in de loop van de zeventiende eeuw. Er waren ook Huiszittenhuizen voor de bedeling van Huiszitten-armen. Er waren verder Vrijwoningen, waaronder hofjes, om onder andere aan bejaarden woonruimte te bieden. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog namen de gasthuizen ook gewonde soldaten op.

Op alle godsdienstige instellingen ten behoeve van armen had de plaatselijke overheid toezicht. Gestreefd werd naar een zekere vorm van centralisatie. Zo kwam er één Huiszittenhuis voor de bedeling van armen. Dat kende overigens een strenge inschrijfprocedure. Door economische achteruitgang nam de armoede in de negentiende eeuw toe. De overheid meende dat het hervormde Huiszittenhuis te ruim bedeelde en greep in, overigens zonder succes. De overheid steunde met name in de negentiende eeuw de kerkelijke armenzorg. De armen woonden verspreid over de stad. Er waren wel wijken met veel rijken, maar er was geen lompenproletariaat dat in een bepaald deel van Leiden woonde.

Getroffen door ziekten

Het slecht gevoede arme deel van de Leidse bevolking werd gewoonlijk het hardste getroffen door ziekten. In 1622 telde Leiden ongeveer 45.000 inwoners. Door pestepidemieën overleden van 1624 tot 1655 in totaal ongeveer 35.000 personen. In 1669-1670 was er een epidemie van vlektyfus, waarschijnlijk samenvallend met malaria. Er waren 7000 doden. In 1770-1771 waren pokken en pest in de Nederlanden, in 1808 was er roodvonk, in 1823 meer tuberculose dan gewoonlijk. Van 1849-1866 heerste er cholera. Dit eiste 5000 slachtoffers, meestal onder het arme deel van de bevolking.
De genoemde ziekten eisten ook hun tol in mijn voorgeslacht. Met name was er veel kindersterfte. Bedacht moet worden dat er pas in 1878 drinkwater van de Leidse Duinwatermaatschappij kwam.

Afsluiting

In het voorafgaande zijn slechts ziekten genoemd die in epidemievorm optraden. Ziekten zoals tuberculose waren altijd aanwezig. Ziekten verspreidden zich ook gemakkelijk, omdat het arme deel van de bevolking dicht opeengepakt in kleine huizen leefde. De rijke elite woonde ruim en kon de stad ook ontvluchten bij ziekten van epidemische aard door naar een buitenhuis te gaan.

Het accent ligt in deze bijdrage op armoede. Dat betekent niet dat de rest van de bevolking in rijkdom leefde. Dat deed slechts een kleine elitaire bovenlaag. Zo beschikte de inmiddels uitgestorven bestuurdersfamilie Van Reverhorst over bijna 1000 stuks tafellinnen en een eigen in China vervaardigd servies, voorzien van familiewapens, waarvan stukken nu nog in musea zijn te bewonderen. In de Oude Kerk te Zoetermeer bevindt het wapenbord van de familie Van Reverhorst zich nog boven een herenbank. Armoede werd grotendeels bestreden door kerken. De benodigde gelden waren en werden door particulieren bijeengebracht.

Kan nu worden gezegd, dat “Grote, met name private delen van de Nederlandse samenleving direct en grootschalig bij slavernij betrokken waren”?2 Een groot deel van de Nederlandse samenleving was arm en ziek. Voor het grootste deel van de Nederlandse samenleving was het voeden en kleden van de familie van overheersend belang. Slechts een elitaire bovenlaag investeerde in handel met betrokkenheid van slavernij. Daarbij is het nog de vraag wat men van slavernij wist. Het grootste deel van de bevolking van Leiden was bezig met overleven. Bovendien was slavernij eeuwenlang normaal net zoals het ook normaal was dat men tot in de twintigste eeuw in Friesland en Drenthe in plaggenhutten woonde. Dat betekent geen vergoelijking, het gaat wel om feiten. Het is volstrekt onbegrijpelijk dat een universitair geschoold persoon kan beweren, dat “Grote, met name private delen van de Nederlandse samenleving direct en grootschalig bij slavernij betrokken waren”. Helaas gaat het zo in woke-onderzoek, waarbij de uitkomst tevoren reeds vaststaat.

© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!

Doet de wens er niet toe of de mens wel of geen gemeenschappelijke voorouder heeft met de mensapen? – Reactie op column drs. Dick Schinkelshoek

De afgelopen anderhalve maand lijkt het zogenoemde ‘creationisme’ weer trending in het Nederlands Dagblad. Of moeten we hier niet zeggen de afwijzing van het ‘creationisme’? Het begon met een artikel van journalist en theologiestudent Bas Meeuse, die creationisten niet (goed) begrepen heeft en niet op de hoogte was van diverse antwoorden binnen die stroming (ND 23-5). Later verscheen er een evenwichtig artikel over evolutieacceptatie op christelijke scholen (ND 5-7).1 De volgende dag (zaterdag) verscheen er een column waarin columnist Reina Wiskerke aangeeft haar ‘kaarten niet [te] wil[len] zetten op de noeste arbeid van creationisten’ (ND 6-7).2 Vandaag tenslotte schrijft journalist en theoloog drs. Dick Schinkelshoek een column waarin hij de polarisatie hekelt binnen het scheppingsdebat (ND 8-7). Op deze laatste column wil ik in dit artikel reageren.3

