Slavernij is verwerpelijk en de regering heeft excuses aangeboden voor de Nederlandse betrokkenheid. In het navolgende gaat het er geenszins om ook maar iets af te doen van eventuele kerkelijke betrokkenheid. Wat verkeerd is, moet aan het licht worden gebracht. Maar als er naar de kerk wordt gewezen in verband met slavernij, dan moet dit met onderbouwing gebeuren.
Het ‘witte wezen’
In deze aflevering zullen weer enkele zaken uit de dissertatie van B.J. Ipenburg1 aan de orde worden gesteld. De als organisatie niet bestaande Gereformeerde kerk zou een uitgewerkte slaventheologie hebben ontwikkeld. Die vormde de basis voor een politieke ideologie van religieus en politiek geweld. Zelfs Hugo de Groot, een christelijke humanist met een grote aversie tegen de gereformeerden, wordt in gereformeerd kader geplaatst.2 Als dat waar zou zijn, waarom is er in het publieke recht dan geen spoor van te vinden?3 Bij Ipenburg is het ‘witte wezen’ (aanduiding uit de woke-opvattingen) per definitie schuldig aan geweld tegen anderen. Dat meent hij op de merkwaardigste manieren te kunnen aantonen.
Vergeten geschiedenis van half-vrijen en arbeiders
Ipenburg stelt dat er in de Nederlanden na de tiende eeuw geen slavernij meer was.4 Dat betekent niet dat iedereen daarna vrij was. Er waren verschillende soorten half-vrijen, zoals lijfeigenen en horigen.5 En wat te denken van de arbeiders in de steden en op het platteland? Die waren afhankelijk van de internationale markt en van ziekten van mensen en dieren. Genoemde personen leefden onder erbarmelijke omstandigheden. Bij ziekte of werkeloosheid werden zij afhankelijk van de kerkelijke bedeling. Slavernij, slavenbehandeling en de slechte behandeling van slaven zouden volgens Ipenburg bekend zijn door kranten, pamfletten en boeken. Ook vertelden zeelieden erover.6 Ipenburg denkt toch niet dat een Friese of Drentse veenarbeider die in een plaggenhut woonde een krantenabonnement had? De slavernij werd in 1863 afgeschaft, het kinderwetje van Van Houten bracht pas in 1874 enig soelaas. Zouden de genoemde arbeiders in stad en op platteland zich verbazen over de slavernij en de slavenomstandigheden?
We weten nu dat er door de oorlogen van Napoleon ongeveer 6,5 miljoen doden zijn gevallen. Van de ongeveer 60.000 Nederlandse soldaten van Napoleon zijn er ongeveer 20.000 gesneuveld.7 Er was aandacht voor de helden, de legeraanvoerders, niet voor de arme soldaten, hun ouders, vrouwen en kinderen. De emeritus-hoogleraar M. Mathijsen (geb. 1944) noemt het Waterloo-verslag van Jacob van Lennep (1802-1868). Zij constateert dat daarin niets te merken valt van enige ontroering. En dat terwijl er in totaal bij de gevechten ongeveer 85.000 soldaten om het leven kwamen.8 Bij Ipenburg is de arme Nederlandse mens geheel uit beeld verdwenen.
Aanvechtbare zaken
De salarisbetaling was niet door de overheid zoals Ipenburg beweert.9 Bij de reformatie ontstonden gereformeerde kerken die volgens het niet-heersen beginsel van minder naar meer waren opgebouwd. Dus van plaatselijke kerk naar synode waren er steeds meer plaatselijke kerken of gemeenten bijeen. De middeleeuwse scheiding van geestelijke en tijdelijke zaken bleef gehandhaafd. De opbrengsten van de vermogensstichtingen kwamen nu ten goede aan de gereformeerde kerken. De overheid had toezicht op de vermogenscomplexen.10
Ipenburg stelt geringe impact van de Nadere Reformatie, dat fysieke slavernij nauwelijks/niet ter discussie staat, dat er theologische en juridische acceptatie is van slavernij, en dat de gereformeerde kerk geen welomschreven zendingsstrategie heeft.11
