Home » Recensie » “De praktijk was hardnekkig” – Bespreking van ‘Kerk, kolonialisme en slavernij’

“De praktijk was hardnekkig” – Bespreking van ‘Kerk, kolonialisme en slavernij’

Het slavernijverleden staat in de belangstelling en daarbij kan de rol van de kerk niet onbesproken blijven. De discussies gaan vaak over de grote morele vragen: sprak de kerk zich wel uit tegen slavernij of verdedigde de kerk deze weerzinwekkende praktijk? Tegelijk is het verzet tegen het ‘oprakelen’ van het slavernijverleden en het maken van excuses. Dit boek schetst in een aantal casestudies de relatie tussen kerk en slavernij.

De kerk legitimeerde veelal de koloniale doelen van de staat, zoals uitgevoerd door VOC en WIC. Het wel en wee van de handelsmaatschappijen en ‘kolonisten’ is voor de kerk essentieel. In 1743 was er een opstand van de Chinese gemeenschap op Java; hierbij kwamen meer dan 10.000 Chinese burgers om. In de door de VOC aangeleverde teksten voor de dankdag wordt met geen woord gerept over het lijden van deze gemeenschap, alleen dat God met deze oorlog Batavia waarschuwt voor de zonden.

Nederlandse predikanten waren betrokken bij zending. Prachtig wordt het werk in Sri Lanka beschreven. Tallozen werden gedoopt en lokale mensen konden zelfs predikant worden. Tegelijk blijkt er sprake van diepgaand verzet. Opmerkelijk is het verzet tegen de juridisering van doop en huwelijk. Het ging daarbij vooral om administratieve handelingen die geen recht deden aan de lokale opvattingen over het huwelijk als verbond (p. 74).

Perspectief en wijze van denken waren sterk bepaald door het eigen ‘koloniale’ belang. Scherper wordt het nog als het gaat over de visie op slavernij. Bepaald schokkend vond ik de bijdrage over de rol van de kerk in Suriname. De Nederlandse plantage-eigenaren waren tegenstanders van de zending, want christenslaven zouden meer rechten kunnen claimen. Ze lieten liever een Afro-Surinaamse religie op de plantages toe. Na 1828 werd het beleid om juist slaven te bekeren. De reden was dat als er straks een einde aan de slavernij zou komen, christenslaven gehoorzaam en onderworpen zouden blijven. Er kwam zelfs een ‘Maatschappij tot uitbreiding van het christendom onder slaven en verdere heidense bevolking dezer kolonie’. Het ‘verlichte’ bestuur koos de Evangelische Broedergemeente om dat uit te voeren, bijkomend voordeel: de plaatselijke gereformeerde kerken konden dan blank blijven (p. 86).

Elk hoofdstuk confronteert, maar laat ook hier en daar oude tegenstemmen horen. In hoofdstuk 9 wordt besproken welke rol de vloek van Cham heeft gespeeld. De overgrote meerderheid van theologen in de zeventiende en achttiende eeuw wees die af als rechtvaardiging van de slavernij. Tegelijkertijd blijkt dat het in de ‘volkstheologie’ van de planters een belangrijk argument was. De praktijk was hardnekkig. In Papua kochten zendelingen kinderen ‘vrij’ om hen in de christelijke gemeenschap te brengen. Helaas kwamen ze in de praktijk vaak in dienst van zendelingen, die niet op een andere manier aan geschikte bedienden konden komen (p. 126).

Hoe lees je zo’n boek met indringende verhalen over lange geleden? Het geeft mij een gevoel van machteloosheid. Hoe diep is ons eigen denken en handelen bepaald door de tijd, ons vermeende eigenbelang? Hoe gemakkelijk accepteren we de status quo? En hoe gemakkelijk wuiven we kritische vragen over ons eigen verleden af en blijven we de mooie zendingsverhalen vertellen? Misschien dan goed om dit boek te lezen. Het zijn historische analyses, maar hoe zouden toekomstige analyses over ons vermogen tot zelfreflectie en kritiek eruitzien?

Dit boek is uitgegeven door KokBoekencentrum. Hier zijn meer details over het boek te vinden.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit De Waarheidsvriend. De volledige bronvermelding luidt: Ouwehand, J.P., 2023, Boekbespreking, De Waarheidsvriend 111 (47): 13.