Aandacht voor creationisten

Het is mooi dat er in het Nederlands Dagblad aandacht is voor creationisten. Wel jammer dat er vaak vanuit een bepaald perspectief geschreven wordt over creationisten, maar dat er geen artikelen verschijnen van creationisten zélf. Drs. Dick Schinkelshoek ziet dat de schepping-evolutie-discussie politiek geladen geworden is. Volgens Schinkelshoek zorgt deze kwestie al decennia lang voor debatten onder christenen in Nederland. Dat is niet sinds het Darwinjaar 2009 zo, zoals Schinkelshoek beweert, dat is al zo zolang de evolutietheorie van Charles Darwin bestaat en voor het eerst in Nederland geïntroduceerd werd. Ik ben al jaren bezig met het in kaart brengen van het debat rond de introductie van Darwins ideeën in Nederland, maar ook aangaande het debat over de ouderdom van de aarde (wat eerder was).4 Dat ging er toen fel aan toe ook binnen de kerk. Vergeleken met tegenwoordig waren deze debatten véél feller. Ik voer dit niet op als pleidooi voor felle polariserende debatten, maar dit plaatst het wel in perspectief. Deze discussie zorgt inderdaad voor een scheiding van geesten. Wie Universele Gemeenschappelijke Afstamming, inclusief een gemeenschappelijke afstamming van mensen en mensapen (‘apes’), wil aanvaarden is progressief óf modern. Wie dat niet wil en (mogelijk) wetenschappelijke alternatieven hiervoor bedenkt en uitwerkt is conservatief. Dat deze scheiding van geesten dwars door kerkverbanden (en scholengroepen) loopt is eveneens minstens net zo oud. De wijze Salomo heeft gelijk als hij stelt: “Hetgeen dat er geweest is, hetzelve zal er zijn; en hetgeen dat er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon. Is er enig ding waarvan men zou kunnen zeggen: Zie dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen die vóór ons geweest zijn” (Prediker 1:9-10, SV). Vanuit de geschiedenis is véél te leren, en wie deze geschiedenis niet kent is genoodzaakt deze te herhalen.5 De standpunten in het schepping-evolutie-debat zijn zeker niet van gisteren, maar eeuwenoud. Dat geldt óók voor de polarisatie rond dit onderwerp. De klappen van de zweep vallen dan aan en vanuit beide kanten van het spectrum.

Doet het er (niet) toe?

Bij syncretisme van schepping en Universele Gemeenschappelijke Afstamming staat er veel op het spel. Deze ontstaansvisies zijn zó wezenlijk verschillend, dat het niet mogelijk lijkt om ze te harmoniseren. Om het vege lijf te redden opteren sommige gereformeerde theologen (zoals prof. dr. Arnold Huijgen) een boedelscheiding. Máár zo’n boedelscheiding weekt het christendom los van de realiteit. Dat is in mijn ogen eveneens een té hoge prijs die betaald moet worden. Schinkelshoek erkent in zijn column dat het, in het debat rond schepping en Universele Gemeenschappelijke Afstamming ergens over gaat. Hij geeft aan dat het debat gevoerd moet worden met argumenten en op zoek naar waarheid. Schinkelshoek hekelt echter de polarisatie tussen de verschillende geesten. Het is volgens hem verworden tot een loopgravenoorlog waarbij beide partijen zich geen millimeter (willen) bewegen. De harde toon in het debat staat mij ook vaak tegen, maar anderzijds staat er veel op het spel. Een acceptatie van Universele Gemeenschappelijke Afstamming tast het beeld aan van Wie God is (en hoe Hij Zich openbaart). Maar ook heeft het grote gevolgen voor wie de mens is (mensbeeld) en Wie Christus is (Christusbeeld). Juist déze vragen zijn fundamenteel voor het komen tot het heil. Dan hebben we het nog niet eens gehad over de gevolgen van dit compromis voor onze Schriftvisie in z’n geheel. Vaak maakt de Schrift- en cultuurvisie en het wereldbeeld de connectie tussen evolutieacceptatie en de andere onderwerpen die Schinkelshoek aansnijdt. Er staat zoveel op het spel dat creationisten niet anders kunnen dan met hart-en-ziel het klassieke scheppingsgeloof uitdragen. Niet om de opponent in een politiek hokje te drukken en alles politiek te maken. Als het goed is juist en vooral met het oog op het behoud van de naaste. Ga je verloren omdat je niet in de zesdaagse schepping gelooft? Zeker niet, de Schrift is daarover duidelijk. “Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd” (1 Korinthe 2:2, SV).6 Daarmee is echter niet alles gezegd. Ik meen, op grond van Gods Woord, dat iemand dwaalt, die Universele Gemeenschappelijke Afstamming in al haar facetten wil accepteren én christen wil blijven. Het is ook duidelijk wat de Schrift daarover zegt: “Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien. Want die in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderfenis maaien; maar die in den Geest zaait, zal uit den Geest het eeuwige leven maaien” (Galaten 6:7-8, SV). Waarschuwen tegen dwaalleringen kan en mag nooit polariserend en zelfverheffend gebeuren. Wie dat wél doet heeft Galaten 6 niet begrepen. Hoorde onlangs in een preek de uitspraak: “Wie in zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet!” In Galaten 6:3, SV, wordt geschreven: “Want zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zichzelven in zijn gemoed”. Omdat er veel op het spel staat moet hierover worden gedebatteerd en gediscussieerd. Hoewel dit debat op het scherpst van de snede gevoerd kan (en mag) worden, moet het debat vooral in liefde gevoerd worden, met het oog op het behoud van de opponent. Het doet er wel degelijk toe of wij wel of geen gemeenschappelijke voorouder delen met de mensapen (‘apes’). Het heeft, zoals gezegd, gróte gevolgen. Vrijdenker mr. dr. Hermanus Hartogh Heijs, die als student het gereformeerde geloof vaarwel zei, had dát goed begrepen toen hij ‘The Descent of Man’ voor het eerst in het Nederlands vertaalde (1871). Verschillende christenwetenschappers en theologen van die dagen, die soms té fel in polemiek gingen, evenzeer. Uiteraard gaat het er niet om wat wij wensen (zoals die aangehaalde boer), maar veel meer over wat er geopenbaard is in Zijn Woord en daarmee ook waar (gebeurd) is. Het naturalistische verhaal van de menselijke evolutie is niet te rijmen is met het klassieke scheppingsgeloof. Alle huidige theïstisch evolutionistische pogingen om wel te komen tot een compromis, hoe oprecht de intenties ook moge zijn, leiden schipbreuk.7

Tenslotte

Het is mijn welmenende en liefdevolle advies aan Schinkelshoek om de diepste gevolgen van deze gedachten te overdenken. Daarover wil ik, al lust ik geen koffie, wel een bakje met hem doen. Meen dat samenwerken de fundamentele verschillen niet oplost, maar wel de tone-of-voice kan verbeteren. Schinkelshoek heeft, zoals hierboven al gezegd, gelijk dat die tone-of-voice er véél méér toe doet! “Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden” (1 Korinthe 13:1, SV).