G. Voetius (1589-1676), de grootste Nederlandse gereformeerde theoloog, had zoveel nationaal en internationaal gezag, dat hij het zich kon permitteren om zich tegen slavernij uit te spreken. Hij kon zich ook tegen de financiële malversaties van overheidsfunctionarissen verzetten. De raadpensionaris J. de Wit (1625-1672) wilde hem laten ontslaan, maar dat durfde de Utrechtse magistraat niet. Andere hoogleraren die zich tegen de overheid verzetten werden wel ontslagen.12 Dat was in overeenstemming met het publieke recht. G. Voetius heeft zich duidelijk tegen slavernij uitgesproken in zijn catechismusverklaring. Daar is geen heel boek voor nodig. De gereformeerde kerken moesten gedurig tegenover de overheid hun plaats verdedigen. Het verwijten van een gebrek aan een welomschreven zendingsstrategie is een argument dat in de tijd van G. Voetius niet van toepassing kon zijn. Na de Dordtse synode 1618-1619 wilde de overheid namelijk geen toestemming meer geven voor de generale synode. Het wereldse begrip strategie is voorts bij een gereformeerde kerk niet van toepassing. Bij een (plaatselijke) gereformeerde kerk gaat het om zendingstheologie. En die was er wel degelijk.13
Er zouden nog veel meer zaken kunnen worden aangeroerd. Volgens Ipenburg zou Descartes geen ethiek op basis van zijn filosofie hebben ontwikkeld. Daar is niet iedereen het mee eens. Zie het proefschrift van A. Comrie (1706–1774)14, vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie en het werkstuk van de Franse hoogleraar G. Rodis-Lewis (1918–2004).15
Ipenburg meent dat het Romeinse recht van toepassing was in de koloniën. Dat moet worden genuanceerd. Het gewoonterecht van Holland en Zeeland was van toepassing. Dat voorzag niet in slavernij. Dan vulde het Romeinse recht het ontbrekende aan. De Nederlandse rechtspraak was bepaald geen voorstander van slavernij.16
Afsluiting
Ipenburg is van een woke-standpunt uitgegaan. Het staat vast dat het ‘witte wezen’ schuldig is aan geweld tegenover de zwarte mens. Het aanwezige verschil of contrast, dat er dus al is, behoeft slechts zichtbaar te worden gemaakt. Of een en ander kerk- en dogmenhistorisch juist is, is niet van belang. Als voorbeeld wordt hier nog eens herhaald dat de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie een terugkeer van de roomse goede werken wordt aangesmeerd. Dat de filosofie deel uitmaakt van de geloofsleer is typisch aan deze opvatting. Indien een protestantse kerkhistoricus met kennis over het onderzoeksgebied medelezer zou zijn geweest, dan had er niets heel gebleven van het onderhavige proefschrift. Vele aangehaalde zaken in het proefschrift liggen buiten de expertisegebieden van de promotoren, de hoogleraren K. Schelkens en J. Dewulf.
© Gereformeerd Venster. Dit artikel is met toestemming overgenomen uit de digitale nieuwsbrief Gereformeerd Venster. Abonneren kan via info@gereformeerdvenster.nl of www.gereformeerdvenster.nl. Een abonnement op deze nieuwsbrief is gratis!
Voetnoten
- B.J. (Ben) Ipenburg, ‘Een knecht der knechten sy hy syne broederen.’ Christelijk geloof en slavernij in het Nederlandse Atlantische koloniale rijk van de zeventiende en de achttiende eeuw, Leiden, 2024.
- Ipenburg (2024), p. 139, 271, 272, 277.
- https://oorsprong.info/kerk-en-slavernij-26-bijdrage-van-dr-dick-de-vos-aan-het-debat-over-de-rol-van-de-kerk/.
- Ipenburg (2024), p. 82.
- Te vinden in M.J. Noordewier, Nederduitsche regtsoudheden, Utrecht, 1853.
- Ipenburg (2024), p. 271.
- Zie bij Marita Mathijsen, Dodenherdenking 1815, op internet: www.kennislink.nl.
- https://historiek.net.
- Ipenburg (2024), p. 46.
- D. de Vos, Het ius patronatus, Documentatieblad Nadere Reformatie, 47 (1) (2023), p. 2-32.
- Ipenburg (2024), p. 61, 74, 105, 134, 137, 270.
- https://oorsprong.info/kerk-en-slavernij-6-bijdrage-van-dr-dick-de-vos-aan-het-debat-over-de-rol-van-de-kerk/.
- Zie voor de klassieke gereformeerde zendingstheologie: L.J. Joosse, Geloof in de Nieuwe Wereld. Ontmoeting met Afrikanen en indianen, Kampen, 2008, p. 77 e.v.
- A. Comrie, De moralitatis fundamento, et natura virtutis, Leiden 1734. Noot van de redactie: Dr. C. de Pater schreef eerder ook over dit proefschrift: https://oorsprong.info/alexander-comrie-1706-1774-en-zijn-proefschrift-de-moralitatis-fundamento-et-natura-virtutis/.
- G. Rodis-Lewis, La morale de Descartes, Parijs, 1956.
- J.E. Jansen, ‘Over de rol van het Romeinse recht in de Nederlandse koloniale slavernij: negentiende-eeuwse rechtspraak over vrijlating van slaven uit Nederlands-Indië en Suriname’, in: Rechtsgeleerd Magazijn Themis, 2021 (3), p. 109-118.