Kunnen we de letterlijke betekenis van veel bijbelverhalen negeren?

Sommige bijbellezers vinden bepaalde verhalen in de Bijbel maar vreemd; ze ‘kunnen er niets mee’. Zij zijn blij dat begaafde schrijvers en predikers vaak wel in staat zijn om uit zulke verhalen diepe, ‘geestelijke’ waarheden naar boven te halen. Beide dingen heb je waarschijnlijk zelf wel meegemaakt: de afkeer die sommigen hebben en de gaven die anderen lijken te bezitten. Betekent deze situatie dat we de letterlijke betekenis van veel bijbelverhalen kunnen negeren en ons alleen moeten richten op hun diepere betekenis? Nee, dat is een misverstand.

Iemand die de letterlijke uitleg van verhalen maar onbenullig vond en altijd de diepte in wilde, was de Joodse bijbeluitlegger Philo, die in dezelfde tijd als Jezus leefde, maar in Egypte. Philo schreef bijvoorbeeld over het bekende verhaal van de roeping van Abram in Genesis 12:1-3, dat het hier eigenlijk (!) gaat over Gods roeping aan de mens om het aardse leven te relativeren en een hoger leven te gaan leiden. Genesis vertelt hoe God aan Abram vraagt om zijn land, zijn familie en zijn vaderhuis te verlaten. Welnu, zegt Philo, ‘land’ staat voor het lichaam, ‘familie’ staat voor zintuiglijke waarneming en ‘vaderhuis’ voor spraak. Abram wordt dus opgeroepen om zijn ziel te reinigen van al het aardse, het materiële, en een onthecht, filosofisch leven te gaan leiden. Niet toevallig is dat ook het levensideaal van Philo zelf…

Philo’s vergeestelijking heeft, bewust of onbewust, veel navolgers gehad onder christelijke uitleggers en lezers. Ik denk dat er bij deze vergeestelijkende uitleg twee dingen misgaan. In de eerste plaats verliest men de historische feiten uit het oog. Dat kan niet goed zijn, want de Bijbel is het boek van Gods geschiedenis met
de mensen. God heeft gehandeld in de geschiedenis. Het gaat in de Bijbel om verslagen van wat werkelijk is gebeurd, om ‘de grote werken van God’ (Handelingen 2:11). We tasten de kern van het geloof aan wanneer we ontkennen dat God degene is die in het begin de wereld en de mensen maakte en daarna van tijd tot tijd ingrijpt in het wereldgebeuren, speciaal door zijn Zoon naar de aarde te sturen. In het geval van Abram gaf Hij een mens opdracht om samen met zijn familie naar een onbekend land te verhuizen; Hij gaf hem dat land en bovendien een groot aantal nakomelingen, met de bedoeling dat dit nieuwe volk tot zegen zouden zijn voor de wereld.

Deze feitelijkheid, deze historiciteit, betekent niet dat het verhaal geen diepere betekenis heeft, want die heeft het ook. Je kunt erover preken en zingen. Het laat ons het geloof van Abram en de zijnen zien, en het is een voorbeeld voor ons eigen geloof: vertrouwen wij God genoeg om Hem te gehoorzamen als Hij ons roept? En volgens Hebreeën 11:10 migreerde Abram ook omdat hij ‘de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is’ verwachtte.

Het verhaal over de roeping van Abram is dus geen plat verhaal, maar wat wij over de diepere betekenis ervan zeggen is wel gebaseerd op de historische feitelijkheid ervan: op een bepaalde dag sprak God tot een bepaalde persoon, die gehoorzaam reageerde door van plaats A naar B te verhuizen. Ditzelfde geldt ook voor de hele bijbelse geschiedenis.

Is het je ooit opgevallen dat de schrijver van Hebreeën de zaak toch enigszins vergeestelijkt? Hij voegt een element toe dat niet in Genesis 12 staat, namelijk dat Abram een hemelse toekomst verwachtte. Maar een belangrijk verschil met Philo is dat Hebreeën de feitelijkheid van Abrams landverhuizing niet ontkent of bagatelliseert. De geschiedenis heeft een diepere betekenis, maar blijft als geschiedenis overeind.

Natuurlijk zijn niet alle gebeurtenissen die in de Bijbel worden beschreven even belangrijk als de roeping van Abram. Zeker het Oude Testament bevat details die voor ons niet direct van belang lijken te zijn. Bedenk dat het gaat om de geschiedenis van God met het volk Israël. Wel is het zo dat, als je langer met de Bijbel leeft, steeds andere verhalen tot je gaan spreken. Een verhaal dat je nu niet veel zegt, kan later ineens heel sprekend voor je worden.

Het tweede dat misgaat bij een vergeestelijkende uitleg zoals die van Philo is dat de diepere betekenis die men in het verhaal ontdekt in feite van buiten de Bijbel wordt binnengehaald. In het geval van Philo gaat het om de gedachten van de Griekse filosoof Plato. Plato vond de geest van de mens veel belangrijker dan het lichaam, en het hemelse belangrijker dan het aardse; hij lijkt zelfs een afkeer van lichamelijke, materiële zaken te hebben. Zijn ideaal is een puur geestelijk leven. Christenen die door het denken van Plato zijn beïnvloed – en dat zijn er niet weinig – kunnen (bewust of onbewust) de volgende onbijbelse ideeën hebben:

  • Zij maken een scherpe scheiding tussen ziel en lichaam; maar in de Bijbel is de mens in de eerste plaats een eenheid.
  • Zij denken ten onrechte dat de ziel onsterfelijk is; deze gedachte vind je niet in de Bijbel. Volgens de Bijbel is het God die ons kan opwekken tot eeuwig leven, want wij hebben de eeuwigheid niet in onszelf.
  • Zij zien de verlossing door Jezus vooral als een ontsnapping aan het aardse, in plaats van als leven in de overvloed in Gods koninkrijk. In extreme gevallen zien ze het lichaam als een soort kerker van de ziel.
  • Kennis en inzicht worden overgewaardeerd in vergelijking met zonde en schuld, geloof en genade.
  • Zij hechten weinig waarde aan de aarde als goede schepping van God en hebben daardoor de neiging om milieuproblemen en klimaatverandering te negeren of te relativeren.
  • Zij zien het belang van Jezus’ aardse leven over het hoofd en benadrukken eenzijdig zijn dood aan het kruis. Zij vergeten dat Jezus’ leven ons tot voorbeeld is.

Maar vergeestelijkt het Nieuwe Testament het Oude Testament dan niet? Wat moet je denken van wat Paulus doet in 1 Korinthe 9:9? ‘Want in de wet van Mozes staat geschreven: U mag een dorsende os niet muilbanden. Bekommert God Zich alleen maar om de ossen?’ Paulus haalt hier Deuteronomium 25:4 aan en zegt in vers 10 dat deze regel ‘vooral voor ons’ werd gegeven. Let op het woord vooral. Paulus ontkent niet dat de os ook letterlijk recht had op voer als loon voor werken. Zijn redenering is: ‘Als een os al recht had op zijn beloning, dan toch zeker wij apostelen.’ De Bijbel in Gewone Taal geeft Paulus’ bedoeling mooi weer: ‘Die regel geldt niet alleen voor dieren, maar ook voor mensen.’ De letterlijke betekenis blijft staan, ook al is de geestelijke betekenis nu belangrijker. Paulus’ omgang met Deuteronomium 25:4 is dus veel beter dan die van Philo, die over dit vers schrijft dat God zich helemaal niet interesseert voor dieren die geen verstand hebben, maar alleen voor redelijke, verstandige mensen.

Paulus leest het hele Oude Testament, zowel de verhalen als de wetgeving, door dezelfde bril: de Schrift is ten diepste gegeven aan ons, de gemeente van het nieuwe verbond, maar dit betekent niet dat zij geen betekenis had voor Israël. Voor ons betekent dit dat we niet te snel op zoek moeten gaan naar ‘diepere, geestelijke’ betekenissen van de Bijbel.

Dit is een boekfragment uit ’50 nieuwe Misverstanden over de Bijbel’. Het boek is uitgegeven door Uitgeverij Gideon en hier te bestellen. Dr. Pieter J. Lalleman sprak op het congres ‘Bijbel en Wetenschap 2023’ over de historische betrouwbaarheid van de Evangeliën.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van de website CVandaag. Het originele artikel is hier te vinden.

Wetenschap is te belangrijk

“Als onderzoeker bij de farmaceutische industrie heb ik ook ervaren dat 10 à 20 procent van de academische publicaties op het gebied van biomedische en neurowetenschappen gewoon niet te reproduceren is.” Bron: Pixabay.

Het is niet erg als wetenschappelijk onderzoek bij herhaling niet tot hetzelfde resultaat leidt. Dat betekent geen crisis in de wetenschap. Het leert ons ten minste dat wetenschap niet op een voetstuk hoort.

Een aantal weken geleden stond in de NRC (9/10 april 2016) een verhaal met een nogal dramatisch titel: Onderzoekscrisis. Het ging over een aantal problematische aspecten van wetenschappelijke onderzoek. Het blijkt namelijk dat in een aantal vakgebieden, zoals de psychologie, de sociologie en ook in het biomedische onderzoek, het nogal eens voorkomt dat onderzoeksresultaten niet gereproduceerd kunnen worden. Onderzoeken die dus gepubliceerd worden, terwijl bij herhaling blijkt dat niet dezelfde uitkomsten worden verkregen. Soms zelfs niet na het tientallen keren geprobeerd te hebben. Ondertussen liggen de resultaten wel ‘op straat’ en wordt er vrolijk mee verder gewerkt en worden de effecten als vaststaande feiten gepresenteerd. Voor veel wetenschappers is het not done om resultaten van collega’s op herhaalbaarheid te onderzoeken; bovendien wordt dit soort werk door de wetenschappelijke bladen niet geaccepteerd. Deze vakbladen brengen liever spectaculair nieuws dan veel saaier ogend reproductiewerk. Om te voldoen aan de publicatiedruk blijken sommige wetenschappers hun resultaten rooskleuriger voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Als een experiment een resultaat geeft dat de onderzoekshypothese niet ondersteunt, wordt dit genegeerd. Ten slotte wordt beschreven, dat de meer exacte natuurwetenschappen zoals de natuurkunde (en vermoedelijk ook de scheikunde) van dit soort problemen veel minder last zouden hebben.

Onthullingen

Nadat ik alle deze ‘onthullingen’ op me heb laten inwerken, zou ik de conclusie willen trekken dat er geen reden is voor paniek, als zou er een heuse crisis plaatsvinden in de (minder exacte) wetenschappen. Voor mensen die de wetenschap als hun hedendaagse afgod vereren is het wellicht wel even schrikken. Maar vergeet niet dat wetenschap gewoon mensenwerk is, met al zijn mooie en minder fraaie aspecten. Als onderzoeker bij de farmaceutische industrie heb ik ook ervaren dat 10 à 20 procent van de academische publicaties op het gebied van biomedische en neurowetenschappen gewoon niet te reproduceren is.

Het ligt voor de hand om aan te nemen dat er een statistisch relevante correlatie bestaat tussen de mate van exactheid van wetenschappelijke disciplines en het percentage ‘dubieuze’ publicaties. De reden daarvoor is dat in de minder exacte wetenschappelijke disciplines gewerkt moet worden met het zogenaamde methodisch reductionisme. Dat houdt in: de werkelijkheid is té complex om als geheel te onderzoeken en daarom worden vereenvoudigde en kunstmatige omstandigheden gecreëerd waarbinnen wél eenduidige resultaten kunnen worden verkregen. Maar zelfs in deze situaties blijkt het verrassend moeilijk om precies dezelfde omstandigheden te realiseren en dat is de reden dat resultaten nogal eens niet gereproduceerd kunnen worden. Je ziet dat bijvoorbeeld bij onderzoek met patiënten. Ook al wordt daar zo veel mogelijk getracht dezelfde selectiecriteria toe te passen; de individuele variatie en de omstandigheden waaronder gewerkt wordt, zijn afhankelijk van te veel factoren. Dit probleem is er altijd al geweest en is geen reden om deze wetenschappen nu aan de schandpaal te nagelen. Laten we nuchter blijven en erkennen dat al ons weten beperkt is. Bovendien heeft de wetenschap een sterk zelfreinigend vermogen, hoewel het weleens lang kan duren voordat duidelijk wordt welke resultaten we wel en niet kunnen vertrouwen.

Winst

De winst van dit soort publicaties als in NRC is wel dat we weer herinnerd worden aan het feit dat wetenschappelijke kennis altijd onzeker weten is. In onze cultuur wordt wetenschap te veel op een voetstuk geplaatst en dat kan ertoe leiden dat foutieve resultaten toch een eigen leven gaan leiden. Zeker in het kader van de recent opgelaaide discussie over ‘wetenschappelijk onomstotelijke bewijzen’ voor (ongeleide) evolutie is deze relativering van wetenschappelijke claims zeker op z’n plaats. Theologen die ervan uitgaan dat hun natuurwetenschappelijke collega’s het wel zullen weten (en omgekeerd net zo) en dat het niet respectvol zou zijn daaraan te twijfelen, huldigen een achterhaald, positivistisch wetenschapsbeeld. De prachtige activiteit die wetenschap heet, verdient het dat we met een respectvolle en kritisch opbouwende houding zijn resultaten benaderen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Nederlands Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: Kruse, C.G., 2016, Wetenschap is te belangrijk, Nederlands Dagblad 72 (19.240): 12-13 (artikel).

Evolutietheorie als sjibbolet? – Nederlands Dagblad onderzoekt evolutieacceptatie op reformatorische en gereformeerde scholen

In het Nederlands Dagblad van vandaag wordt teruggeblikt op de verschijning van de boeken van systematisch theoloog prof. dr. Gijsbert van den Brink (‘En de aarde bracht voort’) en oudtestamenticus prof. dr. Mart-Jan Paul (‘Oorspronkelijk’) over de Bijbel en Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Het is deze zomer precies zeven jaar geleden dat deze boeken verschenen en veel discussie opleverden. Het Nederlands Dagblad heeft, in het kader van dit ‘jubileum’, onderzoek gedaan naar de evolutieacceptatie op gereformeerde en reformatorische scholen voor Voortgezet Onderwijs.

Reformatorische docenten afwijzend

Het Nederlands Dagblad bevroeg 90 docenten biologie en godsdienst op de genoemde scholen. Maar liefst 94% van de reformatorische docenten geeft aan dat het christelijk geloof en de evolutietheorie moeilijk kunnen samengaan.1 In de lessen van deze docenten wordt dit ook zó aangegeven. Onder de ondervraagde docenten was slechts één docent die een vorm van theïstische evolutie aanhangt. Deze docent gaf ook aan dat er op zijn school nauwelijks ruimte is om vanuit deze visie te doceren. De resultaten voor gereformeerde scholen liggen duidelijk lager. Slechts 19% van de docenten op deze scholen hangt het klassieke scheppingsgeloof aan. Bijna twee-derde van de docenten meent dat een vorm van theïstische evolutie de juiste weg is. Bijzonder genoeg meent slechts een kwart van de ondervraagde docenten dat de mens een gemeenschappelijke voorouder heeft met de mensapen. Volgens dr. Paul laat dat zien ‘dat er niet goed is nagedacht over de consequenties als je de evolutietheorie aanvaardt’. Inderdaad is het (methodologisch) naturalistisch erg lastig om enerzijds Universele Gemeenschappelijke Afstamming de aanvaarden, maar anderzijds en vermeende menselijke evolutie te verwerpen. De krant bevroeg een aantal docenten op hun gebruik van de evolutietheorie in de klas: Sjaco van Gurp (Driestar College), Jan Slager (Pieter Zandt), Mark Zweers (Greijdanus College) en Guido Helder (Gomarus College). De eerste twee geven les op bevindelijk-gereformeerde (reformatorisch) scholen, de laatste twee op orthodox-gereformeerde scholen.

Revisionisme

Naast deze docenten worden ook dr. Van den Brink en dr. Paul aan het woord gelaten. Volgens de systematisch theoloog is bij het Reformatorisch Dagbladde knop omgegaan, en [is] dit onderwerp (…) een sjibbolet geworden’. Dit is onjuist. De genoemde krant heeft altijd al een klassiek scheppingsgeloof verdedigd en stond afwijzend tegenover Universele Gemeenschappelijke Afstamming. Van den Brink zou dit zelf ook kunnen weten door, via Digibron, het krantenarchief te bestuderen. Dan zal blijken dat deze historische revisie geen recht doet aan de genoemde krant.2 Dit geldt zó ook voor de reformatorische scholen. Dr. Paul heeft daarom gelijk als hij aangeeft het oneens te zijn met deze uitspraak. “Dat gaat mij te ver. Dit was altijd al het gangbare standpunt binnen reformatorische scholen. Daar is dus niets aan veranderd”. Aan het einde van het artikel lijkt dr. Van den Brink zijn standpunt hierin zelf ook te nuanceren. Hij meent dat evolutieacceptatie in golven gaat. Eerst ‘viel’ de Evangelische Omroep (EO) met de ‘coming out’ van theoloog drs. Andries Knevel en nu is er een verschuiving bij de orthodox-gereformeerden te zien op dit punt. ‘Misschien raakt de volgende golf de refozuil’. Een golf van evolutieacceptatie kan alleen gelden als voorheen het klassieke scheppingsgeloof hét standpunt was. De systematisch theoloog ziet het als een goed teken dat reformatorische scholen ‘hun leerlingen beter willen voorbereiden op de confrontatie met de evolutietheorie’. Als voorstander van begeleide confrontatie en een meer-modellen onderwijs kan ik het daar alleen maar mee eens zijn.

Er is, zoals dr. Van den Brink hierboven terecht aangeeft, wél een knop omgegaan bij orthodox-gereformeerden. Dit is niet een directe ommezwaai geweest en is niet sinds 2017 aan de gang, maar is geleidelijk gegaan en al van járen eerder. Dat blijkt uit de archieven van een andere krant: het Nederlands Dagblad. Stukken van schrijvers zoals wijlen drs. Koos van Delden (klassieke scheppingsgeloof) droogden langzaam op en stukken van schrijvers zoals dr. René Fransen (theïstische evolutie) namen geleidelijk aan toe. Dat geldt ook voor orthodox-gereformeerde theologische universiteiten zoals de Theologische Universiteit Utrecht (voorheen Kampen) en de Theologische Universiteit Apeldoorn.3 Al is er op de laatstgenoemde universiteit zeker ook ruimte voor het klassieke scheppingsgeloof. Dr. Van den Brink: “De sfeer is er veilig genoeg om erover van mening te kunnen verschillen en blijkbaar is dat op de gereformeerde scholen ook het geval.” Dr. Paul noemt deze ontwikkeling echter zorgelijk. “In een snel tempo [wordt] afscheid (…) genomen van standpunten die vroeger normaal waren.” Hierdoor groeien orthodox-gereformeerden en bevindelijk-gereformeerden op dit punt uit elkaar. We moeten echter ook niet een té zwart-wit beeld neerzetten. Eén-vijfde deel van de ondervraagde orthodox-gereformeerde docenten wil wél vasthouden aan het klassieke scheppingsgeloof.

Ten slotte

Het is goed dat het Nederlands Dagblad dit onderzoek heeft gedaan. Het artikel is evenwichtig omdat zowel reformatorische als gereformeerde docenten betrokken worden bij dit vraagstuk. Daarnaast wordt ruimte geboden aan de jubilarissen, dr. Van den Brink en dr. Paul, om te reflecteren op het onderzoek. Ik meen dat de constatering van dr. Van den Brink, dat de evolutieacceptatie in golven komt, juist is. De tentoonstelling ‘Schepping van de Wetenschap’ in Museum Catharijneconvent liet een dergelijke golfstroom ook zien: van wetenschap mét God naar wetenschap (in ieder geval methodisch) zonder God.4 Dat dit gevolgen heeft voor het wereldbeeld moge duidelijk zijn en baart mij zorgen. Als we met deze golfstromen alles zouden willen zeggen, dan zou dat een karikatuur zijn. Er zijn ook wetenschappers en andere docerende academici die tegen deze stroom willen blijven roeien. Het is bemoedigend om te lezen dat nog zoveel docenten het klassieke scheppingsgeloof belijden en willen delen met hun leerlingen. ‘Doch wie roemt, die roeme in den Heere. Want niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd’ (2 Korinthe 10:17-18, SV). Soli Deo Gloria.

N.a.v.: Hoogendoorn, M., 2024, Evolutie verdeelt gereformeerde en reformatorische gelovigen, Nederlands Dagblad 80 (21.715): 6-7. URL: https://www.nd.nl/geloof/geloof/1230252/hoe-de-opvattingen-over-schepping-en-evolutie-verschoven-in-h.

Voetnoten

Blokkade vlonderpad vogelhut

Op 22 april vanuit de vogelhut de nesten van Aalscholver en Blauwe Reiger geschat. Ik kwam uit op 80 nesten Aalscholver en 30 nesten Blauwe Reiger en zag ongeveer 25 Lepelaars.

Helaas toen niet de waterstand genoteerd. Wel weet ik dat de wilgenrand aan de noordoostrand (vanuit de hut) nog in het water stond en dat daar al gauw 8 nesten van de Blauwe Reiger in lagen. Deze soort geniet van wilgen in het water daar grondpredatoren dan niet zo onder de nesten door kunnen lopen.

In mei hier niet geweest. Waar kan een mens toch druk mee zijn?! Op 12 juni was het toch zover. Een Nachtegaal liet onderlangs de Grebbeberg zijn sfeervolle zang horen. Er zijn geluiden die je wel in zou willen drinken. Doch de vogelhut wachtte. Nu de waterstand wel genoteerd: 6.77 m NAP. Relatief hoog en het pad naar de vogelhut stond grotendeels onder water. Dat is op zich niet erg. Met laarzen was de oversteek te doen. Maar wat had bezit van het vlonderpad genomen? Een paar Meerkoeten! Blijkbaar was het pad al een tijd niet of nauwelijks belopen anders kom je toch op deze plek niet rustig tot nestelen?

Hoe als beheerder hier mee om te gaan? Vlonderpad afsluiten zolang er eieren zijn of …. Nu ik dit schrijf heeft het vandaag flink geregend: het vlonderpad staat waarschijnlijk nog wat onder water. Dus menigeen zal de vogelhut links laten liggen. Verder hopen dat de eieren gauw uitkomen.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit Het GemeenteNieuws. De volledige bronvermelding luidt: Kooij, H. van der, 2024, Blokkade vlonderpad vogelhut, Het GemeenteNieuws 23 (26): 7.

PERSBERICHT: Schreeuw om leven voert publieksactie uit als reactie op nieuwe kabinet

Don Ceder (CU) en Diederik van Dijk (SGP) namen in de statenpassage het presentje in ontvangst van Arthur Alderliesten (Directeur Schreeuw om leven). © Fotografie Dirk Hol

Hilversum, 3 juli – Schreeuw om leven voerde woensdag 3 juli om 13:00 uur een publieksactie uit bij de Tweede Kamer. Alle leden van de Eerste Kamer en Tweede Kamer, de nieuwe minister-president, ministers en staatssecretarissen kregen een potje honing toegestuurd. Bij het potje honing zat een boodschap die de Kamerleden aanmoedigt om in dit nieuwe politieke seizoen met lef en trots het ongeboren leven te koesteren en zich in te zetten voor goede hulp aan vrouwen.

De actie is bedoeld om het nieuwe Kabinet aan te moedigen om op te komen voor het ongeboren leven en om het belang goede zorg voor vrouwen te onderstrepen bij het nieuwe kabinet. Het potje honing, dat de Kamerleden ontvingen, symboliseert de zorg en de waarde die van leven verdient, net zoals bijen hun kolonie voeden en beschermen om zo honing te maken. Bij het potje zat een kaartje waarop de volgende boodschap staat:

“Elk kind dat nog geboren moet worden, draagt de belofte van een nieuwe toekomst. Het vereist lef deze belofte te koesteren en te beschermen. Bijen beschermen en voeden onvermoeibaar hun kolonie. Wij roepen u op zich ook zo in te zetten voor elk ontkiemend mensenleven. Laat Nederland trots zijn op politiek en samenleving die de waarde van het leven erkennen vanaf het allereerste begin tot de laatste hartslag. Samen kunnen we werken aan een wereld waarin elk leven de kans krijgt om tot bloei te komen.”

Doel en oproep tot actie

Schreeuw om leven gelooft in de intrinsieke waarde van elk mensenleven vanaf het moment van conceptie. Onze missie is om levens te redden door abortus te voorkomen en om steun te bieden aan vrouwen in moeilijke situaties, zodat zij hun zwangerschap met vertrouwen kunnen dragen. “We hebben gekozen voor een potje honing omdat het symbool staat voor iets kostbaars en natuurlijks, net zoals elk leven kostbaar is,” aldus Arthur Alderliesten, directeur van Schreeuw om leven. “Met dit gebaar willen we de politiek aanmoedigen om op te komen voor het ongeboren leven en dit te koesteren.”

Positieve reacties van Kamerleden

In de statenpassage namen Don Ceder, namens de Christen Unie, en Diederik van Dijk, namens de SGP, het presentje in ontvangst. Ze reageerden positief en gaven aan zich te blijven inzetten voor het ongeboren leven. Zij spraken hun waardering uit voor de creatieve en symbolische manier waarop Schreeuw om leven de politiek aanmoedigt om op te komen voor het ongeboren leven en goede hulp aan vrouwen. “Positief dat jullie op deze manier aandacht vragen voor het ongeboren leven. Wij blijven ons inzetten voor het ongeboren leven” aldus Diederik van Dijk.

Blik op de toekomst

Schreeuw om leven blijft zich inzetten voor het verhogen van de bewustwording rondom de bescherming van het ongeboren leven door middel van verschillende acties en campagnes. De organisatie hoopt dat dergelijke initiatieven bijdragen aan een grotere maatschappelijke bewustwording en politieke steun voor het ongeboren leven.

Online

Hieronder ziet u welke (online) media en of andere kanalen aandacht hebben besteed aan dit bericht:

Schreeuw om Leven: https://www.schreeuwomleven.nl/nieuws/schreeuw-om-leven-voert-publieksactie-uit-als-reactie-op-nieuw-kabinet/.
Fundamentum: https://www.oorsprong.info/persbericht-schreeuw-om-leven-voert-publieksactie-uit-als-reactie-op-nieuwe-kabinet/.
CVandaag: https://cvandaag.nl/101910-actie-schreeuw-om-leven-bij-tweede-kamer-vanwege-nieuw-kabinet.

Keuze voor wereldbeeld blijft nooit zonder gevolgen

De Bijbel is helder: een christen is betrokken bij een kosmisch conflict tussen goed en kwaad. Een strijd van ideeën en wereldbeelden.

„Voorts, mijn broeders, wordt krachtig in de Heere, en in de sterkte Zijner macht. Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels” (Efeze 6: 10-11). Uiteraard gaat het hier niet om een vorm van fysiek geweld! Jezus heeft ons gezegd onze menselijke vijanden lief te hebben. Maar de Bijbel vertelt ons duidelijk dat we verwikkeld zijn in een kosmisch conflict.

God, de eeuwige Schepper van alle dingen, is de bron van alle goedheid, gerechtigheid, waarheid en schoonheid. Maar Hij heeft een vijand: de duivel. Onze Heere Jezus Christus zegt dat de duivel de „vader der leugen” is (Johannes 8:44). De Bijbel waarschuwt ons op te passen voor zijn listige verleidingen. De duivel haat de beelddragers van God. Hij wil ons vernietigen door ons leugens voor te houden: er is geen God, geen absolute moraliteit en geen ultieme waarheid. Deze ontkenning van de waarheid wordt verpakt als ‘goed nieuws’ – een nepevangelie van schijnvrijheid en schijnvervulling voor het soevereine zelf.

Een architect, techneut, kok of bouwvakker weet al snel of iets werkt of niet. Het gerecht is smaakvol of oneetbaar; het dak lekt of houdt de regen buiten. Maar bij ideeën zijn de gevolgen niet zo direct duidelijk. Denkers kunnen onnoemelijk veel schade aanrichten, maar worden zelden ter verantwoording geroepen. Maar zoals onze Heere Jezus zei: „Aan de vruchten kent u de boom” (Mattheüs 7:16). Daarom zal ik een paar van de leugens schetsen die ons vandaag de dag worden verteld.

Leugen 1: geen God en geen oordeel

Ongeloof is van alle tijden, maar eeuwenlang was het geloof in God als Schepper deel van het heersende wereldbeeld van onze cultuur. Echter, tegen het einde van achttiende eeuw kwam hierin verandering. Sommige filosofen van de verlichting, zoals Voltaire, betwistten het vertrouwen in de autoriteit van de Bijbel. Zij meenden dat we vooral op de menselijke rede moesten vertrouwen om onze problemen op te lossen. In 1841 publiceerde de Duitse filosoof Ludwig Feuerbach een boek met de titel ”Het wezen van het christendom”. Hij beargumenteerde dat God een menselijke projectie is. De idee van God dient als een soort goddelijk troostkleed (”comfort blanket”) om ons door de moeilijkheden van het leven heen te helpen. De mens schiep dus god, omdat we dat nodig zouden hebben.

Leugen 2: geen absolute moraal

Geloof in God was altijd het fundament onder het geloof in een objectieve waarheid en moraal. Zonder God zou er geen basis voor deze dingen zijn. Zodra we de luiken gesloten hebben en de gedachte van een transcendente God ”daarbuiten” achter ons hebben gelaten, blijven we over met de miljarden mensen hier op aarde. En al die mensen hebben zo hun eigen perspectief. Mijn waarheid, jouw waarheid. Mijn moraal, jouw moraal. Wie oordeelt er tussen ons? Er is niemand ”daarbuiten” om het ons te vertellen.

Leugen 3: geen ultieme waarheid

De Franse filosoof en auteur Michael Foucault stelde dat mensen met macht en privilege waarheidsclaims construeren om aan de macht te blijven. Waarheid zelf wordt zo een cultureel construct. Zijn erfenis is de idee dat kennis een truc is om zij die bevoorrecht zijn, aan de macht te houden. We kunnen dus nooit zeker weten of waarheidsclaims waar of onwaar zijn.Deze manier van denken plaatst elke vorm van autoriteit in het verdachtenbankje. Radicale activisten in de twintigste eeuw benadrukten dat het hele systeem verrot is en alle gezagsstructuren omvergeworpen moeten worden.

Bitter

Deze drie leugens hebben catastrofale gevolgen gehad voor onze samenleving. Vrijheid zonder grenzen leidt niet tot een soort paradijs, maar tot een dystopie, een afschrikwekkende toekomst. Slechte ideeën dragen bittere vruchten. Als we daarentegen kijken naar de levens van mensen die wereldwijd door de eeuwen heen voor Christus hebben geleefd, zien we dat zij ernaar streefden de Bijbelse opdracht te gehoorzamen door niet alleen familie en vrienden, maar ook buren, vreemden en zelfs vijanden lief te hebben. Goede ideeën dragen goede vruchten.

Goddelijke liefde is zichzelf gevende liefde. Daarom moeten we zeker zijn van wat het Bijbelse wereldbeeld ons biedt. Het biedt het enige vaste fundament voor menselijke waardigheid. We zijn allemaal geschapen naar Gods beeld. Het biedt het enige vaste fundament voor echte vrijheid. Geen overheid heeft de macht om ons te vertellen wat we moeten denken. We zullen ons allen eens moeten verantwoorden voor onze Schepper. Het biedt het enige vaste fundament voor de moraal. De volmaakt rechtvaardige en deugdzame God heeft ons een geweten gegeven, een bewustzijn van Zijn morele wet. Het biedt de enige zekere weg naar menselijke bloei. Familie, werk en overheid zijn allemaal beïnvloed door de zonde, maar zijn ons door God tevens gegeven tot ons welzijn.

Barmhartig

Kortom, we leven in een kosmische strijd. De duivel is de vader van de leugen en wil Gods beelddragers vernietigen. We moeten standvastig zijn in onze tegenstand tegen de vader der leugen en onze weerstand tegen de leugens die hij verspreidt. Maar we moeten, zoals Christus, mededogen hebben met hen die door die leugens zijn misleid en beschadigd. We moeten hen liefhebben en voor hen bidden. Als we de leugens ontmaskeren, doen we dat met zachtmoedigheid en respect. Steeds meer gezinnen vallen uiteen en velen kampen met vervreemding en eenzaamheid. Daarentegen moet de kerk, het lichaam van Christus, juist liefde, zorg, compassie en aandacht bieden.

Velen zitten vast in pessimisme en wanhoop. Ze hebben weinig hoop voor dit leven en geen uitzicht over de dood heen. Maar wij hebben een zekere hoop. Wij hebben goed nieuws voor alle mensen en de hele schepping. We hebben de glorie en waarheid van Gods Woord te verkondigen. We moeten het vrije aanbod van het Evangelie delen. En dat alles in het rotsvaste vertrouwen dat Christus Koning is.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit het Reformatorisch Dagblad. De volledige bronvermelding luidt: James, S., 2024, Keuze voor wereldbeeld blijft nooit zonder gevolgen, Reformatorisch Dagblad 54 (72): 28-29 (artikel). Het artikel is ook verschenen op de website van Stichting Bijbels Beraad M/V (artikel).